Hoe zou je jezelf introduceren?
‘Hoe zou ik mezelf introduceren… Ik ben een Tsjechische schrijver. Mijn debuut was een poëziebundel. Daarna maakte ik de overstap naar proza. Mijn eerste prozaboek was een zeer experimentele roman. Daarna publiceerde ik twee verhalenbundels, waarvan Anna in kaart gebracht er een is.’
In een eerder interview refereerde je aan Anna in kaart gebracht als een ‘niet-lineaire roman’. Tegelijkertijd is het ook een verhalenbundel.
‘Het is iets ertussenin. Een literaire mutant. Ik koos voor deze vorm vanwege het onderwerp van het boek. Ik probeerde op een structuur te komen die daarbij kon horen en besefte dat het fragment goed zou passen. Onze levens zijn gefragmenteerd en door sociale netwerken een soort web geworden. Je kunt verbindingen maken tussen de verschillende verhalen.’
Die fragmentatie zie je terug in de cover. Het plastic is een los hoesje.
(Lacht) ‘Dat heeft een Nederlandse grafisch ontwerper bedacht. We hebben het erover gehad met mijn Tsjechische grafisch ontwerper. Zij heeft de kristalstructuur ontworpen die ook op de Nederlandse editie staat. Maar misschien is de Nederlandse versie wel mooier dan de Tsjechische…’
Hoe begon je aan Anna in kaart gebracht? Wat was de eerste vonk?
‘Ik zag een meisje voor me dat niet aanwezig zou zijn in het verhaal. Onzichtbaar, een puzzel. Je weet in het begin niet wie Anna is, ze is niet in het eerste verhaal, niet in het tweede verhaal. In het derde duikt ze ineens op. Later realiseer je je dat ze ergens ook aanwezig was in het eerste verhaal en dat haar partner zijn opwachting maakte in het tweede. Het was heel spannend zo te schrijven.’
‘Ik wilde schrijven over het moderne leven. Dat was moeilijk.Het moderne leven is fluïde, het is als water, het glipt door je vingers. Je kunt het zien, maar niet vastpakken. De uitdaging was deze gevoelens, deze sfeer en alles wat ermee te maken heeft vast te leggen.’
Fotograaf: Prokop Souček
Hoe is je dat gelukt? Was er ergens een doorbraak?
‘Ik had een aantal fragmenten, stukken uit mijn dagboek. Dat is een soort literair DNA. Toen ik aan Anna in kaart gebracht begon, heb ik deze fragmenten gebruikt. Twee verhalen waren zeer belangrijk. Een daarvan is ‘Onroerend goed’, dat is een echt een pilaar waar het boek op rust. De kern van ‘Onroerend goed’ is een schrijver die verhalen haat, maar ermee geïnfecteerd is en niet kan stoppen ze te vertellen. Hij heeft het gehad met de geschiedenis, met al deze verhalen die ons omringen maar die we niet kunnen stoppen. Hem op papier krijgen was een cruciaal moment. In dat moment ontwikkelde ik een nieuwe aanpak tot tekst in het verhaal. Deze verteller en zijn flow, zijn gedachten…’
Zijn tirade tegen de wereld.
‘Ja, precies. Dat uitspuwen van woorden. Hij is bang voor mensen, voor de wereld, maar hij durft ook niet alleen te zijn. Hij kan niet alleen zijn. Hij heeft iemand nodig die naar hem luistert. Deze spanning was cruciaal.’
Anna in kaart gebracht slaagt er uitstekend in zowel een levendig beeld van een specifieke tijd en plaats te geven – in dit geval Tsjechië, en vooral Praag, na de val van het communisme – als een boodschap te geven die de condition humaine weergeeft. Zo lezen enkele verhalen, waaronder ‘Onroerend goed’, niet alleen als een elegie voor het Praag uit de jaren negentig, maar ook als een verhaal over menselijk verlangen.
‘In het begin van dat verhaal,’ legt Šindelka uit, ‘gaat het over de Nuselsky-brug, en zakenmannen met champagne in de handen in hun Cadillacs en de hoofden uit het raam. Het is deels een grap, maar ook weer niet zó ver verwijderd van de realiteit. Staatsondernemingen en -fabrieken werden geprivatiseerd. Mensen verdienden veel geld. Iedereen deed ergens zaken in. Dit waren de jeugdjaren van mijn generatie – het leek wel een droom. Deze tijd is nu voorbij. Het moderne Praag is anders. Maar toen ik het boek schreef, dacht ik aan Europa, aan hedendaagse dertigers in heel Europa.’
Wanneer Šindelka wil laten zien hoe de tijden zijn veranderd, refereert hij aan zijn vrienden. Velen van hen zijn communist geworden, wat tien jaar geleden nog ondenkbaar was. ‘Mensen zouden je op straat in je gezicht slaan,’ zegt hij, lachend. Het communisme werd gehaat. Maar dit is, blijkbaar, veranderd.
In het derde verhaal zegt de verteller, de verhalen-hatende schrijver: ‘Plotseling merkte ik dat tussen de woorden Holocaust en Transformers geen groot verschil meer zat.’ In zo’n tijd leven we blijkbaar.
‘Klopt. Voor een jongere generatie zijn dit woorden uit een parallel universum. Ik schrik ervan als ik zie hoe gemakkelijk we de Tweede Wereldoorlog veranderen in een Disneyland voor schrijvers. Misschien gebeurt het altijd, maar het verbaasde me hoe verhalenvertellers elk kwaad in zich op kunnen nemen en het ombuigen naar entertainment. Er is het kwaad, en het goede, sommige bad guys zijn eigenlijk goed, sommige good guys vallen ten prooi aan het kwaad. In Mefisto beschrijft Klaus Mann op wonderbaarlijke wijze hoe complex en gecompliceerd de situatie vroeger was. Er waren geen slechteriken of helden. Dat was niet zichtbaar, het liep door je vingers.’
‘Uit de geschiedenis zijn zoveel verhalen te vertellen, gebeurtenissen uit het verleden zijn zo gepolijst opgeleverd. Er blijven heldere, schitterende vormen over die we gemakkelijk tot ons kunnen nemen en waar we gemakkelijk over kunnen dromen. Maar we zijn niet in staat lessen te leren van het verleden en deze lessen door te geven. Mensen willen de meest simpele oplossing, of de meest eenvoudige verklaring van wat er gebeurt, maar die bestaat niet. De wereld is ingewikkeld, en zo verbonden met onze geschiedenis. Je moet uitzoomen om te begrijpen wat er gebeurt.’
