Boeken / Fictie

Mooie plekken

recensie: Joyce Roodnat - Sterrenschot

Nacht, veel nacht, soms alleen wat schemering. Sneeuw, veel sneeuw en koude wind. Wat zou hier te beleven zijn, in Angmagssalik, Groenland, in de jaren dertig van de vorige eeuw? Voldoende, volgens Joyce Roodnat (1958). Haar tweede roman Sterrenschot speelt zich af in dit kleine dorpje in Groenland, waar het dagelijkse leven van Denen en Eskimo’s opgeschrikt wordt door de komst van drie Hollandse jongens.

Na een succesvolle promotie gaat Jaap terug naar Rotterdam om er geld te verdienen voor zijn moeder en zusje. Nu zijn vader zelfmoord heeft gepleegd, vindt zijn bazige moeder dat hij terug moet komen en voor het gezin moet zorgen. Er doet zich echter een buitenkans voor: Jaap kan voor een jaar naar Groenland om onderzoek te doen in opdracht van de commissie voor het internationale pooljaar 1932-1933.

~

Samen met Tjeerd en André stort Jaap zich op het onderzoek naar het noorderlicht en aardmagnetisme. Gaandeweg het onderzoek gaat Jaaps voorkeur uit naar het noorderlicht en probeert hij dit niet alleen te vangen in de foto’s voor het onderzoek, maar ook in zijn schilderijen. De drie onderzoekers bivakkeren in het ‘kasteel’, dat zich al snel mag verheugen op veel bezoek van de plaatselijke bevolking, de Eskimo’s. Een van de vrouwen komt het huishouden doen en op haar wordt Jaap verliefd. Met haar wil hij trouwen, maar dat soort dingen zijn nu eenmaal geen optie in Angmagssalik.

Koude


Roodnat stelt zich afstandelijk op ten opzichte van haar personages, en ook voor de lezer blijven zij op niet afzienbare afstand. Ze blijven klein, met hun eendimensionale karakters, en worden haast neergezet als stereotiepe figuren: een stugge Fries, een uitbundige Hollander. Ook Jaap zelf blijft een vlak personage. De vragen waar hij mee worstelt – wil hij zich storten op de kunst of op de wetenschap – worden weinig inzichtelijk gemaakt. Hij is een zwijgzaam type.

Dit zwijgen doorbreekt Roodnat slechts een enkele keer, bijvoorbeeld in een emotionele scène waarin ze geen afstandelijke beschrijving gebruikt, maar een lange monoloog van Jaap om te verwoorden wat hij voelt. Maar ondanks de woorden die Roodnat Jaap laat uitspreken, lijkt er in zijn tekeningen en schilderijen meer gevoel te zitten:

Man, vrouw, jongen. Liggen, zitten, staan. Opnieuw. Potlood. Vrouw, man, jongen. Zitten liggen staan. Opnieuw. Kleurpotlood, bruin. Jongen vrouw man. Staan zitten liggen. Opnieuw, het krijt nat van het zweet in zijn handen, het el besmeurd met de druppels van zijn voorhoofd. Man vrouw jongen. Liggen staan zitten.

De koude die zo letterlijk aanwezig is, in de manier waarop Roodnat beschrijft dat de jongens met drie lagen kleren nog half bevroren in het kasteel komen, is ook figuurlijk aanwezig, in een vrijwel ontbreken van een uitwisseling van gevoelens tussen de karakters, of in de manier waarop vooral André met Jaap en Tjeerd omgaat. Die kilte is soms misschien ongeloofwaardig, of onbegrijpelijk. Waarom ontwikkelen de figuren zich zo weinig? Waarom lijken vreemde gebeurtenissen vooral stilzwijgend ontvangen te worden? Of blijven de personen misschien juist door hun oppervlakkigheid interessant?

Mooie saaiheid


Een antwoord zou kunnen zijn dat Roodnat een ‘ander soort verteller’ is. Ze gebruikt andere middelen om de lezer te blijven boeien: in plaats van voor een verhaal dat van de bladzijden spat, kiest ze voor een zekere verstildheid. Voor een kilte en een schijnbare oppervlakkigheid, en saaiheid: als het witte en schijnbaar lege landschap waarin de drie Hollanders zich bevinden. Maar in die saaiheid, in de ‘gewone’ gebeurtenissen of de regelmaat van het rapporteren, schuilt juist ook een schoonheid. Misschien is Roodnat helemaal niet geïnteresseerd in de gedachtes van haar figuren en plaatst ze hen liever in een mooi decor. Ze doet dit door mooi te formuleren, dingen prachtig uit te tekenen. Het verlangen naar andere plekken die ze zal beschrijven, wordt alleen maar groter.

Muziek / DVD

Grote makers van kleine filmpjes

recensie: Mark Romanek, Jonathan Glazer, Anton Corbijn en Stéphane Sednaoui - Directors Label serie II

De meeste platenmaatschappijen zien de muziekvideo slechts als een hulpmiddel bij het verkopen van platen. Er komen dan ook iedere week tientallen nieuwe inwisselbare video’s bij die snel achterhaald zijn. Maar gelukkig: er zijn ook uitzonderingen. Video’s die het lied niet alleen ondersteunen maar het ook naar een hoger plan tillen. Kunstwerkjes die na jaren nog steeds relevant en het bekijken waard zijn. In 2003 initieerde Palm Pictures de Directors Label serie. Een serie dvd’s met in ieder deel een uitzonderlijke videoclipregisseur in de hoofdrol. Voor de eerste serie werd gekozen voor Spike Jonze, Michel Gondry en Chris Cunningham. In september 2005 kwam de tweede serie uit met werk van Mark Romanek, Jonathan Glazer, Anton Corbijn en Stéphane Sednaoui.

