Film / Films

Zweterig en ongepolijst

recensie: Young Adam

.

In Young Adam is de seks zweterig en ligt pijn dicht bij genot. Het is het tegenovergestelde van de keurige Hollywood-seks waarbij vrouwen hun beha aanhouden in bed en hun make-up altijd blijft zitten. De meeste vrouwen in de film zijn geen schoonheden: ze hebben buikjes en hangborsten en de camera registreert dat feilloos.

~

Schrijver/regisseur David Mackenzie baseerde zijn film op het gelijknamige boek uit 1954 van de Schotse beatschrijver Alexander Trocchi. Joe is de nieuwe hulp van binnenvaartschipper Leslie (Peter Mullan). Over zijn verleden praat hij niet en niemand vraagt ernaar. Hij doorbreekt de sleur van het bestaan door de vrouw van de schipper (Tilda Swinton) te verleiden. De film opent met een andere doorbreking van die sleur: Joe vist met zijn baas een dood meisje in een niets verhullende onderjurk uit het water. Als zijn baas niet kijkt, legt hij zijn hand liefdevol op haar natte rug. Wat de relatie is tussen Joe en het meisje, is de vraag die je vanaf de eerste minuten bezig houdt. Als het antwoord halverwege de film wordt gegeven, besef je dat je inmiddels andere, boeiendere vragen hebt: wat drijft de zwijgzame Joe? Schuldgevoel, verveling, uitzichtloosheid of iets anders? Wat moet hij toch met die oudere vrouwen met kinderen? Hoe komt het dat hij vrij is en tegelijkertijd zo vast zit? Elk antwoord roept nieuwe vragen op en daardoor is het niet erg dat de dialogen schaars zijn.

Geen body double

~

Wat ook bijdraagt aan de kwaliteit van de film zijn het camerawerk en de prachtige composities: de dichte Schotse mist waarin het schip plotseling opdoemt; een schip dat van bovenaf gefilmd schuin het beeld uitvaart, terwijl Joe tegen de vaarrichting in loopt en dus stil lijkt te staan in het beeld; de troosteloze duisternis waarmee de hoofdpersonen het grootste deel van de tijd omringd zijn. Bovendien kun je in deze film zien hoe vooral Ewan McGregor (die overigens geen body double gebruikt) maar ook de andere acteurs, het beste uit zichzelf weten te halen.

Ongepolijst

Weinig dialoog, veel seks, fletse kleuren, een onbegrijpelijke titel (in de hele film komt geen Adam voor) en een kadrering die net zo belangrijk is als het verhaal. Ik geef toe dat deze typische filmhuisfilm voor sommigen misschien te traag of te ongepolijst is. Voor anderen – en ook voor mij – is het juist een herademing na al het plastic Hollywood-geweld van de afgelopen tijd.

Summier

De dvd van Young Adam bevat een paar summiere extra’s, die zijn samengesteld uit de EPK (electronic press kit) voor de film. Zo zijn er losse interviews met de acteurs en regisseur te zien, een paar minuten ongemonteerde beelden van de opnamen (B-roll) en twee versies (een langere en een kortere) van de making-of die hetzelfde materiaal gebruiken. Er is geen enkele aandacht voor de literaire oorsprong van het verhaal, voor de muziek van ex-Talking Head David Byrne of voor de diepere thematiek van Young Adam (hoewel er wel een tipje van de sluier wordt opgelicht over de titel). Voor een verdere analyse ben je dus aangewezen op de film zelf, en misschien is dat in het geval van Young Adam wel het beste.

Film / Films

Drie uur ‘candy’ is te veel

recensie: Dinotopia: New Horizons en The Election

.

~

Het verhaal van Dinotopia heeft een lange geschiedenis. Het verhaal begon als een serie geïllustreerde boeken van James Gurney over een verloren eiland dat gedeeld wordt door mensen en dinosaurussen. Het boek Dinotopia: A Land Apart From Time verscheen in 30 landen en 18 talen. Er werden 2 miljoen stuks van verkocht. Gurney schreef na dit succes nog twee boeken. In 2002 besloot Hallmark Entertainment 86 miljoen dollar te steken in een serie over Dinotopia. Dit leverde Hallmark een Emmy Award op voor beste special effects.

Goed tegen kwaad

~

Nu is het tijd voor Nederland om kennis te maken met het vervolg op de miniserie. Deze dubbel-dvd bevat twee films van elke ongeveer anderhalf uur over “vooruitgang en wedergeboorte” en over “goed tegen kwaad en jong tegen oud”. Dat klinkt op zich best diepgaand, maar de serie wil maar niet robuust worden. Er zit telkens onomwonden een goedkope moraal achter het verhaal. Dat doet het ongetwijfeld bij het Amerikaanse publiek erg goed, bij ons zorgt dit toch echt voor niet dan irritatie.

The neverending story

Ondanks dat Dinotopia voor de visuele effecten een Emmy kreeg, ben ik hier toch iets minder over te spreken. Ook een televisieserie moet geloofwaardig overkomen om de kijker daadwerkelijk in het verhaal te betrekken, al begrijp ik dat een budget veel minder groot is dan bij een speelfilm. Als ik naar de serie kijk zie ik duidelijk dat de acteurs anders zijn belicht dan hun digitale achtergrond. Dat is slordig. Het doet me regelmatig denken aan een klassieke film als The Neverending Story. En deze film komt toch echt uit 1984 en ik zou verwachten dat in de tussentijd vooruitgang is geboekt. Bij Dinotopia is dit zeker niet het geval en je wordt dus regelmatig wreed uit het verhaal gescheurd.

Nooit echt boeiend

De serie doet mij niet echt veel. Sprekende dinosauriërs maken op mij sowieso geen overtreffende indruk, maar als ik dan ook duidelijk kan zien dat ze door een computer gegenereerd zijn kan ik er al helemaal niets meer mee. Het op zich al moralistische verhaal verliest dan helemaal zijn kracht. De goede muziek van Trevor Jones, die onder andere de score voor League of Extraordinary Gentlemen schreef, kan hier helaas ook geen verbetering in aanbrengen. Ik heb mijn best gedaan om me in het verhaal te laten trekken, maar helaas is de serie nooit echt boeiend.

Conclusie

De omschrijving “visual candy” is nog steeds van toepassing op Dinotopia. De twee nieuwe afleveringen zijn in essentie niet slecht, maar de beperkte visuele effecten en de brave moraal slaan het verhaal stuk. De serie kijkt daardoor niet lekker en sleept je zelden mee. Dinotopia is lekker zoet, maar drie uur lang “candy” is echt te veel.

8WEEKLY

Grote vraagtekens

Artikel: Final Fantasy X-2

.

~

FF is de koning onder de RPG’s, en dat onderstreepte FFX nog maar eens. Deze nieuwe game is niet zozeer een opvolger in de cyclus als meer een zijspoor van de FFX-game. Vandaar dat men deze game dan ook geen FFXI heeft genoemd, maar FFX-2. De overeenkomsten met FFX zijn dan ook duidelijk aan te wijzen. Wie echter denkt exact dezelfde game voorgeschoteld te krijgen, zal er al snel achter komen dat hij het niet geheel bij het rechte eind heeft.

Japanse werkelijkheid

Beeld en geluid zijn, zoals we immers van deze serie mogen verwachten, werkelijk prachtig. Het intro is echter weer typisch Japans en enigszins vervreemdend. Ben je geen fan van het Japanse gevoel voor dramatiek en hun soms wat vreemde manier van een verhaal vertellen, dan kunnen de tussenfilmpjes je al snel op je zenuwen gaan werken. Het spel begint met een tamelijk futuristisch popconcert. Samen met je medestrijder probeer je zodanig te infiltreren dat je de zangeres van het concert kan benaderen. Voor je het weet zit je verwikkeld in je eerste gevecht.

Toegankelijkheid

~

Hier kom ik mijn inziens het eerste probleem van de game tegen. Het is altijd erg moeilijk om zomaar ineens een langlopende serie zoals Final Fantasy binnen te vallen, en gewoon maar te gaan spelen. Heel erg bekend was ik nog niet met de reeks, maar als recensent ken ik de serie, en heb ik het voordeel dat ik er in het verleden wel eens mee in aanraking ben geweest, en dat je door de jaren heen genoeg dezelfde games voor je kiezen krijgt. De beginnende gamer zal dit eerste gevecht echter bekijken met een groot vraagteken boven het hoofd.

Nieuw vechtsysteem

De gevechten in FFX-2 zijn niet langer meer turn-based, dus rustig je zetten overwegen is er niet meer bij. Als je de tijd neemt om je strategie te overwegen gaat de vijand rustig door tot je het loodje legt. Voor de hardcore FF-fan is dat even wennen, maar het geeft een leuke twist aan de gameplay. Voor de newbie is het echter weer een extra horde die men moet zien te overwinnen om in het spel te komen. En aangezien een franchise altijd nieuwe leden voor zich moet zien te winnen lijkt me dat een (klein) nadeel.

Conclusie

De gebieden uit FFX zijn in deze game weer terug te vinden, met hier en daar wat extra’s. Wat dat betreft zal het enkelen die het eerste deel hebben gespeeld het allemaal wel heel erg bekend voorkomen. Toch valt er meer dan genoeg nieuws voor hen te beleven in FFX-2. Een grote sprong voorwaarts in de serie is dit deel zeker niet, maar wel weer een lekker koekje voor de fans. De minder ervaren RPG-er of iemand die weinig bekend is met FF kan zich beter eerst even bedenken voor hij aan dit avontuur begint, en zich eerst even wat inlezen in de materie die Final Fantasy heet.

Muziek / Album

Een andere kijk op het andere

recensie: Flip Kowlier - In de fik

.

~

Het is altijd een behoorlijke opgave als er een opvolger moet komen van een onverwacht positief ontvangen eerste plaat. Want de kenners waren het er redelijk over eens: Ocharme ik was één van de mooiste platen van het jaar 2001. Om na een schitterend debuut de mensen nog te kunnen raken of origineel voor de dag te komen, is een hele opgaaf. Waarschijnlijk heeft Kowlier nachtenlang niet geslapen, meerdere keren een writer’s block gehad of zijn gitaar vervloekt. Op de plaat is er in ieder geval niets van te horen.

Reggae

In de fik begint meteen sterk met het nummer Vannacht. Een gitaartje dat geleend is uit Blondie’s Atomic sleept de luisteraar meteen dichter bij de speakers. Diezelfde luisteraar zal merken dat het geluid ietwat voller is dan dat van de voorganger. Zo is aan het geluid iets extra’s gegeven door Geike Aernaert, van Hooverphonic, te vragen om de backing vocals op bepaalde nummers te verzorgen. Er wordt zelfs in een soort van protestsong Bom Bin een uitstapje gemaakt naar de reggae.

Vrolijk versus triest

Kowlier lijkt een impasse bij de rockmuziek aan te kondigen. Het neerslachtige, wat kenmerkend was voor de jaren negentig, wordt op In de fik weggewuifd. Zo zingt de jonge Belg in Over mie (te geroaken) over het gunnen van geluk aan vroegere liefdes. In Smetvrjis is de zelfspot groot als Kowlier toegeeft dat hij te weinig rock ’n roll in zijn donder heeft en in Bjistje in min uoft wordt aangegeven dat het de kleine dingetjes zijn die hem vergenoegd maken. Gelukkig staat de verandering nog in de kinderschoenen, want Tristig feit is een pijnlijke herinnering voor het feit dat de wereld te star is om afwijkende mensen te accepteren. Ook Miss België is ietwat tragisch te noemen. Kowlier veracht de missverkiezingen, maar kan niet verhelpen dat hij valt voor de inzending van zijn eigen land.

Verre van vervelend

Kowlier bewandelt muzikaal gezien reeds platgewalste paden, maar is tekstueel de originaliteit zelve. Zijn kijk op verschillende dingen, waaronder oorlog, is om van te genieten. Anders dan de gangbare muziek straalt die van Flip Kowlier veelal plezier uit, zonder dat het ook maar één moment verveelt. Nu is het voor Flip de tijd om tevreden op zijn lauweren te gaan rusten, want hij verdient het. Ocharme ik was sterk, maar met In de fik overklast hij zichzelf, opnieuw.

Muziek / Concert

Vijftigers, studenten en kleine meisjes

recensie: Belle & Sebastian

Ooit speelden ze op Motel Mozaïque. Buiten stond een lange rij mensen, want binnen was geen plaats meer. Huilende mensen voor de deur, een drama. Met dit in mijn achterhoofd ging ik onlangs naar het concert van Belle & Sebastian in Vredenburg. Ergens hoopte de sadist in mij nog dat er drommen mensen stonden te wachten, om hun hele hebben en houden te ruilen tegen een geldig kaartje. En dat ik dan achteloos mijn kaartje zou inleveren, lachend om de verwensingen die me werden toegeworpen, terwijl ik de massa toeroep dat ik niet één plaat van ze heb. De teleurstelling was groot toen er geen rij was.

~

Zo’n groot fan ben ik ook niet, ik ontdekte de band pas een jaar of wat terug via een vriend. Die dus wel alle platen en EP’s had. En daar zo over kon doorzeiken dat ik direct een antipathie tegen de Glasgowse formatie kreeg. Dit was dus duidelijk muziek voor mietjes of vrouwen, hield ik vol. Alle verwijzingen werden afgedaan als een treurige poging mij tegen beter weten in te bekeren. Eigenlijk klonk het allemaal zo slecht niet, maar je kent het: als je eenmaal die stelling ingenomen hebt, is het vaak verrekte moeilijk hem weer te verlaten.

Terwijl ik zelfs al aan een enkele vriend had toegegeven dat ik Get me away from here I’m dying toch echt wel een briljant nummer vond, bleef ik dit in discussies glashard ontkennen. Eind november las ik voor het eerst een aankondiging dat de band naar Nederland zou komen voor een eenmalig concert in Utrecht. Meteen gemaild naar de fans in mijn vriendenkring, en men was wildenthousiast. Enkelen hadden de band al zien concerteren op Haldern, en over dat concert waren de meningen onverdeeld positief. Het moest ook een goede liveband zijn. Toen iedereen al lang en breed kaarten had aangeschaft, kwam ik aan de praat met iemand die nog een kaartje extra had. Impulsief gaf ik aan wel mee te willen. De dagen daarna nog wel even over getwijfeld, 32 euro is een weekbudget, en hoe goed vond ik de band nu eigenlijk? De smalende reacties van de fans waren echter genoeg het plan door te zetten. In mijn hoofd zag ik namelijk de huilende fans alweer voor de deur staan, en met sardonisch genoegen dacht ik aan de dag van het concert. Dat zou ze leren, de doetjes.

Daarna toch maar even een kleine kennis opgebouwd van het oeuvre van de band, met behulp van enkele p2p-sites, en een beetje luisteren bij mensen thuis. Een dag voor de show kocht ik de Legal Man-EP bij de lokale platenzaak. De grootste fan die ik ken ging zelf uiteindelijk niet, en verkocht zijn kaartje door aan een dolblije gelijkgestemde. Weer iemand die niet meer voor de deur zou gaan liggen.

De grote dag was gekomen. Goed geluimd vertrokken we richting het Utrechtse. In de enorme zaal hingen drie vreemdsoortige Belgische wafels boven het podium. Ook werd duidelijk dat een concert van Belle & Sebastian niet een standaard publiek trekt, maar een gemêleerd geheel van vijftigers, studenten en kleine meisjes. Laatstgenoemden hadden zich, waarschijnlijk al uren voor de show, recht voor het podium verschanst, zodat ze niet gehinderd zouden worden door hun lengte. Ondertussen werd ikzelf wel gehinderd door mijn lengte. Recht voor me stond namelijk een enorm lange fotograaf. Na wat krampachtig gemanoeuvreer liet de reus mij voor zich staan en had ik een redelijk beeld op de gang van zaken op het podium.

Zoals bij bijna elk concert staan ook hier weer wat proleten die door de nummers heen kwekken. Wanneer ik me eenmaal aan gepraat erger tijdens een show kan ik me er niet meer aan onttrekken, dus al snel volgen wat woedende blikken in hun richting. Men schijnt er echter plezier in te hebben en begint nu na elke nummer op hoogst irritante wijze te zeuren om nummers waar ze niet eens de tekst van kennen, slechts een zinnetje, en zelfs dat klopte niet. Dan maar onvriendelijk worden. Met instemming van enkele omstanders leg ik de stoorzenders op dringende toon het zwijgen op. De rest van de avond horen we slechts nog wat gemurmel.

En halverwege het concert komt het moment dat er iemand consumpties moet gaan halen. Zodra je erover begint, blijkt iedereen dorstig te zijn en kan je zelf gaan halen. Eerst weer naar boven om muntjes te halen, even lachen naar de Bauer-merchandise dames, die zich vervelen en een praatje starten. Daarna naar de bar rennen en bestellen. Plotseling hoor ik een liedje uit de zaal komen. Het klinkt bekend. Zodra de tekst inzet begint het me te dagen.

I, I love the colourful clothes she wears. And the way the sunlight plays upon her hair…

Aaargh!! Ze spelen Good Vibrations, en ik sta hier weer te wachten op het bier. Gewapend met kartonnen draagding snel ik mezelf de trappen af en storm ik net op tijd de zaal binnen. Het nummer wordt gebruikt om de crew te bedanken, dus mis ik slechts de helft. De band speelt een lange en sterke set, gevolgd door een korte toegift. In ieder geval één van de betere shows van 2004, tot nu toe. Tijd voor verdere verdieping in de wereld van Belle & Sebastian.

Muziek / Album

Zeldzame schoonheid

recensie: Blonde Redhead - Misery Is A Butterfly

Toen het titelloze debuutalbum van Blonde Redhead in 1995 verscheen, werd de band meteen gezien als de opvolgers van Sonic Youth. De band nam het hoekige en weerbarstige gitaargeluid van de sonische meesters en gaf er een compleet eigen draai aan, met nog inventievere drumpartijen, nog meer snerpende gitaren en natuurlijk het hoge, vaak onverstaanbare, stemmetje van zangeres Kazu, dat uit duizenden is te herkennen. In de loop van de twintigste eeuw ontwikkelde de band zich van de noiserock uit de jaren negentig tot een veel verfijnder geluid waarin de ruimte tussen de noten steeds belangrijker werd en ongewone instrumentaties niet werden geschuwd. Misery Is A Butterfly is het voorlopig laatste stadium in deze ontwikkeling, en het is opnieuw een eigenzinnig juweeltje.

Het album begint met Elephant Woman als een mediterrane zomeravond, maar is al na een halve minuut onmiskenbaar Blonde Redhead. Iets dat klinkt als een Griekse bouzouki vermengt zich met een strijkkwartet en wordt in toom gehouden door het exotische ritme van drummer Simone Pace. Kazu zingt al in de eerste regel van de plaat over een engel, en je kunt je als luisteraar alleen maar overgeven aan deze muziek die rechtstreeks uit de hemel lijkt te komen. Elephant Woman is nu al een van de mooiste liedjes van 2004.

Verleidelijk

Melody wordt ingeleid door een ritme van sambabal en houten percussie, dat na een paar maten wordt aangevuld met een romantisch keyboardloopje. Kazu is hier op haar verleidelijkst, en zingt zacht maar vol passie over de melodie die haar – en ons – in haar greep houdt. Titelnummer Misery Is A Butterfly heeft een stuwende beat waaronder strijkers fladderen die in volume toenemen naarmate het nummer vordert en tenslotte alleen met Kazu overblijven in een duet van pure schoonheid. Falling Man wordt gezongen door gitarist Amedeo Pace (tweelingbroer van drummer Simone) en wordt in tweeën gedeeld door een droomachtige instrumentale passage.

Housekraker

Het drumloze Magic Mountain, met zacht huilende gitaren en vreemde soundscapes op de achtergrond, is geïnspireerd op Der Zauberberg van Thomas Mann en fungeert als de opmaat naar de dubbele climax die de plaat besluit en die wordt gevormd door Pink Love en Equus. Het eerste van de twee begint met een bliepend orgel dat in een housekraker uit de jaren 90 niet zou hebben misstaan, maar die al gauw wordt opgeslokt door de pompende bas en de traag aangeslagen gitaren. Het is een van de zeldzame nummers uit het oeuvre van Blonde Redhead waarin zowel Kazu als Amedeo de zang voor hun rekening nemen, en het effect is bedwelmend. Pink Love is van het soort muziek waarvan je niet wilt dat het ophoudt, en gelukkig gebeurt dat zes minuten en twintig seconden lang ook niet. Slotlied Equus blijft al na de eerste luisterbeurt hangen en zou een perfecte single zijn: met het gemakkelijk mee te zingen refrein en de catchy melodie is het het meest toegankelijke rocknummer van de plaat. Het slotakkoord doet je opspringen en naar de play-knop snellen om de plaat nog een keer te beleven.

Potje headbangen

Blonde Redhead heeft met Misery Is A Butterfly een plaat van zeldzame schoonheid gemaakt, waarin romantiek geen ouderwets ideaal is maar een geheel van tegenstrijdige emoties waarin je je kunt onderdompelen als in een bubbelbad. Misery mag dan minder rocken dan voorgaande albums, maar muzikale ontwikkeling is veel belangrijker dan een potje headbangen, zeker als dat gepaard gaat met zoveel instrumentale rijkdom en emotie. Bijna tien jaar na hun debuut laat Blonde Redhead zien dat ze niet alleen waardige opvolgers zijn van Sonic Youth; ze hebben hun voormalige voorbeelden zelfs ruim overtroffen.

Muziek / Achtergrond
special: Interview met The Mountain Goats

Het evangelie van een arrogante geit

Vrijdagavond in Paradiso, Amsterdam. In een kleedkamer zit John Darnielle keihard op een akoestische gitaar te rossen, een blocnote op zijn knie en een potlood in zijn mond. Hij schrijft een nieuw liedje en dat gaat niet zonder slag of stoot. Darnielle is singer-songwriter en noemt zich The Mountain Goats. Hij wil en kan alleen met het beste genoegen nemen: literaire teksten waarin verhalen en mensen tot leven komen. Dat hij daar goed in is, en bovendien ook niet onverdienstelijk kan zingen, bewijst het aantal mensen dat in de kleine zaal van Paradiso op hem staat te wachten. Maar eerst moet er gepraat worden.

~

“De mensen die naar mijn muziek luisteren worden een soort evangelisten. Ik maak blijkbaar muziek die mensen met anderen willen delen: wanneer ze mijn muziek horen, willen mensen vaak aan anderen vertellen wat ik doe. Ik denk dat dat komt omdat de teksten van mijn liedjes het belangrijkste zijn. Wanneer je eenmaal in de gaten hebt wat ik doe, dringt het ook op een ander niveau tot je door, en dat niveau is literair. Ik wil niet snobistisch overkomen, maar voor mij is het je bezighouden met literatuur een van de diepzinnigste dingen die je kunt doen. Als je iets gelezen of gehoord hebt waarbij het woord zelf het belangrijkste is, dan kun je je nauwelijks voorstellen dat niet meer mensen die ervaring hebben gehad. Het is net als wanneer je een goed boek hebt gelezen: dat vertel je ook aan al je vrienden.”

Onbetrouwbaar

Darnielle heeft Engels gestudeerd en klassieke talen. Vooral dat eerste is terug te zien aan zijn liedjes. “Er zitten sterke verhaallijnen in mijn liedjes. Op de universiteit heb ik onderzoek gedaan naar verhaallijnen en hoe die zich ontvouwen. En dat is ook belangrijk in mijn liedjes, net als het idee dat mijn verhalen niet betrouwbaar zijn. Je kunt mijn personages niet vertrouwen: ze geven de gebeurtenissen niet correct weer. Ik houd niet zo van een alwetende verteller die precies zegt wat er gebeurd is en hoe de personages zich voelen. Bijna al mijn liedjes zijn in de eerste of tweede persoon. Je krijgt het verhaal vanuit een standpunt, waarbij de ene persoon vaak probeert te achterhalen wat het standpunt van de ander was, en vooral daarin is hij dan onbetrouwbaar.”

~

“Mijn liedjes zijn als puzzels. Je kunt ze oplossen. Ik wil niet zeggen dat er altijd een uitkomst mogelijk is, maar de ene is beter dan de andere. Ik denk niet dat veel mensen zullen zeggen dat een tekst alleen datgene betekent wat jij eruit haalt. Er is dus niet één oplossing, maar… laat ik het een gebied met oplossingen noemen. Soms zijn er dingen die ik er heel specifiek in heb gelegd, maar dan zit iemand er mijlenver naast. Vaak is dat heel grappig, maar ik ga hem of haar niet corrigeren. Het is veel leuker om met woorden te stoeien dan om te proberen iemand vast te pinnen op één uitleg.”

Gebaseerd op ware gebeurtenissen

“Bijna al mijn liedjes zijn verzonnen: slechts een paar zijn gebaseerd op echte gebeurtenissen of personen. Pas op mijn laatste album ben ik begonnen met dingen op te graven die echt gebeurd zijn, en daarop heb ik nieuwe verhalen gebouwd. Op dit nieuwe album ben ik zelf aanwezig. Mijn eigen ik zit er ergens in. En dat proces was heel interessant en tegelijk ook waardevol…”

Peter Hughes komt binnen. Hij bespeelt vele instrumenten, onder andere op Tallahassee en op het nieuwe album We Shall All Be Healed, maar tijdens deze tournee beperkt hij zich tot basgitaar en achtergrondzang. Peter gaat op de bank zitten. John onderbreekt het gesprek om even wat te zeggen over het liedje dat hij aan het componeren is. “Ik moest dat akkoord omgooien. Het werkt niet. Maar ik heb die urgency wel weten te behouden.”

~

“Met de semi-autobiografische liedjes die ik nu schrijf rakel ik heel wat oude en soms ook lelijke dingen op. Dat is tegelijk beangstigend en geweldig. Normaliter doe ik dat niet en ik heb ook een hekel aan dat soort muziek: voor iedere persoon die er iets moois mee doet zijn er tienduizenden die klinken alsof ze erom smeken uit hun lijden verlost te worden.” Hij slaat zijn ogen ten hemel op, lacht dan. “Maar voor mij is het een uitdaging. Je bent met jezelf bezig maar je wilt niet zeurderig of sentimenteel overkomen. Die angst houdt je scherp. Je balanceert tussen het vertellen van een goed verhaal en trouw blijven aan de mensen over wie je schrijft.”

New Critics

We dwalen af: Darnielle praat een tijd lang over literatuur en literatuurkritiek. Dat gaat via het “saaie maar geweldige” boek van Alain Robbe-Grillet dat hij pas gelezen heeft naar Sylvia Plath, totdat we uitkomen bij het New Criticism, een groep critici die in de jaren vijftig een streng onderscheid maakten tussen werk en artiest: “De New Critics verzetten zich vooral tegen de ouderwetse recensenten, die eerst vertelden wanneer de artiest geboren was, waar hij leefde en waarom je hem precies moest waarderen. De New Critics zeiden dat dat misschien wel interessant was voor de context van het werk, maar niet voor de tekst zelf. En daar hadden ze wel een goed punt. Via mijn liedjes leer je mij als persoon niet kennen.” Kijk naar het liedje zelf om het te beoordelen, niet naar degene die het gemaakt heeft.

Arrogante geiten

We zitten al bijna een uur te praten. Over twintig minuten moeten John en Peter optreden. De tijd is om, maar er is nog een prangende vraag: waarom noemen The Mountain Goats zich The Mountain Goats?
Hij kijkt naar het plafond en zucht. “Waarom vallen mensen Smog niet lastig met de vraag met hoeveel ze zijn? Dat is nog veel meervoudiger dan Goats! Smog omvat je, maar niemand valt Bill Callahan daarmee lastig.” Hij grijnst breed. “Ik denk dat ik een alomtegenwoordige persoonlijkheid heb. Nee, ik ben de meervoudigheid in persoon. Omdat ik de meervoudigheid in iedereen… ach, allemaal gezeur!

~


Het is vanwege de slechte reputatie die singer-songwriters hebben: als je ergens hoort dat John Darnielle ergens speelt – toen had ik nog geen naam voor mezelf – dan denk je meteen aan iemand met een akoestische gitaar en dan heb je meteen bepaalde verwachtingen. Ik wilde dat niet, ik vond niet dat ik dergelijke verwachtingen verdiende. Ik heb een naam bedacht omdat ik dat leuker vond dan mijn eigen naam en omdat ik dan onder die verwachtingen uit kon komen.
Maar in plaats daarvan kreeg ik talloze recensies die begonnen met een uitleg over The Mountain Goats, een band die eigenlijk maar uit een persoon bestond. Het is logisch, maar het is wel supersaai om een recensie zo te beginnen.”
Hughes werpt op dat het volgens de New Critics toch niet uitmaakt. “Waarom verspillen ze hun tijd aan het praten over hoeveel mensen er in een band zitten? Er zou eigenlijk een school voor New Music Criticism moeten komen.” Ze lachen allebei. Darnielle vertelt dat hij wel eens het idee heeft dat recensenten al hun recensies met de uitleg beginnen omdat ze dan alvast vijftig woorden hebben verbruikt en dan minder relevante dingen hoeven te schrijven. “Het is veel interessanter te vragen waar de naam vandaan komt.”

Zonder de vraag af te wachten gaat hij verder: “Berggeiten zijn arrogant, net als ik, haha! En ze uiten dat op een manier die elk jaar aan talloze berggeiten het leven kost. Ze hebben van die speciale hoeven waarmee ze bijna verticale rotswanden kunnen beklimmen. En dan kunnen ze van de ene berg naar de andere springen. Als ze aan de ene wand hangen en ze zien aan de andere kant een sappig grassprietje, dan zeggen ze bij zichzelf: “o, dat kan ik wel, zulke sprongen maak ik elke dag.” En dan maken ze die sprong en dan zijn ze trots, maar wanneer ze bij een enorme, onoverbrugbare kloof komen, denken ze precies hetzelfde: “zulke sprongen maak ik met twee vingers in mijn neus.” En dan maken ze die sprong en dan vallen ze een zekere dood tegemoet. Omdat ze weten dat als ze het halen, dat ze zich dan aan de rots vast kunnen houden. Ik weet niet hoe ik dat precies moet uitleggen als mijn eigen arrogantie. Ik denk wellicht dat ik iets wel kan, of ik het nu ook echt kan of niet. En dan doe ik het of heel goed, of ik sterf terwijl ik het probeer.” Hij lacht, trots. “Een soort ongelofelijk en spectaculair falen.”

Vooralsnog falen The Mountain Goats niet: hun optreden die avond wordt een daverend succes: John Darnielle en Peter Hughes hebben er weer een zaal vol evangelisten bij.

Muziek / Album

James Brown-gilletjes, gehijg en gefluister

recensie: N.E.R.D. – Fly or Die

In 2002 kwam het debuutalbum In Search Of… van N.E.R.D. uit, dat de bescheiden hitjes Lapdance en Rock Star voortbracht. Met Fly or Die zijn Pharrell Williams, Chad Hugo en Shay weer terug. Hoewel, terug… ze hebben in de tussentijd niet echt stil gezeten. Pharrell en Chad kennen we natuurlijk allemaal van het superhippe producersduo The Neptunes, voor wie zo’n beetje elke grote popster in de rij staat. Want alles wat de heren aanraken verandert in een frisse, aanstekelijke, maar vooral lekker dansbare hit.

~

Zo ook She Wants To Move, de eerste single van Fly or Die. Bij mij bestond aanvankelijk de angst dat het hele album een aaneenschakeling van alleen maar hits zou zijn, wat op den duur zou kunnen gaan vervelen. Hoewel het typische Neptunes-geluid duidelijk aanwezig is, klinken de nummers veel frisser, origineler en eigenwijzer dan de plaatjes van de cliëntèle.

Supersexy

De opener Don’t Worry About It, met Lenny Kravitz op gitaar, knalt uit de luidsprekers. De plaat dendert in sneltreinvaart door via de titeltrack en Jump, met gastbijdrages van Good Charlotte-broertjes Joel en Benji Madden. Er wordt even gas terug genomen op Backseat Love, dat door het gehijg op de achtergrond en de dreinerige zang supersexy klinkt. Nog een rustpuntje is het prachtige Wonderful Place, dat uit twee verschillende delen bestaat. Het eerste deel is een zonnige lofzang op het leven, met vrolijk gefluit en soulvolle jaren 70-achtergrondkoortjes. Het tweede deel vertelt het verhaal van een familie-vistripje dat bijna fataal afloopt. De strijkers maken dit nummer extra dramatisch en Pharrells stem zorgt voor kippenvel. Dan razen de heren verder in het eveneens uit twee delen bestaande Drill Sergeant. Na het vrolijke britpopachtige begin, dat zo op een album van Ed Harcourt zou passen, klinkt het tweede deel nog dreigender. Die energie wordt vastgehouden en verder uitgebouwd in Trasher, een door hiphop geïnspireerd nummer dat dezelfde lading als Shook Ones van Mobb Deep zou moeten hebben. Hierna kabbelt het album redelijk rustig naar het einde toe.

Rock en gitaren

Fly or Die is een veel gevarieerder album dan In Search Of… Het hiphopgeluid heeft nu plaatsgemaakt voor wat meer rock en gitaren. Het is duidelijk te horen dat de muzikale horizon van N.E.R.D. verbreed is. Er worden veel verschillende stijlen verkend en hierdoor klinkt het album steeds anders, maar wel altijd als één geheel. Een ander verschil met de voorganger is dat de plaat veel warmer in het gehoor ligt. Ditmaal hebben Pharrell en Chad zelf de instrumenten ter hand genomen en is al het moeilijke computergesleutel achterwege gebleven. De geweldige achtergrondkoortjes, James Brown-gilletjes, het gehijg, gefluister en vooral de heerlijke beats maken Fly or Die een geweldige sexy plaat. Het enige minpuntje is dat het geluid wel erg vol en dus zeer nadrukkelijk aanwezig is, waardoor je op een gegeven moment toch toe bent aan iets anders. Toegegeven, meestal gebeurt dit pas als de plaat ongeveer voor de derde keer onafgebroken langskomt.

Fly or Die?

Hoewel je bij bijna elk nummer niet stil kan zitten is Fly or Die niet alleen maar een simpele dansplaat. Ook lekker onderuitgezakt naar de verhalen luisteren die in de liedjes worden verteld is geweldig. Met N.E.R.D. maken Pharell, Chad en Shay in tegenstelling tot met The Neptunes helemaal hun eigen muziek. Dus mijn antwoord op de vraag Fly or Die? N.E.R.D. is definitely fly!

Film / Films

Massahysterie

recensie: The Passion of the Christ

.

~

Het antwoord op die vraag is niet eenduidig te geven. De professionele kritiek op The Passion of the Christ is namelijk grofweg in twee kampen op te delen: de agressief-negatieve en de onderbouwd-negatieve (ik heb het hier nadrukkelijk over de professionele critici; het overgrote deel van de “gewone” bioscoopbezoekers heeft namelijk een gematigd positief tot lovende mening over de film). Het agressief-negatieve kamp was in de afgelopen maanden hoofdschuldige aan de verhitte discussies over antisemitisme, racisme en andere vormen van haat die regisseur Gibson en zijn film zouden oproepen. Vooral aan het begin van de hele controverse vlogen de argumenten heen en weer terwijl er vrijwel niemand was die meer dan drie beelden uit de film had gezien. Gibson zou een zeer strenge – en ongetwijfeld antisemitische – vorm van katholicisme aanhangen die recente pauselijke beslissingen negeerde, en Gibsons vader ging zelfs zo ver dat hij de complete Holocaust als fabeltje afdeed.

Hebzucht

Het was allemaal koren op de molen voor de agressief-negatieven. Iedereen had het over de vele miljoenen van zijn eigen geld die Gibson in zijn droomproject had gestoken, maar niemand leek te beseffen dat hij dit misschien wel deed met diepgelovige redenen, en niet – zoals 99,9% van de rest van Hollywood – uit hebzucht. Hoe je ook staat tegenover welke vorm van religie dan ook, het valt moeilijk te ontkennen dat we zonder gelovers als Gibson een zeer groot deel van onze kunstgeschiedenis hadden moeten missen, van de Sixtijnse Kapel tot Breaking the Waves en van de verzamelde werken van Bach tot die van Pedro the Lion.

~

Door het geschreeuw van de agressief-negatieven vallen de stemmen van de onderbouwd-negatieven bijna niet meer op. Het zijn de critici die de film als kunstwerk proberen te bekijken en niet als propagandamiddel. Ze laten zich niet meeslepen door alle ophef rond de film, maar kijken er objectief naar, zonder vooroordelen of verwachtingen. En wat blijkt? Zonder die donkergekleurde bril van haat en opgeklopte emoties blijft er geen spaan heel van de antisemitische aantijgingen en religieuze beschuldigingen. Een voorbeeld: Volkskrant-recensent David Sneek schrijft in zijn vierkoloms stuk op de eerste pagina van de kunstbijlage hoe Judas “met graaiende vingers zijn zilverstukken bijeen veegt”; ik zie een vertwijfelde man die door een groep hooggeplaatste joden voor schut wordt gezet en zich zo snel mogelijk uit de voeten probeert te maken. Sneek merkt op dat de joden “bij voorkeur [worden] getoond als een wilde horde, een veelkoppig wezen – een typisch racistisch beeld.” Volgens het bijbelverhaal en de film was het inderdaad voornamelijk massahysterie die ervoor zorgde dat Jezus werd gekruisigd, maar een woedende menigte is alleen “typisch racistisch” wanneer je de bioscoop al ingaat met dat idee. Recensenten als Sneek voegen zich met zulke oordelen zelf bij het “veelkoppige wezen” dat The Passion of the Christ vooraf al had verguisd.

Betraand gezicht

Dat wil niet zeggen dat The Passion of the Christ een perfecte film is; integendeel. Gibson leunt veel te zwaar op technische middelen als kleurfilters, het wegdraaien van het geluid en het gebruik van slow motion – heel erg veel slow motion. Voor een film die met taal (Aramees en Latijn), aankleding en make-up pretendeert historisch accuraat te zijn, is de nadrukkelijke visuele stijl storend en verre van realistisch. Ook het vaak genoemde geweld is te veel van het goede. De eerste slagen van Jezus’ beulen komen keihard aan en zijn bij de kijker bijna fysiek voelbaar, maar dat we na vijf minuten gaan uitzien naar de volgende scène komt niet door de schokkende beelden maar door de onverschilligheid die na enige tijd intreedt. Dit effect kan Gibson onmogelijk voor ogen hebben gehad toen hij de film monteerde. Even kwalijk is het feit dat de personages nergens tot leven komen. Gibson schenkt meer aandacht aan een paar extra zweepslagen op Jezus’ bloederige rug dan aan de brallende Romeinen die de martelingen uitvoeren. Maria, sleutelfiguur in Gibsons religie, moet het doen met een magere flashback uit Jezus’ jeugd en een betraand gezicht, en de mens Jezus is nauwelijks in staat door zijn dikke laag make-up te breken en iets van zijn menselijkheid te tonen.

Maar het was dan ook niet Gibsons bedoeling een film te maken over het leven van Jezus; The Passion of the Christ is puur een interpretatie van zijn dood op die bewuste dag rond het jaar 30 van onze jaartelling. Bijbelse voorkennis is noodzakelijk om alle details in The Passion te begrijpen, maar dat hoeft geen nadeel te zijn. Van studie is nog nooit iemand minder geworden, zeker niet als het gaat om iets dat bij veel mensen zo’n belangrijke plaats inneemt als godsdienst. De kritiek op The Passion of the Christ bewijst dat kortzichtigheid en oppervlakkigheid op dit terrein nog steeds aan de orde van de dag zijn. Omdat hij zich temidden van deze sentimenten staande heeft weten te houden en vast heeft gehouden aan zijn oorspronkelijke visie – ook al is deze niet perfect – verdient Mel Gibson een plaatsje in de hemel.

Boeken / Fictie

Dagboeknotities

recensie: Christine Angot - Waarom Brazilië?

Ze kijkt je niet aan. Een van de enfants terribles van de Franse literatuur, naast Michel Houellebecq, lijkt verlegen naar haar schoenen te blikken. En dat terwijl je na het lezen van deze roman misschien meer weet over haar leven dan je misschien zou willen. In het genre autofiction draait het enkel om wat Christine Angot meemaakt en hoe ze dingen beleeft. In haar in nieuwe roman Waarom Brazilië? is het een heftige liefdesrelatie die centraal staat.

Argot vertelt het verhaal van haar liefdesrelatie met Pierre Louis Rozynes, een journalist. Na enkele mislukte relaties en een moeizame verhuizing naar Parijs heeft zij geen energie meer over, terwijl ze nog haar nieuwe boek Quitter la ville moet promoten. Een relatie is het laatste waar ze tijd en energie voor zou hebben. Maar met Pierre is het anders. Angot doet uitgebreid verslag van de strijd die de twee geliefden leveren, van grote haat tegenover elkaar en enorme liefde. Ondertussen blijft haar enorme vermoeidheid en het gevoel aan het einde van haar Latijn te zijn.

Motor

Angot is niet bang voor herhaling. Verschillende bladzijden vult ze met formuleren die soms niet eens meer gelijksoortig maar gewoon hetzelfde zijn. Liever lees je bij een schrijver voor eenzelfde emotie telkens andere formuleringen. In het begin van het boek vindt Angot de vergelijking met een motor uit. Zij is de motor, maar er is binnenkort geen brandstof meer. Deze vergelijking haalt ze verschillende keren aan.

Ik ging er aan onderdoor, het was afgelopen met die flauwekul. Ik kón niet meer. Ik was te moe. In La Grande-Motte had ik mijn dosis Lexomil enigszins kunnen verlagen, de thallostherapie had me goed gedaan, ik moest die winst zien te behouden. Ik moest leren het weinige dat ik had te bewaren. De weinige energie, reserve, brandstof. Voor de motor, om die nog even te laten lopen. Ik moest niets verspillen, ik mocht geen druppel verloren laten gaan, ik had alles nodig, alles, alles wat ik nog overhad. Alles wat ik nog aan leven had moest ik de dertiende voor het publiek werpen.

Een van verklaringen van de herhaling van dezelfde formuleringen heeft misschien te maken met het genre waarin Angot schrijft: autofiction. Het is een zeer persoonlijk document en heeft daardoor in eerste instantie minder literaire kwaliteiten, zoals originele verbeelding. Echter, van het uitspreken van zielenroersels zou je eerder meer poëzie verwachten, die Angot echter vaak mist. In passage waarin Angot andere schrijvers citeert zitten meer wijsheden en mooi taalgebruik.

Angot zet de beide hoofdpersonen neer als mensen die behoorlijk in de war zijn. Ze zijn al jaren in analyse en benadrukken veelvuldig dat ze de ander vooral niet nodig hebben. De strijd tussen Pierre en Christine is realistisch weergegeven. Een ander aspect van de roman is de paniek om niet meer te kunnen schrijven.

Verklaring

Soms lijkt het of Angot in deze roman zoveel mogelijk verklaren wil geven voor haar gedrag. Op een gegeven moment vindt ze brieven van haar vader terug, die haar en haar moeder heeft verlaten en met wie ze naar bed is geweest. Ze deelt een deel van haar ‘analyse’ met de lezer. En hoewel dat misschien wat geforceerd overkomt, is het wel een soort verklaring voor haar gedrag. Een ander aspect is dat aan het joods zijn van Pierre en haar aandacht wordt besteed. Het zijn wel mooie gedeeltes, maar aan de andere kant is het maf en misschien cliché om het zo ergens tussendoor te vermelden. Maar het zou ook een kenmerk van dit genre kunnen zijn, dat je alles omgeacht wat het is opschrijft, zo gauw het maar enige verband heeft met je gevoelens heeft en waar je op dat moment mee bezig bent.

In tegenstelling tot de roman zelf, die weinig aan de verbeelding overlaat, is het einde verrassend licht en open. Het is het einde van het boek, maar tegelijk een cliffhanger, want Angot kan zo weer verder gaan met schrijven van een nieuwe boek. Het boek maakt een zekere indruk door de openhartigheid, die aan de andere kant ook minder spannend is, omdat een Nederlandse lezer Angot niet kent. Er is bijna niets verzonnen, wat de roman een authenticiteit geeft. Als dit verhaal volledige fictie was, was de hoofdpersoon eerder een karikatuur geworden, dan een persoon die tegelijkertijd verveling en ontroering oproept. De vergelijking met Houellebecq, zoals de achterflap die maakt, gaat echter niet helemaal op. Angot mag dan ook het moderne leven beschrijven, bij Houellebecq zijn er meerdere en diepere lagen, die in Waarom Brazilië? voor een groot deel ontbreken.