Myles Sanko @ Vorstin
Muziek / Album / Concert

Myles Sanko – Just Being Me & Live @ The Vorstin Hilversum

recensie: Soul met hoofdletter "S"
Myles Sanko @ Vorstin

Twee jaar geleden gooide Myles Sanko al hoge ogen met zijn tweede album dat niet onopgemerkt bleef. Met het nieuwe album Just Being Me als aanleiding toert Sanko nu door Europa.

In 2013 debuteerde Sanko onopvallend met Born In Black & White dat onlangs opnieuw verscheen na het succes van Forever Dreaming. De groei die Sanko inzette op dat tweede album weet hij met een spurt te continueren op zijn derde volwaardige album dat in oktober in de schappen verscheen. 8WEEKLY luisterde het album aandachtig om vervolgens een van zijn shows te bezoeken in Nederland.

Myles Sanko close upIn de traditie

Als je in 2016 nog één soul/jazz cd van plan bent te kopen dan hoef je niet verder meer te zoeken. Het nieuwe album van Myles Sanko beweegt tussen de klassieke en urgente soul van Marvin Gaye en de jazz van Gregory Porter in. Myles Sanko liet ons twee jaar wachten op de opvolger van zijn bejubelde album Forever Dreaming. Met dit nieuwe album zal hij mogelijk nog veel meer waardering scoren. Zeker gezien het samenkomen van tradities binnen zowel de soul als de jazz in de muziek en uitvoering van Just Being Me.

Het album kent geen enkel zwak nummer in de elf composities. Van ‘Freedom’ waarmee het album opent tot de hekkensluiter ‘Empty Road’ weet Sanko te boeien en groeien in de leegte die Marvin Gaye ooit achter liet. Sanko weet naast Marvin Gaye ook referenties op te roepen aan Maxwell, Bill Withers en Bobby Womack. Wie louter op zoek is naar vernieuwing in de muziek zou echter teleurgesteld kunnen zijn in dit nieuwe werk van Sanko. Tenzij het de nieuwe liedjes zijn die het voor hen doen.

Aanstekelijke ritmes

Het optreden in De Vorstin in Hilversum wordt geopend door soulzanger Ivar van eigen bodem. Ivar zal in april van het komende jaar zijn eerste solo-album sinds 2001 uitbrengen. Na een periode met onder andere Kraak & Smaak is het weer tijd voor zijn solocarrière. De echte ster van de avond is met zekerheid Myles Sanko. Myles Sanko Onstage in Hilversum 1Hij werd in Ghana geboren en ontwikkelde zich niet alleen tot singer-songwriter, maar ook als producer, ontwerper, muzikant en filmmaker. Geen wonder dat het nieuwe album rijk aan instrumentatie is en al snel tot de verbeelding spreekt. Dat hij in de voetsporen van soulmeesters is gestapt, weet hij ook zeker live te laten horen.

Waar het gepraat in de zaal tijdens het optreden van Ivar hoorbaar aanzwol, is het vooral de beweging die tijdens het opzwepende optreden van Sanko langzaam maar zeker toeneemt. Het optreden is vooral een voorstelling van zijn nieuwe werk, gelardeerd door ouder werk. Sanko is evenals zijn zeskoppige band strak in het pak, en wordt ondersteund door blazers, toetsen, gitaar, bas en strak gespeelde drums. Een prachtige verschijning in de traditie van de soul uit de jaren zestig en zeventig. Sanko beweegt soepel op de aanstekelijke ritmes van de muziek. Hij weet in zijn bewegingen de teksten die hij zingt de nodige kracht bij te zetten. Sanko zingt vooral vanuit zijn hart met stembanden die de vergelijking met Marvin Gaye makkelijk maken. Vooral wanneer hij Gaye ook eert met een cover van ‘What’s Going On’.

Myles Sanko Onstage in Hilversum 2‘Promises’ is de sleutel van het album, waarin Sanko zingt over het geloven in je eigen gevoel en je niet moet laten leiden door loze beloftes. Zo heeft ieder nummer van het nieuwe album een eigen boodschap. Geen liefdes dus van “ik houd van jou en ik blijf je trouw”. Nee, liedjes die vaak een boodschap dragen zoals ‘Land of Paradise’, en de liefde voor de zon zoals in ‘Sunshine’.

Over een aantal jaren zal men Myles Sanko wel eens als voorbeeld kunnen noemen van de grote hedendaagse soulhelden. Hij is er stevig naar op weg, zowel met zijn albums als tijdens zijn uitmuntende live optredens!

 

Duitsland
Boeken / Fictie

Duitsland als puber

recensie: Frank Witzel - Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht
Duitsland

Achthonderdvijftig pagina’s Duitsland-therapie. Dat is de klus die Frank Witzel heeft geklaard met zijn nieuwe roman Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht. Een onmogelijk lange titel voor een literair experiment dat de Duitse geschiedenis fascinerend in beeld brengt.

