Kunst / Expo binnenland

Bijna echt

recensie: Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst

Een precieze weergave van de werkelijkheid, dat is wat de hyperrealisten voor ogen staat. Maar kan dat eigenlijk wel, het exact naschilderen van de werkelijkheid? En is dat dan nog realiteit te noemen? De Kunsthal toont mooie plaatjes maar komt niet met antwoorden.

Roberto Bernardi, Confini Segreti (2013), Courtesy of Bernarducci.Meisel.Gallery, New York

En dat hoeft ook niet. De bezoeker van de tentoonstelling Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst krijgt een veelzijdig overzicht van de stroming voorgeschoteld, door de jaren heen. De schilderijen – gegroepeerd in drie generaties sinds de jaren 70 – roepen voldoende vragen op om uitvoerig geanalyseerd te worden. Met een wat filosofische gedachtenstroom tot gevolg.

Plaatjes naschilderen

Hyperrealisme is in Amerika ontstaan als reactie op de alom aanwezige abstracte en conceptuele kunst. Het simpelweg reproduceren van een bestaande situatie, vanaf een gecomponeerde foto het beeld op het schildersdoek overbrengen, was het doel van de kunstenaars. De zuiverheid van hun bedoeling lag voor een deel in ambachtelijkheid, maar is ook zeker een uiting van artistieke visie geweest. Het lijkt erop dat de betekenis van het ‘plaatjes naschilderen’ vele malen groter is geworden sinds de moderne fotografie en vooral de fotobewerking een vlucht heeft genomen. Wat is echt en wat is onecht, dat zijn de vragen die in deze tentoonstelling continue door het hoofd spoken. Niet als een op te lossen puzzel, maar als confrontatie met een vaag besef van bestaande werkelijkheid.

Ralph Goings, America’s Favourite (1989), Collection of Susan P. and Louis K. Meisel, New York

Het stilleven America’s Favourite van Ralph Goings uit 1989 is een fotografisch geschilderd ensemble dat zo terug te vinden is op de plakkerige tafel van een willekeurige diner. De weergave is subliem, de lichtval en stofuitdrukking zijn op een virtuoze wijze op het doek overgebracht. Goings heeft maandenlang gewerkt om dit beeld, dat hij eerst zorgvuldig heeft gecomponeerd en gefotografeerd, te reproduceren tot een iconische afbeelding. De flinke uitvergroting – kenmerkend voor het hyperrealisme ­– maakt de kijkervaring nog intenser. Anders dan in de fotografie, waar alleen de cameralens en het oog van de fotograaf voor afstand zorgt, is hier de hand van de kunstenaar in alle details aanwezig. Hoezeer elke kwaststreek ook is weggepoetst in de ondergrond, hij blijft zichtbaar in de algehele verbeelding. Juist de poging om (in een flink tijdsbestek) een ogenblik van de werkelijkheid na te bootsen, bewijst op hetzelfde moment het falen ervan.

Abstracter dan Mondriaan

Het is de ‘stolling’ van een fractie van een seconde, uitgesmeerd over enkele maanden werk, vastgelegd om jaren later door ons gezien te worden. De realiteit is hier niet hyper, ze is zelfs geheel verdwenen: gek genoeg zijn deze beelden stuk voor stuk abstracter dan de meest onbegrijpelijke doeken van Mondriaan. Alle beslissingen die de kunstenaar genomen heeft, zijn gericht op het in vorm weergeven van een realiteitsbesef. Om daar vervolgens zelf in te verdwijnen. Dat komt veel dichter bij abstracte en conceptuele kunst dan de vroege hyperrealisten gewenst zouden hebben.

Robert Bechtle, Alameda Chrysler (1981), Courtesy of Louis K. Meisel Gallery, New York

In 1981 schilderde Robert Bechtle het gigantische doek Alameda Chrysler. Een indringend tafereel, bijna niet van echt te onderscheiden.­ De precieze uitvoering van de kleding van de dame, de glanzende huid van de auto, alles lijkt perfect. Toch is, nog los van de stolling in de tijd, de werkelijkheid ook hier op afstand gehouden. Vrijwel alle hyperrealisten hebben moeite met het plaatsen van hun onderwerp in een omgeving. Dat is de reden waarom de meeste schilderijen een geïsoleerd stilleven bevatten of een sterk uitvergroot detail van een voorstelling: de achtergrond is daarbij te verwaarlozen. De begrenzingen van de belangrijkste onderdelen in de opbouw van verschillende lagen verraden de menselijke hand. De kunstenaar focust zich voornamelijk op zijn hoofdonderwerp, terwijl de beschouwer altijd de verbinding met de omgeving op zijn netvlies heeft.

Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst is een tentoonstelling die opvallend veel losmaakt bij de doordenkende kijker. Natuurlijk is er de virtuositeit van de kunstenaars, maar veel indringender is het bewustzijn van onze eigen waarneming. Hoe tijd en ruimte een confronterende uitwerking hebben op de beoordeling van deze veelzeggende kunstwerken.

 

 

Boeken / Fictie

Een caleidoscoop vol grijstinten

recensie: Marijn Sikken - Probeer om te keren

Wat doen mensen in dorpjes? In Probeer om te keren probeert Marijn Sikken tot een antwoord te komen. Het resultaat had spannender gekund.

Twee jaar geleden was Michelle, de laagbegaafde dochter van Alma, ineens kwijt. Na een lange zoektocht werd ze teruggevonden, of eigenlijk: een onbekende jongen kwam met haar aangelopen. Sindsdien zwijgt het meisje vooral, eet ze pakken hagelslag en boterhammen met bacon en werkt ze in de lokale variant van de Bruna – ‘werkt’, want taken van echt belang voert ze niet uit. Dit is de grondstof van Probeer om te keren, Marijn Sikkens romandebuut.

De wereld van Alma en Eline, die Michelle in de winkel begeleidt, komt in aanloop naar het honderdjarig bestaan van hun dorp op z’n kop te staan. De centrale vraag in deze roman lijkt vooral te zijn: hoe houdbaar zijn de keuzes die deze personages hebben gemaakt? Zo worstelt Eline, met een 8,2 geslaagd, met de druk die haar omgeving op haar legt vanwege haar beslissing niet te gaan studeren. Verpietert ze niet in Leem, een vijfduizend zielen tellend dorpje, dat gelukkig nog net een treinstation heeft en dus niet helemaal van de buitenwereld is afgesloten?

Communicatie

In deze tijden van krimpregio’s en stagnerende middensteden snijdt Sikken dus urgente problematiek aan. Sikken, in 2011 de grote winnaar van schrijfwedstrijd Write Now!, schetst een donkere wereld. Vanaf het moment dat Alma heeft vernomen dat de jongen met wie Michelle twee jaar geleden gevonden werd weer in het dorp is, is ze van slag en op de hoede. Ook andere dorpsbewoners gaan zich in toenemende mate vreemd gedragen. Wat het meest opvalt, is hoe weinig er écht gecommuniceerd wordt. Mensen zijn nors of teruggetrokken, of vallen midden in een gesprek weg in gepeins. Een uitgebreid, open gesprek is er in de roman niet te vinden; Sikken blijft het verhaal voortstuwen in schijnbaar steeds kortere hoofdstukjes.

Weinig bijzonder

Een spannend thema dus, en een setting waarmee dit verhaal zich onderscheidt van de stadsromans die doorgaans gepubliceerd worden. Het is daarom jammer dat Probeer om te keren net zo weinig ambitie lijkt te hebben als Eline. Sikkens stijl is namelijk weinig bijzonder en over het geheel in lijn met dat van haar generatiegenoten. Het ritme van de korte, staccato zinnetjes wordt af en toe onderbroken door een gewaagder formulering, het zoeken naar een mooi beeld. Vaak ontstaat juist het beeld van een opsomming, schijnbaar zonder einde – wat de sleur van het dorpsleven goed weergeeft, maar iets meer fonkeling had dit verhaal geen kwaad gedaan.

Alma ruimt de tafel af en denkt: als ik een vrolijk mens was, zou ik fluiten, dit is een handeling om bij te fluiten. Het is stil in huis. Het kastje waarin ze hagelslag, vruchtenhagel en chocoladevlokken bewaart heeft sinds kort een sleutel.

Wel geslaagd in deze roman is hoe Sikken in dialogen verschillende tijdslagen mengt. De roman heeft als het ware een intern geheugen: zo keert bijvoorbeeld het beeld van het nest verlatende vogels in verschillende hoofdstukken terug. Ook komen objecten in scènes meerdere keren terug: gedachten die telkens onderbroken worden door, bijvoorbeeld, een appel die op tafel staat, opgepakt wordt, gegeten. Dat geeft Probeer om te keren een caleidoscopische kwaliteit, waarin zulke motiefjes telkens in een nieuw licht geplaatst worden. Jammer dat we door de lens van de caleidoscoop zoveel grijs zien.

Film / Films

Vader en dochter, plebs en elite

recensie: Toni Erdmann

Wilfried en zijn dochter Ines leiden totaal verschillende levens. Hij is een grappende muziekdocent, zij een stijve zakenvrouw. Als Wilfried op een dag bij haar op de stoep staat, lopen de spanningen hoog op. Kunnen deze tegenpolen elkaar leren te verdragen?

