Kunst / Expo binnenland

Geheimen in het Getto

recensie: Henryk Ross - Lodz Ghetto Album

Naar aanleiding van het 60-jarige jubileum van onze bevrijding organiseert Foam (Fotografiemuseum Amsterdam) in samenwerking met het Joods Historisch Museum en de Hollandse Schouwburg een expositie van het werk van de joodse fotograaf Henryk Ross die tijdens de Tweede Wereldoorlog foto’s maakte van het leven in het getto van Lodz.

At work. © Archive of modern Conflict, 2004

Henryk Ross (1910-1991) werd als Poolse jood in 1941 door de Nazi’s naar het joodse getto in Lodz (Polen) afgevoerd. Voor de Tweede Wereldoorlog was Ross sport- en persfotograaf. De Joodse Raad in het getto stelde hem aan als één van de twee ‘huisfotografen’ voor het maken van propagandabeelden en portretten voor identiteitspapieren. Naast zijn officiële werk voor de Joodse Raad maakte hij in het geheim foto’s van de verschrikkingen en het dagelijkse leven in het getto. Volgens eigen zeggen wilde hij de wereld op de hoogte brengen van de wreedheden en onmenselijkheden van de Holocaust. Zijn archief van meer dan 6.000 negatieven heeft hij net voor de opheffing van het getto weten te begraven. Na zijn bevrijding heeft Ross alles weer opgegraven. Circa 3.000 negatieven hebben de oorlog zodoende in goede of minder goede staat overleefd.

Gedetailleerd en haarscherp

Aan het begin van de expositie hangen treurige, maar welbekende beelden van de ellende en narigheid in een getto. Executies, deportaties, dwangarbeiders, uitgemergelde en uitgehongerde mensen: het zijn beelden die de laatste zestig jaar al vaker te zien waren. Toch grijpen deze mensonterende foto’s je direct bij de keel. Het is de betrokkenheid van de fotograaf en zijn gevoel voor perspectief die deze zwart-wit foto’s bijzonder maken. Haarscherp en dicht op de huid van de mensen geven de foto’s de gruwelijkheden tot in detail weer. Zelfs de vlekken, krassen en strepen die zijn ontstaan door het begraven van de negatieven geven de foto’s een extra dimensie en versterken het beeld van de ellende en de horror van de gettobewoners.

Groot contrast

Private photograph of the ghetto police. © Archive of modern Conflict, 2004

Als je de tweede zaal inloopt, wacht je een verrassing. Hier geen gruwelijke oorlogsbeelden, maar huiselijke tafereeltjes. Toch zijn het juist deze foto’s die je keel helemaal dichtknijpen. Een vrolijke moeder met haar weldoorvoede kind, een receptie met goed geklede kinderen en volwassenen, spelende kinderen op straat, olijk lachende stelletjes… Het lijken familiekiekjes zoals veel mensen ze bezitten. Gaven de beschadigde negatieven van de foto’s uit de vorige zaal een extra dimensie aan het verdriet en de ellende van de gettobewoners, in de tweede zaal versieren ze als een soort serpentine de foto’s en vergroten zo de schijnbare vrolijkheid en ongedwongenheid van de geportretteerden. Het is pas na een tweede keer goed kijken dat je de gele sterren ziet en je beseft dat het ook hier gaat om joodse mensen die in het getto leefden. In dit geval behoorden ze tot een kleine elite, bijvoorbeeld de leden van de Joodse Raad. Ze genoten een ogenschijnlijke voorkeursbehandeling. Toch heeft uiteindelijk bijna niemand van deze elitegroep het getto overleefd. Het contrast tussen de beide series is uiteindelijk minder groot dan je aanvankelijk dacht.

Muziek / Album

Liefde, seks en politiek volgens Springsteen

recensie: Bruce Springsteen - Devils & Dust

Vraag: welk IJslands, Amerikaans of zelfs Duits groepje is momenteel de hype van het jaar? Moeilijkere vraag: welke drie groepen werden twee weken, of zelfs twee maanden geleden met diezelfde titel gekroond? Geen idee? Geen punt; wat moeten we ook met al die modieuze jongelingen die nog altijd de jaren tachtig als de meest interessante era uit de popgeschiedenis beschouwen? Al die frisse net-niet-coverbands gaan toch maar hooguit één festivalseizoen mee. Aardiger om te volgen zijn dan de oude bands die zich al decennia lang los van welke hype dan ook ontwikkelen; oude zangers als David Bowie, Elvis Costello, Johnny Cash en Nick Cave die zichzelf opnieuw ontdekken. In dat rijtje past zo langzamerhand ook Bruce Springsteen, die met Devils & Dust, zijn dertiende studioplaat, een prachtig singer-songwriter album aflevert.