Met de Deutscher Buchpreis 2015 als bekroning heeft de voorzichtige waardering voor dit boek in Duitsland inmiddels plaats gemaakt voor wat meer enthousiasme. Voor Nederland moest de vuistdikke roman vervolgens nog in vertaling worden omgezet, waar Josephine Rijnaarts en Ard Posthuma een flinke kluif aan hebben gehad. Met uitstekend resultaat: het lezen van de papieren editie zorgt zowel voor training van de biceps als voor een duizelingwekkende leeservaring.

Pubergeest

Witzel laat de nog prille Duitse Bondsrepubliek zien door de ogen van een dertienjarige puber. In een wereld vol onzekerheden en toekomstdromen brengt deze jonge Duitser een heus existentialisme aan de oppervlakte. Er is niets dat aan zijn aandacht ontsnapt en alles wordt vervormd tot diepzinnige fantasieën en haast profetische waanvoorstellingen. Zijn universum wordt voornamelijk bepaald door de inbeelding deel uit te maken van de Rote Armee Fraktion, de links-extremistische terreurgroep die vanaf 1970 in Duitsland actief was. Hij voert met zijn vrienden een fictieve hit-and-run campagne: een infantiele droom die zich vooral manifesteert om de weerspannige en zich verzettende pubergeest tot uiting te laten komen.

Zo wordt de Bondsrepubliek door Frank Witzel als een smeltkroes van tegenstrijdige opvattingen gepresenteerd. Hij knoopt het dooretterende nazi-verleden, dat nog in vele gedaanten aanwezig is, aan de mystificaties over de aan de andere kant van de grens liggende Oostzone. De hoofdpersoon beschouwt zijn vader (‘de fabrikant’) als representant van het donkere Duitse verleden. Zijn zieke moeder wordt bijgestaan door een hulp in de huishouding (‘de vrouw van Caritas’) die op geheimzinnige wijze banden schijnt te hebben met de Oostduitse communistische tegenknie. Het zijn vooral aangenaam psychotische bespiegelingen, waarbij geen onderwerp wordt geschuwd, die door de schrijver in een labyrint van hoofdstukken zijn vormgegeven.

Therapeutisch

Eén van de hoofdstukken opent met een simpele gedachte van de hoofdpersoon over vlekkenverwijderaars. Hoe de Duitsers daarmee hun bevlekte achtergrond proberen op te schonen: ‘De hele nieuwe Bondsrepubliek door een immaculata conceptio ontvangen, zonder geschiedenis en zonder erfzonde’. Direct schieten de gedachten door naar de ‘perfectionering van chemische reiniging in stomerijen’, wat weer leidt naar de geloochende schuld en boetedoening inzake de systematische uitroeiing van de Joden. Witzel laat zijn verteller in een bloedserieuze mijmering heen en weer, van het allerkleinste naar het immens grote, versnellen. De gedachte aan hoe psychologen de betekenis van menselijke gezichten verwerken, wordt direct gevolgd door een ontwapenende observatie: ‘Het getande zilverpapier van Wrigley-kauwgum: ook dat is ooit ontworpen en verder ontwikkeld’.

Die fascinerende wisselwerking wordt door de schrijver tot in het uiterste doorgevoerd. Het gaat over een doorgewinterd katholicisme in de dagelijkse beleving, bijvoorbeeld in verhouding tot de nieuwe muziek (‘De Beatles zijn katholiek, behalve Ringo. De Stones zijn protestants. Procol Harum: katholiek’). Verliefdheid is vanzelfsprekend een groots thema in het hoofd (en het lichaam) van de jongen, die ook in zijn ontluikende seksualiteit verbanden weet te leggen met de geschiedenis en de kracht van herinnering. In die levendige ontwikkeling plaatst Frank Witzel op sublieme wijze telkens een hoofdstuk waarin de verteller in een therapeutische sessie terugblikt op zijn gedragingen en daar ook verantwoording voor af dient te leggen. Een sterke perspectiefwisseling die het hele verhaal in een andere dimensie nog eens extra lading meegeeft.

Deze complexe roman, waarin de schrijver van een bijzondere kijk op de Duitse naoorlogse geschiedenis getuigt én daar een fenomenale draai aan geeft, brengt het kleine en het grote in een beschouwend mensenleven bij elkaar. De hoofdpersoon deelt zijn persoonlijke, intieme wereld – met daarin een sluimerende tragedie – alsof zijn eigen groei naar volwassenheid gelijk staat aan de puberale ontwikkeling van de Duitse republiek: ‘… maar als ik al niet weg kan uit deze cel, wil ik één keer, ten minste één keer, door de dromen en gedachten van anderen dwalen, één keer over ruimte en tijd beschikken’.

uhlmann
Boeken / Fictie

Een humoristische doodsstrijd

recensie: Thees Uhlmann - Mijn ex, de dood en ik
uhlmann

Wat doe je als de Dood aanbelt en vertelt dat je nog drie minuten te leven hebt? De hoofdpersoon in het boek Mijn ex, de dood en ik van Thees Uhlmann blijft zichzelf en neemt de Dood mee op reis.