Opeens staat een geduldige postbezorger oog in oog met een grote bananenvretende ex-gevangene met een nepgebit en één geboeide hand. Het is een typetje van 65-jarige muziekdocent Wilfried (Peter Simonischek), wiens flauwe grappen kamers vullen met gezelligheid. Hij leidt een rustig leven samen met zijn hond. Heel anders is het leven van zijn dochter Ines (Sandra Hüller), die als succesvolle zakenvrouw de wereld rondreist. Lollige vader en stijve dochter zien elkaar nauwelijks. Totdat Wilfried op een dag onaangekondigd op de stoep staat in Boekarest.

In de dagen die volgen leren vader en dochter meer over elkaar dan ze misschien zouden willen. Wrijving ontstaat niet alleen vanwege hun verschillende persoonlijkheden, maar komt ook voort uit de werelden die ze bewonen. Wilfried komt van een krap, rommelig huis in een klein Duits dorp terecht in Ines’ jetsetbestaan. Ze schiet van vergaderruimtes door naar de club, van luxe restaurants naar netwerkborrels. De twee vertegenwoordigen respectievelijk plebs en elite. Is de kloof tussen hen te overbruggen?

Absurd

De Oscar voor beste buitenlandse film ging dit jaar aan Toni Erdmann voorbij, maar bij de Europese tegenhanger, de European Film Awards, nam het Duitse familiedrama toch maar mooi vijf prijzen in ontvangst: die voor beste film, regie, acteur, actrice en scenario. En, dat is het mooiste nieuws, geheel terecht. Met name Hüller valt op. Haar blikken verraden achtergehouden boosheid, onderdrukte teleurstelling in de leegte van haar carrière. Slechts af en toe doorbreekt een ongeplande lach haar stijve voorkomen. Maar haar sterkste moment beleeft ze toch wanneer ze op een eierschilderbijeenkomst, met onverhulde tegenzin, een waanzinnige cover van Whitney Houstons The Greatest Love of All ten gehore brengt.

Dat klinkt absurd, misschien, en dat is het ook. Toni Erdmann zit vol met zulke eigenaardige, tegendraadse, maar altijd emotioneel resonerende momenten. Zo infiltreert Wilfried als titelfiguur in de zakelijke wereld van zijn dochter, gaan de twee aan elkaar geboeid richting een belangrijke vergadering en culmineert het geheel in misschien wel de grappigste naaktscène van dit decennium. Af en toe kan zo’n moment wat geforceerd overkomen. Regisseuse Maren Ade grondt deze momenten echter in de gevoelens haar realistische personages, waardoor de film nooit ongeloofwaardig wordt.

Menselijk

‘Bist du überhaupt ein Mensch?’ vraagt een wanhopige Wilfried na de zoveelste netwerkborrel. Het antwoord laat lang op zich wachten – de film duurt ruim tweeënhalf uur –, maar de reis maakt het de moeite meer dan waard. Toni Erdmann is grappig en ontroerend, absurd en serieus, maar net als vader en dochter: boven alles vooral menselijk. Geschikt voor plebs én elite dus!

Boeken / Fictie

Tommy Wieringa’s gemiste kans

recensie: Tommy Wieringa - De dood van Murat Idrissi

Tommy Wieringa volgt zijn Boekenweeknovelle Een mooie jonge vrouw op met een migratiegeschiedenis: De dood van Murat Idrissi. Deze te volle novelle is vooral een gemiste kans.

De dood van Murat Idrissi heeft veel weg van de telefilm Hitte/Harara, die in 2008 werd uitgezonden. Zowel boek als film richten zich op twee jonge Nederlandse vrouwen die een Marokkaanse jongen Europa in smokkelen. In beide verhalen komt de jongen te overlijden tijdens de overtocht naar Spanje. Daarna gaan novelle en film elk hun eigen kant op. Wieringa blijft in Spanje, waar zijn hoofdpersonages Ilham en Thouraya twee dagen lang rondrijden om een oplossing te vinden.

Overvol

Op het eerste gezicht zit De dood van Murat Idrissi overvol met thema’s, een beetje zoals de achterbak waarin Murat z’n einde vindt. De proloog van het verhaal wil iets zeggen over de Straat van Gibraltar, brug tussen twee continenten en twee zeeën. Ilham en Thouraya voelen zich in zowel Nederland als Marokko ‘eerst en vooral vreemdeling’: de identiteit en positie van migrantenkinderen. Ook over het waarom van Murats wanhopige vlucht naar Europa weidt Wieringa uit. En, zeker in de tweede helft, is deze novelle een road novel met bijbehorende eisen en verwachtingen.

Verpakt onder al die thema’s zit verstopt een verhandeling over wat in het Engels agency heet: wie is vrij om te handelen, en onder welke omstandigheden? Opvallend aan de mythisch getoonzette proloog (‘Diep in de tijd. Het kalme ademen van miljoenen jaren. Een binnenzee droogt op, verdampt onder de laaiende zon…’) is hoe bewust Wieringa mensen nu eens mensen naar voren haalt, dan weer zich op de krachten van de natuur richt. Tezamen schetst dat het beeld van een strijd die zich sinds het ontstaan van de aarde telkens voordoet in andere gedaanten.

