Boeken / Fictie

Ongrijpbaar gedachte-experiment

recensie: Menno van der Veen - Rimpelgeweld

De eerste roman van filosoof en schrijver Menno van der Veen leest als een filosofische zoektocht naar de betekenis van vriendschap, jaloezie, geweld en de maakbaarheid van het leven.

Rimpelgeweld is verrassend. Van der Veen is een schrijvend filosoof, wat direct blijkt bij het openslaan van zijn eerste roman. De fragmentarische opzet doet denken aan de Tractatus van Ludwig Wittgenstein. De 43 kleine hoofdstukken – die soms maar uit een zin bestaan – hebben geen titel maar een Romeins cijfer, waardoor ze als stellingen gelezen kunnen worden. Het blijft onduidelijk of dit zo bedoeld is, maar het idee dat deze losse stellingen samen één geheel proberen te ontvouwen spreekt de filosofische lezer aan.

rimpelgeweld vogelsOngrijpbaar

Van der Veen heeft een roman geschreven, maar niet een verhaal dat duidelijk omlijnd is. Wel duidelijk is dat het gaat om een vriendschap die ‘zichzelf omschrijft als een kleine vlucht vogels’, en net zo ongrijpbaar als intrigerend is. De vriendengroep die bestaat uit drie mannen en twee vrouwen – allen excentriekelingen – heeft een eigen manier gevonden om de werkelijkheid te vormen, of in ieder geval van betekenis te voorzien. Ze belijden samen wat ze noemen ‘caleidoscopie’.

Nieuwe patronen

De werkelijkheid bestaat uit kleine stukjes en deeltjes waaraan gedraaid kan worden zodat een nieuw beeld ontstaat, net zoals een caleidoscoop dat doet. ‘We maken nieuwe patronen in beperkte ruimte.’ Zo kan oneindig gedraaid worden aan iemands persoonlijke herinneringen totdat een nieuwe geschiedenis is gevormd. Zo vaag als dit klinkt blijft de bedreven caleidoscopie in het boek ook. Filosofische bespiegelingen op het precieze wat en waarom blijven achterwege, waardoor je een groot deel zelf mag invullen. Voor de lezer die geïnteresseerd is in meer duidelijkheid over de toedracht van het doen en laten van deze uitzonderlijke vriendengroep kan dat frustrerend zijn.

Ondoorgrondelijk

Zo ongrijpbaar als de caleidoscopie blijft het hele verhaal. Precies die fragmentarische vorm waarin je actief op zoek moet naar samenhang – waarvan niet zeker is dát die er is – past wel goed bij het idee dat Van der Veen lijkt te willen neerzetten. In die zin is het een goed gekozen en originele manier van schrijven die verre van standaard genoemd kan worden. Het past bij het gevoel van ongrijpbaarheid en onzekerheid dat je als lezer krijgt. Toch zou het ook kunnen dat juist die vorm het verhaal tekort doet, omdat je er niet echt tussen komt, en slechts een toeschouwer blijft van de korte, bijna fenomenologische beschrijvingen. Gewelddadige handelingen die de vrienden begaan vragen om meer uitleg dan gegeven wordt, waardoor ook de zin daarvan vaag blijft.

Nihilisme

Dat geweld – zoals het doodschoppen van een gewonde hond – wordt door de vrienden afgedaan als tijdelijke rimpelingen op een oppervlak dat snel weer glad zal worden. Het doet er niet toe, niets doet er toe, zo lijkt het. Alles is slechts een rimpeling die weer zal verdwijnen. Deze gedachtegang doet nihilistisch aan en zonder verdere uitwerking mist zo’n scène zijn doel. De lezer blijft na het lezen van de gewelddadige gebeurtenis met een naar gevoel achter.

Gedachte-experiment

Rimpelgeweld leest veeleer als een filosofisch gedachte-experiment dan als een roman, en als zodanig verdient het meer lof. De manier van schrijven van Van der Veen is interessant en onthult een grote drang om de fenomenen te verwoorden zoals de ik-persoon ze ervaart en voelt. De tekst staat soms iets té bol van vergelijkingen en de minieme beschrijvingen van de personages, dingen of situaties zijn haast poëtisch. Dat het geheel niet verder verduidelijkt wordt maakt het boek teleurstellend, want de geschapen verwachtingen blijven onbeantwoord en je bent nog niet veel verder dan toen je het boek voor de eerste keer opensloeg.

kunstgeschiedenis
Boeken / Non-fictie

Kunstgeschiedenis in een notendop

recensie: Susie Hodge - De kleine geschiedenis van de kunst
kunstgeschiedenis

Kunsthistorica Susie Hodge schreef tal van bestsellers over de wereld van de kunst. In haar nieuwste boek, De kleine geschiedenis van de kunst, poogt ze een compacte en heldere introductie tot de kunstgeschiedenis te geven.

De kunstgeschiedenis is in deze bundel opgedeeld in vier hoofdstukken: stromingen, werken, thema’s en technieken. Het is mogelijk om De kleine geschiedenis van de kunst chronologisch te lezen, al is het verleidelijker de onderlinge verwijzingen tussen de onderwerpen te volgen. Lees je bijvoorbeeld over Fontein van Duchamp, dan word je ook verwezen naar de onderwerpen ‘dada’, ‘conceptuele kunst’, ‘handgemaakt’, ‘vorm en gedaante’ en ‘readymades’.

Vijftig werken

Het leeuwendeel van Hodges gids bestaat uit de bespreking van vijftig belangrijke werken uit de kunstgeschiedenis. Dit hoofdstuk is verreweg het interessantst, omdat er hier iets meer de diepte ingegaan wordt dan in de andere hoofdstukken. Van prehistorische tekeningen van stieren tot Damien Hirsts opgezette haai biedt Hodge context bij de werken.

Toch is van echte diepgang geen sprake. Hodge wil zo veel mogelijk kwijt in zo min mogelijk woorden. Bijvoorbeeld over Caravaggio, waarover ze schrijft dat ‘zijn korte, turbulente leven even dramatisch [was] als zijn kunst’. Deze wetenswaardigheid schept een verwachting. Hoe zag zijn leven eruit? Op welke manier was het turbulent en hoe is hij aan zijn einde gekomen? Helaas, het antwoord blijft Hodge ons verschuldigd.

Jammer is ook dat Hodge blijft steken bij Hirst. Natuurlijk is hij nog steeds relevant, maar ze bespreekt een werk dat meer dan 25 jaar oud is. Een toevoeging van recent werk van een Ai Weiwei of Cindy Sherman had het geheel wat vollediger gemaakt.

Kernachtig

De kleine geschiedenis van de kunst wordt gekenmerkt door orde en overzichtelijkheid. Hodge heeft haar best gedaan om de kunst vanaf de prehistorie tot aan nu behapbaar te maken. Beslist geen gemakkelijke opgave, maar Hodge slaagt er in kernachtig te blijven en laat zich niet verleiden tot lange uitweidingen. Veel meer dan twee of hooguit drie alinea’s besteedt Hodge niet aan een onderwerp. Gevolg hiervan is dat de teksten vrij statisch lezen, meer als een encyclopedische opsomming van feiten dan als een levendige geschiedenis.

Het is dan ook maar zeer de vraag of de gehele (westerse) kunstgeschiedenis zich er wel toe leent zo beknopt weergegeven te worden. Doordat alle uitleg zo gecomprimeerd is, zijn de teksten weinig genuanceerd. Hodge stipt kernwoorden aan. Romantiek? Dat was verbeelding en emotie. Hodge schetst een referentiekader voor verder onderzoek. De kleine geschiedenis van de kunst is niets meer of minder dan wat het claimt te zijn: een uiterst compacte weergave van de kunstwereld.