~

Opvallend is dat videoregisseur niet de eerste beroepskeuze was van deze mannen. Romanek was een filmschoolstudent, Corbijn en Sednaoui zijn in de eerste instantie fotografen, Gondry was muzikant, Cunningham een specialeffects technicus en Jonze een skateboarder. Omdat ze zulke verschillende achtergronden hebben, benaderen ze het medium ook op uiteenlopende manieren, wat geleid heeft tot een aantal intrigerende kunstwerken. De regisseurs kozen zelf de video’s en waren actief betrokken bij het tot stand komen van de dvd’s. Hoe onvolmaakt sommige clips ook zijn, de fouten zijn persoonlijk en eigen en daarom ook juist interessant om te zien.

Anton Corbijn: foto’s in beweging

~

17 september. In de hippe Amsterdamse Club 11 viert Anton Corbijn het uitbrengen van de tweede serie Directors Label. Corbijn laat zien wat hij in huis heeft op VJ gebied. Hij laat beelden van zijn clips op speelse wijze in elkaar overlopen. Zo rennen figuren van het ene scherm naar de ander en worden clips op verrassende manieren met elkaar vermengd of soms op veel minder spitsvondige wijze eindeloos herhaald. De betreffende DJ houdt het echter voornamelijk bij zijn collectie houseplaten en laat de wave en art-pop voor wat het is. Zonde, want hierin ligt de oorsprong van het werk van Corbijn.

Fotograaf Anton Corbijn maakte video’s voor artiesten als Echo & the Bunnymen, Nirvana, Henry Rollins en Travis en was jarenlang de vaste fotograaf van Depeche Mode en U2. Op de dvd is zijn belangrijkste video werk te zien. Erg leuk is de documentaire waarin de artiesten met wie hij werkte praten over de mens Corbijn en hoe hij te werk gaat. Zijn collectie bestaat uit 29 videoclips uit de afgelopen 25 jaar (van zijn eerste clip voor Palais Schaumberg, Hockey, tot zijn laatste All These Things I’ve Done van The Killers).

Corbijn is het meest bekend geworden met zijn gebruik van grimmige zwart-wit beelden en het uitvergroten van de filmkorrel zodat de beelden er ruw, natuurlijk en echt uitzien. In de vroege jaren tachtig voegde zijn stijl een fijne kunstzinnigheid toe aan een over het geheel genomen fel en opzichtig medium. Zijn video’s lijken net foto’s die in beweging zijn gezet. Het was nooit de bedoeling dat Corbijn videoclips zou gaan regisseren, hij is er min of meer ingerold. Fotografie is intuïtief en videoclips moet je goed voorbereiden: een wereld van verschil. Zijn video’s zijn abstract en volgen niet letterlijk de muziek. Ze vertellen hun eigen verhaal. Corbijn is sterk beïnvloed door het theater (qua inhoud, kostuums, maar ook door camerastandpunt vanuit ‘het publiek’) en de mythologie.

Door middel van interviews en commentaren bij de clips leren we hoe hij te werk gaat en dat de stug overkomende man, eigenlijk een ontzettend vreemd gevoel voor humor heeft. Dit benadrukken alle artiesten als ze spreken over de lange Hollander. Hij gebruikt zijn humor als middel om artiesten te helpen ontspannen en om hun muren te doorbreken. Ook de cameraschuwe Corbijn zelf neemt plaats voor de camera en vertelt in Engels met een vet Nederlands accent over zijn werk als regisseur.

Jonathan Glazer: de blik en die ogen

~

Net als die van Corbijn vertellen de video’s van Jonathan Glazer een eigen verhaal. Nick Cave spreekt in een interview gereserveerd over de clip die Glazer bij het nummer Into My Arms maakte. Deze tot de tenen toe roerende video laat een scala aan mensen zien die je aankijken en intens huilen. Prachtig, maar veel te depressief voor dat ene zeldzame positieve liedje van Nick Cave & The Bad Seeds. Je kijkt alleen nog maar naar de clip en vergeet het liedje, aldus Cave. En daarmee heeft hij zeker een punt. Want wie huurt nou eigenlijk wie in?

Maar goed, gelukkig hebben wij als kijker niet zoveel te maken met de wens van de muzikant. En gelukkig heeft Jonathan Glazer geheel in de trend van zijn clip bij Into My Arms heeft hij een aantal korte films gemaakt die ook nog eens worden ondersteund door een prachtige soundtrack van de opdrachtgever. Neem nou de video bij UNKLE’s Rabbit In Your Headlights: misschien wel een van de meest intrigerende video’s aller tijden. We zien een man die onder de onheilspellende klanken van Thom Yorke en James Lavelle door een tunnel loopt en steeds weer wordt aangereden, om het op het eind toch op grootse wijze te winnen van de grotere krachten. De ogen en die indringende blik van de man in de tunnel maken deze video zo intrigerend.