Nauwelijks een personage

Je moet iets beter je best doen deze thematiek in het latere verhaal terug te vinden. En er dienen zich ook enkele problemen aan. Deze richten zich vooral op het personage van Murat. Eigenlijk is hij nauwelijks een personage: hij zegt bijna geen woord, bevindt zich vooral weggestopt onder andere spullen in de achterbak van een Audi A4 en is voor het grootste gedeelte van de novelle dood. We weten dat hij geld wil verdienen in Europa om zijn familie te onderhouden en dat Ilham hem sympathiek vindt, dat is het wel zo’n beetje. Een mens van vlees en bloed wordt Murat niet.

Niet de bedoeling

Ook de andere personages zijn karig ingevuld. Velen zijn niet meer dan een naam-cum-plotfunctie. Die onzichtbaarheid, en het ontbreken van een eigen stem, leiden ertoe dat De dood van Murat Idrissi bevolkt wordt door clichématige, stereotiepe personages. Dit heeft twee gevolgen. Enerzijds maakt zulk een oppervlakkige karakterisering het moeilijk voor de lezer om mee te leven met de karakters. Anderzijds maakt Wieringa geen gebruik van de kans een nieuw, verfrissend en werkelijk beeld van Marokkaanse Nederlanders aan de literatuur toe te voegen. Gezien de thematiek van deze novelle moet dat haaks staan op wat zijn bedoeling is geweest.

Film / Films

Dromen die sterker zijn dan lijfstraffen

recensie: The Day Will Come

Denemarken, 1967. Europa demonsteert tegen de oorlog in Vietnam en  Amerika en Rusland willen de eerste mens op de maan laten wandelen. Vrijheid om te dromen en te demonstreren lijkt er voor iedereen, maar niet voor de broers Erik en Elmer. Zij kunnen alleen maar fantaseren over ontsnappen aan de armoede van het dagelijkse bestaan. De moeder van de twee jongens is alleenstaand en wordt ziek, ze kan de zorg voor haar twee zoons niet langer aan. Wanneer de jongens worden betrapt bij het ‘lenen’ van spullen uit een winkel, worden ze naar een jongensinternaat gestuurd.

De directeur van het internaat is de rechtlijnige Heck (Lars Mikkelsen, Borgen en House of Cards), die ouderwetse opvoedingsmethodes met harde hand toepast. Hij gebruikt de jongens als goedkope werkkrachten en houdt hen in het gareel met lijfstraffen, vernederingen en medicijnen. Ook de werknemers van het internaat houden zich strikt aan het regime van de directeur, behalve de nieuwe lerares Lilian (Sofie Gråbøl, The Killing). Zij valt van de ene verbazing in de andere en probeert tevergeefs de jongens te beschermen. Maar, de kinderen moeten volgens Heck leren via de harde weg. “Om te overleven moeten we geesten worden”, spreken de broers af en ze wachten op de dag dat ze zullen worden opgehaald door hun moeder.

Buurjongens

De Deense film The Day Will Come is gebaseerd op ware gebeurtenissen. De jongens die geplaatst zijn in het internaat, zijn in veel gevallen sympathiek én slachtoffer. Ze verdienen een beter lot dan de lijfstraffen van een gewelddadige dictator. De vernederingen die ze ondergaan zijn confronterend en duidelijk in beeld gebracht. Elmer ontsnapt aan de straffen door te dromen over een astronautenbestaan en vertelt zijn zelfbedachte verhalen aan de anderen. Hij geeft de jongens hoop in een uitzichtloze situatie. Gesterkt door hun dromen, levendige verbeeldingskracht en een flinke dosis durf, zoeken Elmer en Erik een uitweg.

Pijnlijk

Verhalen en beelden waarbij kinderen worden mishandeld zijn veelal voorbehouden aan documentaires. Volwassenen kijken op verzoek van filmmakers terug naar hun kindertijd en vertellen over gruwelijke gebeurtenissen die tientallen jaren geleden zijn gebeurd. In The Day Will Come wordt de bioscoopbezoeker meegenomen naar 1967. Achter de gesloten deuren van het jongensinternaat is er alleen de wet van de directeur en ontbreekt het aan controle en toezicht. Het is bij momenten pijnlijk om naar de scènes te kijken. De toeschouwer rest weinig meer dan de directeur en het onderwijzend personeel van het internaat te veroordelen. Daarbij is er – natuurlijk! – de hoop dat de jongens er in zullen slagen te ontsnappen.