Kunst / Achtergrond
special: Learning from Athens – documenta14

Kijken en bekeken worden

In de documentaire Weltkunst – Eine Reise over documenta14 (Arte, 14 juni jl.) licht directeur Adam Szymczyk (Kunsthalle Basel) een tipje op van de sluier van zijn intenties: hij wil de Aristotelische eenheid van plaats, tijd en handeling doorbreken. Hoe pakt dat in Kassel uit en is hem dat gelukt?

Het begint er natuurlijk mee dat deze documenta niet in Kassel maar al in april in Athene startte, de bakermat van de westerse cultuur in het algemeen en van de eenheid van plaats, tijd en handeling in het bijzonder.

Plaats

Een stukje Athene is overgeplant naar het Fridericianum in Kassel, op zich al een neo-classicistisch gebouw, waarvan de kunstenaar Banu  Cennetoğlu de letters MVSEVM FRIDERICIANVM verwisselde voor te tekst BEINGSAFEISSCARY. Het gaat er niet alleen om dat de tentoongestelde kunst afkomstig is uit het Nationaal Museum voor Moderne Kunst uit de Griekse hoofdstad, maar ook dat de insteek van Szymczyk uit verschillende werken spreekt: het Athene van nu, met de vluchtelingenproblematiek en de moeilijke sociaal-economische situatie.
Het strand dat alle leed van aankomende en aanspoelende vluchtelingen ziet, komt bijvoorbeeld voor op de gigantische inktjet-print Nisyros van Panos Kokkinas, waarop mensen staan die fotograferen of gefotografeerd worden, kijken en bekeken worden als twee werelden die elkaar raken zonder elkaar te ontmoeten, zoals in Kassel op straat regelmatig groepjes vluchtelingen met onbegrip staan te kijken naar al die drommen bezoekers die langs de kunst in de openbare ruimte schuifelen.
Het is een verhaal dat maar doorgaat, van de installatie Eight suitcases with rubbish from a beach uit 1972 van de inmiddels overleden kunstenaar Alexis Akrithakis tot de aan Joseph Beuys herinnerende Rayonnage van de jonge Bertille Bak. Zes banieren van wol op linnen, borduurwerk naar Goya op voorbedrukte patronen die aan de achterkant niet zijn afgewerkt en aan de voorzijde niet zijn afgemaakt; zo is er bijvoorbeeld een stukje landkaart niet ingevuld. Een van de vele details op de documenta die als altijd aan het denken zet.

Marta Minujín, The Parthenon of Books, 2017,
 Foto: Roman März

Tijd

Een ander aspect van de centrale thematiek van Szymczyk en zijn team toont de Argentijnse Marta Minujín met haar Parthenon of Books tegenover het Fridericianum: het Griekse Parthenon op ware grootte opgebouwd uit verboden boeken, vastgemaakt aan een verzwaard staketsel. De opbouw hiervan is nog niet afgerond, maar dat heeft een andere invulling dan bij Bak. Nog steeds kunnen mensen boeken doneren en de bouw duurt uiteindelijk net zolang als de documenta (honderd dagen). Als de opbouw aan het eind van de documenta is afgerond, mogen bezoekers de bouwstenen van het werk, de boeken, meenemen om er thuis verder over na te denken.
Opbouw en afbraak: van een cultuur, van de wereld, van het democratische idee, van grenzen tussen landen en mensen, cultuur en natuur. Iedereen mag, gelijk het ontbrekende stukje landkaart, de betekenis ervan zelf invullen, tot de thematiek van de klimaatcrisis en de opwarming van de aarde aan toe.

Maria Eichhorn, Unrechtmäßig aus jüdischem Eigentum erworbene Bücher, © Maria Eichhorn/VG Bild-Kunst, Bonn 2017, Foto: Mathias Völzke

Handeling

Szymczyk doorbreekt hiermee niet alleen de Aristotelische eenheid van plaats (Athene én Kassel) en tijd (niet een etmaal maar honderd dagen) maar ook die van handeling. Er is niet sprake van één handelingsverloop zonder nevenhandelingen, omdat de nevenhandelingen talrijk, zeer talrijk zijn, hoewel ze allemaal wel op de een of andere manier met elkaar te maken hebben. Bovendien loopt er één item als rode draad door de documenta heen: het boek, dat een cultuur zowel kan opbouwen als kan aanzetten tot het afbreken daarvan.
Was voor het Fridericianum Minujíns Parthenon of Books in aanbouw, in de Neue Galerie staat een grote boekenkast van Maria Eichhorn onder de titel Rose Valland Institut: een kast vol boeken van joodse herkomst die vanaf 1943 onrechtmatig berusten in de Berliner Stadtbibliothek. Eichhorn hoopt dat de eigenaars of erven de titels komen opeisen.

Culminatie

Normaliter is de Neue Galerie een museum van negentiende- en twintigste eeuwse kunst. Nu is het al even neo-classicistische gebouw als het Fridericianum ingeruimd voor de documenta. Het kan als culminatie van deze veertiende editie worden beschouwd, met tal van neventhema’s naast het hoofdthema vluchtelingen en migratie: nationalisme, (de)kolonisatie en de verwoesting van de aarde. Maar hier kan het doorbreken van grenzen aan worden toegevoegd: tussen gezonde en gehandicapte kunstenaars, tussen seksuele voorkeuren, verschillende rassen en uiteraard tussen verschillende kunstvormen.
Het eerste (nationalisme) komt tot uitdrukking in de acht meer dan levensgrote, eind negentiende eeuwse Carrara-marmeren beelden van Carl Echtermeier: Die Länder der Kunst uit de eigen collectie die worden gecombineerd met bronzen beelden uit dezelfde tijd uit Benin en de serie Folk Songs, collages met geluidsopnamen van Katalin Ladik, die hiermee grenzen tussen kunstuitingen (beeldende kunst, muziek) doorbreekt.
Het thema (de)kolonisatie komt bijvoorbeeld naar voren in de vitrines met brieven en raffiamatjes uit Kongo, een installatie onder de titel Fragments of interlaced dialogues van Sammy Baloji.
De natuur tenslotte komt onder meer terug in een landschap uit 1958 van de oprichter van de documenta: de kunstenaar en kunsthistoricus Arnold Bode. Een mooi eerbetoon van Szymczyk en een statement in één: de oproep om over de aarde te waken.

Hiwa K: When We Were Exhaling Images, 2017,
 Foto: Mathias Völzke

Wensen

Het is Szymczyk zonder meer gelukt een indrukwekkende documenta neer te zetten, in grote en kleine musea en in de openbare ruimte; op het hoofdstation valt bijvoorbeeld een kleine expositie te zien over architectuur in Europa, met als Nederlandse deelnemer het Rotterdamse bureau MVRDV.
Een wens die even open blijft als de lege plekken op Rayonnage van Bak, is het feit dat het beoogde gesprek niet plaatsvindt met de vluchtelingen zelf, maar in geplande Spaziergänge waarschijnlijk alleen tussen bezoekers onderling. De thematiek die daarvoor wordt aangegeven is het fenomeen ‘museum’ anno 2017.
Ook het programma van een deelnemende kerk, de St. Elisabethkirche op de Friederichsplatz wijst niet in die richting. Een moderne kerk in de schaduw van When we were exhaling images van Hiwa K. dat bestaat uit vijf rioolbuizen die per vier op elkaar zijn gestapeld en waarin mini-ruimtes voor vluchtelingen worden gefingeerd. In de Elisabethkirche is overigens een schitterend werk te zien van Anne Gothmann: een verfijnde Kounellis zou je haast zeggen die de ruimte benadrukt en een grote zeggingskracht heeft: Statik der Resonanz. Het werk nodigt uit tot verinnerlijking, terwijl op het netvlies het beeld van de groepjes vluchtelingen in de stad blijft staan.