‘Er werd aangebeld en in het trappenhuis rook het naar vers gezette koffie. Dat was eigenlijk niet zo, maar een vriend van me zei ooit dat wanneer hij een roman zou schrijven, hij met deze zin zou beginnen (…)’. Met deze opmerkelijke openingszin begint de humoristische debuutroman van de Duitse muzikant Thees Uhlmann. De Dood staat voor de deur met de mededeling dat de ik-persoon nog drie minuten heeft om afscheid te nemen van het leven. Deze drie minuten veranderen uiteindelijk in drie dagen wanneer de ex van de verteller ook aanbelt en de Dood zijn werk niet kan doen.

Waardering voor het leven

De hoofdpersoon lijkt het in eerste instantie niet erg te vinden dat de Dood voor zijn deur staat. Zijn leven is namelijk niet spetterend: hij doet de deur liever niet open, blijft graag binnen, drinkt veel, heeft geen vrouw, vriendin of vrienden en is bejaardenverzorger. Hij begroet de Dood met humor en cynisme, maar in de drie dagen die hij met hem optrekt leert hij het leven te waarderen. Door het optrekken met zijn ex en het bezoek aan zijn moeder, weet hij de mensen in zijn leven op waarde te schatten en wordt hij zelfs weer verliefd.

De hoofdpersoon denkt te veel, wordt hem verweten door zijn vrienden en moeder, maar voor de lezer is het prettig. Elke gebeurtenis roept anekdotes op en door al die verhalen krijgt de lezer een kijkje in zijn leven en verleden. De anekdotes zijn vaak grappig en ontroerend en geven een volwaardig beeld van hem.

Geen clichématige Dood

Ook de Dood is een intrigerend personage. Het is zeker geen magere Hein in zwart kostuum met een zeis, maar ziet er eerder als de broer van het hoofdpersonage uit. Hij zorgt voor het transport tussen de twee werelden en is dus nooit lang te vinden op aarde. Het hiernamaals heeft hij ook nog nooit gezien. Hij geniet van de drie dagen die hij op aarde doorbrengt, maakt ware vrienden en heeft al snel door hoe hij moet functioneren als mens. Door zijn afwezigheid is er echter een concurrent voor zijn baan als Dood en dat wil de huidige Dood tegen gaan, hij is immers gehecht aan zijn baan.
Mijn ex, de dood en ik is een humoristisch boek dat snel weg leest door de opmerkelijke personages en grappige anekdotes. Toch is het een boek dat je daarna niet makkelijk weg legt; het zet aan tot denken. Wat zou jij doen als de Dood voor de deur staat? Zou je überhaupt geloven dat het de Dood is? Thees Uhlman heeft een succesvolle debuutroman afgeleverd en gaat de komende jaren hopelijk naast zijn muziek nog meer tijd aan schrijven besteden.

Boeken / Non-fictie

Littekens in een door oorlog verscheurd gebied

recensie: Anton Stolwijk - Atjeh

Bijna zeventig jaar lang probeerde Nederland met geweld Atjeh bij Indonesië in te lijven, totdat de Japanners de eilanden binnenvielen. De pogingen daartoe lijken blijvende littekens te hebben achtergelaten, zo blijkt uit Anton Stolwijks Atjeh.

‘Tijd is rijp om tragedie met open blik te reconstrueren’, zo reageerde de Volkskrant in haar hoofdredactioneel commentaar op het voorstel van de regering een onderzoek in te stellen naar Nederlands geweld tijdens de politionele acties in Indonesië. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog probeerde de toenmalige regering Nederlands-Indië, zoals het land toen heette, weer onder haar gezag te brengen. De duizenden eilanden van de archipel waren jarenlang door de Japanners bezet, en in 1945 roken ze de vrijheid. Van plan de voormalige koloniale heerser weer te ontvangen, waren ze dus niet. Vier jaar lang vochten Nederlandse en aan Nederland loyale militairen tegen het Indonesische verzetsleger, totdat koningin Juliana Indonesië in 1949 onafhankelijk verklaarde.

Collectief vergeten

Het is op z’n minst curieus te noemen dat er nu, zeventig jaar na dato, nog zo weinig bekend is over wat er toen is gebeurd. Er is sprake van een collectief Nederlands vergeten wat betreft het koloniale verleden. Typerend in dit verband is dat discussies rondom de treinkapingen in Wijster en De Punt door Molukse jongeren, veelal kinderen van eerloos ontslagen Molukse soldaten, zich vaak toespitsen op het handelen van de Nederlandse overheid en defensie in de jaren zeventig. Alsof er geen voorgeschiedenis is. Wat dat betreft is dat onderzoek broodnodig.

Anton Stolwijks onlangs verschenen Atjeh. Het verhaal van de bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis laat zien wat er uit zo’n onderzoek zou kunnen komen. In zijn historische les-annex-reisverslag beschrijft Stolwijk, momenteel verbonden aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden, de tijd dat Nederland in oorlog was met de Atjehse sultan en, later, rebellen. Na de Tachtigjarige Oorlog moet dit het langstdurende conflict uit onze geschiedenis zijn: van 1873 tot 1942 werden er regelmatig soldaten, wapens en andere voorzieningen naar de noordpunt van Sumatra gestuurd. Het conflict eindigde toen Japanse troepen Nederlands-Indië veroverden, niet omdat een van de strijdende partijen won.