Postmoderne vercommercialisering leidt ook naar wat wel ‘kopieën van kopieën’ genoemd wordt. We verlangen naar verhalen, maar willen ze niet. Dan ben je nergens.
‘Kopieën van kopieën, dat is… dat is niets nieuws, dat heb ik niet verzonnen. Baudrillard schreef erover. Volgens mij is het cruciaal in onze maatschappij, vooral kopieën van andere levens…’
Zoals die van Anna.
‘Zoals die van Anna, precies. Het centrale verhaal in Anna in kaart gebracht gaat over een familie-infectie, bijna een soort ziekte. Routinematig gedrag, gedachten en strategieën. Anna voelde veel druk, bijvoorbeeld die van haar familiegeschiedenis. De manier waarop haar vader en haar moeder leefden, hun ongelukkige relatie, beïnvloedde haar toen ze nog een kind was en later heeft ze haar eigen relaties door zulke schema’s laten schaden. Op het moment dat ze dat beseft en besluit zich te ontdoen van deze patronen, gedachten en waarden, die ze immers geërfd heeft en daardoor nooit echt bij haar hoorden, op dat moment groeit ze eindelijk op. Ze breekt los uit hun greep.’
Een thema dat al Šindelka’s boeken verbindt, is de aandacht voor het lichaam en lichamelijke ervaringen. Anna wordt via haar lichaam in kaart gebracht. De eerste zin zegt dat luid en duidelijk: ‘Het begon heel lichamelijk.’ ‘Alles wat ik schrijf gaat over het lichaam, over het lichaam als probleem of als een kooi, als een gevangenis’, zegt Šindelka.
Anna komt in de roman door haar lichaam in beeld – haar ogen, haar lippen, enzovoort. Is het lichaam zo belangrijk voor wie we zijn? Beginnen we daar?
‘Zeker weten. Dat kun je niet ontkennen. In de christelijke traditie, in onze op die traditie geschoolde maatschappij, wordt het onderscheid tussen lichaam en geest onderstreept. We komen er niet van af. Ik durf wel te stellen dat het onderscheid in de moderne maatschappij nog wat sterker is, omdat onze geest door zoveel gadgets en digitale hulpmiddelen van ons lichaam gescheiden wordt.’
Tot slot: leestips. Wat moeten wij volgens Marek Šindelka lezen?
‘Ik bewonder Witold Grombowicz. Hij is een genie en niet zo populair als hij zou moeten zijn. Milan Kundera is geweldig, ik houd van zijn boeken. Hij was ook heel belangrijk voor me. (Zachtjes) En Cormac McCarthy. Hij schrijft ook over lichamelijke ervaringen, over onderwerpen zoals moord, dood en het menselijk lichaam in extreme situaties. Dat zijn heel belangrijke onderwerpen. We vergeten soms dat de dood bestaat. We zijn veilig, zo veilig – misschien wel té! We vergeten dat we levende wezens zijn. Dat is heel raar.’
De vreemde ongelijkheid bij Michaïl Sjisjkin
Niet zo heel lang geleden zijn van Sjisjkin de romans Onvoltooide liefdesbrieven en Venushaar in het Nederlands verschenen. Nu ligt voor ons De kalligrafieles met acht zeer goed vertaalde verhalen die enigszins wisselend van kwaliteit en aanpak zijn.
Het titelverhaal is een dialoog waarvan geen echte kern te pakken is. Mogelijk speelt mee dat Sjisjkin met dit verhaal in 1993 debuteerde. In ‘De blinde muzikant’ wordt nauwelijks duidelijk waar het over gaat en wie de deelnemende personages zijn. Maar de andere verhalen blinken uit door een heldere samenspanning van autobiografie, reflectie daarop en een dwingende stijl.
Als emigrant in het Zwitserland van zijn vrouw blijft het Rusland hem bezighouden dat onder het communisme voor ontelbaren een hel was. Na de dood van zijn moeder geconfronteerd met haar dagboeken, vraagt Sjisjkin zich af waaraan zij toch nog enig geluk beleefd kan hebben. Uit zijn bitterheid ontsnapt tussen de regels door een humor die allicht aan het cynisme grenst. Wanhopige slotzin: ‘De enige manier om te sterven, is te stikken van geluk.’
Kleinood
Het verhalende essay wordt beoefend alsof Sjisjkin zijn hand er niet voor omdraait. Overpeinzingen voeren gecombineerd met personages, gebeurtenissen, perioden en plekken niet de boventoon: het verhalende wint. Uit het kleinood ‘Nabokovs inktpot’ het citaat:
In ‘Een pan en vallende sterren’ krijgt de verteller bezoek van zijn zoon en herinnert zich een familiegeschiedenis. Onvoorstelbaar is het trieste ‘De Campanile van Venetië’, gebaseerd op geschreven bronnen waarvan je je afvraagt of alleen Sjisjkin daar ooit op gestuit is in een Amsterdams archief. Het is een verhaal van levens verspild aan de hersenschim van de Russische revolutie. Sjisjkin weet dat alleen geluk met je meest nabijen geen hersenschim hoeft te zijn.
Strapatsen
De bundel besluit met een lyrisch essay over de strapatsen van de taal. De ene na de andere beeldspraak beneemt enigszins het zicht op wat de schrijver duidelijk wil maken – bijvoorbeeld: ‘Alles wat belangrijk is, vindt buiten de woorden plaats. En dit belangrijke, buitentalige, moet vertaald worden in de taal van de muziek, de kleuren of de taal.’ Hopelijk kan Sjisjkin inmiddels toch het dialect van zijn Zwitserse woonomgeving vertalen in iets waar hij wijs uit wordt.
De kalligrafieles
Schrijver: Michaïl Sjisjkin (vert. Gerard Cruys)Uitgever: Querido
Prijs: 18,99
Bladzijden: 213
ISBN: 9789021404868
Misschien ook iets voor u
‘De jeugdjaren van mijn generatie zijn voorbij’
/ 0 Reactiesdoor: Jesse van Amelsvoort0 SterrenMarek Šindelka is slechts een dag in Amsterdam. Na een paar interviews reist hij door naar Brussel en Gent. Ondanks de lovende ontvangst in zowel Tsjechië als Nederland van Anna in kaart gebracht, dat in 2016 door Das Mag werd uitgegeven, blijft Šindelka (1984) onbekend bij het grotere publiek.