Pope L: Whispering Campaign, 2016–2017, Foto: Nils Klinger

Kijken en bekeken worden. Maar ook werkelijk zíen? That is the question die deze documenta óók oproept. ‘Ignoranz ist eine Tugend’ (Onwetendheid is een deugd) klinkt het in een performance van Pope L. (Whispering Campaign) door de hele stad. Als dat zo is, is ook dit weer een grensoverschrijding, want Aristoteles noemt onwetendheid niet bij zijn deugden in de Ethica Nicomachea. Een boek om er maar weer eens op na te slaan, actueel als het blijft. Learning from Athens, jawel.

 

Muziek / Concert

Fantastisch, zoals verwacht

recensie: Colter Wall @ Roepaen Ottersum

Er zijn van die artiesten die al veel stof doen opwaaien voordat het debuutalbum uit is. De liefhebbers van het genre voorspellen voor deze artiesten een grote toekomst en kunnen niet wachten tot het album er is en de artiest live optreedt. Zo’n fenomeen is Colter Wall. 8WEEKLY zag hem in de Nightclub van Roepaen.

De Canadees Colter Wall tikt net de eenentwintig jaar aan, maar heeft een verrassende stem voor zo’n jonge artiest. Zijn trillende bariton doet denken aan Johnny Cash en zijn liedjes lijken op composities van Townes van Zandt. Maar toch is Wall vooral zichzelf en geboren met een mooi instrument, dat hij gelukkig inzet om fraaie country/folk-muziek te maken.

Roem vooruit

Het debuutalbum Colter Wall werd afgelopen maand uitgebracht, maar wist al voor de releasedatum veel liefhebbers te behagen. Het gebeurt niet vaak dat er reikhalzend wordt uitgekeken naar een album van een beginnend singer-songwriter. Meestal is er eerst een album alvorens de weg naar bekendheid wordt ingeslagen. Wall is het gelukt om die nieuwsgierigheid – en zelfs al wat roem – te oogsten alvorens de release plaatsvond.

De Nightclub van het Roepaen in Ottersum is op deze snikhete juni-avond gevuld met een flinke groep liefhebbers. Van heinde en verre zijn ze gekomen om te kijken en te luisteren naar deze Canadees, die een grote toekomst wordt voorspeld. Als de voorspellingen uitkomen, is dit waarschijnlijk zelfs de laatste keer dat je hem kan zien in zo’n intieme setting. Wall keek uit naar het optreden op dit podium sinds hij Steve Earle in New York ontmoette. Earle vertrouwde hem toe dat het Roepaen podium wat hem betreft het fijnste in zijn soort is in Nederland om op te treden. Halverwege het optreden kan Wall dit dan ook beamen.

Het voorprogramma wordt verzorgd door John Clay, die later nog een aantal liedjes samen met Colter Wall doet. Clay’s optreden wordt geplaagd door het feit dat hij zijn gitaar niet goed gestemd lijkt te krijgen en een mondharmonica bespeelt, die zijn beste tijd gehad heeft. De liedjes lijken evenwel goed. Alleen was Clay’s optreden veel beter geweest als hij zonder microfoon had gezongen. Zijn krachtige scherpe countrystem komt onversterkt beter tot zijn recht. Dat wordt later tijdens het optreden met Wall dan ook bevestigd.

Rijp om gehoord te worden

Het optreden van Colter Wall opent met hetzelfde liedje als zijn debuut: ‘Thirteen Silver Dollars’, dat hij schreef in november vorige jaar. Het is meteen duidelijk dat Wall de hooggespannen verwachtingen waarmaakt. Zijn stem is live net zo’n bijzondere beleving als de geluiden die ons vooraf digitaal bereikten. De kleine, magere verschijning klinkt als een spreekwoordelijke klok. Sprekend is zijn stem al laag, maar als hij gaat zingen is het een werkelijke openbaring, die je muzikale geest doet zinderen van genot. De liedjes van Wall zijn allen van de verhalende stijl en hebben daarmee zeggingskracht. Puttend uit de liedjes van zijn EP en zijn zojuist verschenen album Colter Wall horen we natuurlijk veel bekende liedjes, waar we ook voor gekomen waren. Extra’s zijn er in de vorm van een cover van Robert Johnson, maar ook een van Jimmie Rogers: ‘Yodel Number 9’, dat hij ook noemt in ‘Thirteen Silver Dollars’ zonder het daar ook maar een moment te coveren.

We horen ook een nieuw liedje dat op zijn volgende plaat zal verschijnen: het op Doc Watson geïnspireerde ‘Steketee 19 and 81’, dat hij schreef toen het hem niet lukte om een nummer van Watson te spelen.

Tegen het einde van het optreden nodigt hij John Clay uit op het podium om de dobro te bespelen en te zingen. Een prachtige uitvoering van ‘Motorcycle’ klinkt door de zaal. In de daaropvolgende nummers wordt Clay gevraagd mee te zingen. Zonder microfoon klinkt zijn stem als een machtige aanvulling op de diepwarme stem van Wall. Samen zijn ze oersterk.

Colter Wall laat na ruim een uur spelen een verpletterende indruk achter. Met een warm muzikaal hart verlaten we de zaal om de artiest nog even op te zoeken, de hand te schudden en zijn handtekening te verzamelen. Wall gaat inderdaad een pracht toekomst tegemoet maar is nu reeds rijp om gehoord te worden.

Boeken / Non-fictie

Hermsens heldere verteltrant overtuigt

recensie: Joke J. Hermsen - Heimwee naar de mens

Met haar essaybundels Stil de tijd (2009) en Kairos (2014) tapte Joke J. Hermsen uit wat je de tijdgeest zou kunnen noemen. Eerder had Hermsen al de prettige bundel Heimwee naar de mens gepubliceerd, die nu herdrukt is.

Hermsen (1961), een in Amsterdam, Parijs en Utrecht getrainde filosofe, schreef twee romans voordat ze Heimwee voor de mens publiceerde in 2003. In een van die twee romans, Tweeduister, speelt Virginia Woolf een rol, aan wie ook twee essays in deze bundel gewijd zijn. Daaruit blijkt wel hoe centraal de positie is die Woolf inneemt in Hermsens denken; misschien dat haar categorisering van de Britse modernist als zowel een ‘wat droefgeestige en schuchtere romanschrijfster’ als ook een ‘felle polemiste’ ook wel iets over Hermsen zelf zegt.

Virginia Woolf

In het eerste essay van de twee Woolf-essays in Heimwee naar de mens behandelt Hermsen de dubbelzinnige perceptie van Woolf: kon die laatste, grof gezegd, het genie en de gek in één mens verenigen? En welke eisen stelt Woolf daarmee aan een biograaf of, inderdaad, aan de schrijfster die haar tot een personage maakt? Het zijn vragen die in Woolfs eigen werk opgeworpen worden; en ook elders in deze bundel, waar Hermsen publiek geworden briefwisselingen verkent. Bij dat alles essayeert Hermsen op een aangename manier die aan Woolfs complexiteiten geen afbreuk doet.

Wetende dat Heimwee naar de mens gevolgd zou worden door Stil de tijd, Kairos en, ter ere van de Maand van de Filosofie eerder dit jaar, Melancholie van de onrust, neemt deze eerste bundel steeds meer de vorm aan van een fundament voor Hermsens latere denken. Haar drie favoriete denkers zijn er al: Hannah Arendt, Ernst Bloch en Lou Andreas-Salomé. En Nietzsche op de achtergrond.

