Muziek / Concert

Opnieuw betoverend mooi

recensie: Eivør @ Rotown Rotterdam

Voor de zevende keer zien we Eivør live. Voor haar het debuut in Rotterdam op het dertigjarige Rotown podium. Een prima ambiance voor een zangeres, die de warmte in de muziekliefhebber aanwakkert. Ondanks dat het haar eerste keer is in deze stad, is de zaal flink gevuld met opvallend veel jonge liefhebbers.

De tournee van Eivør staat in het teken van het zojuist verschenen album Slør, dat enige weken geleden in de Engelse editie uitkwam. In 2015 verscheen het album in de Faeröerse versie, hetzelfde jaar dat ze Bridges maakte. In de tussentijd releaste ze op de Faeröereilanden nog de soundtrack van At The Heart of a Selhie. Hier sleepte ze haar achttiende lokale prijs voor in de wacht.

Het dozijn is vol

De Engelse versie van Slør is haar twaalfde album. We tellen dan een kinderboek en cd met kinderliedjes en een EP’tje niet mee. Zoals al een paar keer het geval is geweest, heeft Eivør een collega-artiest uit haar geboorteland mee op tournee.

De show wordt geopend door Konni Kass. Kass is gezegend met een mooie stem en schrijft haar liedjes zelf. Normaal treedt zij op met een band van drie personen, maar dit keer is ze solo en speelt ze naast toetsen ook elektrische gitaar. Verder komen de ritmes en begeleiding uit de laptop. Ondanks de computer weet Kass een heel organisch geluid te creëren. Tijdens haar korte show ontstaat direct de hoop dat ze ook met Eivør een stukje meezingt, omdat haar stem daar mooi bij zal kleuren. Kass speelt voornamelijk liedjes van haar debuutalbum Haphe.

Na de pauze is het uiteraard de beurt aan Eivør. Ze opent met twee nummers van het zojuist verschenen Engelse album Slør. Als eerste horen we ‘Fog Banks’ (Faeröerse titel: ‘mjørkalókar’) gevolgd door ‘Broken’ (Faeröerse titel: ‘brotin’). Vervolgens zingt ze het daaropvolgende lied weer in haar moedertaal. Een taal die ze later vergelijkt met het Nederlands voor wat betreft de klank. Ze verstaat onze taal net zomin als wij die van haar. Ze heeft overigens wel perfect “Dankjewel” leren zeggen en gebruikt dat vanavond dan ook.

Mooie samenzang

Halverwege de set van Eivør wordt Konni Kass aan de band toegevoegd. Ze zingen samen een prachtige uitvoering van het lied ‘Rain’. Hier horen we hoe mooi de stemmen bij elkaar kleuren. Toch moet Kass haar meerdere erkennen in Eivør, die met haar geschoolde stembanden veel hoger komt.

Als vaste begeleiders zijn wederom Hogni Lisbeg en Mikael Blak van de partij. Lisberg verzorgt, als Kass er niet is, de achtergrondvocalen, terwijl hij ondertussen voor het mooie slagwerk zorgt. Blak speelt toetsen en basgitaar.

Eivør trakteert vooral op liedjes van haar laatste drie albums: Bridges en de twee versies van Slør. Het onvermijdelijke nummer ‘Trøllabundin’ maakt al dertien jaar deel uit van haar set, maar gaat nog steeds niet vervelen. Op de Engelse versie van haar nieuwste album is het helaas niet vertaald naar het Engels; dat was wel een leuke verrassing geweest. Het is dan ook het enige lied dat in Faeröers is gebleven.

Als afsluiter van de show krijgen we een bijzonder mooie uitvoering van het lied ‘Famous Blue Raincoat’ van Leonard Cohen. Eivør bewonderde Cohen. ‘Falling Free’ wordt als laatste toegift gespeeld. Kass speelt hier op de saxofoon. Datzelfde lied sluit ook het album Slør af in een live-uitvoering als bonustrack. Het is een krachtige afsluiter van wederom een prachtig concert.

Boeken / Non-fictie

Opgevoed tot nazi

recensie: Mischa Cohen - De nazi-leerling

In De nazi-leerling beschrijft Vrij Nederland-journalist Mischa Cohen het leven van Dick Woudenberg, zoon van NSB-topman Jan Woudenberg. Als jonge jongen geloofde Dick hartstochtelijk in het Groot-Germaanse Rijk en was hij bereid te sterven voor Adolf Hitler. Hoe komt een puber tot zulke denkbeelden?

Het antwoord is even simpel als ongemakkelijk: het werd hem met de paplepel ingegoten. Dicks vader, Jan Woudenberg, was een vroeg lid van de NSB en wist het uiteindelijk tot Tweede Kamerlid te schoppen. Hij kwam voor zijn werk af en toe in Duitsland dat toen in crisis verkeerde. Bij toeval zag hij Hitler spreken en werd geraakt door de extase van de luisterende menigte. Bovendien had Jan Duitse kennissen die hem overtuigden van de plannen van Hitler. Jan was om.

Bij thuiskomst begon hij zich met ongelooflijke ijver in te zetten voor zijn politieke idealen. Het was net alsof hij tot dan toe niet had geleefd, zo zei hij later. Het nationaalsocialisme was zijn levensdoel geworden. Niet alleen Jans leven, maar heel het gezinsleven draaide om politiek.

Bekering

De enige die daaraan wist te ontsnappen was Jans gelijknamige oudste zoon. Die moest weinig van politiek hebben; zijn leven draaide om voetbal. Het Nederlands elftal halen was het enige doel in zijn leven.

Tot de oorlog begon. Jan zat in dienst en moest Nederland beschermen tegen de Duitse invasie. Zijn bekering tot het nationaalsocialisme werd in gang gezet toen hij op een van zijn posten naar de wc moest. Een stapel kranten fungeerde als toiletpapier. Jan pakte de krant waarop het nieuws was afgedrukt van de arrestatie van zijn vader, die als NSB-lid als mogelijk landverrader werd gezien en uit voorzorg was opgepakt. Jan: ‘Ik moest vechten voor mijn vaderland en met mijn eigen vader kon ik mijn reet afvegen.’ Een maand later – Nederland was gecapituleerd – vertrok hij voor een militaire opleiding naar München. Een paar jaar later zou Jan als SS’er sterven aan het Oostfront.