Oorlog voor de handel

De Nederlanders kwamen niet zomaar naar Atjeh. Zoals staatsbezoeken tegenwoordig handelsmissies zijn, zo roken onze negentiende-eeuwse voorvaders ook geld. In 1869 was het Suezkanaal geopend, waardoor er opeens een indrukwekkende hoeveelheid koopvaardijschepen langs Atjeh kwam te varen. Vier jaar later, in 1873, werd de aanval geopend. Wat een korte strijd had moeten worden, werd door tactische blunders en vergissingen aan Hollandse zijde en stevig verzet door de Atjeeërs een nachtmerrie. Vele soldaten en lokale bewoners vonden de dood, miljoenen guldens werden in een bodemloze put gegooid en Den Haag leed internationaal gezichtsverlies.

Stolwijk brengt in Atjeh weinig nieuwe historische feiten aan het licht. Voor het grote publiek zullen die feiten echter onbekend zijn, en wel degelijk nieuw voelen. De meest schokkende passages, over het brute uitmoorden van hele dorpen in het binnenland van Atjeh, mogen dan al bekend zijn, ze laten wel goed zien waartoe de beschaafde en tolerante Nederlanders in staat zijn. Al dat geweld leverde weinig op: door de onrustige situatie meden schepen de eilanden. In plaats daarvan begon de handel in toenemende mate via de noordelijker gelegen, Britse kolonie Singapore te lopen.

Armoede en achterstand

Enigszins storend is de door Stolwijk gekozen vorm. Elk hoofdstuk, dat één facet van de oorlog behandelt, wordt geframed door een impressie van modern Atjeh, van de mensen die Stolwijk ontmoet en door het vergeten dat ook in Atjeh plaatsvindt. De tsunami die met Kerst 2004 over het eiland spoelde heeft niet alleen tienduizenden levens geëist, ook is veel van de geschiedenis weggespoeld. Hoewel Stolwijk het leven anno nu levendig beschrijft en een goed oog heeft voor bonte personages (van tot de islam bekeerde westerlingen tot een ruim honderd jaar oude vrouw die nog een beetje Nederlands kan), staan deze passages echter behoorlijk los van het historische verhaal. Daardoor voelen ze vaak obligaat aan.

Sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw voerden rebellen in Atjeh oorlog tegen de Indonesische overheid. De relatieve onderontwikkeling van de regio werd nog eens verergerd door de tsunami. Dat die armoede en achterstand voor een groot deel teruggaat op de pogingen Atjeh onder Nederlands bewind te brengen, laat Anton Stolwijk goed zien. Je hoopt dat de toekomst anders zal zijn.

Theater / Voorstelling

Vader en Zoon op Pelgrimstocht

recensie: Sadettin Kırmızıyüz - De Vader, de Zoon en het Heilige Feest

Sadettin Kırmızıyüz onderzoekt in De Vader, de Zoon en het Heilige Feest op overtuigende wijze de relatie met zijn vader en hun beider relatie met Nederland.

De Vader, de Zoon en het Heilige Feest is onderdeel van een vierluik theatervoorstellingen die Sadettin Kırmızıyüz maakte over zijn familie. In iedere productie stond een ander familielid centraal. In Avondland zijn moeder, in What’s happening Brother zijn broer, in Somedaymyprincewill.com zijn zus en dit deel, dat in 2011 ook al op de planken stond, schetst Kırmızıyüz een portret van zijn vader. Iedere voorstelling toont een ander verhaal van iemand afkomstig uit de migrantenfamilie, waarbij elk centrale karakter op eigen manier omgaat met vraagstukken rondom immigratie en integratie.

Gastarbeider uit de kersenstreek

Centraal in deze voorstelling staat de pelgrimsreis die Kırmızıyüz met zijn vader maakte naar Mekka. Afwisselend speelt Kırmızıyüz zijn eigen perspectief en dat van zijn vader. De voorstelling vangt aan met een kort college over hoe zo’n pelgrimstocht er nu eigenlijk aan toe gaat. Een onderhoudende spreekbeurt, maar interessanter en theatraler wordt het wanneer Kırmızıyüz de geschiedenis van zijn vader behandelt. Vader Kırmızıyüz is geboren in het noordoosten van Turkije, de kersenstreek, en kwam als jongeman en gastarbeider te werken in Zutphen. Hoewel het de bedoeling was om weer in de kersenstreek te gaan wonen zodra er genoeg geld verdiend was, kreeg Kırmızıyüz’ verblijf een permanent karakter. Zijn vrouw kwam eveneens naar Nederland en zijn kinderen werden hier geboren.

Andere verhouding tot Nederland

Het verhaal van vader Kırmızıyüz staat symbool voor het verhaal van vele gastarbeiders. Doordat vader Kırmızıyüz altijd van plan was uiteindelijk weer terug te keren, is hij nooit helemaal Nederlander geworden. Of nooit vol voor Nederlander aangezien. Zelfs nu nog niet, terwijl hij toch al dertig jaar in Zutphen woont. Dit zorgt ervoor dat vader Kırmızıyüz een hele andere verhouding heeft tot Nederland dan zijn zoon, wat spanning tussen vader en zoon oplevert. Dusdanig dat het contact vrijwel nihil is en een bedevaartstocht naar Mekka wordt voorgesteld om de relatie weer op gang te krijgen.