Politiek

De latere bundels onderscheiden zich niet zozeer door stijl, of door de filosofen uit wier werk Hermsen put. Eerder is er een ontwikkeling richting het expliciet politieke te ontwaren. Dat wordt het beste uitgedrukt door de ondertitel van Heimwee naar de mens: ‘Essays over kunst, literatuur en filosofie.’ Hoewel Hermsens betoog tegen een al te grote invloed van de technologie op ons leven – toen al! – een zekere politieke lading kent, bevat dit boek geen politieke essays. Haar latere werk zal zich steeds explicieter uitlaten over de toenemende werkdruk, neoliberale controle en het gevaar van een steeds verder ondermijnde democratie.

Maar in deze bundel houdt Hermsen het bij een bepaald soort verlangen naar vroeger, naar aanwezigheid. In het openings- en slotessay zet Hermsen dat frame neer: waar is de mens in tijden van het internet? ‘En ik, ben ik nog in het spel? En zo ja, waar?’ schrijft zij over virtual reality en films zoals The Matrix. Tegenover de grenzeloze mogelijkheden van het internet – alleen haar taalgebruik doet ouderwets aan – plaatst Hermsen in de essays telkens weer de cultuur en de filosofie. Dit contrast is nogal zwart-wit, niet helemaal overtuigend.

Heldere verteltrant

In wezen doet deze framing van de meer dan een dozijn essays in Heimwee naar de mens er niet zo toe. (Latere essayboeken lijden niet aan dit euvel.) Het mooiste blijft, ook na herlezing, Hermsens heldere verteltrant en de organische manier waarop zij ideeën met elkaar verbindt. Voor iedereen die gecharmeerd was van Stil de tijd of Kairos is er nu ook een toetje, dat oorspronkelijk het voorgerecht was.

Boeken / Interview
special: Interview met Georgische schrijfster Nino Haratischwili

‘Taal maakt afstand mogelijk’

Nino Haratischwili (1983) begon aan Het achtste leven (voor Brilka) om het verleden van haar vaderland, Georgië, beter te begrijpen. Op school werd meer tijd besteed aan drieduizend jaar oude koningen dan aan de Sovjettijd. Misschien wilde ze ook ergens afscheid van nemen.

Ik wou bij het begin beginnen: ‘Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin.’ Hoe kwam je tot die zin?

Puur op gevoel. Ik had al een aantal personages en hoofdstukken, maar zocht nog naar een proloog. Ik schreef van alles, en dacht op den duur: misschien zijn ze allemaal wel het begin.

Bij families kun je ook afvragen: waar begint hun verhaal?

Precies. En in Het achtste leven gaat het niet alleen om de Jasji’s, maar om een hele geschiedenis. Ik had jarenlang door kunnen gaan, zonder een begin of einde te vinden. Ik begon in de jaren negentig, tachtig, zeventig en kwam uiteindelijk bij de Oktoberrevolutie uit. Ik had verder terug kunnen gaan.

Waarom heb je dat niet gedaan?

Dit voelde als een goed punt. Ik wilde niet per se over een eeuw schrijven. Het ging me in eerste instantie om de jaren negentig, een moeilijke periode voor iedere Georgiër. Het hele land ging op de kop. Maar voor Duitse lezers zou dat niet begrijpelijk zijn geweest. Ik kon zelf ook niet uitleggen hoe en waarom dingen veranderden. Het werd een obsessie, alsof ik steeds een nieuwe deur in het gebouw opende.

Is het ook een echo van Oorlog en vrede? Men zegt dat Tolstoj het chronologische begin van die roman steeds verder de geschiedenis in duwde.

Lachend: Nee! Je kan toch niet achter je bureau gaan zitten en denken: vandaag ga ik doen alsof ik Tolstoj ben. Ik vind het leuk om te horen, maar was niet mijn intentie. Tolstoj…

Toch zijn er flink wat echo’s. Ook naar Anna Karenina.

Die zijn veelal onbewust. Alleen de naam Kitty niet. Daar kiest haar moeder Stasia bewust voor.

In hoeverre is het verhaal van de Jasji’s ook de geschiedenis van Georgië?

Ze zijn natuurlijk representanten. Maar ik heb het ook overdreven. De historische gebeurtenissen drijven het verhaal wel voort, maar de familie is de emotionele kern.

Ik vond het fascinerend hoe iemand als Stalin, een belangrijk figuur, soms bijna het verhaal binnenkomt, maar toch op een afstand blijft.

Daar heb ik over nagedacht. Ja, Stalin is een belangrijk figuur. Maar ik kan hem niet beschrijven als een monster, en ook niet als een liefhebbende vader. Hetzelfde geldt voor Lavrenti Beria. Hem kon ik niet thuis etend beschrijven, of in de opera. Hem kon ik introduceren door de affaire met Christine. Hij is een historisch personage – hij was een moordenaar. Door zijn ontmoetingen met Christine speelt hij toch een rol in Het achtste leven.

Die afstand maakt hun aanwezigheid sterker, vind ik.

Het is allemaal gebaseerd op verhalen. Ik sprak met een vrouw, ze is inmiddels overleden, die de maîtresse van Beria is geweest. Het was schokkend: na vijftig, zestig jaar realiseerde ze zich nog steeds niet wat er gebeurd was of wat voor man hij was. Maar het is ingewikkeld. Er doen zo veel verhalen en legenden over hem de ronde. Zo veel mythes. Men zegt dat toen hij veroordeeld werd, hij werd beschuldigd van allerlei verkrachtingen. Daar heb ik me door laten inspireren.

Dat is geweldig voor fictie.

© Danny Merz – Sollsuchstelle

Zeker. De verbeeldingen is op een bepaalde manier waarachtiger. Levendiger. Ik kan niet goed met de werkelijkheid omgaan. Ook niet met een autobiografie.

Terwijl Het achtste leven af en toe heel autobiografisch aanvoelt.

Er zitten veel persoonlijke dingen in. Bijvoorbeeld de passages uit de jaren negentig. Maar autobiografisch is het niet.

De roman eindigt in 2006. Waarom dan?

Ik had door kunnen gaan, maar had de afstand nodig. Bovendien kwam daarna weer oorlog. Er zat al wel genoeg oorlog in het boek, vond ik. Rellen is genoeg.

Je woont in Hamburg. Hoe ga je daar zelf mee om?

Als ik weer in Georgië ben, raak ik gelijk weer betrokken. Ik was daar toen de oorlog uitbrak in 2008. Het was absurd. Ik wist ook niet gelijk of ik wel terug wilde naar Duitsland… Verder volg ik het nieuws, praat ik met vrienden en lees werk van Georgische auteurs.

Is dit boek ook een manier om betrokken te blijven?

Nee, eerder een manier om ervan af te komen! (Lacht) Natuurlijk, ik ben Georgisch, dat zit in mij. Maar ik wil niet vast komen te zitten. Veel vrienden zijn fysiek elders, maar mentaal nog in Georgië. Ik denk dat ik me daarvan wilde bevrijden. Maar ik weet dat dat een illusie is, ik zal altijd terug blijven gaan.

Ik las deze roman als Trauerarbeit: je werkt je door een pijnlijke geschiedenis.

Het is heel belangrijk vooruit te blijven gaan – als individu, maar ook als maatschappij. Dat wordt in Georgië wel geprobeerd, maar het blijft kleinschalig. En dat terwijl de laatste vijfentwintig jaar een en al herhaling zijn. Telkens gebeuren dezelfde dingen. Een nieuwe president wordt als Messias binnengehaald, en na vijf jaar is hij de duivel. Dat heeft te maken met de Sovjetgeschiedenis: er was altijd wel iemand die voor je zorgde. Je hoefde geen individu te zijn, geen verantwoordelijkheid te dragen. Het besef dat je zelf dingen kan veranderen, komt nu pas.