Gezichtsuitdrukkingen spelen ook een grote rol in de rest van Glazers werk. Karma Police van Radiohead werd eveneens door hem gedaan; herinner je je die ogen vol wanhoop van de man die achterna werd gezeten door de auto? Of de ogen van Ben Kingsley als de ultiem agressieve Don in de film Sexy Beast, ook geregisseerd door Glazer. Zijn tegenspeler Ray Winstone vond het in eerste instantie vreemd om in elkaar te worden geslagen door Gandhi, maar kwam daarop terug toen hij zag wat Kingsley en Glazer voor elkaar kregen. Een briljante film van een op alle gebieden briljant regisseur. Verder maakte Glazer de film Birth met Nicole Kidman, allerlei commercials en onder meer clips voor Jamiroquai (Virtual Insanity) en Massive Attack (Karmacoma). De commercials, videoclips, interviews en enkele filmfragmenten komen allemaal terug op deze dvd.

Stéphane Sednaoui: video’s voor de vijf zintuigen

~

Sednaoui werkte met veel verschillende artiesten en maakte net zoveel totaal verschillende video’s. Clips van Sedanoui die iedere MTV-kijker zeker kent zijn Big Time Sensuality van Björk, Seven Seconds van Neneh Cherry en Youssou N’Dour, Mysterious Ways van U2 en Ironic van Alanis Morissette. Allemaal prachtige video’s die perfect aansluiten bij de artiest en de muziek.

Sednaoui brak in 1992 door als videoregisseur met de clip voor Give It Away van the Red Hot Chili Peppers. Hij ontving een MTV Award voor deze video die visueel zo perfect bij het gevoel en ritme van het nummer past. Sedanoui werkt niet met een vast beeldenidioom en heeft niet één look of stijl zoals bijvoorbeeld Anton Corbijn en Jonathan Glazer dat wel heel sterk hebben. De persoonlijkheid van de artiest staat voorop. De videoregisseur heeft de macht om de andere kant van een artiest laten zien of juist datgene wat hen in onze ogen zo aantrekkelijk maakt te benadrukken.

Deze videoregisseur weet precies wat hij wil en de artiesten waarmee hij werkt moeten hem voor de volle honderd procent vertrouwen. Tricky bijvoorbeeld staat er om bekend dat hij moeilijk is om mee samen te werken en dat hij bijzonder slecht met regisseurs door één deur kan. Maar Sednaoui vertrouwt hij wel. En niet zonder reden, de regisseur maakte drie prachtige clips voor de arrogante rapper (Pumpkin, Hell is Around The Corner en For Real).

De clips van Sednaoui zijn uniek, expressief, intens, emotioneel, direct en krachtig. Ze beroeren de vijf zintuigen; je kunt ze naast zien en horen ook bijna voelen, ruiken, proeven en aanraken, zo levend en driedimensionaal maakt hij de artiesten op het platte scherm. Hij werkt met sterke zwart-wit beelden of juist met sprekende brutale kleuren. De personages worden uit hun verband gerukt, ze worden vervormd en nemen onnatuurlijke poses aan. Sednoui is dan ook een bewonderaar van Francis Bacon, wat vooral goed is te zien in Mysterieus Ways van U2 en Lotus van R.E.M. Verder gebruikt hij regelmatig overvloeiende beelden, strepen, digitale effecten, dubbele belichting en speelt hij met contrast en schuine cameraplaatsing.

Mark Romanek: Romanekian

~

Romanek is een van de allergrootsten op het gebied van muziekvideo’s. ‘Romanekian’ noemt Ben Stiller zijn werk plagend. Hij werkte met Madonna, Michael en Janet Jackson, Beck, Mick Jagger, R.E.M., David Bowie, Jay-Z, Red Hot Chili Peppers en ga zo nog maar even door. Een regisseur die net als Sednaoui de video’s die hij maakt goed laat aansluiten bij de muziek. Zo laat hij de explosieve samensmelting van Chris Cornell en de leden van Rage Against The Machine tot Audioslave zien door deze mannen voor de video Cochise te filmen bovenop een grote installatie met op de achtergrond een groots vuurwerk. Heerlijk over the top en extreem doeltreffend.

Hij liet menig muziekliefhebber vol tranen achter na het zien van de video bij Hurt van Johnny Cash, met het beeld van de kwetsbare oude man op het eind van zijn leven. We zien hem tussen zijn rijkdommen en we zien zijn vlak na de opnames overleden vrouw June Carter, die naar hem kijkt met een blik die meer zegt dan duizend woorden. Trent Reznor van Nine Inch Nails schreef Hurt en stond aanvankelijk nogal ambivalent tegenover deze versie. Toen hij de clip zag, begreep hij echter dat Cash zich het nummer meester had gemaakt. ‘Mister one-liner’ Bono geeft de essentie weer wanneer hij zegt dat Reznor geboren was om het nummer te schrijven, Cash om het te spelen en Romanek om deze video te maken.

Romanek lanceerde de carrière van Eels met Novocaine For The Soul en die van Lenny Kravitz door de wereldberoemde video bij Are You Gonna Go My Way. Uit de verschillende commentaren en interviews blijkt dat hij buitengewoon veel vergt van de artiest en de crew (een rottend varkenshoofd op de set, brandwonden bij de drummer van Audioslave door het vuurwerk, een hangende Mark Everett van Eels die naar het toilet moest, Beck die werd aangereden in zijn eigen clip etc.). De voorbereiding is perfect, de opnamedagen zijn lang en de artiesten worden haast gedwongen mee te gaan in de wereld van deze perfectionistische grootmeester. Pas bij het zien van het resultaat weten ze dat hij gelijk had. Deze dvd bevat dik honderdvijftig minuten aan video’s, interviews en een bijzonder vermakelijke documentaire over het werk van Romanek.