Hoe zou je jezelf introduceren?
‘Hoe zou ik mezelf introduceren… Ik ben een Tsjechische schrijver. Mijn debuut was een poëziebundel. Daarna maakte ik de overstap naar proza. Mijn eerste prozaboek was een zeer experimentele roman. Daarna publiceerde ik twee verhalenbundels, waarvan Anna in kaart gebracht er een is.’
In een eerder interview refereerde je aan Anna in kaart gebracht als een ‘niet-lineaire roman’. Tegelijkertijd is het ook een verhalenbundel.
‘Het is iets ertussenin. Een literaire mutant. Ik koos voor deze vorm vanwege het onderwerp van het boek. Ik probeerde op een structuur te komen die daarbij kon horen en besefte dat het fragment goed zou passen. Onze levens zijn gefragmenteerd en door sociale netwerken een soort web geworden. Je kunt verbindingen maken tussen de verschillende verhalen.’
Die fragmentatie zie je terug in de cover. Het plastic is een los hoesje.
(Lacht) ‘Dat heeft een Nederlandse grafisch ontwerper bedacht. We hebben het erover gehad met mijn Tsjechische grafisch ontwerper. Zij heeft de kristalstructuur ontworpen die ook op de Nederlandse editie staat. Maar misschien is de Nederlandse versie wel mooier dan de Tsjechische…’
Hoe begon je aan Anna in kaart gebracht? Wat was de eerste vonk?
‘Ik zag een meisje voor me dat niet aanwezig zou zijn in het verhaal. Onzichtbaar, een puzzel. Je weet in het begin niet wie Anna is, ze is niet in het eerste verhaal, niet in het tweede verhaal. In het derde duikt ze ineens op. Later realiseer je je dat ze ergens ook aanwezig was in het eerste verhaal en dat haar partner zijn opwachting maakte in het tweede. Het was heel spannend zo te schrijven.’
‘Ik wilde schrijven over het moderne leven. Dat was moeilijk.Het moderne leven is fluïde, het is als water, het glipt door je vingers. Je kunt het zien, maar niet vastpakken. De uitdaging was deze gevoelens, deze sfeer en alles wat ermee te maken heeft vast te leggen.’
Fotograaf: Prokop Souček
Hoe is je dat gelukt? Was er ergens een doorbraak?
‘Ik had een aantal fragmenten, stukken uit mijn dagboek. Dat is een soort literair DNA. Toen ik aan Anna in kaart gebracht begon, heb ik deze fragmenten gebruikt. Twee verhalen waren zeer belangrijk. Een daarvan is ‘Onroerend goed’, dat is een echt een pilaar waar het boek op rust. De kern van ‘Onroerend goed’ is een schrijver die verhalen haat, maar ermee geïnfecteerd is en niet kan stoppen ze te vertellen. Hij heeft het gehad met de geschiedenis, met al deze verhalen die ons omringen maar die we niet kunnen stoppen. Hem op papier krijgen was een cruciaal moment. In dat moment ontwikkelde ik een nieuwe aanpak tot tekst in het verhaal. Deze verteller en zijn flow, zijn gedachten…’
Zijn tirade tegen de wereld.
‘Ja, precies. Dat uitspuwen van woorden. Hij is bang voor mensen, voor de wereld, maar hij durft ook niet alleen te zijn. Hij kan niet alleen zijn. Hij heeft iemand nodig die naar hem luistert. Deze spanning was cruciaal.’
Anna in kaart gebracht slaagt er uitstekend in zowel een levendig beeld van een specifieke tijd en plaats te geven – in dit geval Tsjechië, en vooral Praag, na de val van het communisme – als een boodschap te geven die de condition humaine weergeeft. Zo lezen enkele verhalen, waaronder ‘Onroerend goed’, niet alleen als een elegie voor het Praag uit de jaren negentig, maar ook als een verhaal over menselijk verlangen.
‘In het begin van dat verhaal,’ legt Šindelka uit, ‘gaat het over de Nuselsky-brug, en zakenmannen met champagne in de handen in hun Cadillacs en de hoofden uit het raam. Het is deels een grap, maar ook weer niet zó ver verwijderd van de realiteit. Staatsondernemingen en -fabrieken werden geprivatiseerd. Mensen verdienden veel geld. Iedereen deed ergens zaken in. Dit waren de jeugdjaren van mijn generatie – het leek wel een droom. Deze tijd is nu voorbij. Het moderne Praag is anders. Maar toen ik het boek schreef, dacht ik aan Europa, aan hedendaagse dertigers in heel Europa.’
Wanneer Šindelka wil laten zien hoe de tijden zijn veranderd, refereert hij aan zijn vrienden. Velen van hen zijn communist geworden, wat tien jaar geleden nog ondenkbaar was. ‘Mensen zouden je op straat in je gezicht slaan,’ zegt hij, lachend. Het communisme werd gehaat. Maar dit is, blijkbaar, veranderd.
In het derde verhaal zegt de verteller, de verhalen-hatende schrijver: ‘Plotseling merkte ik dat tussen de woorden Holocaust en Transformers geen groot verschil meer zat.’ In zo’n tijd leven we blijkbaar.
‘Klopt. Voor een jongere generatie zijn dit woorden uit een parallel universum. Ik schrik ervan als ik zie hoe gemakkelijk we de Tweede Wereldoorlog veranderen in een Disneyland voor schrijvers. Misschien gebeurt het altijd, maar het verbaasde me hoe verhalenvertellers elk kwaad in zich op kunnen nemen en het ombuigen naar entertainment. Er is het kwaad, en het goede, sommige bad guys zijn eigenlijk goed, sommige good guys vallen ten prooi aan het kwaad. In Mefisto beschrijft Klaus Mann op wonderbaarlijke wijze hoe complex en gecompliceerd de situatie vroeger was. Er waren geen slechteriken of helden. Dat was niet zichtbaar, het liep door je vingers.’
‘Uit de geschiedenis zijn zoveel verhalen te vertellen, gebeurtenissen uit het verleden zijn zo gepolijst opgeleverd. Er blijven heldere, schitterende vormen over die we gemakkelijk tot ons kunnen nemen en waar we gemakkelijk over kunnen dromen. Maar we zijn niet in staat lessen te leren van het verleden en deze lessen door te geven. Mensen willen de meest simpele oplossing, of de meest eenvoudige verklaring van wat er gebeurt, maar die bestaat niet. De wereld is ingewikkeld, en zo verbonden met onze geschiedenis. Je moet uitzoomen om te begrijpen wat er gebeurt.’