Hoe reageerden Duitse Georgiërs op het boek?

Wat heel interessant was, waren de reacties op de toneelbewerking. Iedereen zei hetzelfde: ze zaten in het theater en keken naar het toneel, waar Duitse acteurs over hen praatten, hen lieten zien, hun geschiedenis vertelden. Men voelde zich gezien, een beetje belangrijk. Georgië is zo’n klein land, het is geweldig als mensen zich zo voelen.

Heeft dat je schrijven beïnvloed?

Niet echt. Ik denk niet, ‘ik moet nu mijn land representeren.’ Ik ben blij en vereerd dat het zo gegaan is, maar die status is nooit mijn doel geweest. Wanneer dit boek in het Georgisch vertaald wordt, zullen er ook mensen zijn die zeggen dat ik hun helemaal niet goed laat zien. Dat is de andere kant.

Het achtste leven eindigt met Brilka, heel open, met de mogelijkheid van verandering. Gaat het leven anders zijn voor de jongere generaties?

Dat hoop ik. Mijn neefje en nichtje zijn meer Westers. Ze staan open voor dingen en zijn geïnformeerd. Mijn generatie is neoconservatief. Daar heb ik me nooit fijn bij gevoeld. Iedereen studeerde management en trouwde toen ze 24, 25 waren. Ik weet natuurlijk niet hoe het zich gaat ontwikkelen, maar de jongere generatie is anders. Zet een vijftienjarige naast een tiener uit Duitsland of Nederland en ze lijken erg op elkaar.

Wat is er anders voor hen?

Het internet, ten eerste. Reizen is gemakkelijk. Mijn generatie kon als eerste op reis, daarvoor was het niet echt mogelijk. Het was te duur. En nu, sinds dit jaar, mogen Georgiërs visumvrij de Europese Unie in. Dat is een enorme stap. Een cadeau. Je voelt je vrijer, meer Europees. Dat heeft een effect op hoe zo’n generatie zich ontwikkelt. Ik zou teleurgesteld zijn als ze over tien jaar net zo neoconservatief zouden zijn als mijn generatie.

In Het achtste leven wordt ook gereisd. Was Europa vroeger een spiegelbeeld?

Toen zeker. Kitty reist vanuit een dictatuur naar een plek waar ze haar eigen leven kan leiden. Het gekke is, toen ik aan het boek begon, kende ik voornamelijk het Westerse perspectief op de twintigste eeuw. Ik wist zelfs meer van de nazi’s dan van de communisten! Ik wilde een Oosterse blik geven. Mijn redacteur vroeg me waarom de val van de Berlijnse Muur maar kort genoemd wordt. Dat klopt, zei ik, maar zo belangrijk was het niet voor ons. Wij waren met andere zaken bezig!

Voel je je nu Europees?

Ja. Misschien ben ik naïef, maar ik geloof in het in vrijheid samenleven van verschillen. De toekomst gaat niet over nationale identiteiten. Het gaat erom dat er meerdere ideeën zijn van wat goed leven is, meerdere perspectieven op dezelfde gebeurtenissen. Dat is een kans. Het Europese ideaal is het beste dat we nu hebben.

Welke rol speelt taal daarin?

Mensen vragen me vaak waarom ik nu alweer veertien jaar in Duitsland woon. Ik kwam voor mijn studie en wilde eigenlijk teruggaan na vier jaar. Maar de taal maakte dat onmogelijk. Ik kon al wat Duits, leerde de taal verder en bleef. Die taal kennen opende zoveel mogelijkheden.

Hielp het ook om Het achtste leven te schrijven?

Volgens mij wel. Je weet natuurlijk niet wat er anders gebeurd was, maar ik denk dat ik dit boek niet in het Georgisch had kunnen schrijven. Dan had ik te dicht op de gebeurtenissen gezeten. Schrijven gaat over afstand nemen. Taal maakt dat perspectief mogelijk.

Kunst / Achtergrond
special: Annette Falk Lund

Een steeds wijdere horizon

Aan de noordelijke oever van de Limfjord (Denemarken) woont de Duits-Deense beeldend kunstenaar Annette Falk Lund met haar man. Water, wind en wolken zorgen voor een steeds wisselend schouwspel van licht en schaduw voor hun huis; iets verderop glijdt iedere twintig minuten het pontje van en naar het eiland Mors. Haar atelier biedt geen uitzicht op al dit moois. Werken is een innerlijk traject – en dat was al zo toen ze als braaf schoolmeisje in de DDR een ‘pauze’ nam van alle verplichtingen en haar zelfverzonnen sprookjesfiguren tekende.

Veilige plek

De maatschappij van de DDR, vaak afgeschilderd als bureaucratisch, onderdrukkend en in koude oorlog met West-Europa, was voor de jonge Annette juist een veilige plek. Het systeem bood zekerheid in ruil voor loyaliteit. De ideologie – solidariteit, antifascisme, opbouw van een rechtvaardige samenleving – werd noch door haarzelf noch door haar omgeving ter discussie gesteld.

Op 9 november 1989 kwam de val van de Berlijnse Muur, de Mauerfall. Duitsland werd herenigd en het socialistisch perspectief als ideaal van saamhorigheid verdween. Voortaan waren alle burgers vrije individuen die hun gang konden gaan binnen het felbegeerde liberalisme. Voor Annette Falk Lund betekende het een opnieuw definiëren van haar identiteit. Ze verhuisde naar Denemarken en werd lerares, vervolgens persfotograaf en geleidelijk aan kunstenaar.

Het sprookjes-tekenende meisje van vroeger stak opnieuw de kop op. Langzamerhand ontspon zich een gesprek met zichzelf en tegelijkertijd het wenkend perspectief van een leven als kunstenaar. Steeds opnieuw ontwerpt ze deze zelfdefinitie tegen de achtergrond van een Bühne. Ieder motief is tegelijk een biografisch brokstuk en een enscenering.

Schilderen als regie

‘Ik schilder mijn figuren als op een toneel. Ben als het ware de regisseur van een beeldentheater. Ik begin met de contouren van een ‘hoofdrol’ en dan verschijnen langzamerhand de bijrollen van mensen, dieren en objecten. De totaliteit van het mogelijke verhaal dat zo ontstaat plaats ik in een landschap.’

Haar nieuwe vaderland, dat behalve Jutland eigenlijk bestaat uit honderden eilanden omringd door water, is gemakkelijk te herkennen in haar werk. Naast licht en kleur lijken de hoofd- en bijrollen ontsnapt uit de Noordse sagen en legenden. De enorme verscheidenheid aan motieven en het soms kinderlijke kleurgebruik doen denken aan de Deense Cobraschilders van de vorige eeuw.

‘Mijn relatie met het kleurenspectrum is tamelijk rationeel. Ik houd me in principe aan de drie basiskleuren en neem me voor, als ik begin, daar twee van te gebruiken. Ik meng nooit op palet, altijd op het doek zelf, zodat een pasteuze werking ontstaat. Ik gebruik graag grof linnen en jute, dat versterkt het effect.’

 

Demeter 

De contrastwerking van de elementaire kleuren zet zich voort in de motieven. Groot en klein, licht en donker, leven en dood. In het schilderij ‘Demeter’ krijgt de levengevende godin van de vruchtbaarheid de hoofdrol. Aan haar voeten een uitgestrekte vrouwenfiguur. Is het haar dochter Persefone, die ontvoerd werd door de god van de onderwereld? Is het Annette zelf? Het vruchtbaarheidsmotief sluit nauw aan bij Falk Lunds nadruk op ‘natuur als essentie’. Niet zo verwonderlijk bij een kunstenaar die leeft en werkt op een van de meest onbedorven plekken van Noordwest-Europa.

