Theater / Reportage / Voorstelling

Theaterbewerkingen van Houellebecq relevanter dan ooit

special: NTGent - Platform/Onderworpen

Op 23 april – de dag van de eerste verkiezingsronde in Frankrijk – ging het theatertweeluik Platform/Onderworpen van NTGent in première in Stadsschouwburg Amsterdam. Beide stukken zijn een bewerking door Johan Simons van de gelijknamige romans geschreven door de Franse auteur Michel Houellebecq. In de huidige Franse verkiezingscampagne hebben beiden werken aan hernieuwde waarde gewonnen.

Platform werd in 2005 ook al in de regie van Simons opgevoerd door NTGent. Evenals in de gelijknamige roman wordt de wereld beschouwd door Michel, een typisch Houellebecq-personage: cynisch, solitair en amoreel – op het apathische af: een complete antiheld. Michel is zoals alle Houellebecq-protagonisten de belichaming van absolute middelmatigheid. Een baan als ambtenaar bij de overheid waar hij geen voldoening uit haalt en geen relaties met andere mensen die tot emotionele bevrediging leiden. Een leven dat weinig hoogtepunten kent en net zo weinig dieptepunten, want ook drama en sentimentaliteit is de Houellebecq-protagonist vreemd.

Michel besluit, bij wijze van doorbreking van de sleur, een georganiseerde reis naar Thailand te boeken. Tijdens deze reis ontmoet hij Valérie. Er ontstaat een liefdesrelatie tussen de twee en Valérie geeft Michel voor het eerst het gevoel dat het leven de moeite waard is. Valérie werkt in de toeristenindustrie waar ze concepten voor nieuwe vakantiereizen uitwerkt. De groepsreis in Thailand, en de aldaar in grote getale aanwezige prostituees, brengen Michel op het idee van luxe seks-resorts. Hier kunnen Westerlingen zich niet alleen laven aan grote hoeveelheden eten en cocktails, maar ook seks kan onbeperkt geconsumeerd kan worden. Het idee blijkt succesvol en de liefde tussen Michel en Valérie wordt nog verder omhoog gestuwd.

 

De Toerist als Massamens

Platform handelt over een typisch Houellebecq-thema: toerisme. Dit onderwerp komt ook terug in werken als Lanzarote en Elementaire deeltjes. Met de beschouwing van het massatoerisme ziet Houellebecq de perfecte ingang om onze hedendaagse maatschappij te analyseren en te bekritiseren. Immers, waar komt genotsconsumptie en uniforme gelijkschakeling zo mooi samen als tijdens de vakantie? Hier wordt iedereen hetzelfde merkwaardige personage: de toerist. Dat wat je ziet, doet, eet, voelt, fotografeert en ervaart is allemaal van tevoren uitgedacht en bovendien geperfectioneerd omdat al duizenden anderen je zijn voorgegaan. Daarmee wordt de toerist voor Houellebecq een symbool van Westerse leegte; de vakantieganger als geoptimaliseerde massamens. Ironisch genoeg is deze gelijkschakeling juist voortgekomen uit een op hol geslagen individualisme waarin het persoonlijk genot centraal staat. Om de steeds groter wordende genotseisen te kunnen bevredigen moet men efficiënt te werk gaan, et voilà: de georganiseerde groepsreis kan beginnen.

Houellebecq wordt vanwege zijn kritiek op de lege Westerse waarden vaak geïnterpreteerd als een onheilsprofeet die het einde van Westerse culturele suprematie voorspelt. Onze eigentijdse liberale en kapitalistische maatschappijen bieden geen enkele vorm van een positieve levensbeschouwing die tot een zinvolle invulling van het leven leidt. Toch toont Houellebecq zich in Platform nog een optimist: de liefde kan voor ieder individu redding brengen. Voor Michel komt deze redding in de vorm van Valérie. Opmerkelijk is dat deze liefde floreert in een Westers systeem van seksindustrie. Houellebecq laat een andere ideologie aan dit liefdesverhaal een einde maken: de islam komt in een van de laatste hoofdstukken in de vorm van een aantal zelfmoordterroristen om de hoek kijken. Tijdens een aanslag op een van de resorts in Bali komt Valérie om het leven. Michel overleeft, maar kwijnt vervolgens weg in ellende. Met de plotwending van een aanslag bewees Houellebecq voor het eerst zijn griezelige grip op de tijdgeest: een jaar na de uitgave van het boek vonden in 2002 de Bali Bombings plaats waarbij 202 mensen – met name toeristen – overleden. Anno 2017 komt Platform natuurlijk ook in de context te staan van de aanslagenreeks die Frankrijk sinds 2015 teistert. Het is dan ook niet vreemd dat regisseur Simons er voor kiest om zijn bewerking te openen met de aanslag en de voorstelling in het puin te laten plaatsvinden. Daarmee geeft hij terrorisme een veel centralere rol dan Houellebecq deed. Het puin – bestaande uit kapotte terrasstoeltjes, strandtafels en andersoortig vakantieplastic – verwijst naar een Westers waardensysteem dat het ook even niet meer weet; de personages lopen er doorheen alsof ze nooit een andere wereld hebben gekend.