Postmoderne vercommercialisering leidt ook naar wat wel ‘kopieën van kopieën’ genoemd wordt. We verlangen naar verhalen, maar willen ze niet. Dan ben je nergens.
‘Kopieën van kopieën, dat is… dat is niets nieuws, dat heb ik niet verzonnen. Baudrillard schreef erover. Volgens mij is het cruciaal in onze maatschappij, vooral kopieën van andere levens…’
Zoals die van Anna.
‘Zoals die van Anna, precies. Het centrale verhaal in Anna in kaart gebracht gaat over een familie-infectie, bijna een soort ziekte. Routinematig gedrag, gedachten en strategieën. Anna voelde veel druk, bijvoorbeeld die van haar familiegeschiedenis. De manier waarop haar vader en haar moeder leefden, hun ongelukkige relatie, beïnvloedde haar toen ze nog een kind was en later heeft ze haar eigen relaties door zulke schema’s laten schaden. Op het moment dat ze dat beseft en besluit zich te ontdoen van deze patronen, gedachten en waarden, die ze immers geërfd heeft en daardoor nooit echt bij haar hoorden, op dat moment groeit ze eindelijk op. Ze breekt los uit hun greep.’
Een thema dat al Šindelka’s boeken verbindt, is de aandacht voor het lichaam en lichamelijke ervaringen. Anna wordt via haar lichaam in kaart gebracht. De eerste zin zegt dat luid en duidelijk: ‘Het begon heel lichamelijk.’ ‘Alles wat ik schrijf gaat over het lichaam, over het lichaam als probleem of als een kooi, als een gevangenis’, zegt Šindelka.
Anna komt in de roman door haar lichaam in beeld – haar ogen, haar lippen, enzovoort. Is het lichaam zo belangrijk voor wie we zijn? Beginnen we daar?
‘Zeker weten. Dat kun je niet ontkennen. In de christelijke traditie, in onze op die traditie geschoolde maatschappij, wordt het onderscheid tussen lichaam en geest onderstreept. We komen er niet van af. Ik durf wel te stellen dat het onderscheid in de moderne maatschappij nog wat sterker is, omdat onze geest door zoveel gadgets en digitale hulpmiddelen van ons lichaam gescheiden wordt.’
Tot slot: leestips. Wat moeten wij volgens Marek Šindelka lezen?
‘Ik bewonder Witold Grombowicz. Hij is een genie en niet zo populair als hij zou moeten zijn. Milan Kundera is geweldig, ik houd van zijn boeken. Hij was ook heel belangrijk voor me. (Zachtjes) En Cormac McCarthy. Hij schrijft ook over lichamelijke ervaringen, over onderwerpen zoals moord, dood en het menselijk lichaam in extreme situaties. Dat zijn heel belangrijke onderwerpen. We vergeten soms dat de dood bestaat. We zijn veilig, zo veilig – misschien wel té! We vergeten dat we levende wezens zijn. Dat is heel raar.’
Anna in kaart gebracht
Schrijver: Marek Šindelka (vert. Edgar de Bruin)Uitgever: Das Mag
Prijs: 19,95
Bladzijden: 209
ISBN: 9789082410648
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Nederland heeft liefde voor Touché Amoré
Touché Amoré wordt met het jaar populairder resulterend in een uitverkochte Theaterzaal. Niet alleen op plaat imponeert de emotionele hardcoreband: gesteund door enthousiast publiek spelen ze het volle zaaltje plat.
Deze Valentijnsavond speelt Touché Amoré voor het eerst in een Europese zaal die al in de voorverkoop uitverkocht. Nu is de Theaterzaal van de Melkweg weliswaar klein (pardon, ‘intiem’), maar het illustreert hoe deze emotionele hardcoreband steeds populairder wordt. Met recht, zo merken we vanavond.
Niet de nieuwe A$AP Rocky
Eerst is het echter aan Angel Du$t om de boel een beetje wakker te schudden. En nee, dat is niet de nieuwe A$AP Rocky of Joey Bada$$, maar een no-nonsense punkband. Het optreden is vooral een lekker rechttoe-rechtaan ragpartij. De derde noot is nog niet gespeeld of er staat al een groep mensen te moshen. Iemand uit de moshpit beukt hard tegen een meisje aan, waarna vriendlief haar even toelacht. Kijk, zo kun je je Valentijnsdag ook doorbrengen.
Liefde voor de band
Daarover gesproken: Touché Amoré heeft, naast een toepasselijke bandnaam, zeer geschikte muziek voor mensen die zich op deze dag ellendig en alleen voelen. Niet dat daar vanavond veel sprake van is: de toeschouwers worden verbonden door liefde voor de band. Die uiten ze door enthousiast tegen elkaar aan te beuken en vanaf het podium roekeloos de mensenmassa in te springen. Vooral dat laatste voegt wat extra spanning toe aan het optreden, aangezien dappere crowdsurfers meer dan eens op onprettige manier kennismaken met de vloer.
Het publiek geniet, en datzelfde geldt voor Jeremy Bolm, de sympathieke vocalist van de band. Die geeft zich, net als de toeschouwers, volledig over aan de muziek. Dat blijkt vooral tijdens zijn korte praatjes tussendoor: dat lijkt wel een martelgang, zodanig is hij zijn stem kwijt.
Kleinigheidje
Gelukkig is daar niets van te merken tijdens de nummers zelf en ook de rest van de band zet een strak optreden neer. Hoewel, van de gitarist weten we dat minder zeker. Dat ligt niet aan hemzelf, maar aan het feit dat hij tijdens hardere stukken (en daar zijn er nogal wat van) finaal verzuipt in de mix. Daardoor verliest de muziek geregeld de knappe riffs en melodieën die op plaat zo belangrijk zijn.
Gelukkig zijn we hier bij een concert. Optimaal geluid of niet, het knalt simpelweg van begin tot eind, vooral tijdens klappers als ‘Just Exist’ en ‘Home Away From Here’. Nederland heeft liefde voor Touché Amoré en Bolm en zijn band zullen op hun beurt met een goed gevoel Nederland verlaten.