Onbedorven landschap

Wie rondloopt in de enorme tuin, de appelboomgaard, de moestuin, de bloembedden en langs het glooiende veld naar de oevers van de fjord kijkt waant zich een eeuw terug. Op het smalle strand lopen IJslandse paarden; op kleine zandbanken liggen zeehonden in het zonnetje. Langs de hemel trekken enorme formaties ganzen, druk pratend met elkaar. Soms schuift de schaduw van de zeearend, die ze hier ‘vliegende deur’ noemen, over het landschap.

 

Landschap aan de Limfjord

Een bevriende collega stimuleerde haar om te beginnen met abstract werken. Falk Lund combineert non-figuratief en semi-figuratief werk met het uitproberen van monochrome opstellingen. Jezelf ontwikkelen, middels de dialoog met jezelf, het Selbstgespräch – zoals de naar woorden zoekende Falk Lund vertelt, gaat niet van een leien dakje. Ze verbreedt haar horizon met de slogan ‘schilder waar je weerstand voelt’. Vitaliteit neerzetten zonder de uitbundige contrastwerking van basiskleuren naast elkaar. Maar de hedendaagse Scandinavische soberheid – wit, grijs, beige en een gedempte kleurtoets als enige frivoliteit – staat ver van haar af. Met afgrijzen vertelt ze van een kunstmanifestatie waar niet één echte kleur te zien was. ‘We hebben een nieuwe Cobra nodig’, is haar commentaar.

 

Abstracte Symfonie

Falk Lund heeft geëxposeerd in Denemarken, Noorwegen, Duitsland en België. Haar werk hangt in privécollecties, scholen en in andere openbare gebouwen. Het gymnasium van Thisted, het oude handelsstadje aan de Limfjord, plaatste een groot werk dat bijna de hele wand beslaat.

 

Tyngdekraft – Zwaartekracht

Theater / Reportage
special: Holland Festival week 1

Over Castellucci, Brexit en dansen op blote voeten: een week op Holland Festival.

De maand juni is aangebroken, de zomer begint, en de theaterfestivals draaien op volle toeren. Tijd om een maand in Amsterdam te bivakkeren voor het Holland Festival. De ‘Europa-editie’ van vorig jaar kreeg een rauw randje door de onverwachte shock van de Brexit. Dit jaar is dat niet anders: een halfjaar na de inauguratie van Trump neemt het festival de staat van de Westerse democratie onder de loep.

In week 1 van Holland Festival zien we de Amerikaanse democratie door de lens van Romeo Castellucci, en laten de acteurs van het Britse National Theatre zien hoe een toenemende verdeeldheid heeft kunnen leiden tot de Brexit. Emilia kijkt naar een theatermarathon en Jeroen heeft gedanst met vijftig Chileense dansers. Op blote voeten.

4 juni: La Democrazia in America

Mijn Holland Festival avontuur begint dit jaar bij Romeo Castellucci, die Alexis de Toqueville’s Democracy in America gebruikt voor een reflectie op de Amerikaanse democratie anno 2017. Het eindresultaat is bovenal een pleidooi voor de groepen die niet profiteren van de Amerikaanse democratie. Het gehele gezelschap bestaat uit vrouwen, die in het Amerika van 2017 nog steeds gemarginaliseerd worden. Er wordt verwezen naar de slavernij, als we een opname van een lied horen dat op de plantages in het Zuiden werd gezongen: muziek als middel om de moed er in te houden en door de dag te komen. In de laatste scene zien we een discussie tussen twee Indiaanse vrouwen. De een wil de Engelse taal van de Amerikanen leren, de ander verzet zich er tegen. Zij waren en zijn nog steeds outsiders in de Amerikaanse democratie. Het protest tegen de Dakota Access Pipeline die op dit moment op hun heilige grond wordt aangelegd, wordt met geweld de kop ingedrukt.

De beelden die Castellucci laat zien verwijzen naar het verleden van de Amerikaanse democratie en bieden daarmee commentaar op het heden: van een ongelijke behandeling van vrouwen, Afro-Amerikanen en Indianen is nu immers nog steeds sprake. Tegelijkertijd is het ook te simpel om alleen terug te grijpen op het verleden. Buiten snelle verwijzingen naar de Iran, de War on Drugs en Medicare wordt er nauwelijks ingezoomd op de Amerikaanse democratie zoals die nu is en de misstanden die er nu zijn. Tekenend voor dit gebrek aan nuance is een centrale scène tussen een man en vrouw uit New-England . De vrouw heeft zojuist haar kind ingeruild voor voedsel. Uit wanhoop wil ze God vervloeken, maar haar streng religieuze man durft het niet aan. Bidden voor genade blijft het enige antwoord. Bezien vanuit de 21e eeuw is het een aandoenlijk en tegelijkertijd gedateerd beeld.  Amerikaanse gezinnen zijn niet meer gebonden aan de God van het christendom, maar aan de goden van de farmaceutische industrie, die in Trump een nieuwe verlosser hebben gevonden. Natuurlijk kan je de hele scène als allegorie zien, maar waarom eigenlijk? Waarom is zo’n reis naar het verleden nodig, als de Amerikaanse democratie juist nu steeds meer op een oligarchie begint te lijken? Al met al levert deze voorstelling maar weinig inzichten op. (JvW)

5 juni: The Nation (aflevering 1-3) 

The Nation van regisseur en schrijver Eric de Vroedt zal deze herfst als een uit zes delen bestaande marathon te zien zijn, maar nu is de première van de eerste drie delen. Het publiek zit op twee tribunes tegenover elkaar met in het midden het speelveld: de Haagse Schilderswijk. Ieder deel van The Nation is gemoduleerd naar een bepaald televisie-format. Vanavond zien we een politieserie, een late night talkshow en een soap. De politieserie zet je meteen middenin de huidige maatschappelijke problematiek. Er is een jongetje verdwenen, Ismaël, en de politie lijkt daar iets mee te maken te hebben. Mogelijk heeft een motoragent (een fantastisch spelende Mark Rietman) de jongen mishandeld en laten verdwijnen. De personages zijn herkenbaar als linkse Gutmenschen, radicaliserende moslims en racistische politieagenten. Er is ook een politiechef die alle moeite doet zich genuanceerd op te stellen en daardoor in de knel komt. Een belangrijke rol speelt Damir, de salafistische halfbroer van Ismaël.

Het eerste deel is heel geestig en, omdat je al enigszins onder het stereotype masker van een aantal van de personages kunt kijken, ook heel aangrijpend. In het tweede deel zitten we in Kuypers, een soort Jinek, met als gasten een aantal van de bovenstaande personages en wat nieuwe spelers: een projectontwikkelaar, een populist en een gematigd politicus, ieder met zijn eigen agenda. Een agressieve en wanhopige Damir onderbreekt de uitzending, een superspannend moment waarbij het publiek muisstil blijft, net of we allemaal echt bang zijn. Wat misschien ook wel zo is. Tegelijkertijd krijgen we inzicht in Damirs gevoelens en gedachtegang. De derde aflevering, de soap, beklijft minder al worden er interessante ontdekkingen gedaan. The Nation is moedig en  relevant theater, slim en prachtig geschreven, uitstekend uitgevoerd en precies wat we in deze tijd nodig hebben. Geweldig dat het in de herfst een vervolg krijgt. (EN)

6 juni: Rito de Primavera

Voor Rito de Primavera liet de Chileense choreograaf Jose Vidal zich inspireren op de Sacre du Printemps. Met name het idee van een ritueel, een transformatie van dood naar wedergeboorte, wordt hier op fascinerende wijze uitgewerkt. Aanvankelijk heeft dat – letterlijk – flink wat voeten in de aarde: er wordt ons gevraagd om kleine groepen te vormen, elkaars handen vast te houden en op blote voeten een donkere ruimte te betreden. Daar zien we schimmen van dansers die zich met elkaar verbinden door een continue groepszang.