Alle vier deze collecties bulken van de rijkdom. De Directors serie is een uitkomst voor iedereen die van de betere muziekvideo’s houdt, en geen zin heeft voortdurend het internet af te struinen voor versies die kwalitatief toch zwaar onder de maat zijn.

Boeken / Strip

De gruwelijke redeloosheid van het bestaan

recensie: Serge Baeken - The No Stories

Fascinerend, ondoorgrondelijk en oppervlakkig. Dat zijn de woorden die na lezing van The No Stories in je opkomen. De Antwerpse tekenaar Serge Baeken schotelt ons een aantal korte schetsen voor over het alledaagse leven.

Hoofdpersoon is de auteur zelf. Zo loopt hij in het eerste verhaal een zwerver tegen het lijf die hem om geld vraagt. Zonder nadenken grijpt de auteur naar zijn portemonnee. Als hij merkt alleen groot geld te hebben, stelt hij voor eerst boodschappen te doen. Op die manier kan hij het geld ‘klein maken’. In de volgende scenes zien we het tweetal door de winkel lopen. Nerveus kijkt de zwerver om zich heen en smeekt Serge Baeken om haast te maken. Op het moment dat laatstgenoemde de winkel verlaat, is de bedelaar verdwenen. Tijdens zijn wandeling naar huis ziet Baeken hem lopen. Na hem te hebben aangesproken, overhandigt hij dit kind van de straat alsnog het beloofde geld.

Met eindeloos geduld

~

Dit eerste verhaal uit de bundel is symptomatisch voor het hele album. De hoofdpersoon kan geen nee zeggen tegen andere mensen. Zo raakt hij in een andere passage verzeild in een zinloze discussie met een junkachtige puber, die hem vraagt of hij zijn mobiele telefoon mag gebruiken. Als de auteur naar waarheid zegt niet in het bezit te zijn van een telefoon, ontspint er zich een verbale strijd. Want waar is het vertrouwen in de mensheid gebleven? Met een schijnbaar eindeloos geduld staat Serge Baeken de jongen te woord, terwijl andere omstanders dezelfde jongen met een kernachtig ‘fuck off’ opzijzetten.

In No feelings, het meest aangrijpende verhaal, vindt midden op straat een heuse moord plaats. Een ogenschijnlijk gedrogeerde illegaal slacht een argeloze voorbijganger af. En dat onder het raam van onze sympathieke hoofdpersoon. Na de politie te hebben gebeld, weet hij niets anders te verzinnen dan foto’s te maken van de bloederige daad. Tijdens deze sessie herkent hij de dader van een eerdere ontmoeting. Omdat het sneeuwde had onze barmhartige auteur deze man zijn eigen muts geschonken. Onder het slaken van de mysterieuze kreet ‘Ik wil mijn ziel terug’, was de vreemdeling daarna zijns weegs gegaan.

Eenvoud

The No Stories bestaat uit elf verhalen van gemiddeld vier pagina’s lengte. Stuk voor stuk fascinerende schetsen van het alledaagse leven. Ondanks, of misschien wel dankzij, het gebrek aan een duidelijke clou. Ze tonen ons het leven van de straat in al zijn nietszeggende eenvoud. Alles is in een aantrekkelijk losse stijl vormgegeven en het gebrek aan kleur verhoogt de authenticiteit van de verschillende passages.

~

De vraag blijft echter, wat wil de auteur met dit alles? Volgens het persbericht verwijst de titel ook naar al hetgeen de opgevoerde figuranten niet hebben: geld, een ziel, gevoel en een visie. Maar welke positie neemt hoofdpersoon Serge Baeken dan zelf in? Wat doen al deze ontwikkelingen met hem? Dat wordt ons niet duidelijk. Stoïcijns neemt hij de dingen zoals ze zijn, legt ze vast en archiveert ze in zijn ondoorgrondelijke gedachten.

Hierdoor blijft het verhaal dat de auteur wil vertellen zeer oppervlakkig. We zijn getuige van de cyclus van het bestaan, maar dringen niet door tot de kern ervan. Net als de verteller zijn wij een speelbal van de elementen. Slechts een lichte bries volstaat om ons op te tillen en tot grote hoogten te stuwen. We kijken uit over de stad, bespieden de bewoners en vragen ons af wat de zin van dit alles is. Aan het eind van The No Stories blijven dit soort vragen echter onaangeroerd. Persoonlijk zou ik het album sterker hebben gevonden als de auteur een poging had ondernomen een statement te maken. Geen kitscherig antwoord op de vragen des levens, maar een afbakening van zijn eigen standpunten. Nu blijft het allemaal erg vrijblijvend.

Wel staat het buiten kijf dat Serge Baeken in staat blijkt te zijn de samenleving in al zijn gruwelijke redeloosheid in kaart te brengen. De afzonderlijke verhaaltjes getuigen van dit meesterschap. Maar wie daarnaast ook nog een diepzinnige en eigenzinnige boodschap verwacht, komt bedrogen uit. In de wereld van deze Antwerpenaar past geen verwondering of analyse, maar slechts berusting.