The Day Will Come is geen vrijdagavondfilm die je even glimlachend tussen de pizza en het indrinken kijkt. Elmer, Erik en de andere jongens laten onthutsend duidelijk zien, dat geen enkele dictatuur dromen kan breken. De film is hartverscheurend, bij momenten adembenemend en leerzaam.

Theater / Voorstelling

Psychedelische nachtmerrie in de wildernis

recensie: NTJong / Veenfabriek - Lord of the Flies (12+)

Met Lord of the Flies leveren NTJong en de Veenfabriek een inktzwart beeld van het menselijk vermogen om vreedzaam samen te leven. In tijden van een verdeeld Europa en een Trumpiaans Amerika heeft dit allerminst aan zeggingskracht ingeboet.

Hoe kunnen we met elkaar leven? Kunnen we omgaan met de ander of wint het recht van de sterkste? William Golding zag het somber in. Na de verschrikking van de Tweede Wereldoorlog schreef hij Lord of the Flies, een allegorie waarin gestrande kinderen een beschaving oprichten die uiteindelijk ontaardt in kannibalisme. Zestig jaar later is zijn roman nog verrassend actueel. In de bewerking van Jibbe Willems en regie van Noël Fischer zien we hoe de spanningen die in het Westen steeds voelbaarder worden – agressie versus compassie, arm versus rijk, het onderbuikgevoel tegenover het intellect – ook de ministaat van Lord of the Flies in twee kampen verdelen.

De populist tegen de democraat

De welbedeelde Jack (Bram Suijker) en zijn vrienden komen van een betere school en menen daarom het leiderschap te verdienen. Met bravoure en intimidatie eisen zij hun plek op de apenrots op. Ze zijn de archetypische bullebakken die de zwakken onderdrukken om zelf vooruit te komen. Daartegenover staat Ralph (Mattias van de Vijver), die jongen die zich ontfermt over de zwakkeren, luistert naar de mening van anderen en pleit voor een democratie. Als hij door een stemming de leiding krijgt, wordt een schelp het symbool voor beschaving: wie de schelp heeft, mag spreken. De beginnende democratie weerhoudt Jack en zijn aanhangers er niet van om op eigen houtje op jacht te gaan naar een mysterieus monster dat zich ergens op het eiland schuilhoudt. De jongens komen terug met een geslacht zwijn en zijn onherroepelijk veranderd. Het eerste bloed is vergoten, de eerste moord begaan.

Van Expeditie Robinson naar Apocalypse Now

Geen geruststellende voorstelling dus, deze Lord of the Flies. De komische noot wordt gegeven door Jim Deddes en Sander Plukaard, die in Expeditie Robinson-achtige vlogs roddelen over de andere jongens. Dat het lachen ons zal vergaan, wordt al snel duidelijk in het decorbeeld. Een doorlopende projectie van Catharina Scholten laat een brandende zon zien die langzamerhand verandert in een psychedelische jungle waar de jagers zich steeds dieper mee vereenzelvigen. Met bloed en verf op hun gezichten kunnen zij zich camoufleren in de grimmige kleurenstorm van de wildernis. De jongens die aanvankelijk in nette schooluniformen gekleed waren, zijn geleidelijk veranderd in woestelingen met wapens en verscheurde kleding.

Lord of the Flies profiteert van een sterk visuele regie en een energieke spelersgroep die gemakkelijk de aandacht vast weet te houden. Bram Suijker en Mattias van de Vijver spelen mooie tegenpolen van elkaar: de hooghartige populist die uit is op zelfverheerlijking tegenover de introverte denker die het belang van de groep vooropzet. Phi Nguyen is fascinerend als de timide Bril. In zijn lichaamstaal vat hij precies het ongemak van een jongen die geaccepteerd wil worden, maar zich geen houding weet te geven. Zo werkt deze Lord of the Flies als allegorie voor het huidige politieke klimaat, maar – voor het jongere publiek – ook voor het leven op het schoolplein. De pestkop, de volgelingen, de underdog: ze komen ongetwijfeld bekend voor.

 

Film / Films

Ondanks slecht kapsel en uitpuilende buik geen prijzen

recensie: Gold

In Gold willen twee schavuiten de wereld bij de neus nemen. Met geld van sponsors gaan ze naar Indonesië om een goudader te vinden. Er werken veel arbeiders in de goudindustrie die dromen over een miljoenenvondst, maar in het vinden van een ader die een fortuin oplevert slaagt vrijwel niemand. Kennie Wells (Matthew McConaughey) is een harde werker en droomt van rijkdom. Maar, zal Wells slagen waar anderen falen?