In het derde deel speelt Kırmızıyüz deze pelgrimstocht in Mekka na, met name beleefd vanuit zijn vader terwijl hij af en toe overschakelt naar zichzelf om commentaar te leveren. Deze schakelingen zijn strak en geven meer dynamiek aan het verhaal dan de opening van de voorstelling. Hoewel de reis zeker voor vader Kırmızıyüz ook een religieus motief heeft, is het voor beide mannen vooral een reis om nader tot elkaar te komen. Een doel dat op het eind van de voorstelling, in een hotellobby voor bedevaartgangers, op een mooie manier verwezenlijkt wordt.

The Pop Group – Honeymoon on Mars
Muziek / Album

Chaos in vol ornaat

recensie: The Pop Group – Honeymoon on Mars
The Pop Group – Honeymoon on Mars

Na het opvallend pakkende Citizen Zombie keert The Pop Group terug met een ontoegankelijkere plaat. Helaas weten de heren niet genoeg te boeien met hun gekte.

Als een groep zichzelf The Pop Group noemt, voel je al aankomen dat er enige ironie in het spel is. En inderdaad, de in 1977 opgerichte band was met zijn bizarre mengsel van onder meer postpunk, dub en freejazz allesbehalve toegankelijk. De groep was echter geen lang leven beschoren: na vier jaar was het feest alweer afgelopen. Totdat zanger Mark Stewart zijn band decennia later hergroepeerde en in 2015 het verrassend pakkende Citizen Zombie uitkwam. De band heeft de smaak blijkbaar weer te pakken, aangezien die plaat nu al een opvolger heeft in de vorm van Honeymoon on Mars.

Geschifte rocksongs

Dat album ligt met zijn geschifte rocksongs in het verlengde van Citizen Zombie. Stewart tiert zoals altijd hartstochtelijk over alles dat misgaat op aarde terwijl er continu goede riffjes en loopjes passeren. Toch is de plaat vooral een pak minder toegankelijk dan zijn voorganger, die af en toe haast tot meezingen uitnodigende.

In plaats van rocknummers met een kop en staart kiest The Pop Group voor vrijere songstructuren. Daarin is een grote rol voor vunzige electronica en dansbare percussie weggelegd. De nummers schieten van hot naar her en chaos is in vol ornaat aanwezig, zij het niet zo extreem als in de begindagen van de band.

Gedoe zonder richting

De vraag is alleen of dat de muziek nou goed doet. De heren waren ooit meesters in het dirigeren van wanorde met af en toe slechts een vlaag funk of melodie, maar op Honeymoon on Mars gaat het ze minder goed af. Nu de gekte haast centraler staat dan de songs zelf, verzandt de muziek veel te vaak in gedoe zonder richting.

Nummers als ‘Michael 13’ en ‘War Inc.’ klinken bijvoorbeeld vooral onaf. In beide nummers voelt de compositie willekeurig, kermt Mark Stewart wat in de rondte en is het repetitieve ‘refrein’ ronduit zwak. Zelfs enkele sterke riffjes en melodietjes kunnen de boel dan niet redden. Het zijn oninteressante nummers zonder lijn. Het langdradige ‘Days Like These’ is dankzij irritante uitroepen van Mark Stewart zelfs regelrecht vermoeiend.

Beklemmend

Gelukkig valt er ook het een en ander te genieten. Vooral ‘Pure Ones’ is indrukwekkend dankzij de duistere synthmelodie, de beklemmende sfeer en een oprecht wanhopig klinkende Mark Stewart. Dit soort nummers, waarin waanzin samengaat met een consistente spanning, vormen de momenten waarop Honeymoon on Mars het meest overtuigt.

Helaas zijn die overtuigende momenten te dun gezaaid om het album geslaagd te noemen. The Pop Group heeft de keuze gemaakt om vrijer te musiceren dan op Citizen Zombie, maar boeit onvoldoende met het chaotische resultaat. Het voelt gezien de muzikale geschiedenis van de groep wat vreemd, maar misschien is het goed als The Pop Group zijn naam iets minder ironisch maakt.

Onder correctoren
Boeken / Non-fictie

Taalpluizeritis en abc-geilheid

recensie: Fred Baggen - Onder correctoren
Onder correctoren

Taal anno 2016 is hot. Vooral het analyseren ervan. Taalminnend Nederland bladert het liefst tot in de vroege uurtjes de Dikke Van Dale door, speurend naar curieuze woorden en onlogische letterconstructies. Zo ook Fred Baggen die, getuige zijn boek Onder correctoren, uitblinkt in het taalpluizen.