Kunst / Expo binnenland

Vito Acconci: van dichter tot architect

recensie: Vito Hannibal Acconci Studio - Word / Action / Architecture

Werk van Vito Acconci (1940) is momenteel in de overzichtstentoonstelling: Vito Hannibal Acconci Studio – Word / Action / Architecture in het Stedelijk Museum te Amsterdam te zien. Deze Amerikaanse kunstenaar werd gedurende de jaren zeventig vooral bekend door z’n confronterende performances, waarin hij haast obsessieve handelingen klinisch voor de camera uitvoert.

Na jarenlang dichter en schrijver te zijn geweest, trad Vito Acconci eind jaren zestig als leek de kunstwereld binnen. Zijn eerste kunstwerken waren voornamelijk gerelateerd aan het conceptualisme. In zijn vroege werken maakte hij vooralsnog alleen gebruik van teksten. Hij maakte bijvoorbeeld een boekje met velletjes op A4 formaat, waar alleen maar op te lezen was: ‘here’, ’there’, ’then’, ’thereto’. Deze teksten verwezen vooral naar de potentiële beweging die het papier in zich had. Op een gegeven moment was de ruimte die een velletje papier bood, gewoonweg niet meer genoeg. “Als ik dan zo geïnteresseerd ben in beweging, waarom was ik dan bezig met het bewegen van een A4 velletje? Daarbuiten is een vloer, er is de grond, er is de straat, er is een stad”, aldus Vito Acconci. Hij begon vervolgens geluidsopnames te maken van ‘performatieve’ handelingen. Zo gooide hij bijvoorbeeld gedurende lengte van een geluidsband, voortdurend een balletje weg. Wanneer deze weer terugrolde riep hij: “Got the ball”. Deze werken zijn bij binnenkomst in de expositie te zien in een speciaal hiervoor ontworpen audio unit.

Zelfonderzoek

~

Following Piece (1969) kan gezien worden als werk dat een omslagpunt betekende in het oeuvre van Vito Acconci. In dit werk achtervolgde hij mensen een tijdlang op straat totdat ze een privé-ruimte binnen traden. Deze performance is geregistreerd door middel van fotografie. “Het was een manier voor mij om achter de schrijftafel weg te komen, de stad in. Alsof ik die mensen smeekte me ergens mee naar toe te nemen. Ik wist niet hoe ik dat zelf moest doen”. Na dit werk nam hij vele performances op film en video op, waarin hij vooral de grenzen van zijn eigen lichaam onderzocht. Zo probeerde hij in het werk Trademarks zijn lichaam te claimen door zichzelf herhaaldelijk te bijten. Vervolgens smeerde hij de bijtafdrukken in met drukinkt om ze zo als een soort vingerafdrukken op papier af te drukken. In andere confronterende performances trachtte hij bijvoorbeeld zijn hand zo ver mogelijk in z’n keel te duwen, of zo lang aan de binnenkant van z’n arm te wrijven totdat er een wond ontstond. Telkens zocht hij weer de grens op van zijn lichaam. Acconci heeft deze onderzoeken naar de grenzen van zijn lichaam nooit vermakelijk of komisch bedoeld zoals bijvoorbeeld een aflevering van Jackass dat is; de opnames zijn in sober zwartwit en stralen eerder een bepaalde klinische verontrusting uit.

Van performance naar installatie


Geleidelijk aan kreeg Vito Acconci het idee dat zijn onderzoek naar zijn ‘zelf’ hem juist van het publiek vervreemde in plaats van hem er dichterbij bracht. Vanaf dat moment spitste hij zijn werken meer toe op de toeschouwer en de directe danwel indirecte omgeving van het werk. Deze zoektocht naar contact met het publiek vond zijn vorm in installaties waarin de toeschouwer zelf onderdeel werd van het werk. Een werk uit de overgang tussen deze twee fasen is Seedbed (1972) dat nog wel over de ‘existentialiteit’ van Vito Acconci zelf ging, maar waarin hij tegelijkertijd inspeelde op de afhankelijkheid van externe impulsen. In dit werk lag Vito Acconci onder een zelfgebouwde schuine vloer in een galerie, waar hij zich gedurende de gehele tentoonstelling masturbeerde met als enige ‘stimulans’ het geluid van de voetstappen die de bezoekers op die schuine vloer maakten.

Van klein naar groot

~

In Word / Action / Architecture is ook geheel ander werk van Vito Acconci te bewonderden, zoals architectuur die haast een symbiose aangaat met kunst. Hier past hij de noties tussen privé en publiek, die je ook in zijn performances tegenkomt, ook toe in architectonische plannen. Dit is waar de evolutie van beeldende en conceptuele kunst via installatiekunst hem uiteindelijk naartoe heeft geleid. Acconci presenteert zijn voorstellen voor parken en gebouwen door middel van video, begeleid door zijn Leonard Cohen – achtige stem. In deze werken probeert de kunstenaar de openbare ruimte een dusdanige invulling te geven dat mensen er enigszins van uit hun normale doen geraken. Zo realiseert hij samen met de kunstinstelling Stroom in Den Haag het project Park in the water (1997). Dit is een park met aan de rand ervan een eiland dat je alleen via losse stukjes land kan bereiken. Hierdoor lijkt het geheel op een stuk natuur in hooggecultiveerde vorm. Dat Vito Acconci een zekere poëtische stijlvastheid heeft zoals die ook aan wijlen Marcel Broodthaers – ook dichter en kunstenaar – wordt toegekend, blijkt uit deze architectuurpresentaties. Formeel, doch uiterst vermakelijk, weidt hij breed uit over zijn plannen en voorstellen. Zo is bijvoorbeeld zijn conceptvoorstel voor het ontwerp van het gebouw waar vroeger het World Trade Center in New York stond, in z’n geheel gebaseerd op een haast komische notie over camouflage. Het gebouw lijkt op een Zwitserse kaas vol met gaten. Zodat terroristen zullen denken dat ze dat gebouw niet hoeven te vernietigen, want: het is al kapot.