McConaughey en regisseur Stephen Gaghan wilden Gold op locatie filmen. Ze trokken naar Thailand om tijdens de moesson beelden te schieten. Het kamp van de gouddelvers werd in de bergen ingericht, waarna de regen dagelijks met bakken uit de lucht kwam. Thailand bleek gemakkelijk voor Indonesië te kunnen doorgaan. Na het draaien van een scène was er slechts een droge handdoek en geen luxueuze camper. De ontberingen die Wells moet doorstaan bij zijn zoektocht naar goud zijn echt.

Afzichtelijk kapsel

McConaughey liet zich een afzichtelijk kapsel aanmeten en groeide zo’n vijfentwintig kilo om een uitpuilende buik mee te kunnen torsen. Na Dallas Buyers Club wilde de succesvolle acteur opnieuw een grootse rol neerzetten. Als kenner van de lokale gebruiken werd Edgar Ramirez gevonden. Hij speelt de rol van Michael Acosta, de geoloog die de gebruiken in de wereld van gouddelvers in Indonesië kent, overtuigend. Wells en zijn kompaan trekken samen de jungle in en gebruiken het geld van de sponsors voor een risicovolle tocht.

Iggy Pop

Gold is een goed gespeelde, wat voorspelbare avonturenfilm. In de trailer van bijna twee minuten zijn alle hoogtepunten uit de honderdeenentwintig minuten durende film te vinden. De vijfentwintig extra kilo’s en het afzichtelijke kapsel van McConaughey maken in Gold weinig indruk. De haardracht en de puilende buik doen vooral denken aan Christian Bale in American Hustler. De film heeft verder wat opmerkelijke bijzonderheden. Iggy Pop kreeg voor titelsong Gold zijn eerste Oscarnominatie. Hij nam het nummer op met Danger Mouse. De soundtrack, die zeer de moeite waar is, bevat verder tracks van Television, Pixies, Orange Juice en New. Verder zijn er wat veteranen in bijrollen te zien. Zo zeg Craig T. Nelson de vader van Wells geloofwaardig neer en speelt Stacey Keach een industrieel waarbij de gouden tanden van het filmdoek blikkeren. Het zijn leuke details in een film die verder vooral amusement opleveren. Gold passeerde overigens grotendeels de filmprijzen. Het is een vaardig gemaakte film maar ook niet meer dan dat.

Film / Films

Onmogelijke liefde in naoorlogs Duitsland

recensie: Frantz

Na de Eerste Wereldoorlog bloeit er een onmogelijk liefde op tussen de Duitse Anna en de Franse Adrien. Franc̜ois Ozons Frantz is een klassieke vertelling in zwart-wit, maar helaas niet meer dan dat.

1919. De Eerste Wereldoorlog heeft diepe wonden geslagen in het Duitse dorp waar Anna (Paula Beer) woont. Elke dag bezoekt ze het graf van haar verloofde Frantz, gesneuveld aan het Franse front. Maar op een dag is zij niet meer de enige. Een jonge Fransman genaamd Adrien (Pierre Niney) is vanuit zijn thuisland overgekomen om zijn respect te betuigen aan de familie van de gestorven soldaat. Het duurt niet lang voordat Anna en Adrien zich tot elkaar aangetrokken beginnen te voelen. Maar, zijn komst zorgt voor spanningen in het dorp. En in hoeverre zijn de verhalen die hij over Frantz vertelt wel waar?

Onmogelijke liefde

Franc̜ois Ozons Frantz is een klassiek verhaal over onmogelijke liefde. De Duitse Anna kan zich maar moeilijk aan haar gevoelens voor Fransman Adrien overgeven in haar haatdragende woonplaats. Adriens oorlogsdaden vormen ondertussen een groot obstakel voor zijn groter wordende liefde. Interessant is dat Ozon er, tegen het cliché in, voor kiest om Anna tot actieve speler van de twee te maken. Na hun eerste afscheid is zij degene die hem probeert te veroveren, niet andersom. Dat maakt Frantz een verrassender liefdesverhaal dan je op het eerste gezicht zou vermoeden.

Verrassend is ook Ozons keuze om de film in zwart-wit op te nemen. Dat schept aanvankelijk een interessant sfeerbeeld, maar verhult niet dat de cinematografie verder aan de gewone kant is. Zijn keuze om op gelukzaligere momenten over te schakelen naar kleur doet wat kitscherig aan. Het dient zijn doel, maar erg geïnspireerd kan dat stijlmiddel helaas niet genoemd worden.