Reichsschule

Dick keek tegen zijn broer op. Alleen had hij niet het sportieve talent van Jan. Dick moest het meer van zijn intellectuele en artistieke kwaliteiten hebben. Hij werd toegelaten op de Reichsschule waar de leerlingen werden klaargestoomd tot de toekomstige nazi-elite.

Later zou Dick zijn tijd op die school omschrijven als het langzaam toegediend krijgen van druppels gif. Hij was overtuigd van de superioriteit van het Germaanse volk en van de inferioriteit van met name de Joden. Later moest hij, zoals Dick dat omschreef, ‘gedeprogrammeerd’ worden.

Het kwaad

De wegen die de drie Woudenbergs aflegden naar het nationaalsocialisme zijn heel verschillend. Bij Jan sr. was het de uitkomst van een geleidelijk proces en een weloverwogen beslissing. Hij was overtuigd en fanatiek. Die weg is tegengesteld aan die van zijn oudste zoon, op het fanatieke na. Dick rolde er als het ware in.

Het is jammer dat Mischa Cohen hier geen nadruk op legt. Ook vandaag hebben we te maken met radicalisering en ook daarbij vragen we ons af hoe mensen kunnen kiezen voor een ideologie die zo overduidelijk het kwaad belichaamt. Het boek had meer kunnen bieden als het ook dieper was ingegaan op de ogenschijnlijke aantrekkingskracht van het kwaad.

Boeken / Non-fictie

Tussen werkelijkheid en waanzin

recensie: Georges Perec - De duistere winkel

De kunst beheersen om je dromen zo op te schrijven dat ze ook interessant zijn voor anderen en vervolgens de moed hebben om dit te publiceren en hiermee je kwetsbaarheid te tonen: Georges Perec kon en deed het.

Frankrijk, 1968. Een tweeëndertigjarige jonge man ligt in de knoop met zijn verleden – zijn ouders zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog gestorven – en hij begint zijn dromen op te schrijven. Het belang dat Perec hecht aan zijn dromen wordt onderstreept door de psychoanalytische behandelingen die hij rond dezelfde periode ondergaat. Het resultaat is de bundeling van 124 dromen in De duistere winkel. Dit boek is oorspronkelijk gepubliceerd in 1973, vijf jaar voordat Perecs meesterwerk Het leven een gebruiksaanwijzing zou verschijnen. Nu heeft het, vertaald door Edu Borger, een plekje gekregen in de prachtige reeks Privé-domein van De Arbeiderspers.

Dromen over de Tweede Wereldoorlog

Perecs dromen staan los van elkaar maar vormen tegelijkertijd een verhaal. Dit komt doordat sommige onderwerpen telkens terugkeren. Zo is de Tweede Wereldoorlog sterk aanwezig: Perec droomt over concentratiekampen, soldaten en het verzet. In juli 1970 noteert hij:

‘Op een goede ochtend’ bevind ik me weer in het kamp. […] Een officier zet ons met behulp van een lange bamboe zweep op een rij. Hij is eerst wel vriendelijk, maar dan begint hij ons plotseling op een verschrikkelijke manier uit te schelden. […] De wereld van het kamp is onaangetast: je kunt er niets aan veranderen.

Perec droomt in november 1971 dat hij zich in bezet Frankrijk bevindt: ‘Het is de tijd van de bezetting. Overal Duitsers. Doorwaakte nacht in een door de ondergrondse bezette boerderij. Verzetstaferelen.’ Daarnaast droomt hij meerdere keren dat de politie hem wil arresteren, over filmopnames van zijn boek Een man die slaapt, maar ook over zijn liefdes, kruiswoordpuzzels, katten en Adolf Hitler. En dit heeft Perec allemaal opgeschreven in zijn prachtige, beeldende schrijfstijl.

In het hoofd van een genie

De stukken variëren in lengte; soms bestaat een droom uit een paar zinnen en soms uit een paar pagina’s. De dromen zijn donker, maar met een vleugje humor. Dit zorgt ervoor dat het verhaal niet te zwaar wordt en je zonder problemen door kunt lezen.

Dit boek biedt een inkijkje in het hoofd van een genie en mag beslist niet ontbreken in de boekenkast van een Perec-liefhebber. Met De duistere winkel heeft de serie Privé-domein er weer een juweeltje bij gekregen.

Boeken / Non-fictie

Digitalisering: een vloek of een zegen?

recensie: Sidney Vollmer - On/Off

De smartphone en digitale media zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijkse leven. Hoewel digitalisering ons veel goeds heeft gebracht komt er toch ook steeds meer argwaan en kritiek. Is al die afleiding wel zo prettig en raakt onze privacy niet in het geding? Deze scepsis was reden voor Sidney Vollmer om onderzoek te doen naar digitalisme. Hij gaat op zoek naar balans in digitale tijden.

Voorafgaand aan het boek heeft Vollmer uitgebreid onderzoek gedaan en een podcastserie over het onderwerp gemaakt. Zijn grondige speurwerk is te zien aan de uitgebreide literatuurlijst en de vele voetnoten. Ook heeft hij zelf geëxperimenteerd met digitale media: van zijn roman Alles ruikt naar chocola verscheen een app. Hier zegt hij over:

Alleszins een succes te noemen en ik ben ook trots op het resultaat. Maar de verdienste is niet vast te houden, niet tastbaar in de kast bij te zetten. Vijf jaar later is dat een onvermoede tegenvaller.

De teleurstelling die hij hier voelt is tekenend voor zijn boek en zijn houding ten opzichte van de digitale revolutie: de verbitterdheid spat van het boek af.

Nostalgie naar de vorige eeuw

Aan de hand van zijn eigen leven beschrijft Vollmer de digitale revolutie vanaf de jaren tachtig tot nu. Hij denkt terug aan het opnemen van de nieuwste hits vanaf de radio, de eerste minidisc-speler die hij kreeg en de oude games die hij speelde, maar ook de eerste sociale media MSN en Hyves passeren de revue. Helaas romantiseert hij hierbij het verleden en heeft hij enkel kritiek op het heden.