Missing link


Al met al geeft deze overzichtstentoonstelling een erg goed beeld van wat de kunstenaar heeft uitgevoerd gedurende afgelopen dertig jaar. Jammer is dat de nadruk niet zozeer ligt op hoe zijn werkprocessen zijn geëvolueerd van dichter tot architect. De stap van performance art tot architectuur via installatiekunst moet de bezoeker zelf zien uit te pluizen in de beschikbare literatuur. Dit komt voornamelijk door de afwezigheid van veel installaties uit de jaren tachtig en negentig. De scheiding tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ werk lijkt hierdoor te hard en ongenuanceerd. De poëzie van Acconci komt echter wel weer terug in het summum van de tentoonstelling: de architectuurpresentaties. Hierin beschrijft hij dromerige, futuristische landschappen waarin mens en omgeving, publiek en privé op elkaar afgestemd wordt. Het is duidelijk dat van alle disciplines die deze kunstenaar heeft doorkruist, steeds wel iets is blijven kleven.

Boeken / Fictie

Spiritualiteit en andere trivia

recensie: Wei Hui - Trouwen met Boeddha

De eerste roman van de jonge Chinese schrijfster Wei Hui, Shanghai Baby (1999), werd onmiddellijk verboden in China. Zo’n 40.000 exemplaren belandden op de brandstapel en de uitgeverij moest zelfs haar deuren sluiten. Het conservatieve China was duidelijk niet klaar voor de onverbloemde wijze waarop Wei Hui schreef over de seksuele ontluiking van een Chinese vrouw die zich ook nog – en dat was misschien erger – hartstochtelijk overgaf aan hedonistische en materialistische uitspattingen.

Dankzij het verbod werd Shanghai Baby echter een enorm succès de scandale. Het leverde de schrijfster een cultstatus op: zij werd de woordvoerder van de jonge, verwesterde Chinese generatie. Inmiddels is haar nieuwste boek Trouwen met Boeddha uitgekomen, waarin de schrijfster een meer spirituele kant op wil gaan. Maar of dat ook lukt?

Bridget Jones

~

Shanghai Baby is wereldwijd nog steeds zo’n megasucces dat het tweede boek van Wei Hui, Trouwen met Boeddha, er een beetje door overschaduwd wordt. In feite gaat het verhaal van het eerste boek gewoon door in het tweede. Weer is er sprake van een jonge, verwesterde Chinese vrouw, Coco genaamd, die een zoektocht naar seksualiteit en volwassenheid onderneemt. Alleen heeft Wei Hui deze keer een poging gedaan om de roman wat meer diepgang te geven door Coco ook nog eens haar spirituele kant te laten ontdekken. Anders wordt Coco straks voor een soort oosterse Bridget Jones versleten, aldus de schrijfster. Het was een goedbedoelde poging, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat de zeer gehypte auteur niet meer heeft te vertellen dan een dagboekachtig verslag van ‘iets’ (wat het dan ook is) dat zwaar gebaseerd is op haar eigen dagelijkse beslommeringen.

Trivia

Er lopen veel autobiografische parallellen door de roman. Coco is net als Wei Hui een jonge controversiële schrijfster die pendelt tussen China en New York. De lezer wordt meegesleurd naar lezingen, interviewsessies, jetsetfeestjes, dure restaurants en nog duurdere winkelcentra. Het is duidelijk dat de Chinese auteur daarbij veel uit haar eigen leven put. Kortom, je loopt mee en ziet wat de schrijfster allemaal bezighoudt. Dat is het merendeel van de tijd behoorlijk banaal. Zo verblijft de ik-figuur regelmatig bij de schoonheidsspecialiste. Op een dag heeft ze net een heerlijke behandeling gehad, maar dan schrikt ze op van een enorme puist die bij haar mondhoek zit: een voorbode van de menstruatie. De schoonheidsspecialiste geeft haar een professioneel advies:

‘Je kunt beter hiernaartoe komen als je ovuleert; bij de volgende menstruatieperiode zouden dan alle giftige stoffen uit je lichaam worden verdreven.’ Ik vond dit een uitstekend idee. Alles wat hielp om de giftige stoffen uit mijn lichaam te verdrijven vond ik goed, ook al neigden de methodes af en toe veel naar new-agegedoe.