Misschien ook iets voor u
Succes van Spinvis is geen toeval
Er is een nieuw Spinvisalbum in aankomst: Trein/Vuur/Dageraad. Voor Erik de Jong om die reden de popzalen afgaat, is er eerst een theatertour. Vandaar dat we vanavond luisteren naar een uitstekend Spinvisconcert met theatrale trekjes.
Als de drummer in zijn kinderjaren niet tegen een vriend had gelogen dat hij kon drummen, was hij hier niet geweest. Als kleine dingen anders waren verlopen, had niemand van het publiek deze donderdag gezeten waar zij of hij zit. De redenen dat Erik de Jong (Spinvis) zijn liedjes op papier zette zoals hij deed, hangen van toeval aan elkaar.
Toeval, toeval en nog eens toeval
Toeval dus, dat is het thema van het concert met theatrale trekjes dat Spinvis in de Utrechtse Stadsschouwburg speelt. Het zit overal in verweven. Op de achtergrond komen door een computer bij elkaar gebrachte foto’s voorbij. Als twee afbeeldingen elkaar aanvullen of juist een contrast vormen, is dat toeval. Tussendoor vinden vraaggesprekken plaats met De Jong en zijn bandleden, waarin naar voren komt hoe toevalligheden een hoofdrol spelen in al hun levens.
Spinvis is niet alleen gefascineerd door de toevalligheden die ieders leven bepalen. Het boeit hem ook hoe toevallig bij elkaar gezette woorden of plaatjes vanzelf een verhaal vertellen. Neem bijvoorbeeld de woorden Trein/Vuur/Dageraad. (Niet) geheel toevallig de naam van zijn aankomende album. Het zijn drie woorden die De Jong zomaar samenbracht en waaruit alle nummers van het album voortkwamen. Dat we vanavond luisteren naar de single ‘Hallo Maandag’ en albumtrack ‘Dageraadplein’ is dan ook, je raadt het al, toeval.
Uitstekende uitvoeringen
Toch draait het vanavond vooral om de muziek. De Jong heeft een sterke band om zich heen verzameld, die zijn gelaagde popliedjes uitstekend uitvoert. Bekende Spinvisklassiekers als ‘Bagagedrager’ en ‘Ik Wil Alleen Maar Zwemmen’ hebben een nieuw maar herkenbaar jasje gekregen. Daardoor sluiten ze aan bij de algehele sound van de avond, waarin zingende zagen en trombones langskomen en een subtielere rol voor electronica is weggelegd.
Met die nieuwe plaat komt het verder wel goed. De nieuwe nummers bevatten wederom uitstekende arrangementen, aansprekende melodieën en een enkele keer een gezonde portie chaos. En laten we de kenmerkende, altijd indrukwekkende Spinvisteksten niet vergeten.
Nu snappen we het wel
Het enige minpuntje zit hem uiteindelijk toch in de rode draad van het optreden, het toeval. Dat thema wordt aan het begin van de show subtiel in het geheel verwerkt. Bij de laatste twee vraaggesprekken verdwijnt die subtiliteit. Vooral wanneer bandleden een paar keer expliciet noemen dat gebeurtenissen uit hun leven ‘toeval’ zijn, ontstaat een ‘nu snappen we het wel’-gevoel.
Het is een kleinigheidje in een verder meer dan geslaagd concert. Van de bekende tot de gloednieuwe nummers, De Jong en zijn band overtuigen nummer na nummer. Spinvis behoort na meer dan vijftien jaar nog altijd tot de Nederlandse top en dat berust heus niet alleen maar op toeval.
Link: KIK Productions
Misschien ook iets voor u
Vreugdeloos schieten
‘Een romantisch boek’, concludeert Ivo Victoria in VPRO Boeken over zijn nieuwste roman. Heb ik iets gemist? Billie & Seb is een doorlopende lofzang op de eenzaamheid, een deprimerend verhaal over zwalkende mensen die elkaar zelfs op de meest desolate plek op aarde niet weten te vinden.
Misschien doelt Victoria op het stréven naar romantiek, de absolute wil om ergens een vorm van romantiek te ontdekken of zelf te scheppen. Als dat zijn bedoeling was met de personages in Billie & Seb, dan is dat niet uit de verf gekomen. Het zijn stuk voor stuk gemankeerde zielen, opgesloten in hun wereld van gemakzuchtige zekerheden en niet in staat de bestaande situatie te doorbreken.
Airsoftgeweer
Seb is een 17-jarige autist die probeert om te gaan met de ‘cirkels en driehoeken in zijn hoofd’. Hij voelt zich op zijn best als hij bij Billie is, een wispelturig meisje dat Seb openhartig in de armen sluit. Samen op pad in de natuur, of springend op de trampoline in Billies achtertuin. Op een dag valt Billie met haar hoofd op de rand van de trampoline en raakt in coma. Ze komt in het plaatselijke ziekenhuis te liggen, wordt kunstmatig in leven gehouden en Seb mag niet op bezoek komen. Ter compensatie krijgt hij van zijn ouders een airsoftgeweer, een exacte replica van een echt wapen, waarmee plastic kogeltjes kunnen worden afgevuurd.
Het komt niet als een verrassing dat Seb langzaam wegzakt in een steeds gewelddadiger wordend kinderspel. Contact met zijn vrienden bestaat uit het elkaar opjagen in fictieve oorlogssituaties, waarbij de vooraf afgesproken regels zorgen voor een duidelijk kader. Maar Seb wil meer, zijn wapenarsenaal bestaat inmiddels ook uit een echte luchtbuks en er is even verderop in het boek sprake van een echt pistool. Het duurt echter nog tientallen pagina’s voordat er werkelijk gebeurt wat de lezer allang in het hoofd heeft zitten.
Lethargie
Die uitgesmeerde verwachting maakt dat Ivo Victoria veel tekst nodig heeft om tot zijn punt te komen. Ruimte genoeg om te verhalen over de tragische oorlogsgeschiedenis van de onbewoonde boerderij waar Seb zijn combat-game speelt. Ook veel ruimte om de familie van Seb aan het woord te laten. De vader, de moeder en de oom – die naamloos gepresenteerd worden – komen op regelmatige momenten terug in een onderling verband. Hun machteloosheid over de ontwikkeling van Seb, hoe hij vlucht in het wapentuig, is van een naïviteit die de atmosfeer in deze roman nog somberder kleurt. Ze wisselen hun onbenullige wijsheden uit alsof het de meest verheven filosofieën zijn. Zelfs als Seb zijn eerste en enige slachtoffer maakt – hij schiet met zijn luchtbuks een buurjongen in het hoofd – gaan er geen alarmbellen af om hier met harde hand op te treden.