Ooit gehoord van aaneenschrijveritis of tussen-n-leed? Van bijwoordsels en voorzetselismen? Deze en andere opmerkelijke taalverschijnselen passeren de revue in Baggens abecedarium Onder correctoren (de titel refereert aan W.F.Hermans’ klassieker Onder professoren). De freelancetekstcorrector gaf het in eigen beheer uit met zijn kleine onafhankelijke uitgeverij Aldus Boek Compagnie. Baggen bewondert, en verwondert zich over, de Nederlandse taal in dit boek. Hij wijdt er een vijftigtal, vaak satirische, lemma’s aan met namen als ‘Correctortortuur’ en ‘Etymoliegen’. Lemma’s die bovendien bewondering oproepen voor het bescheiden vak van de tekstcorrector.

Mierenneukers en muggenzifters

De luchtige toonzetting maakt dat Onder correctoren niet belerend overkomt. Baggen toont vanaf de eerste bladzijde dat veel in onze taal maar voor lief wordt genomen, zonder dat we er nog over nadenken. Zo opent hij zijn boek:

 ‘Wie er heeft bedacht dat een Woord vooraf of een Voorwoord – in tegenstelling tot wat de term suggereert – nooit uit één woord bestaat, maar altijd uit meerdere, was wellicht niet erg taalgevoelig toen hij of zij die term in het leven riep.’

Het lijkt op het eerste gezicht mierenneukerij, maar Baggen geeft meer van dit soort voorbeelden die samen aantonen dat de Nederlandse taal bol staat van inconsequenties en onlogica.

Een kijkje in de keuken

Dergelijke taalonvolkomenheden maken het werk voor een redacteur of tekstcorrector soms behoorlijk ingewikkeld. Want Baggen schrijft niet alleen over taal, maar ook over de worsteling die een corrector daarmee heeft. En over het tekstgevoel waarop hij als vakman soms een beroep moet doen. In een van de lemma’s interviewt de auteur zichzelf. Hij geeft een kijkje in zijn leven als freelanceredacteur, een wereld van hard werken voor weinig geld. Het zelfinterview toont de bescheidenheid van het correctorsbestaan.

Zonder correctoren…

Als lezer sta je vaak niet stil bij het monnikenwerk dat door een corrector wordt verricht bij de totstandkoming van een boek. Een auteur maakt een verhaal, maar zijn secondant (corrector) maakt het leesbaar, zet de spreekwoordelijke puntjes op de i. Ondanks dat Baggen soms tot de vroege uurtjes door moet werken, zo leert Onder correctoren ons, beleeft hij wel degelijk plezier aan zijn werk. Een aantal lemma’s kan zijn taalliefde niet verhullen, zoals het hoofdstuk ‘Instinkers’ waarin de volgende passage staat:

‘Het credo van de begrafenisondernemer luidde: “Laat je niet kisten.” Zijn collega van het crematorium voegde daaraantoe: “Maar laat je gerust verassen.”’

Jammer genoeg lijdt Baggen niet alleen aan taalpluizeritis, maar ook aan abc-geilheid. Hij grijpt iedere gelegenheid aan om een a tot z-opsomminkje te geven. Dat gaat op een gegeven moment erg geconstrueerd aanvoelen en vervelen.

Desalniettemin is Onder correctoren een vermakelijk taalboek, een prima kerstcadeau voor de letterliefhebber dat op de boekenplank zeker niet misstaat tussen de Paulien Cornelissen en Marc van Oostendorps van deze wereld. Want in de woorden van Fred Baggen: ‘Taal is ook míjn ding.’

Roth - Joden op drift - uitgelichte afbeelding: glas in lood
Boeken / Non-fictie

Het probleem van de joden in Europa

recensie: Joseph Roth - Joden op drift
Roth - Joden op drift - uitgelichte afbeelding: glas in lood

Onovertroffen hoe Els Snick non-fictieve teksten van de schrijver Joseph Roth (1894-1939) voor het voetlicht blijft halen en vertalen. Ditmaal met Joden op drift, dat extra zin en betekenis krijgt nu onze wereld ook weer eens moeilijk in toom te houden lijkt.

Gaat het hier om een essay? Dat klinkt eigenlijk te stijfjes. Roths sterke betrokkenheid blijkt uit de geladenheid van iedere zin die hij schrijft. Zelf van joodse komaf en geboren in arm Oost-Europa heeft hij zijn verdere leven in West-Europese landen doorgebracht. In 1933 kon hij niet anders dan Duitsland ontvluchten. Eigenlijk stond hem voor ogen als zijn voorvaderen door de wereld te trekken, – wat dichter in de buurt komt van de titel Juden auf Wanderschaft. Een woonhuis ruilde hij consequent voor hotels in – en dat niet omdat hij zich dat altijd financieel kon veroorloven.

Groot hart

Behalve dat Roth een groot hart voor zijn onderwerp heeft, beschrijft hij, journalist die hij ook was, uit eigen waarnemingen het leed van joden die thuis bleven en joden die voor emigratie kozen. Toch is er nauwelijks sprake van een verslaggeversstijl: daar was hij te veel literator voor. Het onderwerp is aan de zware kant, maar hij laat het niet al te zwaar klinken.