In zijn verbitterdheid laat hij geen ruimte voor twijfel en zelfreflectie. Het feit dat hij niet meer zo intens van muziek houdt als vroeger wijt hij aan de algoritmes van Spotify – terwijl de gemiddelde puber vaak intenser naar muziek luistert dan een dertiger. Dezelfde algoritmes van Netflix zorgen er volgens hem voor dat je in een bubbel zit en niet meer buiten je comfortzone durft te kijken. Mensen kijken alleen nog maar de films die hen worden aanbevolen in het menu van Netflix en zien hierin hun wereldbeeld bevestigd. Theoretisch gezien is dit misschien het geval, maar in de praktijk zijn er nog altijd de persoonlijke aanbevelingen van vrienden en de recensies in kranten, tijdschriften en op internet.

Wake the f*ck up

Vollmer beklaagt zich niet alleen maar over de grote mediareuzen (Netflix, Spotify, Facebook, Google) maar komt ook met suggesties. Ideeën voor de overheid en het bedrijfsleven die onze privacy beschermen en het inzichtelijker moeten maken wat er met onze gegevens gebeurt. Vollmer hoopt met zijn boek een revolutie te ontketenen, zo doet zijn lange lijst met aanbevelingen vermoeden. Een revolutie die ook echt nodig lijkt te zijn, getuige dit citaat:

De smartphone is vanwege het gebruiksgemak, de bundeling van functies, de alomtegenwoordigheid en het continue tweerichtingsverkeer […] het ultieme surveillanceapparaat gebleken.

Wie boeken als The Circle van Dave Eggers en 1984 van George Orwell heeft gelezen, weet hoe gevaarlijk deze trend kan zijn.

De reden dat dit boek wellicht niet voor een revolutie zal zorgen is de toon van Vollmers betoog. Hij is overduidelijk boos en gefrustreerd over de gang van zaken. Op een gegeven moment schreeuwt hij de lezer die nog niet mee wil zelfs de kwade woorden ‘wake the f*ck up‘ toe. Maar hierdoor schiet hij zijn doel voorbij. Zijn agressie roept weerstand op in plaats van compassie. Het is als lezer moeilijk om mee te gaan in zijn woede, omdat het Vollmer niet lukt om invoelbaar te maken wat de impact van digitalisme op je eigen leven zal zijn. De beste passages zijn dan ook de momenten waarop hij de materie persoonlijker aanpakt, zoals wanneer hij vertelt over zijn boek/app. Of over zijn eigen twijfel bij Facebook, en dat hij de sociale media eigenlijk niet mist sinds hij ze verwijderd heeft.

Het beste stuk van het boek is het einde. Vollmer beschrijft dat hij voor zichzelf de rust en balans heeft gevonden via meditatie en spiritualiteit. De balans in digitale tijden heeft hij gevonden. De balans in het boek is helaas nog zoek.

Kunst / Expo binnenland

De vrouw met de analoge camera

recensie: Rineke Dijkstra: een ode

Het Stedelijk Museum in Amsterdam brengt een eerbetoon aan de fotografe Rineke Dijkstra (1959). Terecht, want Dijkstra wordt op 9 oktober 2017 onderscheiden met de Hasselblad Award. Een prestigieuze prijs die wel wordt vergeleken met de Nobelprijs, maar dan voor fotografie. Zij is de eerste Nederlandse fotograaf die deze prijs ontvangt.

De tentoonstelling toont een impressie van het werk van Dijkstra uit de periode van 1994 tot heden. Dijkstra brak internationaal door met haar serie Strandportretten (1992-1994), waarvan er nu één, nog nooit eerder in Nederland vertoond, is te zien; het strandportret van twee jongens, Odessa, Oekraïne (1993).

Frontale portretten

Rineke Dijkstra - Odessa, Oekraïne

Rineke Dijkstra, Odessa, Oekraïne – 6 augustus 1993

In de eerste zaal hangt onder andere een serie van zeven portretten van Olivier (2000-2003), een zeventienjarige jongen, die heeft besloten toe te treden tot het Vreemdelingenlegioen. De serie laat de ontwikkeling van Olivier Santos zien: van een schuchtere adolescent tot een volwassen man die stevig in zijn schoenen lijkt te staan. En daar is Dijkstra een meester in.

Zij maakt vaak frontale portretten van opgroeiende jongeren en jongvolwassenen, waarbij duidelijk de kwetsbaarheid en kracht naar voren komen. Tijd speelt daarin een belangrijke rol: tijd om de foto te maken en tijd in jaren. Dijkstra werkt met een grote analoge camera, waar steeds nieuwe negatieven in gestoken moeten worden, een tijdrovend proces, waar vooral kinderen soms moeite mee hebben. Vaak volgt zij mensen een aantal jaren. Het bijzondere in haar benadering is, dat je ook de sociale achtergrond en het zelfbeeld van de geportretteerden aanvoelt. Dat komt duidelijk naar voren op de foto’s van drie jonge moeders die net zijn bevallen (1994). De eenvoudige vrouwen, meisjes nog, kijken de toeschouwer verwonderd aan alsof zij zelf verbaasd zijn net een baby te hebben gebaard. Bij één zie je zelfs nog een straaltje bloed langs haar been lopen. Het zijn ontroerende foto’s.

Onzekerheid en branie op video

Wat de tentoonstelling vooral interessant maakt is dat er niet alleen foto’s zijn te zien, maar ook een aantal bijzondere video’s, waarvan één nog nooit in Nederland is vertoond. In Marianna, The Fairy Doll uit 2014, zie je een jong Russisch meisje in een roze balletpakje, dat zich inspant om haar balletuitvoering te perfectioneren. De ruimte waar ze oefent is ook roze en op de achtergrond, buiten beeld, hoor je een strenge stem die het meisje instructies geeft. De stem zorgt voor een benauwend gevoel.