Victoria heeft met Billie & Seb willen schrijven over de onmogelijkheid een door omstandigheden opgelegde situatie alsnog een goede kant op te manoeuvreren. Mensen zakken weg in lethargie, ongeacht de dramatische feiten die zich onder hun ogen afspelen. Een vreugdeloze toestand die irritatie oproept, noem het een vorm van verzet, alsof we gedwongen meegenomen worden in een wereld waar geen enkele wil aanwezig is om een wending te forceren.
Het is vooral de taal van de schrijver die dit effect nog verhevigt. Victoria’s bloemrijke stijl bezit een pathetische lading, waardoor dit slepende verhaal nog moeilijker leesbaar wordt. Zijn doorlopend toegepaste metaforen en personificaties (een station ‘dat opgelucht oogt’, een schuur ‘die niet meer over de kracht beschikt om haar mond te houden’) laten duidelijk zien hoe hij als stilist te werk gaat. Deze toch al mistroostige roman wordt er niet sterker door.
Billie & Seb
Schrijver: Ivo VictoriaUitgever: Lebowski
Prijs: € 19,99
Bladzijden: 224
ISBN: 9789048834396
Misschien ook iets voor u
Kaipa Da Capo @ Hedon te Zwolle
Kaipa Da Capo lijkt voor de niet-kenners een vrij nieuwe formatie. Toch heeft deze band zijn wortels in de jaren zeventig. Het is feitelijk de heropgerichte oerversie van de nog steeds bestaande groep Kaipa. Roine Stolt is het schitterende middelpunt van de band.
Voor progrock-liefhebbers hoeven we niet uit te leggen wie Roine Solt is. Voor wie niet zo thuis is in deze muzieksoort is het goed om te weten dat deze gitarist en zanger sinds de vroege jaren zeventig actief is. Heden ten dage vinden we hem in groepen als The Flower Kings en Transatlantic. Vorig jaar maakte hij een prachtalbum samen met ex-Yes frontman Jon Anderson.
De herrezen bezetting
We mogen ons tot één van de eerste bezoekers rekenen die zich melden in de kleine zaal van Hedon. Een gezellige zaal met bar, een paar statafeltjes en een tiental barkrukken. Voor een beroemdheid als Stolt een piepklein zaaltje dat toch groot genoeg bleek voor de ongeveer vijftig bezoekers die op het enige concert in Nederland van deze oer-bezetting van Kaipa zijn afgereisd. Gelukkig lijdt het spelplezier van de mannen er geenszins onder en spelen ze vanaf het eerste nummer direct de sterren van de hemel!
Samen met oudgedienden Tomas Eriksson en Ingemar Bergman richtte Stolt in 2014 de band opnieuw op. Omdat Kaipa nog steeds bestaat in een nieuwe bezetting en daar ook succesvol mee is, kozen Stolt en de zijnen voor de naam Kaipa Da Capo. Samen met zijn broer Michael Stolt als zanger en toetsenist Max Lorentz maakte hij inmiddels het prachtige album Dårskapens Monotoni. Het grote verschil met de huidige bezetting van Kaipa is dat deze versie van de oerband zich vooral richt op muziek met een lager tempo en er wordt gezongen in het Zweeds.
Gedreven spel
Tijdens het optreden in het Zwolsche Hedon grijpt de groep regelmatig terug naar het eerste album van de band getiteld Kaipa, dat zo’n veertig jaar geleden verscheen. Ook toen zong de band alleen Zweeds. Het is muziek die naadloos aansluit op de composities van het jongste album. Het is voor wie de ogen sluit nauwelijks waarneembaar dat er inmiddels ruim veertig jaar is verstreken tussen toen en nu.
In de bijna twee uur die de band in twee sets speelt, is het overduidelijk dat Roine Stolt – gehuld in een hagelwit spijkerpak – het middelpunt van de band is. Zijn gitaarwerk is alleen maar te kenmerken als subliem. Toch laat hij genoeg ruimte voor zijn bandmaatjes om net als hem te stralen. Zijn broer Michael geeft de soms lang uitgesponnen composities met zijn zware, lage stem een bijzondere Zweedse intonatie. Ook krijgt Lorentz met zijn toetsenwerk een aantal malen flink de ruimte om te soleren.
Na twee uur heeft de band nog geen minuut weten te vervelen. Wanneer de band tot een paar toegiften wordt “gedwongen”, kunnen we slechts concluderen dat de oude meesters het hoge niveau nog steeds halen en nog steeds uitermate gedreven spelen.
Kaipa da Capo
Gezien op vrijdag 10 februari 2017 in Hedon, ZwolleLink: Platenlabel
Misschien ook iets voor u
Voorbij de gekte
Voor Gek van surrealisme heeft Museum Boijmans Van Beuningen samengewerkt met de Scottish National Gallery of Modern Art in Edinburgh en de Hamburger Kunsthalle. Zij hebben tweehonderd kunstobjecten, zeldzame publicaties en archiefstukken bijeengebracht. Een uniek overzicht van de vroege jaren van het surrealisme is daarvan het resultaat.
In welk ander museum in Nederland was het surrealisme beter tot zijn recht gekomen? ‘Het Boijmans’ is al vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw bezig met het uitbreiden van hun surrealistische collectie, wat het de perfecte gastheer maakt voor deze overzichtstentoonstelling.
In het midden van de Bodonzaal is een ellips van wanden geplaatst, waardoor er een natuurlijke verdeling ontstaat. Deze ellips is één van de vijf ruimtes en is ingericht als het kloppend hart van het surrealisme. Aan de hand van acht monografische en thematische clusters wordt in deze ovaalvormige zaal antwoord gegeven op de vraag: Wat is surrealisme? De andere vier ruimtes zijn voor de kunstverzamelaars Edward James, Roland Penrose, Gabrielle Keiller en het echtpaar Ulla en Heiner Pietzsch, die zo ieder hun eigen portret hebben gekregen.
Verzamelaars
Joan Miró, Tête de paysan Catalan (Hoofd van een Catalaanse boer), 1925. c/o Pictoright Amsterdam 2017.