 

De Sharia in Frankrijk

Het tweeluik wordt vervolgd en afgesloten met een bewerking van Onderworpen, Houellebecqs meest recente roman uit 2015. Ditmaal volgen we François, wederom een cynische klootzak en daarnaast ook docent literatuur aan de Parijse universiteit Sorbonne. De Franse verkiezingen zijn onlangs gewonnen door Mohammed Ben-Abbes van de Moslimbroederschap (zijn uitdager was Marine Le Pen) en Frankrijk wordt omgebouwd tot een islamitische staat met een gematigde shariawetgeving. Houellebecq schetst zo een interessant gedachte-experiment in de vorm van een dystopie. Een dystopie die door het hoofdpersonage overigens kalmpjes wordt beschouwd. Het duurt namelijk niet lang voor François de bijkomende voordeeltjes van de herpositionering van het patriarchaat begint in te zien. In eerste instantie krijgt François een aanzienlijke oprotpremie aangeboden van de Sorbonne – dat nu gefinancierd wordt door de Saoedi’s – waar hij gretig mee instemt: het gezapige leven aan de academie stond hem al een tijdje tegen. Maar Houellebecq heeft zijn protagonist geen levensdoel, droom, hobby of enig andere vorm van een idee van een zinvolle levensinvulling meegegeven, waardoor François weer begint terug te verlangen naar zijn leven aan de universiteit. De analogie tussen François en de auteur waar hij op gepromoveerd is – Joris-Karl Huysman – ontgaat François niet. Huysman behoorde ooit tot de stroming der decadenten maar heeft zich op latere leeftijd bekeert tot het katholicisme, hopende zijn leven een zinvolle invulling te geven. François lijkt hem achterna te gaan wanneer de Sorbonne hem nog veel meer geld biedt om weer terug te komen om een nieuw boek te schrijven over Huysman. Hiervoor dient hij aan één vereiste te voldoen: bekeerling worden van de islam.

Houellebecq is in Onderworpen cynischer dan in Platform. De liefde brengt geen oplossing voor de leegte van het leven: François’ Joodse scharrel is al lang weggevlucht naar Israël. Biedt religie dan een uitweg? Houellebecq is hier dubbelzinnig over (er zijn al ellenlange discussies gevoerd over het al dan niet islamofobe karakter van Houellebecqs werk) maar in mijn interpretatie voert Houellebecq religiositeit toch vooral op als een duistere verleider die langskomt op je meest zwakke momenten, van verlossing is echter geen sprake.

 

Charlie Hebdo

Als Houellebecq in Platform het failliet van het Westerse waardesysteem aankondigt dan is Onderworpen het laatste zetje richting de afgrond. François’ wereldbeschouwing is zo volstrekt leeg dat hij zich bij het eerste de beste duwtje in de rug aansluit bij de politieke islam. Hij staat niet alleen, ook vele voormalig rechts-extremisten stappen zonder al te veel moeilijkheden over op een samenleving gefundeerd in de islam. Met Onderworpen bewijst Houellebecq andermaal zijn gevoel voor de tijdgeest. Op de dag dat Onderworpen uitkwam vond de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo plaats. Houellebecqs markante kop prijkte op de cover van het tijdschrift. Houellebecq staakte zijn publiciteitstoer maar kreeg met deze aanslag meer publiciteit dan anders ooit mogelijk was geweest: het had een cynische gebeurtenis uit een van zijn eigen boeken kunnen zijn.

De continuïteit tussen beide verhalen wordt in de theaterbewerking door Simons verbeeld door Onderworpen in het puin van de aanslag uit Platform te laten afspelen. Daarnaast worden zowel Michel als François op identieke lijzige wijze gespeeld door Steven Van Watermeulen. Hij speelt zijn personages met een gepaste afstand zoals ook Michel en François zich met een afstand tot de wereld verhouden. Alsof de wereld waarin ze leven niet werkelijk hun wereld is en de gebeurtenissen die ze meemaken niet werkelijk met hen van doen hebben. Deze afstand wordt verder gecreëerd doordat met name in Platform veel in de derde persoon gespeeld wordt. Hoewel het de mooie Houellebecqiaanse oneliners het meeste recht doet, is het prettig dat van dit stijlmiddel in Onderworpen minder gebruik wordt gemaakt.

Het is een logische keuze om Platform na een dikke tien jaar weer in de theaters te brengen. Het verhaal heeft een hernieuwde waarde verkregen in de context van een Frankrijk waar al anderhalf jaar de noodtoestand van kracht is en waar- met enig gevoel voor dramatiek gesteld – al even lang een strijd der ideologieën gaande is. Onderworpen heeft sinds zijn verschijning al helemaal aan relevantie gewonnen. Hoewel het twee op zichzelf staande verhalen zijn, vormen ze tezamen een consistente kijk op eigentijdse mondiale ontwikkelingen en een kritiek op de afkalving van de Westerse levensbeschouwing. Daarbij moet wel vastgesteld worden dat Le Pen het zondag niet opneemt tegen een politiek islamist, maar tegen een sociaalliberaal die misschien wel de verpersoonlijking vormt van Westerse idealen als gelijkheid en vrijheid. Als Houellebecq een onheilsprofeet is die deze idealen heeft doodverklaart, dan lijkt zijn boodschap prematuur te komen. We kunnen nog even door.

mythen
Boeken / Non-fictie

Het geheim van verbeelding

recensie: Hugo Koning (vert.) - Mythen moet je niet geloven!
mythen

Geloofden de Oude Grieken in hun eigen mythen? Dat is een lastige vraag. ‘Geloof’ is namelijk een complex begrip. In Mythen moet je niet geloven! worden in ieder geval drie auteurs uit de Oudheid opgevoerd die mythen kritisch onder de loep namen en voorzagen van rationele verklaringen.

Verreweg de belangrijkste criticaster van de Griekse mythen is Palaiphatos. Veel weten we niet over deze auteur, behalve dat hij rond 335 v.Chr. actief was in Athene. Deze exponent van de zogenaamde rationaliserende methode baseert zich op de stelling dat mensen zonder scholing bereid zijn alles te geloven wat ze verteld wordt, maar wijze mensen nooit zonder meer iets geloven. Palaiphatos was uniek in zijn werkwijze omdat hij de mythen op zichzelf beoordeelt en consequent wijst op verkeerde interpretaties zonder af te doen aan het bovennatuurlijke karakter van het verhaal. In Mythen moet je niet geloven! worden onder andere 45 analyses die zijn overgeleverd uit het werk Ongelofelijke zaken van Palaiphatos in een hedendaagse vertaling opnieuw onder de aandacht gebracht. De laatste Nederlandse vertaling dateert uit 1661.

Het werk van Palaiphatos is het meest lezenswaardig in deze vertaling. De bundel wordt namelijk nog aangevuld met werk van twee auteurs die min of meer schatplichtig zijn aan Palaiphatos. Van ene Herakleitos lezen we een ‘weerlegging of behandeling van traditionele verhalen die in strijd zijn met de natuur’ en van een anonieme auteur zijn ook nog 23 ongestructureerde en enigszins chaotische fragmenten toegevoegd. Vooral deze ‘Anonymus’ heeft echt te weinig om het lijf om te kunnen boeien.

Misverstane historische gebeurtenissen

Dat geldt dus niet voor Palaiphatos. Telkens wanneer hij een bekende mythe heeft uiteengezet, komt hij met een leuke en vlotte verklaring. Zo lezen we over het afschuwelijke, zes hondenkoppen tellende monster uit de Odyssee genaamd ‘Skylla’ (p. 57). ‘Toen Odysseus voorbij voer pakte ze zes man van zijn schip, volgens Odysseus “het meest meelijwekkende” van al zijn avonturen op zee.’ Palaiphatos analyseert dan onbewogen: ‘Het is wel heel dom om zich zo’n wezen voor te stellen.’ Vervolgens vertelt hij de ‘werkelijke’ betekenis: de Skylla was niets meer dan een snel oorlogsschip met een vreeswekkende beschildering. Palaiphatos neigt mythen, zo lezen we in de welkome inleiding van vertaler Hugo Koning, altijd te relateren aan echte gebeurtenissen die vervolgens aanleiding hebben gegeven tot fantastische verhalen. ‘Mythen zijn ontstaan uit misverstane historische gebeurtenissen, en dat is het.’ (p. 14)

Van mythe naar mythologie

De Oude Grieken blijven tot de verbeelding spreken. De Franse filosoof Blaise Pascal schrijft in zijn Pensées: ‘We stellen ons Plato en Aristoteles altijd voor in lange academische gewaden, maar het waren geschikte kerels die met hun vrienden plezier maakten, zoals ieder ander.’ (1997, p. 265) Zo moet ook menig Griek met een goed glas wijn in de hand zijn vrolijke bedenkingen hebben gehad bij alle sterke verhalen die zijn tijd hebben gekleurd. Palaiphatos geeft daarvan blijk op schrift en draagt daarmee bij aan de emancipatie van het Griekse denken. Zijn verklaringen maken het boekje de moeite waard, maar verder blijft het vooral stof voor de classicus en echte liefhebber.

 

Verder lezen: Veyne, P. (1988). Did the Greeks Believe in their Myths? An Essay on the Constitutive Imagination. Chicago: The University of Chicago Press

Muziek / Album

Luisterdance met een kwaliteitskeurmerk

recensie: Daniel Brandt – Eternal Something

Daniel Brandt slaagt in zijn opzet: nummers met een dance-opbouw maken die weinig te maken hebben met clubmuziek. Met Eternal Something, dat luisterdance bevat waarbij zomaar een trombone langskomt, is dat met glans gelukt.

‘Elektro-akoestische’ muziek, daar begon Daniel Brandt, voormalig drummer van Brandt Brauer Frick, zijn muziekcarrière mee. De invloed daarvan is op solodebuut Eternal Something niet ver te zoeken. Om die plaat vorm te geven, leerde Brandt zichzelf het afgelopen jaar een rits instrumenten aan, waaronder gitaar en keyboard. Dat het resultaat op het label Erased Tapes uitkomt, zegt zoals gehoopt iets over de kwaliteit.

Opbouwen als dancenummers

Niet alleen de kwaliteit, ook de sound van Daniel Brandt past bij Erased Tapes. Met zijn onconventionele “dance” hoort hij in een rijtje met labelgenoten Rival Consoles en Nils Frahm & Ólafur Arnalds. Dankzij het rijke geluid  , is Eternal Something bovenal een luisterplaat. Daarmee is de Duitser geslaagd in zijn opzet om tracks te maken die “opbouwen als dancenummers maar totaal niet als clubmuziek aanvoelen”.

Een van de prijsnummers, zeker als het gaat om opbouw, is ‘The White of the Eye’. Vanaf seconde één heeft dit nummer een broeierig, duister geluid. De spanning neemt toe, dankzij vlagen van een scheurende trombone en doordat de pulserende muziek almaar nerveuzer wordt. Echt barsten doet de bom niet, in plaats daarvan word je rustig meegenomen naar het volgende nummer: het kalme ‘Turn Over’. Die track bestaat onder andere uit hypnotiserend pianospel en klaaglijk trombonespel en leunt sterk op sfeer en gevoel. De gebruikte instrumenten zijn grotendeels hetzelfde als bij ‘The White of the Eye’, het effect is totaal anders.

Versterking van het label

Door deze afwisseling weet Daniel Brandt de luisteraar gemakkelijk drie kwartier te boeien, zeker gezien de vele details in zijn muziek. Slechts een enkele keer voelen de opbouwen wat richtingloos en ontbreekt er spanning. Een voorbeeld is het titelnummer ‘Eternal Something’, dat nét te traag op gang komt. Dit zijn echter uitzonderingen die nauwelijks vaart uit het album halen. Brandt debuteert met een uniek geluid en, veel belangrijker nog, een sterk geheel. Daarmee bewijst hij de zoveelste versterking te zijn van een al zo indrukwekkend label.

Kunst / Expo binnenland

Ruwe bolster, blanke pit

recensie: Sluijters, Gestel, Kelder. De passie van verzamelaar Wim Selderbeek

De tentoonstelling in het Stedelijk Museum Alkmaar begint met een portret door Toon Kelder uit 1926, en sluit ook weer af met een levensgroot, ongedateerd portret van hem door zijn vriend en kunstadviseur Jan Sluijters. Tussen die twee portretten beweegt zich een mooi overzicht van wat terecht De passie van verzamelaar Wim Selderbeek wordt genoemd. Die passie was het verzamelen van schilderijen en tekeningen.

Toon Kelder, Portret W.F. Selderbeek, 1926, Olieverf op doek, Particuliere collectie

De Amsterdamse poelier en autohandelaar Wim Selderbeek (1884-1963) verzamelde vanaf 1925 werk van Nederlandse bodem. Hij nam ook doeken op van de gedurende de Eerste Wereldoorlog naar Nederland uitgeweken Vlaamse schilder Gustave De Smet, die bij Selderbeek in dezelfde straat woonde.

Selderbeek had een voorkeur voor het vroege werk van schilders als Leo Gestel en de Bergense Arnout Colnot. Van Gestel had hij maar liefst vijftig titels in zijn verzameling, van Colnot, de ‘donkerschilder’, twintig. Van andere kunstenaars, zoals zijn vriend Sluijters maar ook Wim Schuhmachter, vond Selderbeek alle periodes interessant. Als het maar op één of andere manier figuratief was.

Figuratief en nog eens figuratief

Op de informatieve teksten bij de schilderijen komen ze voorbij, de verschillende stromingen die in de collectie van Selderbeek waren vertegenwoordigd. Van het figuratief expressionisme van Colnot (Boer in landschap, 1916), de nieuwe zakelijkheid van Charley Toorop (Leidsegracht, 1927) tot de modern-figuratieve kunst van Kees Maks.

Wie in kunsthistorisch opzicht een vervolg van deze figuratieve Nederlandse kunst wil zien, kan terecht bij de tentoonstelling Armando tot Mulders tot Visch. Collectie Van der Meer in Museum Flehite in Amersfoort (tot en met 14 mei 2017). Hierin valt de nadruk op tekeningen en aquarellen, die in Alkmaar minder zijn vertegenwoordigd. Maar laten we eerlijk zijn: wél op een hoog niveau, zoals een zelfportret met de sprekende, grote ogen en Les Clochards in Parijs, beide tekeningen van Charley Toorop.

Charley Toorop, zelfportret, 1921, houtskool/krijt op papier, collectie Stedelijk Museum Alkmaar

Musea en particuliere collecties

Veel van wat wordt getoond, komt uit particuliere collecties. Maar ook van bijvoorbeeld Mark Smit, Kunsthandel in Ommen, het Frans Hals Museum in Haarlem (Sluijters’ Staphorster boerenfamilie, 1917) en het Singer Museum in Laren (Sluijters’ Portret van Anna Leyden, 1921).

In 1930 kon Selderbeek zijn privéverzameling uitbreiden met een deel van de collectie van de Bergense School-verzamelaar Piet Boendermaker, over wie het museum in 2015 een tentoonstelling samenstelde. In 1941 verkocht Selderbeek een portret van Sluijters aan het Amsterdamse Stedelijk Museum. Hij probeerde ook een schilderij van Van Blaaderen – over wiens werk het museum in Alkmaar verleden jaar een tentoonstelling organiseerde – te verkopen aan het Van Abbemuseum in Eindhoven. Dit strandde, omdat toenmalig directeur Edy de Wilde meer was geïnteresseerd in internationaal spelende ontwikkelingen in de kunst.

Kees Maks, Staande vrouw met bloemstuk, circa 1917, olieverf op doek, collectie Mark Smit Kunsthandel, Ommen

Geen publiciteit gezocht en gekregen

Het is gastconservator Kees van der Geer gelukt een prachtige doorsnede van zo her en der verspreide werken van Wim Selderbeek samen te brengen. Een verzameling die zo’n driehonderdvijftig stuks omvat. Deze werken worden ook nog eens op een buitengewoon fraaie wijze, op een stijlvolle achtergrond, getoond. Kunst die qua stijl of sfeer bij elkaar past, is naast elkaar opgehangen, zoals een Van Blaaderen en Gestel op één wand. Dat geldt ook voor twee kunstnaaldwerken van Christine van Zeegen (uit het Textielmuseum in Tilburg).

Op de wanden tussen de werken zijn sterk vergrote prints van foto’s met Selderbeek afgedrukt. Een man die uit beschrijvingen naar voren komt als een ruwe bolster, blanke pit, en die als verzamelaar en bruikleengever de publiciteit niet zocht en ook niet kreeg. Tot nu, dankzij deze fraaie tentoonstelling. En dat is volkomen terecht.

Afbeelding boven:
Jan Sluijters
Spaanse danseres
1906
Olieverf op doek
Singer Laren, bruikleen uit particulier bezit

Muziek / Album

Dylan onder de loep

recensie: Bob Dylan – Triplicate

Dat Bob Dylan als eerste songschrijver de Nobelprijs voor de Literatuur won zal niemand ontgaan zijn, want dit heeft veel stof doen opwaaien. De reactie van Dylan was natuurlijk ook heel typisch: hij wist niet of hij de prijs zelf kon ophalen vanwege de drukte.

In oktober werd het bekend dat hij de prijs had gekregen. Dylan liet pas in november per brief weten de prijs te aanvaarden. Op zaterdag 1 april haalde de zanger in Stockholm alsnog zijn prijs zelf op. Hij liet weten wel blij met de prijs te zijn. De vooraf opgenomen speech zou hij het comité later nog toesturen. Diezelfde avond gaf Dylan een optreden in de Zweedse hoofdstad, waar hij geen woord repte over de zojuist ontvangen prijs.

Zijn discografie

Dylan heeft een oeuvre op zijn naam staan om “u” tegen te zeggen. In 2013 verscheen de box The Complete Album Collection Volume One met al zijn tot dan toe uitgebrachte studiowerk, plus de zes reguliere live-albums van de meester. De drie albums die daarna verschenen bevatten allemaal covers. Shadows in the Night, Fallen Angels en nu dan Triplicate laten een andere Bob Dylan horen dan de Bob Dylan die de Nobelprijs ontving.

Mijn eerste Dylan plaat was ooit ‘Lay Lady Lay’ en het kennismakingsalbum was Desire, waarna ik onmiddellijk Blood On The Tracks aanschafte. Vanaf dat moment was ik verslaafd aan de muziek van Bob Dylan; een verslaving die ik de rest van mijn leven niet meer kwijtraak.

We zullen maar hopen dat “His Bobness” ooit weer een album zal uitbrengen met eigen liedjes. De inmiddels vijfenzeventigjarige zanger is hopelijk het liedjes schrijven niet verleerd. Toch wil hij zijn eigen oeuvre live ook niet meer herkauwen en bedient hij zich van ‘The Great American Songbook’ met veel aandacht voor wat Frank Sinatra ooit zong.

Over de hobbel heen

Het album Triplicate heeft een echte ‘late night vibe’. Het kent drie delen met afzonderlijke titels. ‘Til The Sun Goes Down, Devil Dolls en Comin’ Home Late klokken allen rond een half uurtje speeltijd. De stem van Dylan is in de loop der jaren aardig veranderd. Ik mocht hem in 2004 ooit in Cardiff live zien en horen spelen. Dat was destijds geen onverdeeld genoegen: met zijn toenmalige band speelde hij vrij stevig en Dylan was bepaald niet goed bij stem. In de jaren daarna verschenen albums waarop hij steeds beter klonk. Ook op Triplicate sta ik versteld van de zangkwaliteiten. Dylan zingt laag en soms nog lager dan je voor mogelijk houdt. Het komt zijn kwaliteit ten goede. Hij is natuurlijk geen Sinatra, die niet voor niets The Voice werd genoemd. Toch zijn de interpretaties die Dylan geeft van deze soms zeer bekende liedjes erg fijn om naar te luisteren.

Maar dit album zal nooit een van zijn albums met eigen werk verdringen. Dan grijp ik toch liever terug naar een van zijn literaire werken, zoals we het tegenwoordig mogen noemen. Toch went Triplicate, net als de twee voorgaande albums en langzaam ga je zelfs van houden. Al moet je wel even over de hobbel heen dat het geen echt Bob Dylan-album is zoals vroeger. Maar als je daar eenmaal overheen bent, dan is ook deze nieuweling lekker te noemen.

Theater / Voorstelling

Het beest is terug!

recensie: De Nationale Opera – A Dog’s Heart

Het komt niet vaak voor dat een opera nog echt ranzig en baldadig is. A Dog’s Heart is dat gelukkig wel, en ook nog eens op zo’n creatieve en energieke manier dat je tegelijkertijd gruwelt en geniet.

In 2010 ging de vers geschreven opera A Dog’s Heart van de Russische componist Alexander Raskatov in première bij De Nationale Opera. Het stuk verblufte door muziek en regie, maar de grote publiekstrekker was een hondenpop, een mormel dat beeldschoon is in zijn lelijkheid. Zeven jaar later – omgerekend één hondenjaar, zo wil de vuistregel – is het dier terug in Amsterdam.

Moderne scheppingsmythe of mislukt experiment

Het verhaal, naar de in 1925 geschreven en kort daarna verboden novelle Een Hondenhart van Michail Boelgakov, is op zijn zachts gezegd ongebruikelijk. De arrogante professor Filipp Filippovitsj (Sergei Leiferkus) transplanteert de testikels en de hypofyse van een mens in het lichaam van de straathond Sjarik (met de stemmen van Elena Vassilieva en Andrew Watts). Hierop verandert het beestje in de mens Sjarikov (Peter Hoare), althans fysiek. Mentaal is deze nieuwe mens een zedeloos monster dat zich volledig laat leiden door zijn instincten. Terwijl Sjarikov rookt, vloekt en katten onteert, zit de professor in over wat hij met zijn misbaksel moet beginnen.

Zelfs voor opera, een genre waarin veel mogelijk is, is het verhaal opvallend grotesk. Boelgakov drijft duidelijk de spot met het grote Sovjetexperiment: de poging om een nieuwe maatschappij te creëren waarin de burger onbaatzuchtig werkt voor het grotere goed. Maar ook nu, een kleine honderd jaar later, is het verhaal een spitsvondige steek naar de hypocriete machthebber die de kleine mens wil veranderen, maar zijn eigen tekortkomingen niet kan of wil zien. Zoals een archaïsch spreekwoord zegt: de ene hond verwijt de andere dat hij vlooien heeft.

Hondenblues

Componist Raskatov vraagt het uiterste van zijn muzikanten. Sommigen zingen louter in de allerhoogste regionen, voor anderen bestaat de partij uit razendsnelle toonladders en gebroken akkoorden. Hoewel iedere zanger zich met verve van zijn taak kwijt, is de jubelrol weggelegd voor het duo dat de stemmen van de hond op zich neemt. Watts vertolkt de empathische kant van de hond met zijn breekbare contratenor. Daartegenover staat Elena Vassilieva, die gromt en huilt door de megafoon en daarbij in de verte aan Tom Waits doet denken. Ondanks het feit dat de fenomenale poppenspelers altijd te zien zijn, wordt de hond op deze manier levensecht en zelfs menselijker dan de andere personages.

Het decor is minimaal – een truttig bolletjesbehang – maar door een minutieuze choreografie van personen en rekwisieten weet regisseur Simon McBurney constant te verrassen. Het toneelbeeld doet afwisselend denken aan socialistisch-realistische agitprop, klassieke griezelfilms (Frankenstein ligt natuurlijk op de loer) en spionagefilms uit de Koude Oorlog.

Elk element in deze opera is een kunstwerk op zich, maar de synergie en de perfecte balans tussen humor en horror maken A Dog’s Heart een 21ste-eeuwse operaklassieker.

Boeken / Fictie

Terugkijken op het begin van een grillig oeuvre

recensie: Merijn de Boer - Nestvlieders

Het debuut van Merijn de Boer, Nestvlieders, is herdrukt. Tijd voor een hernieuwde kennismaking met vier originele verhalen.

Nestvlieders is al eens eerder op deze website besproken: ruim vijf jaar geleden bestempelde Frank Heinen in zijn recensie Merijn de Boer als een ‘relikwie uit voorbije tijden’ en de verhalen in deze bundel als ‘vier goede wijnen’. Na het verschijnen van deze bundel bij Meulenhoff in 2011 verhuisde De Boer (1982) naar uitgeverij Querido, waar zijn twee romans De nacht (2014) en ’t Jagthuys (2016), verschenen. Nestvlieders werd eerder verramsjt, maar is nu dus weer vrijelijk verkrijgbaar. Dat biedt de kans De Boers debuut te vergelijken met zijn latere werken.

Originele kijk

Als eerste moet opgemerkt worden dat de twee novellen en twee verhalen in Nestvlieders alle getuigen van eenzelfde originele kijk op de wereld als de latere romans. De Boer sleept je met alle gemak zijn verhaal in. Zelfs wanneer de plot dicht tegen het cliché aanschurkt en voorspelbaar dreigt te worden, weet De Boer zich er met een sprong uit te wurmen.

Dit blijkt al gelijk uit het eerste verhaal, ‘Overal leegte’. De hoofdpersoon is schijnbaar geobsedeerd met een van zijn weinige medebewoners in een groot pand. Een van dezen, Wolf, verkleedt zich ’s nachts en gaat dan als clown de straat op. Langzaam en heel precies bouwt De Boer de spanning op, er vinden haast bovennatuurlijke gebeurtenissen plaats en er wordt veel over letsel en schade gepraat: je meent te weten waar dit heen gaat. Maar dan slaat De Boer een totaal andere richting in.

Absurde voorvallen

De Boers fictie wordt vaak gekenmerkt door absurde voorvallen en vreemde denkwijzen. Dit is het beste zichtbaar in ’t Jagthuys, dat je onsympathiek zou kunnen karakteriseren als een vergaarbak van gekken en halvegaren. Die hang naar de randen van het normale – en soms eroverheen – pakt niet altijd goed uit: in deze bundel worden de novellen ‘Balthasar Tak’ en ‘Luchtkasteel’ er nogal door uit het lood getrokken. In het sferische slotverhaal ‘Kraaien in de schoorsteen’ vallen de stukjes dan wel weer op z’n plek.

Deze herdruk van Nestvlieders herinnert er dus bovenal weer aan dat Merijn de Boer zowel qua stem als qua thematiek een consistent schrijver is. Hij blijft risico’s nemen en nieuwe vormen zoeken. De eerste zin in deze bundel is als volgt: ‘Het complex was gebouwd in de vorm van een reusachtige dolfijn.’ Je vraagt je af wat de uiteindelijke vorm van De Boers oeuvre gaat worden.

Oorlog
Boeken / Non-fictie

Oorlogslessen

recensie: Martijn Kitzen - Oorlog onder de mensen
Oorlog

Voormalig militair en historicus Martijn Kitzen onderzoekt in Oorlog onder de mensen de koloniale Atjehoorlog en de Nederlandse missie in Afghanistan. Cruciaal voor het welslagen van beide interventies was, zo laat hij overtuigend zien, het verwerven van steun van de lokale machthebbers.

Veel hedendaagse oorlog draaien niet meer om het verslaan van een ander land. De conflicten van vandaag de dag spelen zich vaak binnen landgrenzen af en statelijke actoren zijn vaak maar één partij in het conflict. Denk aan Islamitische Staat, Al-Qaeda en Al-Shabaab: allemaal groeperingen die het opnemen tegen overheden.

Ook de oorlog in Afghanistan was zo’n asymmetrisch conflict. Wat zo’n conflict extra bemoeilijkt is dat het verschil tussen combattanten en burgers vervaagt. Hoe kun je in zo’n situatie nu het best militair interveniëren? Historicus en politicoloog Martijn Kitzen, die zelf in Afghanistan diende, promoveerde op militaire interventies in dit soort conflicten. Dit proefschrift is in boekvorm uitgegeven onder de titel Oorlog onder de mensen.

Allianties

Geweld is noodzakelijk, zo blijkt uit Kitzens boek, maar om de door hem onderzochte missies te doen slagen was meer nodig. Zowel in de Atjehoorlog (1873-ca. 1912) als bij de missie in Uruzgan (2006-2010) had het Nederlandse leger de steun nodig van lokale heersers. Met de aanpak wortel en stok (beloning voor samenwerking, afstraffing bij verzet) wist Nederland de plaatselijke machthebbers aan zich te binden.

Daarvoor is wel een gedegen kennis van de lokale machtsstructuur nodig, zo laat Kitzen zien. In Atjeh deden de Nederlanders daar decennia over, in Uruzgan twee jaar. Door goed inzicht te krijgen in de machtsverhoudingen en rekening te houden met de belangen van de lokale actoren, was Nederland beter in staat te voorkomen dat de Afghaanse stammen aansluiting zochten bij de Taliban.

Het meest succesvolle voorbeeld hiervan was de slag om de stad Chora. Daarbij werkte het Nederlandse leger samen met twee grote stammen tegen de Taliban. Zo werd de Taliban verslagen en werd de steun van de lokale bevolking gewonnen. Ongeveer de helft van de bewoners van Uruzgan behoort tot die stammen.

Leren van het verleden

Dat Kitzen in zijn boek zowel de oorlog in Atjeh als die in Uruzgan behandelt, maakt zijn centrale these sterker. De strategie werkte dus niet slechts op één plaats, maar in twee heel verschillende situaties. Vanuit wetenschappelijk oogpunt begrijpelijk. Voor de gemiddelde lezer maakt dat het boek er niet makkelijker op. Beide oorlog worden uitvoerig en zeer gedetailleerd beschreven en door het grote aantal namen, stammen en wisselende allianties, raak je als lezer snel de weg kwijt.

Toch is het boek razend interessant: het geeft een goed en gedegen inzicht in hoe oorlog er nu werkelijk uitziet in de dagelijkse praktijk. De manier van aanpak in Afghanistan was succesvol. Het succes was echter, gezien de te vroege terugtrekking, niet duurzaam. Misschien wel de belangrijkste boodschap van Kitzen is: laten we daar van leren.

Boeken / Poezie

Verslag van een veranderende wereld

recensie: Piet Gerbrandy - Steencirkels

Voordat 2016 de titel overnam, was 2015 het warmste jaar ooit gemeten. Daarvoor 2014. Klimaatverandering schept een nieuwe wereld, maar wat voor een? Op die vraag zoekt Piet Gerbrandy in zijn nieuwe dichtbundel Steencirkels een antwoord.

Piet Gerbrandy’s nieuwe bundel kan net zo goed epische prozapoëzie genoemd worden: aan genreafbakeningen lijkt de auteur niet zo gebonden. Het is in ieder geval een poëzieboek waarin verschillende verhalen verteld worden. Zo bevat Steencirkels, om maar wat te noemen, een scheppingsverhaal, het dolen van een man genaamd O en allerhande erotische escapades. En cirkels, natuurlijk, of circulaire bewegingen – die zitten al in die ‘O’ vervat. Veelzijdig, en daarnaast ook veelstemmig: niet alleen loopt dat scheppingsverhaal parallel aan de reis van O, tijdens die reis komen allerlei verschillende personages aan het woord.

Piet Gerbrandy (1958), naast dichter ook classicus en criticus bij De Groene Amsterdammer, laat in Steencirkels zien wat hij kan. Registers en thema’s lopen door elkaar heen in deze bundel. Gerbrandy plaatst thema’s als liefde en de plaats van de mens in de wereld tegenover, of soms juist naast elkaar, laat ze met elkaar in gesprek gaan of juist botsen.  Hij laat zich zo zien als een uiterst moderne dichter, die toch altijd gegrond staat in de literatuurgeschiedenis: zich bewust van genres kan hij de grenzen opzoeken en verleggen.

De schepping van de aarde

Naast die rijkdom staat wat menigeen zou aanduiden als engagement: in Steencirkels doet Gerbrandy verslag vanuit en over een veranderende wereld. Aan de ene kant is daar de schepping van de aarde: ‘Het geldt als beleefd eerst goden de woorden te laten,’ begint het. In de rest van het verhaal is er van alles in beweging: dingen veranderen van vorm, ontstaan, beginnen (‘Men zegt dat het begon met vliezen en strengen van steeds wisselende / binding en gedaante’), of houden juist op (‘Poolkappen trokken op. De zee viel droog’).

Ook de wereld van O verandert. Al het eerste gedicht is gevuld met beelden van een opwarmend klimaat: ‘een bed in de smeltende toendra’, en later is er sprake van een ‘grijze rivier zonder vis’. De hele bundel door blijft O – en daardoor de lezer – herinnerd worden aan de steeds fragieler lijkende relatie tussen mens en natuur. Wat ooit zo onschuldig leek – olie oppompen, bijvoorbeeld – keert wraakzuchtig terug: waar de mens eerst gebruik maakte van de natuur, slaat de wereld nu terug, bijvoorbeeld door klimaatverandering. Daarmee is deze bundel bij mijn weten een van de eerste pogingen een langzaam proces als klimaatverandering in de literatuur te vangen.

Zoektocht

In Steencirkels zoekt Gerbrandy naar manieren om verhalen te vertellen in en over een wereld die steeds kwetsbaarder blijkt te zijn, waardoor onze eigen plek daarin ook niet meer zeker is. Bij Gerbrandy gaat die zoektocht over een zekere spiritualiteit en mystiek. Goden worden aangesproken, en lijken af en toe als Grieks koor terug te spreken. Gerbrandy’s wereld is bezield, de mens is maar een klein onderdeel:

‘De lucht is van de wolken en de meeuwen.
Wij blijven aan de grond en halen adem.
De zee behoort aan vissen toe en wieren.
Wij koelen af in water dat ons wiegt.
Het vuur is van de stammen en de vlammen.
Wij warmen ons aan lijven die ontbinden.
Het land is van de aarde. Niet van ons.’

Als laatste lof voor het designfoefje op het voorplat: de pastelkleurige cirkels lijken te bewegen wanneer je de bundel dichter bij of verder van je brengt. Dat, en de zwarte punten op het voorplat en de grillige, cirkelende titelweergave, is een mooie metafoor voor deze ingenieuze bundel: bij herhaalde lezing verandert Gerbrandy’s poëzie telkens van vorm, inhoud en betekenis. Dat maakt dat Steencirkels misschien niet tot de meest toegankelijke poëzie behoort, maar wel tot de meest rijke die dit jaar zal verschijnen.

Theater / Voorstelling

Wie schrijft Zohre’s happy end?

recensie: Marjolijn van Heemstra - Zohre, een Afghaans-Nederlandse soap

In Zohre, een Afghaans-Nederlandse soap geven Marjolijn van Heemstra en Zohre Norouzi een indrukwekkend pleidooi voor medemenselijkheid.

De toekomst van Zoraya en Zohre

Hoe loopt het af met Zoraya, het hoofdpersonage uit de Afghaanse soap The Secret of this House? Blijft ze in haar verstandshuwelijk of vlucht ze met haar grote liefde Kabir? Zohre Norouzi zal het nooit weten. De dreiging van de Taliban betekende het einde van een soap waar zij zich in herkende en hoop uit putte. Na een vlucht uit Afghanistan is haar eigen toekomst even ongewis: hoe kan zij in Nederland een nieuw leven opbouwen?

En bovendien: met wie? Norouzi mag in Nederland blijven, maar haar familie niet. Een ontmoeting met Marjolijn van Heemstra blijkt het begin te zijn van een waardevolle vriendschap. Wat begint als een bijverdienste als oppas en een onverwacht verzoek om te overnachten, groeit uit tot een jaar van talloze gesprekken op het dak van Norouzi’s flat en verwoede pogingen van Van Heemstra om haar door het doolhof van de Nederlandse bureaucratie te helpen. Een sollicitatie bij de Broodzaak vereist een examen waar ook Van Heemstra niet uitkomt, en bij verlate betalingen kan ze rekenen op een muur van regelgeving en ambtelijke onmacht. Hoe vastbesloten ze ook is om Zohre’s verhaal tot een goed einde te brengen, de realiteit is overweldigend ingewikkeld.

De grote gevolgen van kleine gebaren.

Daarnaast doemt de vraag op waar de scheidslijn ligt tussen behulpzaamheid en zelfgenoegzaamheid. Het redden van vluchtelingen aan de Griekse kust voelt veel heldhaftiger dan het begeleiden van een integratie, overweegt Van Heemstra. En wanneer wordt dit begeleiden paternalistisch? Hoe vermijd je in het patroon te vallen van Marleen, de dame uit Zohre’s bezoekcentrum die de kinderen het liefst in ‘kleine Marleens’ wou veranderen? Met aanstekelijke bravoure en humor laat Van Heemstra al deze vraagstukken de revue passeren, zonder haar vastberadenheid om te helpen ironisch te maken. Ze behoort tot een handjevol Nederlandse theatermakers die de valkuilen van idealisme blootleggen zonder daarmee hun eigen idealisme te ontkrachten. Het belang om een ander te helpen, zelfs als je dat nooit helemaal goed kan doen, staat buiten kijf.

Zohre Norouzi is de kalme tegenpool in deze voorstelling. Terwijl Van Heemstra worstelt met ambtenaren en instanties, en ontmoedigd raakt door haar onvermogen om Norouzi’s verhaal een happy end te geven, blijkt het contact tussen de twee vrouwen een wezenlijk verschil te hebben gemaakt. Zittend op een verhoging – verwijzend naar het dak waar zij hun gesprekken voerden en wellicht een televisiescherm waarin Zoraya’s/Zohre’s verhaal zich afspeelt – wordt duidelijk dat het hebben van iemand om verhalen mee te delen al genoeg is om Zohre’s toekomst iets gelukkiger te maken.