Rineke Dijkstra, The Buzz Club

Rineke Dijkstra, The Buzz Club… (1996 – 1997), zaalopname Gert Jan van Rooij

Bijzonder is de video-installatie The Buzz Club, Liverpool, UK / Mystery World, Zaandam, NL, (1996-1997). Dit eerste videowerk van Dijkstra en werd gefilmd in de twee discoclubs uit de titel. De fotografe selecteerde een aantal jonge bezoekers en vroeg hen mee te doen aan het project. Het werk wordt gepresenteerd als twee gesynchroniseerde projecties: het eerste deel toont een momentopname van de houseclubcultuur in Engeland, het tweede de Nederlandse gabberscene. Deel één toont praktisch alleen meisjes, gefilmd in de discotheek The Buzz Club in Liverpool. Zij dansen schuchter en voorzichtig op de housemuziek. De een heftig kauwgom kauwend, de ander een sigaret rokend of lurkend aan een biertje. Een enkeling komt wat meer los dan de ander, maar het blijft een redelijk ingetogen gebeuren.
Het tweede gedeelte toont jongens en meisjes in de discotheek Mystery World uit Zaandam, dansend op housemuziek en gekleed in trainingspakken uit die tijd. Onzekerheid en branie wisselen elkaar af. Het bijzondere aan dit werk is de eenvoud en dat alleen de bewegingen van de geportretteerden een indruk geven van de identiteit van de persoon.

Voyeurisme

Wat het werk van Dijkstra zo bijzonder maakt is haar herkenbare stijl; haar manier om in één beeld of serie een verhaal te vertellen. Het ongemak van de puberteit, de ontwikkeling, de sociale achtergrond, de status van de persoon, pijn, ontroering. Soms voel je je net een voyeur: is dit wel voor mijn ogen bedoeld? Een interessant gegeven, maar ook een interessant spanningsveld, waar Dijkstra bewust of onbewust gebruik van maakt.

Theater / Reportage
special: Oerol 2017 deel 1

Klanken

Het jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen. Tien dagen lang bezoeken tienduizenden bezoekers Terschelling, om zich daar onder te dompelen in (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Voor het vierde jaar op rij zag ik bijzondere voorstellingen en crossmediale vormen, waarin de locatie soms allesbepalend is en soms helemaal niet. In drie delen: Klanken, De Habitat en Idealen, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.

Amsterdam Klezmer Band – Septacost

Door lonkende beschrijvingen heb ik mij naar een ‘multimediale voorstelling die balanceert tussen melancholie en euforie’ laten lokken. De zeven muzikanten van de Amsterdam Klezmer Band openen met een nummer dat opzwepend bedoeld is en schakelen hierna over naar een zwoele Italiaanse klaagzang over internet en telefonie. Een grappige gimmick is de meervoudige projectie van de zanger, maar de diepe eenzaamheid die ons in een schermenwereld kan bereiken ervaar ik nog niet. De verhalen van muzikant Job, over het zoeken naar de liefde, het vinden ervan en zijn redenen om muziek te maken, hoeven niet verteld te worden. Deze worden gehoord in de klanken van de muzikale begeleiding.

Het rapgesprek van de klezmerzangers had ook niet gehoeven, deze parodie komt net niet lekker uit de verf. Daarbij is de multimedialiteit ver te zoeken: van de jeugdfoto’s van de band en een homevideo van het gezinsleven van de zanger en (tevens?) oprichter moet de Amsterdam Klezmer Band het niet hebben. Van de oprechte klanken die de verstrijkende tijd laten klinken wel. Tot slot wordt ook het laatste nummer, gebracht door een geprojecteerd koor, door stoorzenders onderbroken. Dit symboliseert de gehele show: muzikanten laten zich beter dirigeren dan regisseren.

Septacost zou meer zijn dan een klezmerparty, ‘een virtuoze zoektocht naar een remedie tegen eenzaamheid’ werd mij beloofd. Helaas voelde ik na afloop vooral teleurstelling en mij des te meer alleen tussen het dijenkletsende publiek op theatervakantie, dat al dansend de tent verlaatte of nog even feest bleef vieren. De blaasinstrumenten klonken onaangenaam schel in mijn oren, de akoestiek komt hopelijk beter tot zijn recht in de theaterzalen waarin deze show komend seizoen te zien zal zijn.

 

BOG. – ONE

Performer Lisa Verbelen brengt bijzonder aangename klanken tijdens haar solo ONE. Met het geluid van ruisende golven op de achtergrond, versmelten haar onnatuurlijke uitingen op mystieke wijze met de natuurlijke omgeving van de duinkuil. Engelse woorden, tekens en tekeningen vormen tezamen een abstracte partituur waarop gevoelens, gedachten en objecten abstract verklankt zijn. Deze bewegende partituur kan tijdens de uitvoering door het publiek meegelezen worden en gaandeweg ontvouwt de solo zich in een vierstemmige koorstuk. Bijzonder is hoe het verleden door de stemopnames van de performer hier met het heden van de liveperformance verbonden wordt doordat de meerstemmigheid wel te horen is, maar niet te zien. Zowel de herhaling in klank als in zicht biedt houvast: in het onvoorspelbare is het voorspelbare heel prettig en tegelijkertijd verslavend meditatief: de herhalende afwisseling werkt heel ontspannend. Herkenbaarheid van meerdere gedaantes van ‘poep’ zorgen ervoor dat ik bij de performance blijf en niet geheel opga in mijn eigen universum. Het concrete einde waarbij de tijd wordt stilgezet is een prachtige afsluiter na alle abstractie. Even deed dit klankstuk mij aan De Oersonate denken. Maar in tegenstelling tot Schwitters schept Verbelen zin in haar ordening van beweging, waardoor ik de onnavolgbaarheid gaandeweg ga volgen.