~

Wei Hui gaat verder niet in op dat ‘new-agegedoe’. Dat doet ze wel vaker, alleen een naam laten vallen. Bij de vele kledingstukken die Coco aanschaft wordt altijd het dure merk genoemd. De gerechten in het restaurant worden allemaal uitgespeld. Verder begint elk hoofdstuk met een aantal uitspraken van bekende mensen, variërend van tv-ster Candace Bergen tot wijsgeer Laozi. Omdat de roman ze verder niet in een zinvol verband plaatst, blijven al deze namen hangen als trivia. De hoofdpersoon wordt overspoeld door de trivia van het moderne leven.

Obsceen

Op een dag lijkt Coco’s bestaan plotseling meer diepgang te krijgen als ze een mysterieuze Japanner ontmoet, die luistert naar de naam Muju. Hij wordt haar minnaar. Muju is origineel – tijdens hun eerste afspraakje geeft hij Coco een luchtbevochtigingsapparaat – en de seks, die in de roman uitvoerig aan bod komt, is naar verluidt fantastisch. Ze experimenteren met een ei aan een koordje en ze hebben (natuurlijk) een triootje. De omschrijving van de scènes is vooral plat en de intrige zelf heeft een hoog Sex and the City-gehalte. Met enige weemoed denk ik aan de verfijnde Chinese erotische literatuur, die een lange traditie kent.

Niet zozeer de seksscènes zijn obsceen, al wilde de schrijfster daar waarschijnlijk wel mee provoceren, maar het feit dat de roman werkelijk helemaal nergens over gaat. Het leven in New York zoals zij dat omschrijft, met al dat ongebreidelde materialisme, lijkt eerder een karikatuur van de westerse maatschappij. Kan het zo zijn dat de hoofdpersoon in haar zoektocht naar een zinvol bestaan nog steeds geen raad weet met alles wat er te koop is in het Westen? Het semi-spirituele einde van Coco’s queeste, waarbij zij een nieuw evenwicht zegt te vinden, overtuigt in ieder geval niet. Ook na de gesprekken met de Boeddhistische Meester in de Tempel van de Deugdzame Regen blijft de spiritualiteit een modeaccessoire naast de Pradaschoenen.

Theater / Voorstelling

Sterven in je eigen stoel

recensie: Biest (De wetten van Kepler)

Een oude boerenvrouw zit gemoedelijk in de huiskamer van haar eigen boerderij. Maar de rust die er lijkt te heersen is maar schijn. Diep van binnen weet ze dat het einde nabij is: de boerderij is zo goed als failliet. Het wachten is nog op de brief van de bank, waarmee de keiharde waarheid bevestigd zal worden. Voordat het zover is moet de oude vrouw eerst nog een grote leugen aan haar dochter kwijt.

~

Regisseur Jos van Kan heeft voor zijn nieuwste voorstelling Biest inspiratie gevonden in twee foto’s. Op de ene foto zien we twee opgebaarde kindjes en op de andere twee met elkaar vergroeide biggetjes op sterk water. Met die beelden in het hoofd heeft de regisseur met het theatergezelschap De Wetten van Kepler Biest gemaakt. Biest is een voorstelling over een oude moeder en haar dochter die al jarenlang samen een boerderij draaiende houden, maar elkaar niet meer kunnen bereiken. Moeder leeft met een leugen ten opzichte van haar dochter, terwijl dochter een miskraam heeft gehad van een tweeling.

Geen biest

Moeder zit in haar stoel en lijdt pijn, terwijl dochter haar uiterste best doet om de boerderij te runnen. Toch kan de oude vrouw de touwtjes niet uit handen geven. Wanneer er kalveren geboren moeten worden, zegt ze tegen haar dochter dat ze om hulp moet vragen. Moeder is angstig dat het anders fout zal gaan, net als bij de tweeling. Nadat de dochter een kan melk op tafel zet, vraagt ze haar moeder of ze iets wil drinken. Moeder antwoordt dat ze geen dorst heeft. Dochter zegt dat het goed voor haar is, maar als moeder vraagt of het van de koe komt die net gekalfd heeft, wijst ze de melk afkeurend af met: “Ik drink geen biest”. De dochter weet de brieven van de bank over het faillissement lange tijd voor moeder verborgen te houden. Ze wil haar beschermen tegen het onheil, zodat ze kan sterven in haar eigen stoel. Maar het onheilspellende bericht kan ze niet eeuwig verborgen houden.

~

Marlies Hamelynck speelt de oude moeder op natuurlijke wijze. De norse toon die ze over het algemeen in haar spel heeft, onderbreekt ze met een leuke dansscène waarin ze het publiek op hilarische wijze weet te ontspannen. Wendell Jaspers speelt de rol van dochter op een sterke manier. In het begin is ze de lieftallige dochter die voor haar oude moeder zorgt, later slaat haar zorgzaamheid bijna om in haat. Het spel van Hamelynck en Japsers wordt muzikaal begeleid door Tenor Jan Kullmann. Met een zuivere stem geeft Kullmann de emoties van moeder en dochter in het spel weer. In stille scènes zingt hij speciaal voor dit stuk geschreven liederen, waarmee hij het spel steeds weer boeiend maakt.

Op de boerderij

Het publiek maakt al in de foyer kennis met het boerenlandleven. Er staat een oude tractor te pronken en her en der hangen overalls aan het plafond. Het decor laat het interieur zien van een oude boerderij zien waar nog echt geboerd wordt. Op de achtergrond zien we de koeienstallen en op de voorgrond een plateau met een stoel, de stoel van moeder. De lichtinval is sober, maar wel helder en duidelijk. Qua sfeer is het publiek daarmee aanwezig op de boerderij.