In het inleidende hoofdstuk schrijft Roth dat geen enkele jood in staat is ‘een antwoord te geven op de vraag hoe de primitieve haat kan worden bestreden die woekert onder gastheervolk en die nefast is voor een groot aantal vreemdelingen dat als gevaarlijk wordt beschouwd’, wat min of meer geldt tot op de dag van vandaag. Toch laat Roth zich verderop ontvallen dat er zo weinig verschil bestaat tussen een jood en een christen, ‘dat je eigenlijk moest ophouden met antisemiet te zijn als de zakelijke concurrentie van de joden niet zo sterk was‘(eigen cursivering).

Paradijselijkheid

Roth bewondert de Oost-Europese jood die niet emigreert, want die moet verdragen dat ‘elk jaar een oorlog en elke week en pogrom kan losbarsten’. Ook spaart hij hem niet, want ‘de voordelen van het Oosten ziet hij niet’ en de schoonheid evenmin. Dus wordt gemakkelijk aan de paradijselijkheid van het Westen geloofd. Maar Roth geeft het Westen er flink van langs met zijn ‘dodelijke, steriele oppervlakkigheid’. De joodse emigrant wordt een quarantaine (aanpassing) opgelegd zonder dat de westerling beseft zelf een leven lang in quarantaine door te brengen en zijn ‘landen allemaal barakken en concentratiekampen zijn, zij het met het modernste comfort’.

Her en der kan worden opgemaakt dat Roth de ramp van de Tweede Wereldoorlog voelt naderen. Hitler zet hij neer als korporaal van de wereldoorlog.

Het is een historisch aanvoelen, gestoeld op ervaring, dat joden de eerste slachtoffers zijn overal waar de wereldgeschiedenis een bloedbad aanricht.

Ook ziet Roth dat ‘in het Westen een Europese gedachte geboren is die binnen afzienbare tijd en niet zonder slag of stoot tot een wereldgedachte zal uitgroeien’. Inderdaad, de EU en VN.

Emigratie naar het Westen was haalbaarder dan een Palestijnse toekomst – joden waren immers altijd in ballingschap. Roth noemt Palestina al een land in ballingschap. ‘Helaas zijn de pioniers ook verplicht (…) hun land te verdedigen tegen de Arabieren.’ Niet dat het hun land van oorsprong is zou het grootste gewicht in de schaal leggen, maar ‘dat geen enkel ander land hen wil’. Hij stipt het Arabische verlies van vrijheid weliswaar aan, maar ook de oprechte wil van de joden ‘om in goed nabuurschap met hen te leven’. Daar kan al enige tijd iets genuanceerder naar gekeken worden.

De jood die nergens thuis is

Toen Roth zijn relaas in de jaren twintig schreef, was Duitsland het land van de onbegrensde mogelijkheden, Amerika nog niet. Voor wie het essay wat aan de taaie kant is, geeft Roths roman Job een veel directer en aangrijpender beeld van de jood die nergens thuis is, ook niet echt in opkomend Amerika.

Theater / Voorstelling

Nevel en een glimp van verlossing

recensie: De Nationale Opera - Parsifal

Het esoterische idioom van Parsifal, de laatste opera van Richard Wagner, wordt grauw verbeeld door regisseur Pierre Audi en beeldend kunstenaar Anish Kapoor. Deze herneming van de voorstelling uit 2012 trekt voorbij als een mistwolk, maar tijdens intieme momenten breekt de hemel tijdelijk open.

Wagners zwanenzang werd een jaar voor zijn dood in 1883 voltooid. In muzikaal opzicht, vervolmaakte Wagners hier zijn stijl: een lange, aaneengesloten muziekstroom (in plaats van afgebakende aria’s) en een constant verschuivende tonaliteit, waardoor de muzikale grond onder de voeten van de luisteraar wegvalt. Net als in zijn Ring­-cyclus maakt Wagner extensief gebruik van leidmotieven. De opvallendste is het in zijn eenvoud wonderschone ‘motief van de reine dwaas’, dat, in al zijn verschillende gedaantes, de toehoorder dat beetje houvast biedt om stand te houden tegen Wagners onberekenbare klankgolven.

Ambiguïteit

Opvallend aan Parsifal is dat het typisch wagneriaanse verhaal, een vrije bewerking van een middeleeuws ridderepos, is vermengd met een christelijke (en op momenten boeddhistische) moraal over naastenliefde en compassie. Koudegrondpsychologen zagen hierin een teken dat de componist zijn einde zag naderen en met zichzelf in het reine wilde komen. Verder idealiseert de opera de titelheld, in wezen een wat onnozele hals, als toonbeeld van reinheid en onschuld. Dat deze onschuld zich alleen naar het amoureus vlak vertaald en het afslachten van horden ridders geen probleem is, moeten we maar even door de vingers zien. In deze verering van zuiverheid wilde de kwaadwillende criticus door de jaren heen nog wel eens een voorstelling van de pure Arische mens in zien. Doordat Wagner de regie voerde over elk element van zijn opera’s, van muziek en tekst tot uiterlijk, blijft het lastig te duiden wat hij nu werkelijk wilde prediken met deze hermetische roep om mededogen.