LeineRoebana / The Stolz / Plastique Fantastique – Loud Shadows / Liquid Events

Tijdens een korte wandeling door het Formerumer Bos doemen twee grote luchtkoepels op, de een wit en de ander doorzichtig. Een witte ronde luchtslang vormt een cirkelvormige ring tussen beiden en vormt een verbinding met in het middel een open plek met bomen. Hier zie je als publiek vanaf de buitentribune, een steile heuvel, de dansers van LeineRoebana opwarmen. Nog voordat de voorstelling begint, dient er al een keuze gemaakt te worden wat plaatsbepaling betreft. Er zijn drie verschillende locaties vanaf waar je de voorstelling gade kunt slaan. Van buitenaf heb je overzicht over de verschillende delen van het gehele luchtbouwwerk, waar filmische samenklanken van cello, hobo en viool je al snel meenemen naar een andere werkelijkheid. Abstracte dans voert me verder weg, totdat het wisselsignaal klinkt en het publiek opnieuw een keuze moet maken vanwaar de verdere voorstelling bekeken wordt.

In de gesloten koepel vormt zich een schaduwwereld, waar de buitenwereld als silhouet nog zichtbaar is. Een danser richt zich tot de hemel via het doorzichtige gat aan de bovenkant dat een venster vormt, waardoor een stuk lucht en boomtoppen te zien zijn. Muziek van elders klinkt hier door, maar klinkt in deze omgeving gedempt. Even komt de violiste binnen om de dialoog met de danser aan te gaan, terwijl zij tegelijkertijd nog in een muzikaal gesprek verwikkeld is met de hoboïste die zich in een andere wereld bevindt. Uiteindelijk vinden zij elkaar, waarna er weer gewisseld kan worden en ik terecht kom in de doorzichtige koepel, waar een plastic wand het publiek buiten de bubbel van het publiek binnen in de bubbel scheidt. Zangklanken starten hier weer een andere dimensie, totdat de celliste binnenkomt en de tijd vertraagt. De dansers dansen aan weerszijden van de wand met elkaar in twee verschillende dimensies. Middels de architectuur zijn de verschillende kunstvormen die hier samenkomen verbonden, zonder dit kunstige bouwwerk lijkt er van de voorstelling weinig over te blijven.

 

Bos Theaterproducties / Rhythm Entertainment- Watskeburt?! The Deleted Scenes

Terwijl het publiek nog binnendruppelt, lopen drie mannen en twee vrouwen in een romeinse toga rond op het toneel. Met tromgeroffel en windgeruis wordt de werkelijke start aangekondigd, waarin de ‘goden’ van De Jeugd van Tegenwoordig wat warrig hun entree maken. Zij verschijnen in de vorm van drie zeer knap gemaakte poppen, waarbij vooral de gezichtsuitdrukking van Vieze Fur heel herkenbaar is. Lof gaat ook uit naar de poppenspelers, die De Jeugd tot leven laten komen. Vooral de accenten van Faberyayo en Vieze Fur zijn in zang en spraak haast niet van echt te onderscheiden. Wel is duidelijk waarom de scènes in deze Oerol-editie de theaterversie niet gehaald hebben. Zo is de autorit na afloop van een optreden over ‘lekker gaan’ vermakelijk, maar gaat het geouwehoer over de individuele tegenover de collectieve performance net wat te lang door. De ‘live’ optredens van De Jeugd kunnen daarentegen niet lang genoeg duren in deze korte voorstelling. Met Gekke Boys zijn ze springlevend en de meezinger Watskeburt?! geeft me kippenvelmoment, voortkomend uit jeugdsentiment. Zowel jong als oud doet enthousiast mee. Na het slotapplaus rest enkel nog de muziek, want helaas keert De Jeugd bij de toegift Manon niet meer terug.

Boeken / Fictie

Ongrijpbaar gedachte-experiment

recensie: Menno van der Veen - Rimpelgeweld

De eerste roman van filosoof en schrijver Menno van der Veen leest als een filosofische zoektocht naar de betekenis van vriendschap, jaloezie, geweld en de maakbaarheid van het leven.

Rimpelgeweld is verrassend. Van der Veen is een schrijvend filosoof, wat direct blijkt bij het openslaan van zijn eerste roman. De fragmentarische opzet doet denken aan de Tractatus van Ludwig Wittgenstein. De 43 kleine hoofdstukken – die soms maar uit een zin bestaan – hebben geen titel maar een Romeins cijfer, waardoor ze als stellingen gelezen kunnen worden. Het blijft onduidelijk of dit zo bedoeld is, maar het idee dat deze losse stellingen samen één geheel proberen te ontvouwen spreekt de filosofische lezer aan.

rimpelgeweld vogelsOngrijpbaar

Van der Veen heeft een roman geschreven, maar niet een verhaal dat duidelijk omlijnd is. Wel duidelijk is dat het gaat om een vriendschap die ‘zichzelf omschrijft als een kleine vlucht vogels’, en net zo ongrijpbaar als intrigerend is. De vriendengroep die bestaat uit drie mannen en twee vrouwen – allen excentriekelingen – heeft een eigen manier gevonden om de werkelijkheid te vormen, of in ieder geval van betekenis te voorzien. Ze belijden samen wat ze noemen ‘caleidoscopie’.

Nieuwe patronen

De werkelijkheid bestaat uit kleine stukjes en deeltjes waaraan gedraaid kan worden zodat een nieuw beeld ontstaat, net zoals een caleidoscoop dat doet. ‘We maken nieuwe patronen in beperkte ruimte.’ Zo kan oneindig gedraaid worden aan iemands persoonlijke herinneringen totdat een nieuwe geschiedenis is gevormd. Zo vaag als dit klinkt blijft de bedreven caleidoscopie in het boek ook. Filosofische bespiegelingen op het precieze wat en waarom blijven achterwege, waardoor je een groot deel zelf mag invullen. Voor de lezer die geïnteresseerd is in meer duidelijkheid over de toedracht van het doen en laten van deze uitzonderlijke vriendengroep kan dat frustrerend zijn.