Begonnen wordt met de verzamelaar Gabrielle Keiller die de meest bescheiden kunstcollectie had. Daarentegen bezat zij wel een uitgebreide bibliotheekcollectie bestaand uit zeldzame kunstenaarsboeken, manuscripten, tijdschriften en catalogi. Op deze manier worden naast de kunstwerken ook andere vervreemdende creaties getoond, die de wondere en droomachtige herkomst van het surrealisme tonen.
In de volgende ruimte staat de collectioneur Roland Penrose centraal, die één van de belangrijkste privécollecties bezat op het gebied van deze kunststroming. Naast de geweldige kunst die hier te zien is, zijn er ook aankooplijsten tentoongesteld, waarop te zien is hoe en van wie hij werken verwierf. Penrose was zelf ook actief als kunstenaar, en enkele van zijn werken zijn te zien binnen de tentoonstelling.
Speciaal is het Surrealist Album, de enige van de vier die in tact gebleven is, waarin vijftien kunstwerken werden uitgegeven. Tête de paysan Catalan (Hoofd van een Catalaanse boer) van Joan Miró is eveneens indrukwekkend; een werk dat volgens de kunstenaar in staat van trance is vervaardigd. Hoewel deze bewering niet lijkt te kloppen door de aanwezigheid van een ondertekening, is het desalniettemin een absurdistisch werk dat zijn thuis lijkt te hebben gevonden in deze tentoonstelling.
Verzamelaarsechtpaar Ulla en Heiner Pietzsch (de enigen nog in leven) hebben de kunstenaar Max Ernst goed vertegenwoordigd als het zwaartepunt van hun collectie. Naast het surrealisme verzamelden ze ook abstract expressionistische kunst. Een samenkomst van de twee stromingen is te zien in het werk Jeune homme intrigué par le vol d’une mouche non-eclidienne (Jongeman, geintrigeerd door de vlucht van een niet-euclidische vlieg) van Max Ernst. In dit werk heeft Ernst gebruik gemaakt van een nieuwe automatische techniek, oscillatie, waarbij de verf uit een blik met een gat druipt terwijl dit heen en weer geslingerd wordt boven een doek. Deze druipende verf techniek doet direct denken aan werken van Jackson Pollock waardoor het op het randje van abstract expressionisme ligt.
Dé surrealistische schatkamer
Salvador Dalí, White Aphrodisiac Telephone (Witte lustopwekkende telefoon), 1936. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. ©Salvador Dalí, Fundación Gala-Salvador Dalí, c/o Pictoright Amsterdam 2017.
Hoewel in de gethematiseerde ruimte een goede poging wordt gedaan de gekte van het surrealisme tot uiting te brengen, komt deze levendige en speelse stijl pas echt tot leven in de zaal die is gewijd aan Edward James. Waar de andere vertrekken vrij statisch zijn, is dat hier niet het geval. Wellicht heeft dit te maken met de grote vertegenwoordiging van de surrealistische meester Savador Dalí. Zijn shaped canvas is hier te zien, net als de White Aphrodisiac Telephone (Witte lustopwekkende telefoon), de fameuze Mae West Lips Sofa en – ook heel bijzonder- de Champagne Lamps die bestaan uit opeengestapelde champagneglazen. De gekte en speelsheid van het surrealisme komen in deze ruimte het best tot hun recht.
Door de focus te leggen op de verzamelaars ontstaat er enerzijds meer diepgang, anderzijds zorgt het er wel voor dat de levendigheid van deze kunstbeweging niet in alle ruimtes goed tot zijn recht komt. Toch is het een prachtige tentoonstelling waar de werken je verwonderen en je doen wanen in een droom te zijn.
Gek van surrealisme
Gezien in: Museum Boijmans van Beuningen, RotterdamNog te zien tot: zondag 28 mei 2017
Misschien ook iets voor u
Beetje John Lanting, snufje Agatha Christie
Filmkijkers die al snel roepen ‘maar dat kan toch helemaal niet’ moeten Le confessioni maar helemaal links laten liggen, want het uitgangspunt van deze Italiaanse speelfilm is meteen al behoorlijk ongeloofwaardig.
In een prachtig luxehotel aan zee zijn de leiders van de G8-landen bijeen. Ook uitgenodigd zijn een popzanger, een kinderboekenschrijfster en een monnik. Ambtenaren, politieke delegaties of partners ontbreken. Het selecte clubje heeft het enorme landhuis voor zichzelf.
Biechtvader
De film schakelt in Agatha Christie-modus, wanneer de organisator van de top, de hoogste baas van het Internationale Monetaire Fonds, dood wordt gevonden. Was het zelfmoord? Of moord? En wie heeft het dan gedaan? En de belangrijkste kwestie die alle aanwezigen kwelt: wat vertelde hij in een biecht aan de monnik die hem als laatste heeft gezien? Stort straks de totale wereldeconomie in wanneer de biechtvader besluit te praten?
Doet dit gegeven al hopeloos ouderwets aan, de satire die zich vervolgens ontrolt is helaas ook al niet om te lachen. Daarvoor hinkt regisseur Roberto Andò weer te veel op twee gedachten. Want met Le confessioni wilde hij ook een bijtend politiek pamflet maken. We belanden in een complot waarbij alle politieke machthebbers marionetten blijken in de handen van het grootkapitaal.
Übergestileerd
Om het nog geheimzinniger te maken verplaatst Andò de handeling steeds van de ene hotelkamer naar de andere waardoor Le confessioni onbedoeld een hoog John Lanting-gehalte krijgt. Wat een gedoe met misverstanden en deuren.
Toch bevat de film een paar lichtpuntjes. Visueel doet Le confessioni, met zijn übergestileerde vormgeving, denken aan Youth en La grande bellezza, beide films van Paolo Sorrentino. Uit die laatste film komt ook de geweldige acteur Tony Servillo, die hier de monnik speelt die het hele gebeuren zwijgend en hoofdschuddend aankijkt. Wij knikten afkeurend met hem mee. Wat een jammerlijke mislukking.
Le confessioni
Regie: Roberto AndòJaar: 2024
imdb: tt4647784
Misschien ook iets voor u
Komisch Bewegingstheater leidt niet tot nieuwe inzichten
“Een vormende voorstelling over pensioenfondsen,” zo beloofde de aankondiging van Casino Royale 2.0, van de mimegroep Suver Nuver. Aangezien ik mij met dit onderwerp werkelijk nooit een seconde heb beziggehouden, liep ik toch een beetje nerveus de zaal binnen; gaat dit wel goed komen?