Groot geworden in de jaren tachtig zou Springsteen zo een succesvolle gimmick van zichzelf kunnen maken: zijn stoere-rock-imago met houthakkersbloes, zakdoek om het hoofd en gitaar in de aanslag is in het verleden veel en succesvol overgenomen en geparodieerd. Sinds zijn prachtige, al weer tien jaar oude, verrassing The Ghost of Tom Joad lijkt de Amerikaan echter weinig meer met dat succesvolle verleden te maken willen hebben. Rockende live-opnames met zijn E Street Band zijn nog wel op plaat en dvd uitgebracht maar als het om studio-albums gaat volgde Springsteen zijn muze. Scheurende gitaren zijn er op de jongste albums niet meer: tegenwoordig doet de oude rocker het met de dobro (slidegitaar), mondharmonica en mooie arrangementen. En op Devils & Dust is die ommezwaai nog verder doorgevoerd dan op de voorgangers: nooit eerder was Springsteen zo akoestisch.

Politiek

Niet veranderd of afgenomen is Springsteens engagement: het begon begin jaren tachtig allemaal met Born in the U.S.A. en die betrokkenheid zette zich in een rechte lijn door tot de afgelopen verkiezingen, waar hij (weinig succesvol, zo zou blijken) zong tegen Bush. Inhoudelijk start Devils & Dust meteen in deze traditie. Het openings- en titelnummer verwijst rechtstreeks naar de oorlog in Irak: Springsteen zingt over een strijd waarin wordt gemoord uit naam van het geloof. “I got God on my side / I’m just trying to survive.”

Ook het laatste nummer van de plaat, Matamores Banks, is sterk politiek en sociaal geïnspireerd. Terwijl Amerikanen uit het hele land naar het Zuiden trekken om in vrijwillige burgerwachten de grenzen met Mexico te ‘bewaken’, zingt Springsteen over het leed van een illegale immigrant die zijn gevaarlijke trip niet overleeft. De Mexicanen trekken dagen door bloedhete zandvlaktes, hopend op een beter leven, maar veelal eindigend in de uitputtingsdood. Dat is niet hoe het moet, meent Springsteen.

Liefde

Een puur politiek album is Devils & Dust echter niet: tussen dit geëngageerde begin- en eindpunt komen ook vele andere thema’s aan bod. Liefde is daarin zeker een belangrijk onderwerp voor Springsteen, wat in Reno het mooist tot uiting komt. Dit is een liefdesliedje dat zich afspeelt in een peeskamertje. Springsteens gedachten zijn echter niet bij het hoertje, maar bij Maria, de vrouw van wie hij houdt. Het nummer beschrijft iedere handeling en ieder woord van de prostituee, het expliciete zeker niet schuwend. Hoewel het meisje duidelijk haar best doet kan ze Springsteen maar weinig bekoren: “She poured me another whiskey, said, ‘Here’s to the best you ever had.’ We laughed and made a toast. It wasn’t the best I ever had, not even close.”

Liefde, seks, politiek, geloof en wanhoop: Devils & Dust is een plaat waarop alle thema’s uit Springsteens carrière op een intieme manier opnieuw bezongen worden. Hippe bliepjes of retrotrucjes heeft de oude rocker niet nodig: uit alles blijkt dat Springsteen heeft geleefd, en dat is voldoende.

Live zal het ongetwijfeld ook prachtig zijn, maar de hele Europese tour is al uitverkocht. Er is echter een sprankje hoop: 19 juni speelt Springsteen in Ahoy’, maar 17 en 18 juni heeft hij nog niets staan. Een extra optreden is dus zeker niet uitgesloten.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met de Meester van Mimi Meester

Hoe de Amsterdammers verdwenen uit de stad

Niet alleen rond de mummies van Wieuwerd hangt een raadselachtige sfeer. Ook de debuutroman van Mimi Meester is gehuld in een mysterieuze waas. Wie is toch die Mimi? En hoe heeft Mimi deze roman tot stand gebracht? We zullen het mysterie proberen op te helderen, maar sommige vragen zullen misschien wel nooit beantwoord worden…

Het mysterie rondom de debuutroman van Mimi Meester begint al bij de schrijfster zelf. Die schrijfster blijkt namelijk helemaal niet te bestaan. We hebben daarentegen met een schrijversduo te maken: Sabine van den Berg en Maarten Meester. Dit antwoord is echter nog te gemakkelijk, de waarheid gaat dieper. Want waarom is er eigenlijk gekozen voor de naam Mimi Meester en niet voor Sabine Meester, waarin beide auteurs tot hun recht zouden komen? De waarheid is gruwelijk: Mimi is namelijk de ongeboren dochter van Sabine en Maarten.

Dochter

~

Misschien is dit wat overdreven gesteld, aangezien Sabine en Maarten het geluk hebben dat ze over twee zoons beschikken. Maar als ze een dochter zouden hebben gekregen, zou deze de naam Mimi meegekregen hebben. Met hun pseudoniem Mimi hebben ze deze dochter nu alsnog op de wereld gezet. Weliswaar van papier en karton in plaats van vlees en bloed, maar een kniesoor die daar op let.

Autobiografie

In mijn interview met Maarten Meester (Sabine was verhinderd) bleek al snel dat Hoe de mummies verdwenen uit Wieuwerd vele autobiografische elementen bevat. Net zoals de romanfiguren Anton en Claudia verhuisden Sabine en Maarten van het bruisende Amsterdam naar het rustige weidse landschap van Friesland. Het huis, de kerk en de mummies uit het boek zijn allemaal zaken die ze zelf hebben meegemaakt. Desondanks vindt Maarten niet dat hij op Anton lijkt. Doordat Sabine afwezig was, heb ik dit echter niet kunnen controleren. Wat achteraf dus wel handig uitpakte voor Maarten. Hij gaf echter grootmoedig toe dat Sabine ook geen hysterische vrouw is, zoals Claudia. Feit en fictie lopen door elkaar.

Wie doet wat?

Het is onduidelijk welke rol Maarten nu precies heeft gespeeld bij het tot stand komen van de roman. Welke invloeden zijn van hem en welke van Sabine? Bij bepaalde zaken is de achterliggende auteur nog wel te duiden, maar vaak blijven we met vragen zitten. De Labadisten lijken bijvoorbeeld sterk op de inbreng van Maarten te leunen. Ook de snelheid en actie lijken door hem te zijn ingegeven. De ‘vrouwelijke’ aspecten komen echter vooral van Sabine. Maarten: “De wijze waarop Claudia tegen de wereld aankijkt, tezamen met de meer filosofische inslag in het boek, komt uit Sabines pen. We moesten de juiste balans vinden tussen mijn onstuimige daadkracht en Sabines weloverwogen overpeinzingen. Ik hoop dat dit met deze roman gelukt is.”

Verschil

~

Door sommigen wordt Hoe de mummies verdwenen uit Wieuwerd ergens tussen Nicci French en Geert Mak gepositioneerd. Maarten ziet hier geen probleem in: “Het verschil tussen die twee is zo groot dat je er altijd wel tussen past. Door de grenzen zover van elkaar af te leggen ontstaan er talloze vergelijkingsmogelijkheden. Voor beide schrijvers heb ik gelukkig groot respect. Als dat niet zo zou zijn geweest dan had ik er een probleem van gemaakt, nu vind ik het wel prima zo.”

Kritiek

Over de werkwijze van het duo-schrijven wil Maarten niet veel kwijt. Maarten: “Als ik meer zou vertellen over onze geheime werkwijze, dan kan iedereen ermee aan de haal gaan. Wij hebben nog meer plannen op dit vlak en dan moet je geen slapende honden wakker maken. Het is ook nogal persoonlijk; zo’n nauwe samenwerking is niet voor iedere schrijver weggelegd. Je moet als schrijver heel sociaal zijn en goed tegen kritiek kunnen. Er wordt immers voortdurend commentaar geleverd op je teksten. Je moet dan niet halsstarrig proberen vast te houden aan je eigen teksten. Hoe goed je ze zelf misschien ook vindt.”

Friesland

Over een paar dingen is Maarten heel stellig: “De mentaliteit van het Friese dorp waarin we terecht zijn gekomen is niet dezelfde achterdochtige, slinkse mentaliteit als die uit het boek. Sterker nog: Friesland bevalt ons prima. We zouden niet meer terug willen naar Amsterdam.” Niet echt vreemd als je een lekker groot huis hebt in het weidse Friese landschap en een schrijfhuisje in de duinen. Ook wil hij het plezier dat ze beleefd hebben tijdens het schrijven benadrukken. “Een jaar lang hebben we samen in de wereld van Claudia en Anton geleefd. In de auto, in het restaurant, tijdens de boodschappen. Altijd kwamen we wel weer terug op hoe het verhaal zich zou moeten ontwikkelen. We missen het nu al. Misschien is dat de reden dat we alweer volop nadenken over een tweede roman. Een roman die meer internationaal georiënteerd is.” Ondanks aandringen van mijn kant wilde Maarten over deze nieuwe roman helaas nog niets kwijt.

Film?

Op 14 mei zal er een boekpresentatie plaatsvinden in Het café van Aukje, dat ook in het boek voorkomt. Daarbij kunnen direct de mummiekelders bezocht worden. Tijdens de presentatie zal er bovendien een exemplaar van het boek worden uitgereikt aan Steven de Jong, de regisseur van De Schippers van de Kameleon. Dit is niet zomaar, aangezien Maarten het helemaal ziet zitten dat De Jong hun boek gaat verfilmen. Aan ambities en plannen dus geen gebrek. Voordat het zover is mag hij echter wel iets meer helderheid verschaffen over zichzelf, Sabine en de toekomst. Zo denken vele van zijn kennissen nog steeds dat hij eigenlijk in Groningen woont; volgens hem een misverstand, maar ik weet het zo net nog niet. Misschien dat hij ergens in Oude Pekela nog een kelder onder een grote schuur heeft waar hij vreemde feestjes houdt. Het zou mij niets verbazen. Daar zit allicht weer een mooie roman in.

Muziek / Album

Het oppoetsen van de erfenis

recensie: Kaiser Chiefs - Employment

.

~

Employment is het debuut van deze jonge jongens die hun band naar een Zuid-Afrikaans voetbalteam hebben genoemd. Dat ze jong zijn merk je aan de energie in de nummers. Het is niet echt harde muziek, maar meer de speelsheid die je ook kan horen op de cd’s van Supergrass die de boventoon voert op deze plaat. Deze energie komt op de concerten ook duidelijk naar voren, waar zanger Ricky Wilson zonder problemen crowdsurfend en met zijn enkels bloot over het publiek heen glijdt.

Britse voorbeelden en thematiek

De muziek van de Kaizer Chiefs heeft zonder meer een Brits geluid. De door Liam genoemde invloeden van Blur zijn duidelijk aanwezig. Het vrolijke Na Na Na Na Naa dankt zijn titel aan de koortjes en pianoriedeltjes die meteen aan het eerder genoemde Supergrass doen denken. Oudere bands zoals The Clash hebben duidelijk een plaats in het geluid van de band en Wilson noemt zelf Madness als invloed. Allemaal bands waar het plezier en de lol in het muziek maken duidelijk aanwezig is. Verwacht dan ook geen zwaar op de hand liggende songs over liefdesverdriet en eenzaamheid. De nummers gaan over zaken die te maken hebben met het dagelijkse leven, zoals de single I Predict A Riot die gaat over op de EHBO belanden na geknok tijdens het uitgaan zaterdagavond. Dit soort onderwerpen past heel goed binnen de thematiek die in de hoogtijdagen van de Britpop zowat door alle Britse bands werd gebruikt: het dagelijkse leven van jongeren in het Verenigd Koninkrijk.

Muzikaal erfgoed

De humoristische liedjes over dagelijkse onfortuinlijkheden gecombineerd met de energie van de Kaiser Chiefs zorgden er voor dat de band al top tien hits scoorde, wat absoluut terecht is. Een slechte versie van Blur zijn de Chiefs namelijk absoluut niet. Ondanks dat er uit de muziek een duidelijk besef van het muzikale erfgoed van Engeland blijkt heeft de band een heel eigen geluid, vooral omdat net een beetje harder en sneller wordt gespeeld. De Kaiser Chiefs zijn een sterke nieuwe exponent van de New Britpop. Binnenkort staan ze op Pinkpop, waar ze waarschijnlijk een van de weinige acts zullen zijn die dit ingedutte festival nog een beetje kunnen wakker schudden.

Kunst / Expo binnenland

Hedendaagse performancekunst

recensie: Resonance

Momenteel in Montevideo, Nederlands Instituut voor Mediakunst (Amsterdam) een expositie over hedendaagse performancekunst. De aanleiding is simpel: de hernieuwde interesse voor het genre. De vraag waar die hernieuwde interesse vandaan komt blijkt lastiger. Het zou te maken kunnen hebben met het historisch worden van de performancekunst. Waardoor we onlangs nog geconfronteerd werden met exposities als Life, Once more: Reenactment in Contemporary Art (Witte de With) en de performances van Marina Abramovich bij de Egon Schiele tentoonstelling (Van Goghmuseum). Montevideo zag haar kans schoon en presenteert onder de noemer Resonance een aantal hippe jonge performancekunstenaars.

L.A. Raeven, Wild Zone I, 2001

Resonance bestaat uit drie delen; een lezingencyclus, live performances op tal van locaties- waaronder het Stedelijk Museum en Paradiso- en een expositie van werk van zeven jonge kunstenaars die het menselijke lichaam als uitgangspunt nemen: Franko B., Yael Davids, Hayley Newman, L.A.Raeven, Francesca da Rimini, Sterling Ruby en David Still. De live performances worden geregistreerd en als nieuwe werken in de tentoonstelling opgenomen.

Definitie van performance

De definitie van performancekunst blijkt nog immer voer voor discussie. De meest simpele en directe definitie kwam vorig jaar naar voren tijdens de discussie Live Culture (naar aanleiding van een tentoonstelling in Tate Liverpool): “Een performance heeft een live-element in zich en er is een menselijke aanwezigheid in de ruimte op een bepaald moment of voor een vaste periode.” In die definitie wordt voorbijgegaan aan de rol die registratie speelt in het geheel. Terecht? Onterecht? Stel dat registratie een wezenlijk onderdeel is van de performance- ik zeg met nadruk stel- dan rest de vraag welke vorm het meest geschikt is. Video? Fotografie? Met andere woorden, is registratie afhankelijk van het beeld? Gaat het om het visuele element? Of voldoet een geluidsopname ook? Kun je het beeld loskoppelen van het auditieve aspect?

Wezenlijk verschil tussen de registratie en de fysieke aanwezigheid is dat een registratie het beeld toont dat de kunstenaar ons voorschotelt; hij of zij focust op een specifiek onderdeel van de performance. Je kijkt als het ware mee met de ogen van de kunstenaar. Interessante materie voor een rondetafeldiscussie, maar ondertussen komen we er geen steek verder mee (te subjectief). De reden waarom dergelijke discussies met enige regelmaat de kop opsteken in gespecialiseerde kunstmagazines als Metropolis M en De Witte Raaf.

Intrigerend

Yael Davids, Ball, 2003

In Montevideo een aantal interessante experimenten, waaronder de installatie Wild Zone I van de graatmagere tweeling L.A. Raeven waarin verder lijkt te worden getornd aan de definitie van ‘performance’; er gebeurt weinig wat door zou kunnen gaan voor ‘handeling’. De installatie bestaat uit twee haaks op elkaar geplaatste videoschermen, een aantal half leeg gedronken wijnglazen en wat papiertjes die quasi-nonchalant in de ruimte zijn verspreid. In de linker video is te zien hoe één van de tweeling – gekleed in blauwe spijkerbroek, wit mouwloos shirt en gympies – wat verveeld voor zich uit staart in het venster van een niet nader gespecificeerde kale ruimte. Ze draait aan de verwarmingsknop, kijkt soms uit het raam en praat – op een nonchalante, monotone manier, de woorden bijna niet te verstaan – met haar zusje die zich buiten het gezichtsveld van de camera bevindt (een interessant gegeven). Alsof praten te veel kracht kost. In de tentoonstellingsruimte in Montevideo op de grond ook wijnglazen en papiertjes. Waarschijnlijk om je het idee te geven dat je je in dezelfde ruimte bevindt. Of dat ook daadwerkelijk zo is, blijft onduidelijk. Toch intrigeert Wild Zone I, niet in het minst door de spookachtige verschijning van de tweeling.

Eveneens intrigerend is Ball (2003) van Yael Davids. Wederom een videoregistratie. De scene doet surrealistisch aan; een jong meisje (blond haar, paarse sokken) dat met haar lichaam zit opgesloten in een veelkleurige opblaasbal (type strandbal). Enkel haar hoofd en haar benen steken uit. Een sadistisch randje kan het werk niet worden ontzegd. De camera zoomt van bovenaf op haar in (ondergrond: een sporthalvloer) en registreert hoe ze door te schommelen rechtop probeert te komen. Tevergeefs. Je zou denken dat de positie waarin het meisje zich bevindt naar verloop van tijd gaat benauwen, maar nergens op haar gezicht proef je enige wanhoop. Daarvoor lijkt ze zich te bewust van de rol die ze speelt. Wellicht was het interessanter geweest om het grensvlak tussen wanhoop en plezier te filmen, het moment dat de paniek toeslaat. Met als valkuil het ethische vraagstuk. Davids heeft het blijkbaar niet aangedurfd.

Muziek / Album

Moreno uit de bocht

recensie: Team Sleep - Team Sleep

.

~

De opener, Antaraxia, is een dijk van een nummer. Duistere bassample, erg electrisch klinkende gitaarpartijen, opgefokte drums en Moreno’s stem, zacht en angstaanjagend. Een half uurtje later besef je dat Team Sleep in dit nummer het leeuwendeel van haar kruit verschoten heeft. Your Skull is Red heeft nog iets wat je als meeslepend zou kunnen betitelen en muzikaal gezien is Our Ride to the Rectory nog wel te pruimen maar het grootste deel van de nummers blijken niets anders dan saaie knutselwerkjes met te veel echo’tjes, te cleane drumcomputers en overbodige sampletjes te zijn. Hier en daar wordt geprobeerd met spooky gitaartje of een opgefokte drumpartij nog voor wat spice te zorgen maar de gemiddelde luisteraar heeft de cd dan al lang op stop gezet (en het bonnetje opgezocht). Team Sleep klinkt als een verzameling slome, nog niet uitgewerkte left-overs van de twee laatste Deftones-albums White Pony en Deftones.

Breekbaar

Opvallend is dat Moreno zijn karakteristieke gepiep en gekrijs achterwege laat en haast alleen maar zingt. Dit doet hij dan wel op voortreffelijke wijze. Zijn stem heeft nog nooit zo breekbaar, helder en zacht geklonken. Daarom is het des te spijtiger dat Moreno de microfoon deels door heeft gegeven aan Mary Timony (zangeres van de band Helium) die op zeurderige, niet-onderscheidende wijze drie nummers voor haar rekening neemt. Maar ach, dit past wel in de sfeer van fouten, overbodigheid en verkeerde keuzes, die de grondslag voor de cd lijkt te zijn.

Als je het doet…

Op internet werd de muziek van Team Sleep de hemel in geprezen (voordat de nummers af waren, was er al het een en ander uitgelekt) maar het is mij volstrekt onduidelijk waarom. Er is niets mis met het feit dat Moreno minder rockt en meer experimenteert maar als je het doet… vul maar in. Alles wat je hoort, is al gedaan alleen dan stukken beter; bijvoorbeeld drumcomputers die tervergeefs een Autechre-ritme zoeken, sampletjes die in DJ Shadow’s prullenbak liggen en nummers die klinken alsof ze White Pony niet gehaald hebben. Ik ben een groot Deftones-fan en ben lyrisch over de vocale kwaliteiten van Moreno maar Team Sleep heeft (op Antaraxia na) geen Deftones-fan iets te bieden. Niet-Deftones-fans ook niet, trouwens. Nee, ik zet Around the Fur maar lekker op. Of Endtroducing.

Muziek / Album

Beter dan ooit tevoren

recensie: Jaga - What we Must

Het tienkoppige collectief Jaga Jazzist bestaat inmiddels alweer meer dan tien jaar. Hun virtuoze, instrumentale hybride van pop, jazz en rock kwam echter nooit beter tot uiting dan op hun nieuwste album: de band (nu afgekort tot Jaga) overtreft zichzelf op de zeven tracks van What We Must.

Al vanaf het eerste nummer All I Know is Tonight wordt de luisteraar ondergedompeld in de eigenzinnige sound van Jaga. Met een slepende gitaarriff als achtergrond weet de band speelse melodieën met koperblazers te combineren met electronisch materiaal, sfeervolle zang, een mellotron en percussie. Jaga speelt met progrock-elementen, maar ook met de soort electronische sfeermuziek die Múm zo mooi maakt en met jaren ’80-pop. Een vleugje Air en de spanningsopbouw van de betere Mogwai-nummers die echter geen recht doen aan Jaga’s unieke stijl. Soms is de kern van een song een meeslepende melodie, soms een paar getokkelde gitaarnoten, verweven met meervoudige blazers, speelse zangharmonieën en allerhande extra instrumenten. Het resultaat is een verbazingwekkend organisch geheel, dat bijna altijd betoverend en vloeiend klinkt. Het enige nummer dat een wat stuurloze indruk maakt is For All You Happy People.

IJzersterk

Het meest indrukwekkend is Jaga als de band zorgvuldig spanning opbouwt en zich naar een overdonderende climax werkt. Oslo Skyline, met zijn eenvoudige hoofdmelodie, razende drums en steeds meer lagen van instrumenten, is daar een perfect voorbeeld van. Waar veel minder begaafde bands pogingen gedaan hebben om jazz en rock te combineren, klinkt Jaga alsof ze niet anders gewend zijn. Een virtuoos album. Jaga kennende weten ze hun ijzersterke nieuwe materiaal op het podium even overtuigend te presenteren: mis daarom de band niet op hun huidige tournee.

Tourdata:

13 mei: Utrecht, Tivoli
14 mei: Amsterdam, Paradiso
15 mei: Nijmegen, Doornroosje

Film / Films

Religieuze hoer

recensie: Samaritan Girl (Samaria)

Na het ingetogen uitstapje Spring, Summer, Winter, Fall and… Spring keert veelfilmer en beroepsprovocateur Kim terug naar zijn favoriete thema’s: prostitutie, geweld en intense kwellingen. Samaritan Girl biedt opnieuw een fascinerende blik op gekwelde mensen en hun onafwendbare onheil, maar is minder geslaagd dan zijn voorgangers.

~

Twee onafscheidelijke schoolmeisjes beginnen een loopbaan als hoer en pooier. De beeldschone Jae-young biedt haar lichaam aan oudere mannen aan, terwijl haar hartsvriendin Yeo-jing de zaken regelt en de wacht houdt. Al gauw slaat het onheil toe en overlijdt Jae-young. Een verslagen Yeo-jing besluit vervolgens tot een bizar soort eerbetoon, een welhaast religieuze boetedoening, die niet ongemerkt blijft door haar vader. Een noodlottig drama lijkt onafwendbaar.

Sentimenteel

Vrijwillige kinderprostitutie, dood, schuld en boetedoening: regisseur en scenarist Kim, ook in Nederland de meest gevierde moderne Zuid-Koreaanse regisseur, blijft wrange onderwerpen en thema’s hanteren. Het hyperbolische geweld uit zijn doorbraak The Isle is echter verdwenen: vrijwel alle seks en geweld vinden in het visueel veel minder schokkende Samaritan Girl geheel buiten beeld plaats. Kim heeft deze keer voor een abstractere aanpak gekozen: narratief en visueel is de film doordrenkt van expliciet religieuze symboliek. Nagenoeg afwezig is de subtiele beeldpoëzie waarvan hij zo sterk gebruik maakte in Address Unknown, maar ook in Spring, Summer, Winter, Fall and… Spring en Bad Guy.

Ambigu

~

Net als in die laatste film is de levenswandel van Kim’s hoofdpersoon weer moeilijk toegankelijk, maar Samaritan Girl moet zonder de visuele dramatiek en complexe psychologie aan kracht inboeten, en is zodoende minder indrukwekkend dan genoemde films. Ook de sentimentele muziek maakt geen sterke indruk. De acteerprestaties zijn wel in orde: de twee meisjes spelen capabel, maar de meeste indruk maakt Eol Lee als de intens lijdende vader. Mede dankzij hem blijft de film steeds intrigeren, maar je kunt niet aan de indruk onttrekken dat het hier om een mindere film uit Kim’s oeuvre gaat. De meeste van zijn drama’s zijn ontoegankelijk, maar deze film weet met zo’n eenvoudige vormgeving en een bizar verhaal niet geheel te overtuigen. Het briljant van lange afstand gefilmde, maar ambigue einde maakt het de kijker er ook niet gemakkelijker op; hoewel Samaritan Girl een zoals altijd fascinerende studie is van menselijke kwelling en ondergang, blijft de film een lichte teleurstelling.

Film / Films

Politiek correct ridderspektakel

recensie: Kingdom of Heaven

Een model voor hippe, mooie spijkerbroeken, de eeuwig glimlachende tandpastaman of ‘gewoon’ de persoon die ons allemaal moet overtuigen van het nut van een goede conditioner: acteur Orlando Bloom zou het allemaal kunnen zijn. Tot nu toe zien de filmcasters dat echter anders. De afgelopen jaren verscheen hij vrijwel altijd in films waarin een historisch kostuum vereist was: The Lord of the Rings, Pirates of the Caribbean, Troy en nu ook Kingdom of Heaven, het kruistochtspektakel van Ridley Scott.

~

Bloom speelt hierin de rol van Balian, een smid in een Frans dorpje die zojuist zijn dochtertje en zijn vrouw heeft verloren. Hij heeft niets meer over om voor te leven, dus wanneer zijn tot dan toe onbekende vader ridder Godfrey van Ibelin (Liam Neeson) opduikt en hem vraagt mee te komen naar het heilige land is de keuze snel gemaakt. Van de ene op andere dag verandert Balian van onbeduidende smid in de stoere zoon van een befaamde kruisvaarder en natuurlijk stelt hij zijn vader niet teleur. Balian blijkt een voortreffelijk zwaardvechter, een echte edelman en vooral ook een man met zwaarwegende idealen te zijn, net als zijn vader.

Wankele vrede

Hoe mooi dit alles ook in beeld is gebracht, het is één van de eerste momenten waarop veel kijkers een diepe zucht zullen slaken. Want waarom moet alles toch zo gladjes verlopen? Voor het eerst in zijn leven ontmoet hij zijn vader, maar hier wordt geen woord over gewisseld. Nee, Balian is de ideale zoon en zijn dramatische voorgeschiedenis blijkt enkel uit een soms wat dromerige blik.

Na het doorstaan van de nodige ontberingen komt Balian aan in Jeruzalem. Een plek waar hij (natuurlijk) al snel een plaatsje verwerft in het gevolg van de idealistische koning Baldwin (Edward Norton), een koning die zijn uiterste best doet de wankele vrede tussen de christenen en de moslims te bewaren. Helaas is niet iedereen het hier mee eens, waardoor een gevecht tussen beide partijen niet uit kan blijven.

Lopen op eierschalen

~

In grote lijnen heeft regisseur Scott (Black Hawk Down, Gladiator) zich uitstekend gehouden aan de geschiedkundige feiten en ook de decors en kleding schijnen uitermate accuraat te zijn. Toch blijft er iets wringen bij het kijken naar Kingdom of Heaven. Alles ziet er schitterend, zo niet adembenemend mooi uit, maar je blijft het idee hebben te kijken naar het werk van een filmmaker die probeert over eierschalen heen te lopen. Of anders gezegd, een filmmaker die krampachtig zijn best doet om niemand, van welk geloof dan ook, voor het hoofd te stoten. Keer op keer wijst Scott op de overeenkomst tussen het geloof van moslims en christenen en doet hij zijn best zo politiek correct mogelijk te zijn.

Dit, en het gevoel dat Bloom elk moment uit zijn rol kan stappen om zijn stralend witte Prodenttanden aan te prijzen, maken dat Kingdom of Heaven eigenlijk alleen blijft hangen vanwege de laatste gevechtsscène – dan spettert de actie van het doek, en maakt het even niet meer uit dat Bloom zijn rol te zwakjes neerzet en dat de moraal er zo dik bovenop ligt. Want schitterende, bombastische actiescènes, daarin is Scott een meester!

Theater / Voorstelling

Langzaam vervaagt het beeld van de oude Proust

recensie: Proust 4: De kant van Marcel (Ro Theater)

Het mag voorwaar een marathon heten, de Proust-cyclus die regisseur Guy Cassiers maakte bij het Ro Theater. Hij werkte Prousts never-ending romancyclus Op zoek naar de verloren tijd om tot vier theatervoorstellingen, waarvan de laatste nu te zien is. Deel drie was een pandemonium van beelden, een adembenemend spervuur van plaatjes en teksten. Regisseur Guy Cassiers zet daar in dit vierde deel juist een verstilde voorstelling tegenover. De kant van Marcel is een intieme fluistering in het oor, met plaatjes die van een breekbare schoonheid zijn. Dat is een begrijpelijke keuze van Cassiers, per slot vertelt hij nu het verhaal van de ziekelijke kluizenaar Proust. De kant van Marcel raakt het hart iets minder dan het derde deel. Dat was emotioneel en heftig, terwijl dit vierde deel nogal rationeel is en kabbelt, waardoor het minder naar de strot vliegt. Als je vooraf weet dat je gaat kijken naar een stuk over de laatste jaren van Marcel Proust (1871-1922), hoef je de eerdere delen niet te hebben gezien.

~

Proust is aan het einde van zijn leven gekomen. Jarenlang heeft hij deelgenomen aan een mondaine, decadente subcultuur, vol van liefdesgeschiedenissen, intriges, geroddel, gemanipuleer. Dit tegen de achtergrond van een politiek en maatschappelijk roerige tijd. Al is hij pas begin veertig, toch sluit hij zich vanwege zijn astma en ziekelijkheid af van de buitenwereld, verzorgd door een huishoudster. Paul Kooij speelt vier delen lang Proust. Zette Kooij eerder een bijna manische, gedreven kunstenaar neer, nu is zijn Proust vermoeider, berustender.

Camera

~

De huishoudster is in dit deel dominant. Deze Céleste (Fania Sorel) is een onnozel schaap als ze in dienst komt bij de schrijver. In een ouderwetse, witte schortjurk staat ze op een leeg podium, voor een enorm projectiescherm. Daarop verschijnen beelden van wolken, van golven, van gordijnen. In een hoekje zit een oudere vrouw met een schort voor een camera. Dat is de oude Céleste in later jaren. Zij haalt herinneringen op. De camera projecteert haar beeld op een eigen schermpje. Perfect naturel speelt een ijzersterke Marlies Heuer haar. Haar extreme zorgzaamheid, haar naïeve, blinde geloof in de baas die niks verkeerd kan doen, al is hij overduidelijk een veeleisend lastpak. Hoor je in de eerste drie voorstellingen Prousts versie van de geschiedenis, in dit laatste deel is feitelijk zijn huishoudster aan het woord.

Zeiksnor

Proust worstelt met het schrijverschap, maar vooral met zijn ziektetjes en kwaaltjes. Het is een ongelooflijke zeiksnor, die ouwe Proust. Hij geeft onzinnig nauwkeurig aanwijzingen voor het zetten van koffie. Het is steenkoud in huis, maar de open haard mag niet aan, want dan krijgt hij last van de rook. Tussen het verhaal van de ouwe Proust door, zweeft dat van de jonge Marcel (Eelco Smits). Die vertelt via projecties op het grote beeldscherm over zijn doorbraak als schrijver, tegen de achtergrond van een schone wereld van salons en huisconcerten.

Pop-up boek

Deze voorstelling laat zich nog het beste vergelijken met een pop-up boek waarin overal luikjes open gaan naar verrassende doorkijkjes. Het resultaat is van een ijle, doorzichtige schoonheid. Beelden worden over elkaar heen geprojecteerd, zelfs de oude man en zijn schuchtere huishoudster hebben iets transparants. Bovendien haalt Cassiers een fenomenaal grapje uit met de tijd. Terwijl de tijd in het verhaal van Marcel en Céleste vooruit loopt, telt een geprojecteerde teller de jaren achteruit af, van 2005 naar 1873. Die teller markeert ijkpunten uit de politiek, kunst, wetenschappen. “1989 Val Berlijnse Muur”. “1977 dood Elvis Presley”. “1957 Spoetnik 1”. “1937 ontploffing Hindenburg”. “1921 Nobelprijs Albert Einstein”, enzovoort. Voeg daarbij dat de gearriveerde oude Proust wordt onderbroken door de worstelende jonge schrijver, en de tijd de feitelijke hoofdrol speelt in dit laatste stukje zoektocht naar een leven dat voorbij is. Een juweeltje, al sprankelt en flitst het minder dan het vorige deel.

Proust 4, De kant van Marcel is te zien tot en met 19 juni 2005.