Ondoorgrondelijk

Zo ongrijpbaar als de caleidoscopie blijft het hele verhaal. Precies die fragmentarische vorm waarin je actief op zoek moet naar samenhang – waarvan niet zeker is dát die er is – past wel goed bij het idee dat Van der Veen lijkt te willen neerzetten. In die zin is het een goed gekozen en originele manier van schrijven die verre van standaard genoemd kan worden. Het past bij het gevoel van ongrijpbaarheid en onzekerheid dat je als lezer krijgt. Toch zou het ook kunnen dat juist die vorm het verhaal tekort doet, omdat je er niet echt tussen komt, en slechts een toeschouwer blijft van de korte, bijna fenomenologische beschrijvingen. Gewelddadige handelingen die de vrienden begaan vragen om meer uitleg dan gegeven wordt, waardoor ook de zin daarvan vaag blijft.

Nihilisme

Dat geweld – zoals het doodschoppen van een gewonde hond – wordt door de vrienden afgedaan als tijdelijke rimpelingen op een oppervlak dat snel weer glad zal worden. Het doet er niet toe, niets doet er toe, zo lijkt het. Alles is slechts een rimpeling die weer zal verdwijnen. Deze gedachtegang doet nihilistisch aan en zonder verdere uitwerking mist zo’n scène zijn doel. De lezer blijft na het lezen van de gewelddadige gebeurtenis met een naar gevoel achter.

Gedachte-experiment

Rimpelgeweld leest veeleer als een filosofisch gedachte-experiment dan als een roman, en als zodanig verdient het meer lof. De manier van schrijven van Van der Veen is interessant en onthult een grote drang om de fenomenen te verwoorden zoals de ik-persoon ze ervaart en voelt. De tekst staat soms iets té bol van vergelijkingen en de minieme beschrijvingen van de personages, dingen of situaties zijn haast poëtisch. Dat het geheel niet verder verduidelijkt wordt maakt het boek teleurstellend, want de geschapen verwachtingen blijven onbeantwoord en je bent nog niet veel verder dan toen je het boek voor de eerste keer opensloeg.

kunstgeschiedenis
Boeken / Non-fictie

Kunstgeschiedenis in een notendop

recensie: Susie Hodge - De kleine geschiedenis van de kunst
kunstgeschiedenis

Kunsthistorica Susie Hodge schreef tal van bestsellers over de wereld van de kunst. In haar nieuwste boek, De kleine geschiedenis van de kunst, poogt ze een compacte en heldere introductie tot de kunstgeschiedenis te geven.

De kunstgeschiedenis is in deze bundel opgedeeld in vier hoofdstukken: stromingen, werken, thema’s en technieken. Het is mogelijk om De kleine geschiedenis van de kunst chronologisch te lezen, al is het verleidelijker de onderlinge verwijzingen tussen de onderwerpen te volgen. Lees je bijvoorbeeld over Fontein van Duchamp, dan word je ook verwezen naar de onderwerpen ‘dada’, ‘conceptuele kunst’, ‘handgemaakt’, ‘vorm en gedaante’ en ‘readymades’.

Vijftig werken

Het leeuwendeel van Hodges gids bestaat uit de bespreking van vijftig belangrijke werken uit de kunstgeschiedenis. Dit hoofdstuk is verreweg het interessantst, omdat er hier iets meer de diepte ingegaan wordt dan in de andere hoofdstukken. Van prehistorische tekeningen van stieren tot Damien Hirsts opgezette haai biedt Hodge context bij de werken.

Toch is van echte diepgang geen sprake. Hodge wil zo veel mogelijk kwijt in zo min mogelijk woorden. Bijvoorbeeld over Caravaggio, waarover ze schrijft dat ‘zijn korte, turbulente leven even dramatisch [was] als zijn kunst’. Deze wetenswaardigheid schept een verwachting. Hoe zag zijn leven eruit? Op welke manier was het turbulent en hoe is hij aan zijn einde gekomen? Helaas, het antwoord blijft Hodge ons verschuldigd.

Jammer is ook dat Hodge blijft steken bij Hirst. Natuurlijk is hij nog steeds relevant, maar ze bespreekt een werk dat meer dan 25 jaar oud is. Een toevoeging van recent werk van een Ai Weiwei of Cindy Sherman had het geheel wat vollediger gemaakt.

Kernachtig

De kleine geschiedenis van de kunst wordt gekenmerkt door orde en overzichtelijkheid. Hodge heeft haar best gedaan om de kunst vanaf de prehistorie tot aan nu behapbaar te maken. Beslist geen gemakkelijke opgave, maar Hodge slaagt er in kernachtig te blijven en laat zich niet verleiden tot lange uitweidingen. Veel meer dan twee of hooguit drie alinea’s besteedt Hodge niet aan een onderwerp. Gevolg hiervan is dat de teksten vrij statisch lezen, meer als een encyclopedische opsomming van feiten dan als een levendige geschiedenis.

Het is dan ook maar zeer de vraag of de gehele (westerse) kunstgeschiedenis zich er wel toe leent zo beknopt weergegeven te worden. Doordat alle uitleg zo gecomprimeerd is, zijn de teksten weinig genuanceerd. Hodge stipt kernwoorden aan. Romantiek? Dat was verbeelding en emotie. Hodge schetst een referentiekader voor verder onderzoek. De kleine geschiedenis van de kunst is niets meer of minder dan wat het claimt te zijn: een uiterst compacte weergave van de kunstwereld.

Kunst / Achtergrond
special: Learning from Athens – documenta14

Kijken en bekeken worden

In de documentaire Weltkunst – Eine Reise over documenta14 (Arte, 14 juni jl.) licht directeur Adam Szymczyk (Kunsthalle Basel) een tipje op van de sluier van zijn intenties: hij wil de Aristotelische eenheid van plaats, tijd en handeling doorbreken. Hoe pakt dat in Kassel uit en is hem dat gelukt?

Het begint er natuurlijk mee dat deze documenta niet in Kassel maar al in april in Athene startte, de bakermat van de westerse cultuur in het algemeen en van de eenheid van plaats, tijd en handeling in het bijzonder.