Leed

Aan elke regisseur dus de uitdaging om dit lijvige stuk naar zijn eigen hand te zetten. Waar Arjon Luijten in zijn radicale deconstructie Parsifal: The Grand Opera de nadruk legde op mede-, ligt deze bij Audi en Kapoor juist op –lijden. Tijdens de prelude verschijnt al een metershoge wond op het zwarte voordoek. De Catalaanse rotsen waar de Graalridders verblijven, liggen desolaat in de rode schemering. Zelfs de bloemenmeisjes, die Parsifal in de tweede akte moeten verleiden, zijn kaal en gekleed in jurken van vale stofrepen. Hun gedaantes worden verwrongen in Kapoors enorme ronde spiegel die prominent op de achtergrond prijkt. Door de abstractie ontstijgt Parsifal het sprookjeskarakter dat soms aan Wagner kleeft en betreedt de opera een nieuw spiritueel domein.

Kleine openbaringen

De uitvoering van de muziek laat weinig te wensen over. Ryan McKinny klinkt als gewonde koning tegelijkertijd broos en standvastig. Bastiaan Everink staat als Klingsor ver weg van de karikatuur van boze tovenaar. De grootste held van de voorstelling staat echter in de orkestbak. Marc Albrecht laat het Nederlands Philharmonisch Orkest prachtige lange lijnen spelen en toont dat Wagner niet alleen uitblinkt in grof symfonisch geweld, maar ook juist in de intieme passages. Het zijn momenten van loutering en klaarte, pleisterplaatsen na aanhoudende verwarring. Zulke momenten zijn zeldzaam, binnen en buiten het podium.

Film / Films

Op een onbewoond eiland

recensie: The Red Turtle (dvd)

Een schipbreukeling krijgt het aan de stok met een rode schildpad. Wat volgt is magisch, maar niet altijd even toegankelijk. The Red Turtle, de eerste lange animatiefilm van Oscarwinnaar Michael Dudok de Wit, is vanaf nu verkrijgbaar op dvd.

Nadat hij een Oscar won voor beste korte animatiefilm, kreeg Michael Dudok de Wit een e-mail van het wereldberoemde Studio Ghibli, bekend van onder andere Spirited Away (Hayao Miyazaki, 2001). De studio stelde hem twee vragen: mogen we je korte film distribueren in Japan, en wil je een lange animatiefilm voor ons maken? Een bijzonder verzoek, want Ghibli had nog nooit een niet-Japanse animatiefilm ge(co)produceerd. Dudok de Wits reactie was dan ook begrijpelijk: ‘Natuurlijk! En: huh, wat?’

Jarenlange noeste arbeid leverde uiteindelijk The Red Turtle op. Een naamloze man strandt op een onbewoond eiland. Zijn pogingen om te ontsnappen lopen echter letterlijk in het water door toedoen van de rode schildpad die zich niet ver van het eiland ophoudt. Al gauw loopt het uit op een lelijke confrontatie. Maar uit die lelijkheid wordt schoonheid geboren, zo blijkt als het geheel ‘s nachts een magische wending neemt.

Betoverend

Magisch is The Red Turtle zeker. Niet alleen zit het verhaal vol onmogelijke wendingen, het wordt ook op een betoverende wijze gevisualiseerd. Door de afwezigheid van dialoog komt de volle aandacht te liggen op het beeld en geluid. De animaties zijn vloeiend en zitten vol kleine, menselijke details, maar het is vooral de muziek die de kijker het verhaal in zuigt. Componist Laurent Perez Del Mar weet voor elke scène – melancholisch, beklemmend, komisch – de perfecte toon te vinden. Zijn inspanningen tillen Dudok de Wits visie regelmatig naar een hoger niveau.

Met het ontbreken van dialoog ontbreekt er ook een stukje duiding, wat sommige kijkers tegen de borst zal stuiten. Want het bij tijden abstracte karakter van de film schept wel een emotionele afstand. Deze wordt helaas onvoldoende ingevuld door opzienbarende personages of spannende gebeurtenissen. Verhaaltechnisch is de film wat aan de vlakke kant, al lijkt het vertellen van een spannend verhaal ook niet het hoofddoel. Het is als poëzie: prachtig, maar dan moet poëzie wel je ding zijn.

Verlangen

De VPRO-documentaire Het Verlangen van Michael Dudok de Wit, die de film op de special edition vergezelt, biedt echter uitkomst. De docu trekt veel tijd uit voor het zorgvuldige animatieproces en Dudok de Wits perfectionistische houding. Zijn thema’s – verlangen, tijd en tijdloosheid, familie – worden zijdelings aangestipt: precies genoeg om te prikkelen zonder alles voor te kauwen. Absoluut een meerwaarde voor liefhebbers van zijn animatie.

The Red Turtle brengt het verhaal van een schipbreukeling op prachtige wijze naar het scherm. De film leunt echter wel zwaar op symbolische en allegorische elementen. Iets meer duiding had de film wat toegankelijker gemaakt, en misschien zelfs wat emotioneler, al zou het zijn poëzie-achtige kwaliteit daar wel mee verliezen. En wat is een film over een rode schildpad nu zonder poëzie?