Pas als de laatste bezoekers zitten, krijgen we zicht op het speelvlak. Ik voel de irritatie van mijn buren en kan niet ontkennen dat mijn geduld langzamerhand ook opraakt. Tegelijkertijd vermoed ik dat dit precies is waar Vidal ons hebben wil: weerstand, en dan het overgeven aan een andere manier van kijken en een andere beleving van tijd. Geleidelijk krijgt de koorzang iets hypnotisch, en beginnen er patronen te ontstaan in een voorzichtige belichting en verduistering van de dansers.

Dan volgt een uitbarsting van energie. Het licht gaat aan, en we zien vijftig dansers in een vreugdevolle, expressieve choreografie. De schaarste van het eerste deel maakt de ontlading in dit tweede deel des te groter. Waar de Sacre vooral in het teken staat van opoffering en lijden, voert levensvreugde en wedergeboorte hier de boventoon. Onverwachts beklimmen de dansers de tribunes en vragen ons mee te doen. Durf ik dit aan? Mijn buurman gaat zonder twijfel het speelvlak op, de dames voor me blijven liever zitten. Ik trek de stoute schoenen aan (figuurlijk) en laat me meenemen. Hier geven we ons weer over, deze keer aan de roes van de dans. De rol van rationele toeschouwer wordt even ingeruild voor die van een feestganger. En het wordt gewaardeerd: na afloop popelt menig bezoeker om het podium weer op te gaan en een afterparty te beginnen. Ik doe mijn sokken en schoenen weer aan, wen even aan het daglicht, loop naar de bushalte. Hier ligt de kracht van Vidals voorstelling: als een heus overgangsritueel ben ik even ondergedompeld in een andere, grillige wereld, om uiteindelijk weer terug te keren naar het alledaagse leven. (JvW)

7 juni: My Country – A Work in Progress.

Een jaar na de shock van de Brexit brengt het Britse National Theatre de voorstelling My Country – A Work in Progress, een allegorie waarin de verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk het referendum van 2016 afwachten, en een stem geven aan verschillende stemmers uit hun districten. Politieke kopstukken als Boris Johnson, David Cameron en Theresa May worden gespeeld door voorzitster Britannia, terwijl haar zes collega’s het perspectief bieden van de man of vrouw op straat. Een bonte stoet mensen met uiteenlopende standpunten trekt zich aan ons voorbij. De Britten kunnen het met elkaar oneens zijn, en desondanks met elkaar samenleven, zo lijkt het. Dan verhardt het debat: links wordt linkser, rechts wordt rechtser, en zo komen twee kampen tegenover elkaar te staan. Het mondt uit in een clash, met Britannia die als pleitbezorgster voor de beschaving tussenbeide komt. “Hoe heeft het zo ver kunnen komen?” vraagt ze zich hardop af.

My Country belicht de vervreemding die de Brexit teweeg heeft gebracht. Niet zozeer de vervreemding tussen Groot-Brittannië en de rest van een Europa, maar een vervreemding onder haar eigen inwoners. Het vermogen om met elkaar in dialoog te treden lijkt te zijn verloren en vervangen door een bokswedstrijd tussen leave en remain, pro-EU en anti-EU, meer versus minder immigratie. De keuze om van de acteurs iconen te maken zorgt enerzijds voor een vrolijke, energieke speelstijl, waarin verschillende personages moeiteloos worden afgewisseld. Moeilijker te accepteren is de passage waarin Britannia zich tot het publiek richt voor een emotioneel pleidooi en vrij abrupt verandert van icoon naar ‘serieus’ personage. Ook zorgt deze speelstijl dat representatie, ook representatie van diversiteit, een extra significantie krijgt. Van de zeven personages representeert slechts een actrice een immigrantenperspectief. Men kan zich afvragen of Britse immigranten hierdoor niet juist worden weergegeven als de outsider in een groter blank gezelschap – de overige zes regio’s van de UK worden gespeeld door witte mannen en vrouwen. Desalniettemin biedt deze voorstelling een intrigerend beeld van een verdeeld Engeland. “Luister”, is ten slotte het advies en de smeekbede van Britannia.  Uit de eigen bubbel stappen om te luisteren naar het perspectief van de ander: kunnen we dat nog? (JvW)

Muziek / Album

Glansrijke opvolger

recensie: Ásgeir - Afterglow

Met het predicaat bestverkochte debuutalbum in je geboorteland, heb je direct een uitdaging. Ásgeir ging die uitdaging met verve te lijf en verrast ons met zijn tweede album: Afterglow. De hooggespannen verwachtingen worden waargemaakt.

Het verhaal van Ásgeir is volgens mij voor velen over de hele wereld geen nieuws meer. Een korte samenvatting voor de lezer, die het niet heeft meegekregen de laatste jaren: In 2012 bracht de zanger Býrd í Daudapögn uit in zijn geboorteland IJsland. Een album dat bij bijna iedere IJslander in de kast staat. Een Engelse versie volgde in 2013 met teksten die vertaald werden door John Grant. Zijn roem bracht hem wereldwijd op het podium.

Met een maatje op reis

In Nederland startte zijn bekendheid na een optreden op EuroSonic in 2014. 8WEEKLY was daarbij en deed verslag van dit bijzondere optreden, waar velen zich verdrongen voor het podium. Zijn album In The Silence, zoals de Engelse versie werd genoemd, vond zijn weg te naar veel muziekliefhebbers. De muziek uit IJsland stond ineens op de kaart; voor velen een aanmoediging om meer muziek uit dat land te gaan luisteren.

De roem van Ásgeir verspreidde zich razendsnel over vele landen. De tournee die volgde vergde behoorlijk wat energie. Zeker voor iemand die het Engels niet goed machtig is en zich beter kan uitdrukken in het IJslands. Met zijn maatje in de muziek en op reis, Júlíus, sloeg hij zich er prima doorheen. Deze samenwerking zet zich ook op Afterglow voort. Zowel in uitvoering als compositorisch horen we bijdragen van Júlíus Adelsteinn Róbertsson. Deze keer zijn de teksten geschreven en/of vertaald door de vader van Ásgeir: Trausti Einarsson. Zo zien we veel lyrics van de hand van Einar Georg Einarsson, die nu direct zijn geschreven in het Engels. De melodieën zijn voornamelijk van de hand van Ásgeir, die daarmee zijn vader inspireerde voor de teksten. Ook gaf hij hem er vaak al een idee voor een onderwerp bij.

De Deluxe Limited Edition onder de loep

Afterglow bevat elf nieuwe liedjes van hetzelfde hoge niveau als het debuutalbum. In de Deluxe Limited Edition hebben we nog twee nieuwe liedjes extra, plus twee alternatieve versies van twee van de elf oorspronkelijke composities. Er is voor de liefhebbers ook nog een uitgebreide deluxe box-set verkrijgbaar met vinyl en memorabilia. Maar daar staan geen extra nummers op.

Alleen ‘Fenner Yfir’, het tiende liedje, wordt in het IJslands gezongen. Alle andere nummers zijn in het Engels. Compositorisch gaat Ásgeir verder waar hij was gebleven, maar in de uitvoering is er meer nadruk op de toetsen dan voor de gitaar. De prachtige stem van Ásgeir zelf is natuurlijk gebleven, samen met de melodische liedjes die zijn handelsmerk zijn.

Het album opent met pianospel, waarna Ásgeir met geneurie van zich laat horen alvorens hij de tekst van Afterglow laat klinken. Zonder te weten wie de artiest is, raadt iedere kenner direct wie hier te horen is. Het titelnummer vestigt zich direct onder de huid en laat je maar moeilijk los. Het is direct een pakkend, groots en niet meer uit je hoofd te krijgen liedje, dat terecht de titel aan het album heeft gegeven.