Het kwam goed. En dat heeft ermee te maken dat Casino Royale 2.0 eigenlijk vrij weinig ingaat op de problematiek rondom het pensioenstelsel. Hier zou ook direct het zwakke punt van de voorstelling kunnen liggen. Suver Nuver belooft misstanden rondom pensioenfondsen aan te kaarten en oplossingen te bieden voor een rechtvaardiger systeem. Die beloftes worden niet waargemaakt: een directeur van een groot pensioenfonds hoeft zich geen moment ongemakkelijk te voelen bij het zien van deze voostelling. Zowel de kritiek als de oplossingen die de spelers van Suver Nuver opwerpen, bestaan veelal uit platitudes en leiden niet tot nieuwe inzichten.
Bewegingstheater
Maar misschien is dat niet zo erg, want door de pensioenthematiek enkel oppervlakkig aan te stippen en niet uit te werken, is er genoeg ruimte voor dat waar Suver Nuver wel goed in is: komisch bewegingstheater. De drie leden van Suver Nuver – Peer van den Berg, Dette Glashouwer en Henk Zwart – hebben alle drie hun wortels in het mimetheater.
In Casino Royale 2.0 worden we meegenomen in de geschiedenis van Suver Nuver; ze zijn ontstaan in de jaren ’80 en weer uit elkaar gegaan kort na het uitbreken van de financiële crisis in 2008. Daarmee krijgen we een indruk van de tijdsgeest met betrekking tot geld door de jaren heen. De boodschap die Suver Nuver ons meegeeft: geld maakt het leven eerder ingewikkeld dan zorgeloos. De geschiedenis van Suver Nuver wordt behandeld door het opvoeren van verschillende muzikale bewegingsacts, die tezamen een compilatie vormen van werk uit eerdere voorstellingen. Een hoogtepunt is wanneer de drie spelers op een trap in strakke pakjes en regenlaarzen een soort paringsdans opvoeren, waarbij ze elkaar om de beurt water in het gezicht spugen: absurdistisch en zeer vermakelijk.
Het fysieke spel wordt begeleid door muziek van Joop van Brakel, die vaak een lekkere energie geeft aan de voorstelling. Alleen de medley van popliedjes, met als thema ‘’hebzucht’’, is door een niet al te strakke opvoering wat minder sterk.
Casino Royale 2.0 is een vermakelijke voorstelling met een aantal komische acts. Het stuk was echter beter uit de verf gekomen als de makers er niet voor hadden gekozen om hun weinig diepgaande ideeën over pensioenproblematiek als kapstok voor de voorstelling te gebruiken.
Suver Nuver - Casino Royale 2.0
Regie: Moniek MerkxArtiest: Suver Nuver
Gezien op vrijdag 10 februari 2017 in Toneelschuur, Haarlem
Nog te zien tot vrijdag 07 april 2017
Misschien ook iets voor u
Schuld en boete van een Duitser
Patricio Pron schrijft romans over de grote trauma’s in de moderne geschiedenis. In zijn nieuwe boek, Het begin van het voorjaar, komt het verhaal echter niet helemaal uit de verf.
Drie jaar geleden werd de eerste roman van Patricio Pron naar het Nederlands vertaald, De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen. Hierin bezoekt de verteller onder andere de Duitse universiteitsstad Göttingen, waar hij flink wat jaren gewoond had. Prons nieuwe roman Het begin van het voorjaar speelt zich bijna compleet in Duitsland af. (Hoewel, ‘nieuw’: deze roman verscheen origineel in 2008, en de eerder vertaalde roman in 2011. Achronologisch lezen is het voorrecht van anderstalig publiek.)
Je kunt dus zeggen dat het romandecor licht verschoven is. Zo ook de thematiek. Verwerkte Pron in De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen het traumatische Argentijnse verleden, ditmaal is de Duitse oorlogsgeschiedenis aan de beurt. De jonge Martínez reist vanuit Argentinië naar Duitsland om de obscure filosoof Hans-Jürgen Hollenbach te vinden, die in de jaren dertig eerst leerling en later collega was van de grote Martin Heidegger. Is ook Hollenbach besmet door het nazisme dat zijn leermeester in zijn greep hield?
Tocht door Duitsland
Hollenbach – een door Pron bedachte, fictieve filosoof; een alternatief feit, zo je wilt – dankt zijn roem aan zijn stellingen over de relatie tussen taal en de werkelijkheid. In de wereld buiten de taal bestaat geen oorzaak en gevolg, alleen ‘discontinuïteiten’. In de taal verarmen de gebeurtenissen tot een meer of minder logisch geordend geheel: X volgt op Y, A wordt door B veroorzaakt. Is dit zo’n schokkend idee? Dat wordt negens in Het begin van het voorjaar duidelijk gemaakt. Het wordt vooral verteld, om door de lezer maar voor waar aan te nemen.
Martínez wil een van Hollenbachs boeken vertalen en begint een correspondentie. Hij dringt aan op een bezoek, de filosoof houdt de boot af. Martínez gaat toch, en eenmaal in Duitsland begint hij aan een lange tocht langs allerlei universiteitssteden. Daar spreekt hij met voormalige collega’s en vrienden, om zo meer over Hollenbach te weten te komen. Elk gesprek werpt licht op het verleden, maar daardoor blijken elders weer schaduwen te zijn. Echt doorvoeld worden deze gesprekken dan ook niet, de lezer komt nooit helemaal aan de binnenkant van de personages en de filosofische gedachten die Pron in het boek gestopt heeft.
Schuld en boete
Een tweede verhaallijn volgt de gedachten van Hollenbachs vrouw. De filosoof zelf wordt ook hier nauwelijks meer dan een schim, een wat armoedige, wegkwijnende figuur. De combinatie van deze verhaallijnen en het thema van schuld en boete werpt in Het begin van het voorjaar vragen op over de relatie tussen het individu en het collectief. Is het individu ontzien omdat Duitsland als geheel de schuld van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust op zich nam? En, belangrijker nog misschien, hoe erg is dat? Een interessante, prikkelende vraag, maar het verhaal in deze roman komt niet zo goed uit de verf als in Prons vorige. Daarvoor blijft de roman te geconstrueerd en intellectualistisch.
Het begin van het voorjaar
Schrijver: Patricio Pron (vert. Arieke Kroes)Uitgever: Meulenhoff
Prijs: 21,99
Bladzijden: 269
ISBN: 9789029088091
Link: Patricio Pron
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur: