Overzicht verslag IFFR 2005
In dit artikel:
Vital
|
Calvaire
|
Poetics Of Life
|
The Neighbor No. 13
|
Dead Man’s Shoes
|
Absolut
|
Innocence
|
Les revenants
|
Spying Cam
Vital
(Shinya Tsukamoto • Japan, 2004)
~
Shinya Tsukamoto is vooral bekend van hoofdpijn veroorzakende films als
Tokyo Fist en
Tetsuo. Zijn laatste werk is minder heftig, maar des te aangrijpender. Het verhaal draait om een geneeskundestudent (Tadanobu Asano) die bij anatomielessen zijn door zijn eigen toedoen overleden geliefde op de snijtafel krijgt. Zijn herinneringen aan het meisje en zijn groeiende fascinatie voor het ontleden van haar lichaam vormen de kern van een bizar kunstwerk, dat filosoferend over leven en dood de meest verontrustende en schitterende beelden biedt. Blauw is de kleur van Tsukamoto’s melancholieke, regenachtige werkelijkheid, terwijl zijn fantasiebeelden groen, zonnig en glashelder zijn. Tsukamoto’s (en Asano’s) obsessie met de destructie van het menselijk lichaam is moeilijk toegankelijk, maar bloedmooi en steevast fascinerend. (Paul Caspers)
Calvaire
(Fabrice du Welz • België, 2004)
~
Er zijn een paar basisregels in het horrorgenre. Neem in een donker bos nooit een onbekende afslag is er één van. De hoofdpersoon uit
Calvaire droomt overduidelijk al van een roemvolle carrière al volkszanger, want hij lapt deze regel zonder een moment van twijfel aan zijn laars. Nu is deze film van de Belgische regisseur Fabrice du Welz ook geen horrorfilm, maar dat deze beslissing niet goed uit zal pakken, zien we al lang en breed aankomen. Nadat zijn auto het heeft begeven wordt Marc door een behulpzame, zij het wat vreemde jongeman begeleid naar het nabijliggende pension. Hier maakt hij kennis met Bertol, een eenzame pensionhouder (en voormalig artiest) die hem aanziet voor zijn vrouw. Met angstaanjagende gevolgen. Deze debuutfilm van Du Welz is er één die de kijkers verdeelt in twee groepen: zij die het verhaal absurd en walgelijk vinden, en zij die dit vermoedelijk ook vinden, maar hier niet voor weglopen en er juist van smullen.
Calvaire is een fantastisch en luguber sprookje over de grens tussen mens en beest. Over de natuur die uiteindelijk altijd terugneemt wat haar is afgepakt. Maar bovenal is het een liefdesverhaal. Een heel ziek liefdesverhaal. (Marije Sietsma)
Poetics Of Life
(Verzamelprogramma)
~
“Everyone here could not get tickets for anything else,” gniffelen de Amerikanen achter me voor aanvang van de voorstelling. Ook ik zelf kwam pas na een paar jaar festivallen louter toevallig bij een verzamelprogramma terecht. Gemiste kansen! De programma’s bestaan vaak uit korte films van jonge filmmakers, zijn veelal verfrissend, gedurfd en altijd verassend.
Poetics Of Life bood er vier, waarvan maar liefst drie wereldpremières:
Dust (Turkije, 2004), een experimentele film over een stel dat letterlijk met elkaar worstelt in het stof.
Eleni’s Olives (Cyprus/Engeland, 2005), een ontroerend verhaal van een meisje dat vriendschap sluit met een olijfboom ten tijde van de invasie op Cyprus.
Apartman (Turkije, 2004), over de voorzichtige toenaderingspogingen tussen een jongen en zijn buurmeisje in de eenzame wereld die de grote stad kan zijn, en
Dan-sok-pyung-hyung (Zuid-Korea, 2004), een hilarische, surrealistische schets waarin een kreukloze man zich afvraagt met welke klassieke componist hij de meeste indruk zal maken op zijn date. Laat ze maar dansen. Ik zat goed. (Ellen op de Weegh)
The Neighbor No. 13 (Rinjin 13-go)
(Yasuo Inoue • Japan, 2005)
~
Kinderen kunnen wreed zijn. In de eerste scène van
The Neighbor No. 13 gieten een paar jongens zuur op het gezicht van Juzo, hun favoriete treiterobject. Alhoewel, treiteren? Regelrechte terreur, dat is de juiste omschrijving. Juzo ontwikkelt daardoor een alter ego, die pas jaren later – als hij zijn grootste pestkop opnieuw tegenkomt – tegen wil en dank naar boven komt. Als hij boos wordt. Dat klinkt als… Inderdaad, de Hulk. Vergeleken met deze No. 13 is het Marvel Comic-stripfiguur echter een grote, groene, knuffelbare lobbes. “Het is sterker dan ik,” huilt Juzo in de ene scène. Een paar minuten later wast hij het bloed van zijn buurman (een cameo van Miike Takashi) van zijn handen.
Neighbor No. 13 heeft alles in zich om een geweldige, typisch Japanse horrorfilm te zijn: een boeiend verhaal en een schimmiger plot dan zijn Amerikaanse broertjes en zusjes. Helaas. Je leeft niet mee met Juzo, niet met No. 13 en niet met zijn slachtoffers. Het verhaal is behoorlijk eendimensionaal en ook het einde is niet de climax die je zou verwachten. Doodeng wil het dus niet worden. Daar helpt niets aan, ook de te pas en te onpas aanzwellende muziek niet. (Floortje Smit)
Dead Man’s Shoes
(Shane Meadows • Engeland, 2004)
~
Wanneer Richard in het leger zit, wordt zijn jongere broertje Anthony opgenomen in de groep van de lokale drugsbende. Niet uit naastenliefde voor de geestelijk gehandicapte medemens, maar voor hun eigen plezier. Ze laten hem kennismaken met verschillende soorten drugs en halen geintjes met hem uit waarbij ze regelmatig veel te ver gaan. Terug uit het leger werpt Richard zich op als reddende engel, of liever gezegd, als engel der wrake. Hij jaagt de leden van de drugsbende op, zorgt dat ze goed bang worden en begint dan aan het echte werk; één voor één rekent hij met de mannen af. Beelden van bloederige slachtpartijen worden afgewisseld met weidse shots van het Engelse landschap wanneer de band tussen de broers in beeld wordt gebracht. De inbreng van Paddy Considine is misschien wel de belangrijkste reden voor het slagen van deze film. Hij schreef mee aan het script en is bovendien verantwoordelijk voor de waanzinnige vertolking van Richard. Van sympathieke broer tot een ijskoude slachter en weer terug naar de sympathieke broer; Considine weet de kijker zonder meer te overtuigen.
Dead Man’s Shoes is zo’n film die moeilijk te plaatsen is. Geen typische arthousefilm, maar zeker ook niet helemaal op zijn plek in de reguliere bioscoop. Maar voor hen die geen moeite hebben de gulden middenweg te bewandelen, is
Dead Man’s Shoes zonder meer een aanrader. (Marije Sietsma)
Absolut
(Romed Wyder • Zwitzerland, 2004)
~
Absolut is een Zwitserse thriller over een jongeman die na een auto-ongeluk zijn geheugen van de dag van het ongeluk kwijtraakt. Op die dag zou hij een computervirus verspreiden dat de wereld zou kunnen veranderen. Wat er op die dag gebeurd is, wordt met behulp van een experimentele geheugentherapie langzaamaan duidelijk. Dit verhaal wordt tegen het einde wat onwaarschijnlijk, maar blijft tot op de laatste minuut wel razend spannend. Regisseur Wyder koos voor een zeer sobere, directe aanpak en maakte zodoende een uitstekende thriller, die zich helaas te onrealistisch ontwikkelt om een blijvende indruk achter te laten. (Paul Caspers)
Innocence
(Lucille Hadzihalilovic • Frankrijk, 2004)
~
“Magische, poëtische droom met elementen van een psychologische thriller en een vleugje horror.” Zo luidt de omschrijving van
Innocence in de catalogus van het filmfestival. Magisch en poëtisch, ja. Zonder meer. Maar horror en thriller? Met die omschrijving kan ik het toch niet helemaal eens zijn. De film gaat van start met scène waarin een grafkist wordt omringd door jonge meisjes. Allemaal hebben ze dezelfde witte kleren aan. Alleen hun benen en middel komt in beeld. Wanneer ze de kist openmaken komt hier een blakend gezond meisje uit. Opgestaan uit de dood wordt ze met haar lotgenootjes gehuisvest in een oude school in een schitterend, ommuurd park. Spanning zit er zeker wel in
Innocence. Niet van het thrillersoort, maar doordat een zekere verwachting wordt geschapen. Alles wijst erop dat de meisjes iets te wachten staat. Maar wat, dat wordt niet of nauwelijks duidelijk. Daarbij wijkt de soundtrack gevoelsmatig nogal af van hetgeen je te zien krijgt. Waar de beelden van spelende en dansende meisjes mooi, bijna hemels aandoen, is het geluid eerder sinister. Vrijwel continu is er getik van een klok, of gezoem van lampen te horen. Het resultaat is een duister sprookje in schitterende, als in Technicolor gefilmde, beelden dat aanzet tot napraten en filosoferen. Dat regisseuse Lucille Hadzihalilovic af en toe wel heel dik aangezette symboliek gebruikt, valt haar dan ook te vergeven. (Marije Sietsma)
Les revenants
(Robin Campillo • Frankrijk, 2004)
~
Zombiefilms heb je in soorten en maten. Zo kunnen de levende doden aan het moorden slaan, zetten ze in de meeste films met liefde hun mond in een sappig stuk mens en ze zijn zonder uitzondering angstaanjagend. Zo niet in
Les revenants. De zombies zijn hier niet eng. Tenminste, niet op de manier waarop we ze kennen uit andere films. Twee uur lang komen overal op de wereld de doden tot leven. Ze zijn kerngezond en vrijwel niets wijst erop dat ze ooit onder de grond lagen. De film richt zich op de problemen die komen kijken bij een dergelijke massale terugkeer. Want hoe vind je zo snel onderdak voor zoveel mensen? En zijn familieleden geestelijk wel in staat om te gaan met de hereniging? Het uitgangspunt van
Les revenants is zonder meer interessant, maar helaas weet de film niet tot het einde toe te boeien. Niet omdat het geen mooie beelden of interessante personages zijn, maar omdat een goede plot ontbreekt. Van het één op het andere moment komen de doden aanzetten, en zo verdwijnen ze ook weer. Het is alsof de regisseur zelf ook niet goed weet wat hij met al deze zombies moet. Het eind van de film wordt dan ook nogal afgeraffeld, met een anticlimax als gevolg.
Les revenants werpt genoeg interessante vragen op om nog urenlang over na te praten, maar helaas zal de film zelf hierbij al snel nauwelijks nog ter sprake komen. (Marije Sietsma)
Spying Cam (Frakchi)
(Cheol-mean Whang • Zuid-Korea, 2004)
~
Getipt door kenners, in de competetie voor de Tiger Award. Deze Zuid-Koreaanse low-budgetfilm lost echter de hooggespannen verwachtingen niet helemaal in. Het uitgangspunt is intrigerend: twee mannen houden zich in een snikhete motelkamer op. Langzaam maar zeker wordt duidelijk wie ze zijn en waarom ze er zitten: de ene blijkt een politiebeambte die de ondergedoken andere beschermt. Ze doden de tijd door toneelstukjes naar Dostojevsky op te voeren en een buurmeisje te begluren. Wanneer de politieke achtergronden duidelijk worden en wanneer het duo overgeplaatst wordt, heeft de film aan kracht ingeboet en blijft de kijker met een niet helemaal tevreden zitten met vraagstukken over boete en schuld. Ook de goedkope vormgeving doet de film weinig goed, zeker niet als er wel ongepaste, deftige klassieke muziek aan toegevoegd wordt.
Spying Cam is een intelligente en uitstekend geacteerde film, maar uiteindelijk onbevredigend. (Paul Caspers)
Bizarre gedachtekronkels
.
~
Raadsels
Teresa zegt begint voortvarend. Personages worden zonder veel achtergrondinformatie ten tonele gevoerd. Hun rol is niet altijd duidelijk, maar dat hun daden en denken aanwijzingen vormen weet je zeker. Teresa Koppe bevindt zich in een soort instituut, heeft verband om haar hand en kan zich niet herinneren hoe dat allemaal zo gekomen is. Ze weet nog wel dat Sven Wensel, de man van wie ze hield, dood is, maar wat doet zij in dit pand en waarom is ze hier?
Onvolledige informatie
Janssen kiest voor een ik-perspectief dat alleen de gedachten van Teresa weergeeft. Hoewel ze bepaalde dingen niet meer weet, blijkt ze gaandeweg het verhaal behoorlijk betrouwbaar: de feiten die ze geeft sluiten goed op elkaar aan. Janssen presenteert via Teresa geen verschillende lezingen van eenzelfde gebeurtenis, een truc die ook vaak gebruikt wordt bij raadselwerken. Teresa’s informatie is dus betrouwbaar, alleen onvolledig. Langzaam maar zeker wordt duidelijk wat er allemaal gebeurd is.
Elke aanwijzing een hint
Lange tijd roepen de bekentenissen van Teresa, die ze als monologen optekent in een schrift, steeds nieuwe vragen op: elke aanwijzing blijkt een hint naar weer iets anders, totdat je het gevoel hebt dat werkelijk alles met elkaar verbonden is. Teresa zegt is met al die aanwijzingen een raadsel van de eerste soort: als lezer lijkt het erop dat het mysterie waar je mee bezig bent te groot is om ooit geheel te bevatten.
Hallucinerend
Teresa schrijft het schrift vol, maar ze doet dat natuurlijk in de stijl van Janssen. Die houdt een kordate, resolute verteltoon aan: alles wat Teresa zegt is waar. De zakelijke beschrijvingen lijken soms wel journalistiek, maar dan staat er plotseling een rare tussenwerping, een detail of een overdenking die ogenschijnlijk niet op zijn plek is. Die spanning tussen zakelijk en haast hallucinerend maakt van het lezen van Teresa zegt een enerverende bezigheid.
Verhaaltje uit
Teresa zegt zit zo goed in elkaar dat de slothoofdstukken zich als een onaangename verrassing aandienen. Plotseling gaat de informatiekraan open en krijgen we de feiten onder ogen. Niet langer zijn er nieuwe vragen, niet langer fascineert de vertelstijl. Dieptepunt is het zogenaamde ‘persbericht’ waarmee het boek wordt afgesloten. Behalve dat het geschrevene nog niet in de verte lijkt op een persbericht, qua inhoud noch stijl, krijgen we ineens alle informatie in één keer op ons bordje geschoven. Verhaaltje uit, klaar. Teresa zegt is dan afgelopen en blijkt een simpel raadsel. Het was leuk voor zo lang het duurde, maar de clou is vergeven en er blijft verder niets over. Uit.
Prijs: € 16,95
Bladzijden: 184
ISBN: 90 214 6806 9
Misschien ook iets voor u
‘We are R.E.M. and this is what we do!’
/ 0 Reactiesdoor: Mark Hospers / beeld: Maryanti Tjia 0 Sterren.
~
Maar wat hadden The Thrills in de tussentijd te melden naast die hele goede plaat (So Much For The City) en die hele aardige plaat (Let’s Bottle Bohemia)? Nou, eigenlijk niet zo veel. Zanger Conor Deasy lijkt een sympathieke, bescheiden man en bedankt in die hoedanigheid het niet al te enthousiaste publiek telkens al voordat het nummer is afgelopen; ietwat irritant. De in principe supermooie zonnige liedjes worden een beetje afgeraffeld en het geluid is niet zo best. Dit is een van de leukste popbands van het moment, maar men is blijkbaar nog niet helemaal klaar voor het hele grote podium. Of gewoon beter: als hoofdact.
Peter Buck nam samen met The Thrills een nummer op voor Let’s Bottle Bohemia en mocht daarom een moppie meespelen met de Ieren. Laten we het erop houden dat Buck zich beter op zijn gemak voelt in zijn eigen band, die als vanouds als een dijk stond te spelen. Met natuurlijk Michael Stipe als middelpunt in zijn prachtige zwarte kostuum met roze stropdas en blauwe streep over de ogen en in de linkerhoek de eeuwige student Mike Mills. Verder drie andere bandleden, waaronder Ken Stringfellow (ex-Posies), die er voor het verhaal niet zoveel toe doen.
Around The Sun
~
Around The Sun kent een aantal minder pakkende songs, en dat bleek ook wel uit de set die de band in Rotterdam speelde. Hier en daar zakt de spanning wat weg, met name tijdens nieuwe nummers als Boy in the Well, The Outsiders en I Wanted To Be Wrong. Wel moet gezegd worden dat Leaving New York, High Speed Train en Electron Blue juist weer wat extra kracht meekrijgen. Je moet R.E.M. nageven dat ze hun materiaal erg goed weten te mixen. Een artiest weet ook wel dat muziek van een nieuw album niet gelijk enorm aanslaat. Gooi er daarom gewoon een explosieve versie van Orange Crush tussendoor of een bloedstollende uitvoering van Everybody Hurts en iedereen is weer tevreden. Het is trouwens verbazingwekkend dat zo’n doodgedraaid Sky Radio-nummer toch nog zo veel bij je los kan maken.
Met zijn broek opgetrokken en zonder shirt
Andere prachtige momenten? De oude publiekslieveling Maps and Legends, het ontroerende liefdesliedje At My Most Beautiful, de reacties uit het publiek bij Imitation of Life, The One I Love en natuurlijk die andere Sky Radio-favoriet Losing My Religion. Vervolgens speelde de band ook nog eens een toegift van zes nummers waaronder een weergaloze versie van Drive, en na ongeveer twee uur Man On The Moon als afsluiter.
De hoogtepunten winnen het met gemak van de saaiere momenten. R.E.M. is in topvorm en laat het publiek, ondergetekende incluis, dolgelukkig achter. Stipe is aan het eind van het optreden zijn pak geheel kwijtgeraakt. Met zijn broek opgetrokken tot over zijn knieën en zonder shirt bedankt hij het publiek: “We are R.E.M. and this is what we do!” Ik hoorde hem trouwens ook nog iets zeggen over ‘next summer’. Houd die festivals in de gaten.
Misschien ook iets voor u
Waar zijn de boze mannen?
.
De Welshe band Manic Street Preachers is alweer aan zijn zevende studioalbum toe. Een aantal intense luisterbeurten leveren echter niet meer op dan het gevoel dat de Manics een wat bloedeloos album hebben afgeleverd. De band staat bekend om hun politieke gedrevenheid en activisme, iets wat ze op platen van soms weliswaar wisselende intensiteit hebben laten horen, maar Lifeblood steekt hier flink tegen af. Zeker in vergelijking met de vorige, ten onrechte slecht ontvangen, plaat Know Your Enemy.
~
Esthetische plaat
Wat blijft er over van een plaat van de Manic Street Preachers als de politieke lading er opeens niet meer is? Op zich nog een heel aardige popplaat met twaalf liedjes die goed in elkaar zitten en goed zijn gespeeld. De productiekwaliteit van de plaat is als vanouds sterk. Alle instrumenten en zang zijn mooi afgeregeld en alles klinkt zuiver, een kwaliteit die de band wonderbaarlijk genoeg ook live altijd weet vol te houden. Want de Manic Street Preachers zijn een sterke band met goede muzikanten en interessante muzikale ideeën. Toch valt hun talent om het perfecte popliedje te maken op Lifeblood niet op. Er staan heel mooie liedjes op het album, zoals I Live To Fall Asleep (dat over zelfmoord gaat), Empty Souls en Emily, maar een echte hit is er niet te vinden. Lifeblood is qua geluid en songs te vergelijken met This Is My Thruth Tell Me Yours, maar dan wonderbaarlijk genoeg nog minder intens (want ‘saaier’ is wel heel sterk gezegd) dan deze plaat.
Is het erg dat de Manic Street Preachers een wat minder sterke en boze plaat hebben afgeleverd? Op zich niet. Ze laten opnieuw zien dat ze goede liedjes kunnen schrijven en hun platen zijn wel vaker wat wisselend van intensiteit. Dus maar hopen dat er over een jaar of twee weer een geïnspireerde nieuweling ligt, want er is de afgelopen jaren meer dan genoeg gebeurd in de wereld om je boos over te maken.
Manic Street Preachers
Album: LifebloodLink: Manic Street Preachers
Misschien ook iets voor u
Versteende literatuur wordt vrolijk en imposant prentenboek
Al is de mens nog zo groots en sterk, in feite stuitert hij machteloos in het rond, als een marionettepop bestuurd door een caroussel vol goden. Dat is de les die we leren uit Gilgamesj. Koning Gilgamesj sticht de eerste stad op aarde en speelt er hardhandig de baas. Maar vanaf hun hoge uitkijkpost houden de goden hem in bedwang. Gilgamesj is een brok op kleitabletten bewaarde stokoude literatuur uit het huidige Iran. De Theatercompagnie heeft het verhaal getransformeerd tot een boeiende, oogstrelende, maar vooral vrolijke vertelling.
~
Het theater in Amsterdam waar Gilgamesj speelt, ruikt doordringend naar gras. Echte zoden liggen van de toegangsdeuren tot aan de coulissen. Een oerlandschap op de zevende dag van de schepping. Dat echte gras ademt een sfeer van woestheid, geaardheid, onopgesmuktheid. In deze vlakte woont Gilgamesj. Hij bouwde met zijn eigen handen de stad Uruk (spreek uit: Oeroek), hier vormgegeven als een glazen broeikasje dat in voorkomende gevallen dienst doet als graftombe, omgewaaide ruïne of zelfs als transparante zee. Op het glazen huisje zien zes goden neer, wier gezichten met behulp van projecties dreigend en onmenselijk groot op de achterwand verschijnen.
Lomp
~
Bloedbroeder
Om in evenwicht te komen, heeft Gilgamesj een gelijke nodig. Van de steppe wordt de woeste holenmens Enkidu geplukt. Naakt en besmeurd met modder, meer dier dan mens, ontdooit Enkidu tot homo sapiens nadat de vrouw Sjamath haar warme lendenen aan hem ter beschikking stelt. Hij komt naar Uruk en wordt de bloedbroeder van Gilgamesj, totdat hij van de goden moet sterven. Wat volgt is een meeslepende vertelling die raakpunten heeft met onder andere de Griekse mythologie en de Bijbel. Gilgamesj onderneemt een wereldreis, een odyssee op zoek naar de zin van het leven. Daarbij ontmoet hij een man die als Noach een ark bouwt om een zondvloed te overleven.
Prentenboek
Al te veel respect voor het eeuwenoude verhaal maakte van Gilgamesj bij het Ro Theater eerder dit seizoen nogal een saaie zit. Daar bracht acteur Joop Keesmaat hetzelfde epos als monoloog, met als groot nadeel dat de toeschouwer verstrikt raakte in de wirwar van godennamen, en te zeer moest varen op de eigen fantasie bij de omzwervingen van Gilgamesj. Zonder het verhaal tekort te doen, heeft de Theatercompagnie hetzelfde gegeven heel anders aangepakt. Namen horen bij gezichten, goden zijn evenzeer egoïstische vlerken als mensen. Natuurverschijnselen worden met veel technische toeters en bellen verbeeld. Resultaat is een voorstelling die oogt als een imposant prentenboek.
Humor
Maar de grootste kracht van deze Gilgamesj is de combinatie van humor en emotie bij de acteurs. Holenmens Enkidu wordt gespeeld door Stefaan Degand, slim gecast als buitenstaander in de mensenwereld doordat hij zich met zijn Vlaamse tongval automatisch onderscheidt van de Hollanders. Anneke Blok is een prachtige, droogkomische, maar ook dodelijk bezorgde moeder. En Gilgamesj is een mooie revanche voor regisseur Theu Boermans. Die speelde vanwege persoonlijke en financiële perikelen onderhand nauwelijks meer een rol van betekenis in het Nederlandse theater. Met deze voorstelling geeft Boermans weer een herkenbare oerschreeuw als toonaangevend theatermaker.
Gilgamesj staat tot en met 26 maart 2005 in het Compagnietheater in Amsterdam.
Gilgamesj (De Theatercompagnie)
Artiest: De TheatercompagnieGezien op donderdag 03 februari 2005 in het Compagnietheater, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
‘Er is niets zo mooi als een stad’
/ 0 Reactiesdoor: Marije Sietsma0 SterrenEén van de publieksfavorieten van het Filmfestival Rotterdam dit jaar was de film Hawaii, Oslo, van de Noorse regisseur Erik Poppe. Een film over een dag in een grote stad waarbij verschillende verhaallijnen ingenieus samenkomen. Zes jaar zat er tussen zijn regiedebuut Schpaa en Hawaii, Oslo, maar dat betekent niet dat hij al die tijd heeft stilgezeten.
~
In welk opzicht is Hawaii, Oslo iets nieuws?
“Het verhaal is niet per se heel origineel, maar het is wel een nieuw verhaal. Je kunt er niet omheen dat alles dat je maakt, op een bepaalde manier schatplichtig is aan iets anders of doet denken aan een andere film.”
De film maakt deel uit van een trilogie over Oslo. Wat is er zo bijzonder aan deze stad?
“De trilogie gaat eerder over het leven in stad. Mensen die leven in een dicht bewoond gebied, daar gaat het om. In mijn ogen is er niets zo mooi als een stad en de verhalen die daaruit voortkomen.”
~
Was het moeilijk om aan een tweede film te beginnen na het grote succes van uw debuut?
“Succes is niet iets waar ik mij op focus wanneer ik een film maak. Zolang als ik plezier beleef aan het maken van films en het vertellen van verhalen, én zolang mensen mijn werk waarderen, vind ik niet dat ik me bezig moet houden met de vraag waarom dit zo is. Wanneer je steeds rekening probeert te houden met het publiek, verdwijnt het oorspronkelijke verhaal al snel naar de achtergrond. Zo wil ik niet werken.”
Maar zonder geld ben je als filmmaker ook nergens. Succes helpt daarbij natuurlijk wel…
“Natuurlijk is geld belangrijk, maar het maken van Hawaii, Oslo kostte relatief weinig: zo’n twee miljoen euro. Verzamel wat goede vrienden om je heen die vertrouwen in je hebben en je bent al een heel eind.”
De symboliek ligt er regelmatig nogal dik op, terwijl de toon over het geheel genomen erg realistisch is. Waarom?
“Het was inderdaad mijn bedoeling om een film te maken die ‘dik’ aangezet is. Ik heb bewust geprobeerd de Scandinavische manier van vertellen te verlaten. In plaats van een veilige, haast naïeve manier heb ik gezocht naar een film die meer richting de Spaanse manier gaat: als een opera. Meer muziek en meer zwaarte. Met Hawaii, Oslo heb ik de grens opgezocht tussen tè vet aangezet en nog nét toelaatbaar.”
'Er is niets zo mooi als een stad'
Regie: Erik PoppeJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
IFFR 2005 – deel 5
/ 0 Reactiesdoor: Martijn Boven, Els Bertens, Paul Caspers, Ellen op de Weegh0 SterrenMet nog één dag filmfestival te gaan, is dit je laatste kans om een of meer van die onbekende meesterwerkjes nog snel te gaan bekijken. Veel van wat er te zien was komt later dit jaar in de bioscoop, maar er is net zo veel dat je waarschijnlijk nooit meer zult zien, of je moet toevallig een dvd tegenkomen. De redactie van 8WEEKLY heeft inmiddels zo veel gezien dat we als zombies rondlopen op de festivallocaties in Rotterdam en Groningen. Nog een dagje, en dan moeten we weer een jaar wachten…
Overzicht verslag IFFR 2005
In dit artikel:
The Green Hat | Bin-jip | 69 Sixty Nine | El cielo gira | Nobody Knows |
Pink Ribbon | Season of the Horse | Primer | Goddess | My Summer of Love | Casshern
The Green Hat (Lu mao zi)
(Fendou Liu • China, 2003)
~
Bin-jip
(Ki-duk Kim • Zuid-Korea, 2004)
~
69 Sixty Nine
(Sang-il Lee • Japan, 2004)
~
El cielo gira
(Mercedes Alvarez • Spanje, 2004)
~
Nobody Knows (Daremo shiranai)
(Kore-Eda Hirokazu • Japan, 2004)
~
Pink Ribbon
(Fujii Kenjiro • Japan, 2004)
~
Season of the Horse (Ji feng zhang de ma)
(Ning Cai • China, 2005)
~
Primer
(Shane Carruth • USA, 2004)
~
Goddess (Boginya: kak ya polyubila)
(Renata Litvinova • Rusland, 2004)
~
My Summer of Love
(Pawel Pawlikowski • United Kingdom, 2004)
~
Casshern
(Kiriya Kazuak • Japan, 2004)
~
Misschien ook iets voor u
Uitgehold proza
Er zijn vele vormen van honger. Echte honger, waarvan de maag opbolt tot een machteloze schreeuw om voedsel, is de meeste westerlingen onbekend. Wij hongeren naar succes, erkenning, liefde, macht en uniciteit. Onze honger is een luxueuze vorm van honger die voortkomt uit het feit dat we ons nooit zorgen hoeven te maken over die andere, maagsapverterende honger. De nieuwe verhalenbundel Hoe hongerig wij zijn van Dave Eggers gaat over deze honger, maar slaagt er nauwelijks in om de lezer van voedzaam proza te voorzien.
~
Smart-ass
Als nestor van het nieuwe Amerikaanse geluid heeft Eggers een reputatie hoog te houden. Hoe plezierig succes ook is, het is uiterst onaangenaam als je telkens weer aan verwachtingen moet voldoen. Het publiek dat je in eerste instantie de hemel in prees, laat je bij de eerste de beste miskleun net zo hard weer naar beneden tuimelen. Er moet gescoord worden. Wellicht is dat de reden dat Eggers zijn pen in fluweel wikkelde en een conventionele verhalenbundel schreef met weinig bravoure en nog veel minder ironie. Een doodgewone bundel eigenlijk, waarin het merendeel van de verhalen goed leesbaar is, maar kwalitatief gezien enigszins tegenvalt. Alleen enkele experimentele uitglijders herinneren nog aan de smart-ass die met zijn romans de wereld veroverde.
Censuur
Het flauwste ‘verhaal’ uit de originele Amerikaanse bundel is om onbekende redenen niet in de Nederlandse vertaling opgenomen. Veel viel er ook niet aan te vertalen aangezien het een verhaal is dat slechts bestaat uit de titel: There Are Some Things He Should Keep To Himself, gevolgd door vijf blanco pagina’s. Ook drie andere verhalen zijn niet in de vertaling opgenomen. Het lijkt wel of de uitgeverij de bundel gecensureerd heeft, alsof zij voor de lezer moeten beslissen wat wel en niet leesbaar is. Wat er ook mis geweest moge zijn met de weggelaten verhalen, ze horen er nu eenmaal bij en zouden dus ook vertaald moeten worden.
Voyeuristische toeschouwers
Hoe hongerig wij zijn kent verschillende mooie momenten, die echter telkens weer teloor gaan. In Rust rijden Tom en Erin een schaap dood. Zijn soortgenoten die langs de kant van de weg staan, staren verbijsterd naar de twee moordenaars. Ze veranderen daarbij langzaam in spookachtige aanklagers die Tom en Erin met de staart tussen de benen doen vertrekken. Je hoopt als lezer dat deze sluimerende paranoia tot uitbarsting komt, maar in plaats daarvan loopt het verhaal uit op de halfslachtige verkrachting van Erin door Tom. Tijdens deze gebeurtenis kijkt weer een ander stel schapen toe. Van ongemakkelijke aanklagers zijn de schapen in voyeuristische toeschouwers veranderd. Het verhaal komt niet geheel tot zijn recht doordat de schapen irrelevant blijken te zijn voor het verloop van het verhaal en doordat de halfslachtige verkrachting naar sensatiezucht riekt. Telkens als je denkt ‘hé, dit gaat de goede kant op,’ stort de boel uiteindelijk weer in elkaar.
Monoloog
De personages in Hoe hongerig wij zijn lijken exact op elkaar, ze leven allemaal in vrijwel hetzelfde milieu en houden er ongeveer dezelfde ideeën op na. Het is alsof de hele bundel bestaat uit een monoloog in verschillende variaties waarin telkens hetzelfde perspectief op de werkelijkheid wordt ingenomen. Nergens klinken tegenstemmen, nergens worden onderlinge verschillen op scherp gezet. Het meest ergerniswekkend gebeurt dit in de utopie die Eggers schetst in Je moeder en ik. Wat een hel moet deze utopische en ‘perfecte’ wereld zijn. Denkt Eggers met dit verhaal werkelijk een politiek manifest neer te zetten? Of meent hij het niet? Het moet haast wel een grap zijn, maar de lezer heeft allerminst last van lachkrampen na het lezen van deze nonsens. Dit verhaal is literatuur op z’n slechtst. Niet omdat het beroerd geschreven is (integendeel: de schrijver is zich er te zeer van bewust dat het wat dat betreft wel goed zit), maar omdat er in dit verhaal niets op het spel staat. Het is niks meer dan de opengesperde leegte van een gapend gezicht.
Holle mensen
De personages die Eggers creëert zijn vrijwel zonder uitzondering holle mensen, inhoudsloze papzakken die door het leven stuiteren zonder ooit gewicht te krijgen. Ze weten veel over zichzelf, maar ze zijn niets. Hun gezicht bestaat uit uitgeholde beenderen waar een strakgespannen stuk vel in een plichtmatige glimlach omheen is gespannen. Ze streven naar iets, maar ze weten niet waarnaar. Ze zijn vertwijfeld, maar ze weten niet dat ze vertwijfeld zijn. Ze leven, maar ze weten niet waarom. Dit menstype komt de literatuur vaker voor en kan op zichzelf tot uitermate interessant proza leiden. Het lukt Eggers echter niet om de tragiek en de problematiek van zijn personages aan het licht te brengen. Het blijven poppen die doelloos door het leven zwalken. Een gemiste kans, want er zit best potentie in sommige van zijn verhalen.
Misschien ook iets voor u
Het zelfportret voorbij
Een zelfportret van een kunstenaar is een redelijk bekend fenomeen. Al vanaf de zeventiende eeuw leggen kunstenaars zichzelf vast op doek of film. Een kunstenaar kan zich daarnaast echter ook verbergen achter een andere identiteit of een ander persoon en zich zo voorstellen aan de toeschouwer. Aan dit fenomeen besteedt het Fries Museum aandacht in de tentoonstelling Alias & Alibi.
Het leuke van de moderne kunsttentoonstellingen in het Fries Museum is dat daarin werken worden getoond van op dat moment internationaal befaamde kunstenaars. Een solo-expositie van een kunstenaar zou misschien te duur zijn en niet passen in het beleid, maar met deze thematische tentoonstellingen weet het museum interessant werk naar de Friese hoofdstad te krijgen. In de tentoonstelling Just Love Me (die overigens hoog eindigde in onze CRAZY 88 van 2004) waren het namen als Tracey Emin en Sarah Lucas die de aandacht trokken. In Alias en Alibi zijn het Cindy Sherman, Anthony Goicolea, Martin Kippenberger en Raymond Pettibon. Aan Goicolea werd vorig jaar aandacht besteed in R.A.M., terwijl Pettibon in 2003 een solotentoonstelling had in GEM in Den Haag en Kippenberger begin 2004 in het Eindhovense Van Abbemuseum.
Je kunt je afvragen of er in zo’n kleine tentoonstelling wel geld is om goede en belangrijke werken naar het museum te halen. Niet alle werken van grote namen zijn ook even interessant. Zo zijn de twee collages van Kippenberger op zich niet zo spannend, maar passen ze wel goed binnen de tentoonstelling, vooral omdat Kippenberger zich bezig hield met de verdeling van zijn persoonlijkheid in verschillende alter ego’s. Dan komt het Fries Museum er toch wel mee weg.
Robbie Williams
Hoewel er geen catalogus is uitgegeven, is er veel aandacht besteed aan de kunsthistorische plaatsing van de werken en de informatievoorziening over de kunstenaars. Ook andere informatie over de tentoonstelling is gedegen, evenals de uitwerking van het thema. Alias & Alibi kent twee exponenten: aan de ene kant is het de kunstenaar die vorm geeft aan een alter ego, aan de andere kant is het de kunstenaar die kloont of gekloond wordt. Zo zijn er verschillende foto’s tentoongesteld uit de serie die Paul M. Smith maakte van Robbie Wiliams voor zijn cd Sing When You’re Winning (2001). Sommige werken lijken echter ook op een andere manier geïnterpreteerd te kunnen worden dan binnen dit thema. Bij het werk Steeplechase van Cees Krijnen vermeldt de zaaltekst dat het gaat om de moeder als muze. Het werk lijkt echter ook te verwijzen naar de complexe relatie tussen moeder en zoon en seksualiteit, of het oedipuscomplex.
Valse identiteit
Ook de bezoeker kan het alter ego van een kunstenaar worden. Dit gebeurt op de website davidstill.org gemaakt door een anonieme kunstenaar. Als websitebezoeker kun je de identiteit van David Still aannemen. Zo kun je per e-mail berichten onder zijn naam versturen of vertelt hij welke jeugdherinneringen je hebt, als je in zijn huid kruipt. Het vreemde is dat – behalve dan dat hij je zijn identiteit leent – David niet perse een heel interessant persoon is (hij werkt in de IT en woont in Almere). Het lijkt een omkering van hoe mensen soms onder een valse identiteit het net opgaan. Hier biedt iemand je zijn persoon aan, waardoor je niets meer zelf hoeft te verzinnen. Het heeft ook iets voyeuristisch, om rond te neuzen in iemands leven, zij het met toestemming.
Familie
In verschillende werken van de tentoonstelling vormt de familie een decor. Zo is er werk te zien van Bert Sissingh, die vooral bekend is door de foto’s van zichzelf en zijn ouders. Een ander voorbeeld hiervan is Wouldn’t It Be Nice van Emmanuele Antille. We zien een video van een lunch van haar familie, maar tussen de beelden van etende en pratende mensen door zijn een striptease te zien en twee zussen die op liefdevolle maar ook agressieve manier elkaars handen wassen. Deze intermezzo’s zijn fantasieën van de personen aan tafel of de alter ego’s van de familieleden, de andere zijde. De duizendmaal herhaalde en misschien saai wordende rituelen rond de wekelijkse lunch worden opgefrist door de vervreemdende beelden, die zich in de hoofden van de personen afspelen.
Gekloonde kunstenaar
Een van de kunstenaars van wie het erg leuk is om meer werk te zien is Goicolea. Op zijn bijzonder esthetische foto’s zien we Goicolea in verschillende poses terug. Hij kwam op het idee zichzelf te portretteren nadat hij zag dat hij er op foto’s vaak veel jonger uitziet dan in werkelijkheid. De foto’s zijn echter geen zelfportretten, het is namelijk niet Goicolea die hier verschillende keren staat afgebeeld. Op zijn foto’s zien we vaak jongens in de puberleeftijd die zich in ongemakkelijke situaties bevinden. De compositie is meestal erg strak en bijna geometrisch, zoals in Pool Pushers dat de expositie opent. Het is vervreemdend om Goicolea in verschillende poses terug te zien in de heldere gekleurde foto’s. De foto’s zijn hierdoor minder glamour dan de foto’s van Paul M. Smith, maar vormen meer een scène uit een absurde film.
Diversiteit
Het is vooral de diversiteit van werken die de tentoonstelling erg interessant maakt. De foto’s en video’s zijn afgewisseld met installaties en zelfs een beeldhouwwerk. Ondanks dat er van bekende kunstenaars niet altijd even interessant werk te zien, geeft de tentoonstelling een goed inzicht in hoe kunstenaars met deze thema’s bezig zijn en op welke manier het alter ego belangrijk is voor hun werk.
Alias & Alibi. Alter ego's en klonen in de hedendaagse kunst
Gezien in: Fries Museum, LeeuwardenNog te zien tot: maandag 16 mei 2005
Misschien ook iets voor u
IFFR 2005 – deel 4
/ 0 Reactiesdoor: Floortje Smit, Paul Caspers, Ellen op de Weegh, Marije Sietsma0 Sterren.
Overzicht verslag IFFR 2005
In dit artikel:
Vital
|
Calvaire
|
Poetics Of Life
|
The Neighbor No. 13
|
Dead Man’s Shoes
|
Absolut
|
Innocence
|
Les revenants
|
Spying Cam
Vital
(Shinya Tsukamoto • Japan, 2004)
~
Calvaire
(Fabrice du Welz • België, 2004)
~
Poetics Of Life
(Verzamelprogramma)
~
The Neighbor No. 13 (Rinjin 13-go)
(Yasuo Inoue • Japan, 2005)
~
Dead Man’s Shoes
(Shane Meadows • Engeland, 2004)
~
Absolut
(Romed Wyder • Zwitzerland, 2004)
~
Innocence
(Lucille Hadzihalilovic • Frankrijk, 2004)
~
Les revenants
(Robin Campillo • Frankrijk, 2004)
~
Spying Cam (Frakchi)
(Cheol-mean Whang • Zuid-Korea, 2004)
~
Misschien ook iets voor u
Niet bij het grof vuil
Dawn of the Stillborn is het nieuwe album van Flesh Made Sin en verdwijnt direct in de cd-speler zodra hij binnen is. Drie uur later draait-ie nog steeds rondjes in mijn stereo ondanks dat de totale tijd van dit schijfje maar krap 38 minuten telt. Ondertussen heb ik me nog niet eens bezig gehouden met hoe ik dit kleinood moet gaan recenseren.
~
Oldschool
De beschreven professionele sound draagt ook zeker bij aan de agressie die de band neer weet te zetten. Want agressief klinken ze zonder twijfel! Ik kan me een interview in Aardschok herinneren waarin Kerry King van Slayer aangaf dat hij het aan de ene kant wel kon waarderen om als voorbeeld genoemd te worden door hedendaagse toonaangevende namen als The Haunted, maar dat hij de muziek soms toch wat te vrolijk vond. Wat hij van deze cd zou vinden weet ik niet, maar vrolijk klinkt het zeker niet. Sterker nog: de band doet met hun muziek juist sterk denken aan het oudere werk van Kings eigen band. Of de duidelijke gelijkenis met onder andere Slayer als negatief gezien moet worden weet ik niet, maar feit is dat de muziek niet heel origineel klinkt. De heren geven echter ook aan gewoon oldschool jaren 80 thrash metal te willen spelen en dat kan ze niet ontzegd worden. De cd zou niet hebben misstaan tussen albums als Show no Mercy van Slayer of Morbid Visions van Sepultura en een kijkje op de website van de heren laat ook links zien naar veel meer bands die in genoemde periode behoorlijk actief waren.
Not your average thrash
Toch heeft Dawn of the Stillborn genoeg andere invloeden die het geheel toch zijn eigen charme geven. Zo is de eerste naam die mij te binnen schiet als ik naar de vocalen luister namelijk Dissection. Dat is niet direct een thrashband te noemen, maar de vaak intens grommende uithalen van Twan van Geel doen me sterk denken aan nummers als Night’s Blood en Where Dead Angels Lie. Natuurlijk is het misschien niet helemaal eerlijk om alleen maar referenties naar andere bands te maken bij het luisteren naar Dawn of the Stillborn, maar het zijn niet de minste namen en naar mijn mening doen deze Tilburgers er ook absoluut niet voor onder. Ze weten interessante nummers neer te zetten die de aandacht goed vasthouden door het gebruik van tempowisselingen en lekker getimede breaks. Het is niet voor niets dat ik de komende dagen dit zilveren schijfje nog even wat rondjes ga laten draaien in m’n stereo.
Flesh Made Sin
Album: Dawn of the StillbornLink: Karmageddon
Misschien ook iets voor u