Plaats

Een stukje Athene is overgeplant naar het Fridericianum in Kassel, op zich al een neo-classicistisch gebouw, waarvan de kunstenaar Banu  Cennetoğlu de letters MVSEVM FRIDERICIANVM verwisselde voor te tekst BEINGSAFEISSCARY. Het gaat er niet alleen om dat de tentoongestelde kunst afkomstig is uit het Nationaal Museum voor Moderne Kunst uit de Griekse hoofdstad, maar ook dat de insteek van Szymczyk uit verschillende werken spreekt: het Athene van nu, met de vluchtelingenproblematiek en de moeilijke sociaal-economische situatie.
Het strand dat alle leed van aankomende en aanspoelende vluchtelingen ziet, komt bijvoorbeeld voor op de gigantische inktjet-print Nisyros van Panos Kokkinas, waarop mensen staan die fotograferen of gefotografeerd worden, kijken en bekeken worden als twee werelden die elkaar raken zonder elkaar te ontmoeten, zoals in Kassel op straat regelmatig groepjes vluchtelingen met onbegrip staan te kijken naar al die drommen bezoekers die langs de kunst in de openbare ruimte schuifelen.
Het is een verhaal dat maar doorgaat, van de installatie Eight suitcases with rubbish from a beach uit 1972 van de inmiddels overleden kunstenaar Alexis Akrithakis tot de aan Joseph Beuys herinnerende Rayonnage van de jonge Bertille Bak. Zes banieren van wol op linnen, borduurwerk naar Goya op voorbedrukte patronen die aan de achterkant niet zijn afgewerkt en aan de voorzijde niet zijn afgemaakt; zo is er bijvoorbeeld een stukje landkaart niet ingevuld. Een van de vele details op de documenta die als altijd aan het denken zet.

Marta Minujín, The Parthenon of Books, 2017,
 Foto: Roman März

Tijd

Een ander aspect van de centrale thematiek van Szymczyk en zijn team toont de Argentijnse Marta Minujín met haar Parthenon of Books tegenover het Fridericianum: het Griekse Parthenon op ware grootte opgebouwd uit verboden boeken, vastgemaakt aan een verzwaard staketsel. De opbouw hiervan is nog niet afgerond, maar dat heeft een andere invulling dan bij Bak. Nog steeds kunnen mensen boeken doneren en de bouw duurt uiteindelijk net zolang als de documenta (honderd dagen). Als de opbouw aan het eind van de documenta is afgerond, mogen bezoekers de bouwstenen van het werk, de boeken, meenemen om er thuis verder over na te denken.
Opbouw en afbraak: van een cultuur, van de wereld, van het democratische idee, van grenzen tussen landen en mensen, cultuur en natuur. Iedereen mag, gelijk het ontbrekende stukje landkaart, de betekenis ervan zelf invullen, tot de thematiek van de klimaatcrisis en de opwarming van de aarde aan toe.

Maria Eichhorn, Unrechtmäßig aus jüdischem Eigentum erworbene Bücher, © Maria Eichhorn/VG Bild-Kunst, Bonn 2017, Foto: Mathias Völzke

Handeling

Szymczyk doorbreekt hiermee niet alleen de Aristotelische eenheid van plaats (Athene én Kassel) en tijd (niet een etmaal maar honderd dagen) maar ook die van handeling. Er is niet sprake van één handelingsverloop zonder nevenhandelingen, omdat de nevenhandelingen talrijk, zeer talrijk zijn, hoewel ze allemaal wel op de een of andere manier met elkaar te maken hebben. Bovendien loopt er één item als rode draad door de documenta heen: het boek, dat een cultuur zowel kan opbouwen als kan aanzetten tot het afbreken daarvan.
Was voor het Fridericianum Minujíns Parthenon of Books in aanbouw, in de Neue Galerie staat een grote boekenkast van Maria Eichhorn onder de titel Rose Valland Institut: een kast vol boeken van joodse herkomst die vanaf 1943 onrechtmatig berusten in de Berliner Stadtbibliothek. Eichhorn hoopt dat de eigenaars of erven de titels komen opeisen.

Culminatie

Normaliter is de Neue Galerie een museum van negentiende- en twintigste eeuwse kunst. Nu is het al even neo-classicistische gebouw als het Fridericianum ingeruimd voor de documenta. Het kan als culminatie van deze veertiende editie worden beschouwd, met tal van neventhema’s naast het hoofdthema vluchtelingen en migratie: nationalisme, (de)kolonisatie en de verwoesting van de aarde. Maar hier kan het doorbreken van grenzen aan worden toegevoegd: tussen gezonde en gehandicapte kunstenaars, tussen seksuele voorkeuren, verschillende rassen en uiteraard tussen verschillende kunstvormen.
Het eerste (nationalisme) komt tot uitdrukking in de acht meer dan levensgrote, eind negentiende eeuwse Carrara-marmeren beelden van Carl Echtermeier: Die Länder der Kunst uit de eigen collectie die worden gecombineerd met bronzen beelden uit dezelfde tijd uit Benin en de serie Folk Songs, collages met geluidsopnamen van Katalin Ladik, die hiermee grenzen tussen kunstuitingen (beeldende kunst, muziek) doorbreekt.
Het thema (de)kolonisatie komt bijvoorbeeld naar voren in de vitrines met brieven en raffiamatjes uit Kongo, een installatie onder de titel Fragments of interlaced dialogues van Sammy Baloji.
De natuur tenslotte komt onder meer terug in een landschap uit 1958 van de oprichter van de documenta: de kunstenaar en kunsthistoricus Arnold Bode. Een mooi eerbetoon van Szymczyk en een statement in één: de oproep om over de aarde te waken.

Hiwa K: When We Were Exhaling Images, 2017,
 Foto: Mathias Völzke

Wensen

Het is Szymczyk zonder meer gelukt een indrukwekkende documenta neer te zetten, in grote en kleine musea en in de openbare ruimte; op het hoofdstation valt bijvoorbeeld een kleine expositie te zien over architectuur in Europa, met als Nederlandse deelnemer het Rotterdamse bureau MVRDV.
Een wens die even open blijft als de lege plekken op Rayonnage van Bak, is het feit dat het beoogde gesprek niet plaatsvindt met de vluchtelingen zelf, maar in geplande Spaziergänge waarschijnlijk alleen tussen bezoekers onderling. De thematiek die daarvoor wordt aangegeven is het fenomeen ‘museum’ anno 2017.
Ook het programma van een deelnemende kerk, de St. Elisabethkirche op de Friederichsplatz wijst niet in die richting. Een moderne kerk in de schaduw van When we were exhaling images van Hiwa K. dat bestaat uit vijf rioolbuizen die per vier op elkaar zijn gestapeld en waarin mini-ruimtes voor vluchtelingen worden gefingeerd. In de Elisabethkirche is overigens een schitterend werk te zien van Anne Gothmann: een verfijnde Kounellis zou je haast zeggen die de ruimte benadrukt en een grote zeggingskracht heeft: Statik der Resonanz. Het werk nodigt uit tot verinnerlijking, terwijl op het netvlies het beeld van de groepjes vluchtelingen in de stad blijft staan.

Pope L: Whispering Campaign, 2016–2017, Foto: Nils Klinger

Kijken en bekeken worden. Maar ook werkelijk zíen? That is the question die deze documenta óók oproept. ‘Ignoranz ist eine Tugend’ (Onwetendheid is een deugd) klinkt het in een performance van Pope L. (Whispering Campaign) door de hele stad. Als dat zo is, is ook dit weer een grensoverschrijding, want Aristoteles noemt onwetendheid niet bij zijn deugden in de Ethica Nicomachea. Een boek om er maar weer eens op na te slaan, actueel als het blijft. Learning from Athens, jawel.

 

Muziek / Concert

Fantastisch, zoals verwacht

recensie: Colter Wall @ Roepaen Ottersum

Er zijn van die artiesten die al veel stof doen opwaaien voordat het debuutalbum uit is. De liefhebbers van het genre voorspellen voor deze artiesten een grote toekomst en kunnen niet wachten tot het album er is en de artiest live optreedt. Zo’n fenomeen is Colter Wall. 8WEEKLY zag hem in de Nightclub van Roepaen.

De Canadees Colter Wall tikt net de eenentwintig jaar aan, maar heeft een verrassende stem voor zo’n jonge artiest. Zijn trillende bariton doet denken aan Johnny Cash en zijn liedjes lijken op composities van Townes van Zandt. Maar toch is Wall vooral zichzelf en geboren met een mooi instrument, dat hij gelukkig inzet om fraaie country/folk-muziek te maken.

Roem vooruit

Het debuutalbum Colter Wall werd afgelopen maand uitgebracht, maar wist al voor de releasedatum veel liefhebbers te behagen. Het gebeurt niet vaak dat er reikhalzend wordt uitgekeken naar een album van een beginnend singer-songwriter. Meestal is er eerst een album alvorens de weg naar bekendheid wordt ingeslagen. Wall is het gelukt om die nieuwsgierigheid – en zelfs al wat roem – te oogsten alvorens de release plaatsvond.

De Nightclub van het Roepaen in Ottersum is op deze snikhete juni-avond gevuld met een flinke groep liefhebbers. Van heinde en verre zijn ze gekomen om te kijken en te luisteren naar deze Canadees, die een grote toekomst wordt voorspeld. Als de voorspellingen uitkomen, is dit waarschijnlijk zelfs de laatste keer dat je hem kan zien in zo’n intieme setting. Wall keek uit naar het optreden op dit podium sinds hij Steve Earle in New York ontmoette. Earle vertrouwde hem toe dat het Roepaen podium wat hem betreft het fijnste in zijn soort is in Nederland om op te treden. Halverwege het optreden kan Wall dit dan ook beamen.

Het voorprogramma wordt verzorgd door John Clay, die later nog een aantal liedjes samen met Colter Wall doet. Clay’s optreden wordt geplaagd door het feit dat hij zijn gitaar niet goed gestemd lijkt te krijgen en een mondharmonica bespeelt, die zijn beste tijd gehad heeft. De liedjes lijken evenwel goed. Alleen was Clay’s optreden veel beter geweest als hij zonder microfoon had gezongen. Zijn krachtige scherpe countrystem komt onversterkt beter tot zijn recht. Dat wordt later tijdens het optreden met Wall dan ook bevestigd.

Rijp om gehoord te worden

Het optreden van Colter Wall opent met hetzelfde liedje als zijn debuut: ‘Thirteen Silver Dollars’, dat hij schreef in november vorige jaar. Het is meteen duidelijk dat Wall de hooggespannen verwachtingen waarmaakt. Zijn stem is live net zo’n bijzondere beleving als de geluiden die ons vooraf digitaal bereikten. De kleine, magere verschijning klinkt als een spreekwoordelijke klok. Sprekend is zijn stem al laag, maar als hij gaat zingen is het een werkelijke openbaring, die je muzikale geest doet zinderen van genot. De liedjes van Wall zijn allen van de verhalende stijl en hebben daarmee zeggingskracht. Puttend uit de liedjes van zijn EP en zijn zojuist verschenen album Colter Wall horen we natuurlijk veel bekende liedjes, waar we ook voor gekomen waren. Extra’s zijn er in de vorm van een cover van Robert Johnson, maar ook een van Jimmie Rogers: ‘Yodel Number 9’, dat hij ook noemt in ‘Thirteen Silver Dollars’ zonder het daar ook maar een moment te coveren.

We horen ook een nieuw liedje dat op zijn volgende plaat zal verschijnen: het op Doc Watson geïnspireerde ‘Steketee 19 and 81’, dat hij schreef toen het hem niet lukte om een nummer van Watson te spelen.

Tegen het einde van het optreden nodigt hij John Clay uit op het podium om de dobro te bespelen en te zingen. Een prachtige uitvoering van ‘Motorcycle’ klinkt door de zaal. In de daaropvolgende nummers wordt Clay gevraagd mee te zingen. Zonder microfoon klinkt zijn stem als een machtige aanvulling op de diepwarme stem van Wall. Samen zijn ze oersterk.

Colter Wall laat na ruim een uur spelen een verpletterende indruk achter. Met een warm muzikaal hart verlaten we de zaal om de artiest nog even op te zoeken, de hand te schudden en zijn handtekening te verzamelen. Wall gaat inderdaad een pracht toekomst tegemoet maar is nu reeds rijp om gehoord te worden.