Zelfverwijt

Het meer dan degelijke plot, dat naarmate de film vordert nog enkele verrassende wendingen krijgt, zorgt er voor dat de film toch de hele speelduur lang weet te boeien. De geëmotioneerde, zelfverwijtende toespraak van Frantz vader (Ernst Stötzner) over zijn eigen rol in de gruwelijke gevolgen van de oorlog, vormt daarin een absoluut hoogtepunt. Het is dan ook bijna jammer dat Frantz zo leunt op de relatie tussen Anna en Adrien, en zo weinig oog heeft voor hun omgeving. De interessantste personages en vraagstukken liggen namelijk precies daar. Als liefdesverhaal is de film echter geslaagd. Het is alleen jammer dat Ozon er niet meer van heeft gemaakt.

capote_alle_verhalen
Boeken / Fictie

Ambitieuze storyteller

recensie: Truman Capote - Alle verhalen
capote_alle_verhalen

Het was zijn meest geliefde genre. Meer nog dan van de roman (Breakfast at Tiffany’s) of van de journalistieke fictie (In Cold Blood) hield Truman Capote van het schrijven van korte verhalen. Deze verzamelde hoogstandjes zijn nu gebundeld in Alle verhalen.

Een jonge man ligt op bed in een warme hotelkamer en kijkt naar de draaiende ventilator aan het plafond. ‘Luister, de ventilator, draaiende raderen van gefluister, hij zei dat jij hebt gezegd dat zij hebben gezegd dat wij hebben gezegd, almaar in het rond, traag en snel (…)’. De man is op de vlucht geslagen, weg uit het door roddel en achterklap beheerste New York, naar het oververhitte New Orleans. In NYC heeft hij veel mensen tegen zich in het harnas gejaagd en door zijn ongegeneerde egocentrisme is hij in korte tijd alles kwijtgeraakt.

Het lijkt alsof Truman Capote (1924-1984) een blik in de toekomst wierp bij het schrijven van het verhaal ‘Sluit een laatste deur’ (1947). Zijn latere leven in de New Yorkse jetset bestond voornamelijk uit cocktailparty’s en vileine onderonsjes met beroemdheden, terwijl zijn jeugd in het diepe Zuiden van de Verenigde Staten altijd is blijven sluimeren in zijn gedreven pen en zijn weggestopte verlangens. Twee aspecten die in deze verhalen tevoorschijn komen: de schurende relaties tussen uiteenlopende types mensen én de zinderende, haast surreële atmosfeer van downsouth Alabama.

Miss Bobbit wordt overreden

Het grootste genoegen van deze eenentwintig verhalen is telkens aan het begin te beleven. De manier waarop Capote een verhaal aanvangt, hoe hij de lezer op directe of indirecte wijze een nieuwe situatie binnenloodst, is ongeëvenaard. Hij valt midden in een dialoog, opent met een gedachtenstroom of beschrijft een fraaie scène als: ‘Een wolk op weg naar het zuiden schoof voor de zon en een donkere vlek, een eiland van schaduw, kroop over het land, en gleed over de heuvelrug’. Dan volgt een ontmoeting met personages die meestal voortkomt uit een vreemde wending in het verloop van de beschrijving. Het is prikkelend, het verhaal dringt zich op en de lezer is volledig ingepakt.

In ‘Kinderen op hun verjaardag’ wordt de tienjarige Miss Bobbit opgevoerd met de openingsregel: ‘Gistermiddag heeft de bus van zes uur Miss Bobbit overreden’. Een glasheldere introductie voor een verhaal dat niet ingaat op het ongeluk, maar verder slingert als een jeugdherinnering vol grotemensendingen als verliefdheid, verantwoordelijkheid, betovering en bedrog. De broeierige sferen, waardoor de lezer de opening allang vergeten is, worden op ruwe wijze ongedaan gemaakt door de afsluitende regel: ‘Toen werd ze door de bus van zes uur overreden’. Een verhaal als een meeslepend avontuur, terwijl het drama vanaf het begin aanwezig is.

Nicht Sook is de spil

Een aantal verhalen verwijst letterlijk naar Capotes jeugd in Alabama. Door zijn gescheiden ouders ondergebracht bij familie, groeit hij op in de bekrompen wereld van het nog altijd gesegregeerde Zuiden. In het al eerder gepubliceerde ‘Een kerstherinnering’ schrijft hij over de kerstviering die hij (als hoofdpersonage ‘Buddy’) met zijn oude achternicht Sook beleeft. Sook is zijn opvoeder, steun en toeverlaat en de spil in zijn jonge leven. Ook in het hartverscheurende ‘Kerst in New Orleans’ treedt ze op als veilige thuishaven voor de ontredderde Buddy. Als hij de feestdagen verplicht doorbrengt bij zijn vader is hij diep ongelukkig en wordt tot overmaat van ramp beroofd van zijn kerstman-illusie. Terug naar Sook, dat is het enige wat rust brengt in zijn verwarde hoofd.

Alle verhalen is chronologisch samengesteld – een gouden greep van de uitgever – zodat de lezer ruim zicht krijgt op de ontwikkeling van de schrijver. Voor Capote waren deze verhalen beslist geen vingeroefening voor het grotere werk; hij hield van het genre en probeerde telkens weer nieuwe ideeën uit. Die ambitie is voelbaar op iedere bladzijde in deze bundel: de zoekende blik vol experimenteerdrift en gewaagde uitstapjes, de bijzondere detailbeschrijvingen en ijzersterke dialogen. Eenentwintig verhalen als mijlpaal in de wereldliteratuur.

Theater / Voorstelling

Nooit uit de maat

recensie: Noord Nederlands Toneel - Carrousel

Op het vriendelijk klinkende deuntje van Dancing Queen draaien de acteurs zich warm. Of zijn ze al begonnen? De teller staat op 30 dagen, het haar is vet en de uitputting is van de gezichten af te lezen.

Alsof premières al niet spannend genoeg zijn, is Carrousel de eerste voorstelling van het “nieuwe” NNT. Guy Weizman was de gedroomde opvolger van oud artistiek leider Ola Mafaalani, maar heeft nu grote schoenen te vullen. Twee jaar eerder maakte Weizman zijn regiedebuut bij het NNT met De Twaalf Gezworenen. Nu neemt hij wederom een film als uitgangspunt; Sydney Pollack’s verfilming van het boek They Shoot Horses Don’t They. Van huis uit choreograaf, onderwerpt Weizman zijn acteurs onmiddellijk aan de uitputtende fysieke discipline; in een dansmarathon.

Tot het einde

Het is de survival of the fittest, van de 200 paren zijn er nog vijf over. “Watch those knees,” want als de knieën de grond raken, ligt het koppel uit het spel. Als gladiatoren gaan de koppels door tot het laatste danspaar. De ceremoniemeester (Igor Podsiadly) ziet eruit als een meedogenloze carnivoor gekleed in zijn bontjas met cowboyhoed. Met een sadistische glimlach en een toch aanstekelijke enthousiasme brengt hij heel het publiek tot een warm daverend applaus. Een ding is duidelijk; wij komen hier om vermaakt te worden. Het geknisper van de uitgedeelde popcorn in de zaal wordt overstemd door het droge gelach van de lachband.

Onder de haastige cadans van de muziek van Asko Schönberg’s K[h]AOS knallen we de voorstelling in. Dagen en animaties vliegen voorbij en in de halfronde arena beginnen de koppels aan hun dertigste dag. Strak bewegend op de eeuwig tikkende teller blijft Carrousel strak in de maat van de muziek. Zonder stil te staan, wisselt elk danspaar netjes de scène af. We draaien van dialoog naar dialoog en dromen en problemen worden uitgesproken.

Gelukkig zitten er in die strakke choreografie momenten van speelsheid. Een fout ingezette dansbeweging van Veerle van Overloop wordt komisch terecht gewezen. Bram van der Heijden heeft onmiddellijk de lachers op zijn hand wanneer hij onnozel grinnikend het publiek in kijkt. Echter, dat lachen vergaat het publiek wanneer Van der Heijden dolblij een onthoofdingsfilmpje beschrijft; een nogal geforceerde poging tot actualiteit. Terwijl de personages eeuwig ronddraaien in duizelingwekkende pseudofilosofische gesprekken, doorbreekt Podsiadly het voorspelbare. “Fuck the poetry! We willen geen poëzie, we willen nederlaag. 1234 Changez”! Zo dirigeert hij iedere scène strak naar de volgende.

Worden we gezien?

De één danst om niet vergeten te worden, de ander juist om te vergeten, maar iedereen wil vooral gezien worden. Weizman wil vooral dat álles gezien wordt en laat de kijker geen moment in het ongewisse. Zoals wanneer de danseres met haar overduidelijk dikke buik er voor de zekerheid nog even naar wijst, wanneer ze praat over het leven erin. Binnen no time liggen in Carrousel alle problemen op tafel. Bij aanvang legt Podsiadly de thematiek voor ons al even haarfijn uit: “Waarom willen jullie hiernaar kijken?” Het lijkt een poging tot confrontatie, maar de behoefte alles uit te leggen laat het publiek nog net iets meer ontspannen wegzakken in het veilige donker van het auditorium.

Zoals Van der Heijden zegt: “Als iedereen ziet blijft niets verborgen.” Zo is Carrousel juist sterk als Weizman laat zien en stopt met uitleggen. In de eindrace dansen de spelers zich te midden van duizelingwekkende Visuals al maar sneller naar de uitputting. Onder het hysterische enthousiasme van spreekstalmeester Podsiadly blijft het publiek klappen, maar klinkt daar langzaam een vertwijfeling in door. Het applaus verstomt en we blijven staren, uitgeput kijkend naar de klok blijven de dansers bewegen. Waarom weten ze al lang niet meer, wat er te winnen valt doet er niet toe en wie er gaat winnen evenmin. De dansers blijven dansen, en wij, wij kijken toch wel. Maar waarom?