De elf liedjes die het album rijk is kennen zonder uitzondering alleen maar hoogtepunten, die allemaal in hetzelfde idioom passen als ‘Afterglow’, zonder er ook maar een moment een kopie van te lijken. Het voelt als een eenheid; een warme maar ook een verkwikkende jas. Het is een album dat je laat op de avond maar ook vroeg in de ochtend opzet.

De extra’s

Het titelnummer ‘Afterglow’, dat we tevens in een alternatieve versie op de tweede schijf van deze speciale editie terugvinden, is daar minder groots en met meer pianoklanken opgenomen. Het is weliswaar een aangename uitvoering, maar die ook duidelijk maakt dat de gekozen uitvoering van de opening superieur is als albumtrekker. De hitversie is meer een hersenworm die je er niet meer uitkrijgt.

Ook het tweede nummer van de hoofdschijf, ‘Unbound’, vindt een alternatieve versie op het extra schijfje. Deze versie is een beetje vergelijkbaar met het verhaal bij het titelnummer. Maar de twee volledig nieuwe liedjes ‘Where In My Mind?’ en ‘Trust’ hadden zeker niet misstaan op het hoofdalbum. Waarom ze daar niet aan toegevoegd zijn, heeft denk ik alles te maken met marketingtechniek. Diezelfde reden ligt ook ten grondslag aan een uitgebreide box-set met daarin ook nog de vinylversie van het album. Dat hoort een beetje bij deze tijd.

Het maakt de conclusie over dit album niet anders: Ásgeir is er prima in geslaagd aan de hooggespannen verwachtingen na zijn debuut te voldoen. Afterglow maakt ons nieuwsgierig naar de muziek die volgt en hoe Ásgeir zich weet te vernieuwen.

Boeken / Non-fictie

Kopje-onder in Groenland

recensie: Niko Tinbergen - Eskimoland

Al eeuwenlang zijn mensen gefascineerd door Groenland, niet in de laatste plaats vanwege de opvallende naam, de afgezonderde bevolking en de overweldigende natuur. Over het grootste eiland ter wereld is dan ook veel geschreven. Voor een nuchter Hollands perspectief op dit bijzondere land en zijn inwoners kun je nu – opnieuw – terecht bij Eskimoland van Niko Tinbergen (1907-1988).

Aan het einde van de tiende eeuw was de Viking Erik de Rode op zoek naar nieuw land. Hij was vanwege moord verbannen van IJsland en zeilde zuidwaarts. Het gebied dat hij ontdekte gaf hij de naam Groenland. De Noorman was ervan overtuigd dat mensen een land met een aantrekkelijke naam eerder zouden bezoeken; ‘groen’ zorgde ook in het Vikingtijdperk al voor positieve associaties. Het is bijna duizend jaar later als de Nederlandse bioloog Niko Tinbergen en zijn vrouw Lies naar het eiland trekken. Ook voor hen valt er veel te ontdekken. Aan flora en fauna, maar tevens aan de inwoners.

Geen opwindende berenjachten

Net gepromoveerd en getrouwd vaart Tinbergen op 14 juli 1932 met zijn vrouw de Kopenhaagse haven uit. ‘Eindelijk was het zover’, opent hij zijn reisverslag: het schip zet via Zweden en IJsland koers naar het oosten van Groenland. In het kader van het Internationale Pooljaar 1932-1933 kon het stel als gast deelnemen aan de Nederlandse expeditie. Ruim een jaar verbleven Tinbergen en zijn vrouw in verschillende nederzettingen om onderzoek te doen. Het enthousiaste verslag van hun reis, Eskimoland, verscheen in 1934 in kleine oplage en is nu door Uitgeverij Van Oorschot opnieuw uitgegeven.

Wie bang is voor taaie biologische uiteenzettingen hoeft niet te vrezen. Al in de inleiding stelt Tinbergen de lezer gerust. Hoewel hij het niet nalaat ‘hier en daar’ enkele resultaten van zijn werk ter sprake te brengen, streeft Tinbergen ernaar ‘de niet biologisch georiënteerde lezer geen al te onverteerbare kost voor te zetten’. Verwacht geen ‘opwindende berenjachten’ of andere spannende avonturen, waarschuwt Tinbergen verder: ‘onze bezigheden waren van bescheidener kaliber’. Daarmee doet de bioloog Eskimoland tekort. Hij vertelt wel degelijk – beknopt – over de ijsberenjacht; bovendien wordt bijna elk thema in het boek opwindend dankzij Tinbergens mooie foto’s en zijn levendige, gedetailleerde beschrijvingen.

De Hollandse landkajak

Het leukste voorbeeld hiervan is misschien wel dat het echtpaar Tinbergen leert kajakduikelen. Waar het kajakken hun verbazingwekkend eenvoudig afgaat – Tinbergen verklaart hun ‘schommelvastheid’ door alle ervaring met de Hollandse ‘landkajak’, de fiets – blijkt duikelen toch minder eenvoudig. Het is wel een onmisbare vaardigheid om je in de kajak zonder hulp te kunnen redden: door te leren duikelen kun je je ook bij hevige wind of een aanvallende zeehond weer rechtop in het vaartuig hijsen.

Waren de Inuit nog enigszins teleurgesteld over de goede kajakvaardigheden van de Nederlanders, het toekijken bij het duikelen zorgt voor grote hilariteit. Kopje-onder gaan en weer bovenkomen is lastig; Tinbergen komt er al snel achter dat het duikelen geen kwestie is van kracht, maar van stijl. De aanhouder wint:

[T]oen ik de kunst eenmaal te pakken had werd het een genotvolle sport om met een of meer Groenlandervriendjes op de fjord rond te tollen en kajaktrucs te leren.

Eenmaal terug in Nederland verleerde Tinbergen zijn vaardigheden overigens niet: bioloog en schrijver Tijs Goldschmidt vertelt in het voorwoord dat Tinbergen jaren later nog indruk maakte op studenten door te kajakduikelen op De Kaag.

Deelgenoot van het avontuur

Het echtpaar Tinbergen dompelt zich letterlijk en figuurlijk onder in Groenland. Ze gaan bijvoorbeeld regelmatig naar dansavonden, eten volgens de Groenlandse cuisine, leren zolen op hun schoenen zetten en een net knopen om in de fjord zalm te vangen. Ook leren Tinbergen en zijn vrouw de taal. Ze kunnen zich uiteindelijk prima verstaanbaar maken, al blijven ze volgens Tinbergen steken op een ‘afschuwelijk jargon’.

Deze onderdompeling getuigt van Tinbergens oprechte interesse in de Groenlandse bevolking en van waardering voor hun gastvrijheid en gebruiken. De bioloog gebruikt woorden die nu als denigrerend worden gezien (‘vriendjes’, ‘volkje’, ‘Eskimo’), maar die in de jaren dertig nog geen negatieve connotatie hadden, integendeel: hij had alleen maar respect voor de Inuit. Tinbergen amuseert zich geregeld over een gewoonte of bespreekt een keerzijde van een gebruik, maar doet dat altijd goed onderbouwd en nooit op een vervelende manier. Uit het hele boek blijkt dat Tinbergen en zijn vrouw een prachtige periode in Groenland hebben meegemaakt.

Maar aan alles komt een einde. ‘Eventyret var forbi!’ besluit Tinbergen Eskimoland. Het Groenlandse sprookje is uit; de Hollandse landkajak wacht. Ruim tachtig jaar later wordt een nieuw publiek deelgenoot van dit avontuur in het land met de nog altijd aantrekkelijke naam.