De Wetten van Kepler brengt met Biest een ontroerend verhaal op de planken over een stugge relatie tussen een moeder en een dochter. Het verleden speelt daarin een grote rol, maar met de naderende dood van moeder wordt de kloof tussen de twee kleiner. Echter niet nadat ze elkaar zowat hebben gehaat. De tragiek wordt in dit verhaal goed afgewisseld met humor. De regisseur weet zo op sublieme wijze tragische scènes te creëren waar het publiek, soms een beetje verlegen, om moet lachen.

Biest speelt nog tot en met 27 december 2005. Kijk hier voor meer informatie en een uitgebreide speellijst.

8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel X: Pepijn Cladder en Arent Jan Linde over De Vrienden van de Dansmuziek

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. In de aflevering van zondagnacht 6 november (00:00) heb ik een gesprek met regisseur Pepijn Cladder en acteur Arent-Jan Linde van het theatergezelschap de Vrienden van de Dansmuziek. Hun eerste grote productie De toevallige dood van een anarchist is vorige week in première gegaan in het Rozentheater in Amsterdam.

~

Acteur Arent-Jan Linde en regisseur Pepijn Cladder kennen elkaar en de andere leden van de Vrienden van de Dansmuziek van de Amsterdamse Toneelschool, waar ze allemaal nog niet zo lang geleden afstudeerden. De groep van elf jonge en ambitieuze theatermakers werd in februari van dit jaar officieel opgericht. Acteur Arent-Jan Linde is naast lid van De Vrienden van de Danstheater ook werkzaam bij film en televisie en als speldocent op de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie. Regisseur Pepijn Cladder deed een acteursopleiding aan de Theaterschool in Engeland. In 2003 studeerde hij af aan de regieopleiding van de Theaterschool Amsterdam. Naast de regie voor De toevallige dood van een anarchist deed hij ook de regie van verschillende andere producties en stond hij op de planken als acteur.

Energieke voorstelling

Wie dit jaar De Parade heeft bezocht, heeft enkele acteurs van de Vrienden van de Dansmuziek al in actie kunnen zien met het stuk Blokjes Kaas met Mosterdgas, een energieke muzikale voorstelling over de man achter de soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Met De toevallige dood van een anarchist hebben de Vrienden opnieuw voor een politiek getint stuk gekozen. De tekst is gebaseerd op een stuk uit 1970 van de Italiaanse acteur, regisseur en toneelschrijver Dario Fo. Hij schreef het naar aanleiding van de verdachte dood van de spoorwegbeambte en vermeende anarchist Pino Pinelli in Milaan. Drie dagen nadat hij door de politie werd opgepakt, werd zijn levenloze lichaam onder het raam van het politiebureau gevonden. Volgens de officiële, maar twijfelachtige lezing is hij zelf gesprongen. De zaak verdween uiteindelijk in de doofpot.

Reconstructie van de reconstructie

Voor VPRO’s Nachtpodium nemen we plaats in het decor van het politiebureau in Milaan. Het decor en de productie hebben de Vrienden uit eigen zak betaald. Pepijn: “Op onze brief met een verzoek tot subsidie kregen we te horen dat we nog geen eigen speelstijl hebben. En dus helaas niks kregen. Omdat we niet wilden wachten, zijn we zelf aan de slag gegaan.” Als collectief bedachten ze de voorstelling en het randprogramma. “We hebben gekeken wat haalbaar is en leuk. Om dit stuk bekendheid te geven, zijn we ’s avonds cafés in geweest om mensen aan te spreken en ze een flyer aan te bieden. Sommige mensen hebben meteen een kaartje gekocht”, vertelt Pepijn.

Humoristische boodschap

Die humoristische en aanstekelijke aanpak is ook kenmerkend voor de speelstijl van de Vrienden van de Dansmuziek. Net als de schrijver van De toevallige dood van een anarchist Dario Fo willen ze een fysieke speelstijl ontwikkelen die voor iedereen toegankelijk is, en waarin ernst en humor elkaar afwisselen. De Italiaanse regisseur werd wel ‘de getalenteerdste politieke clown van Europa’ genoemd. Als een nar verpakte Fo zijn narrige boodschap in een lach, maar moest daarom niet minder serieus worden genomen. Zijn werk baseerde hij op de commedia dell’arte, het geïmproviseerde theater dat niet alleen komisch vermaak en potsenmakerij bood, maar ook afrekende met de heersende klassen, met regenten en hoogwaardigheidsbekleders. De dood van een anarchist ontleedt daarom meedogenloos de corruptie van de gevestigde orde, de noodzaak van een zondebok en de (on)macht van de media.

Theater / Voorstelling

Oer-Hollandse striphelden in levende lijve

recensie: Jan, Jans en de kinderen

Het is 35 jaar geleden dat de strip Jan, Jans en de kinderen voor het eerst verscheen, en dat wordt gevierd met een musical over de familie Tromp. Fans kunnen opgelucht ademhalen, want hoewel het de eerste paar minuten even wennen is om je striphelden in vlees en bloed te zien, hadden ze niet méér op het papieren origineel kunnen lijken.

~

In een eenvoudig, rechtlijnig decor, dat de uitstraling van een groot poppenhuis heeft, zit de familie Tromp verstild aan de ontbijttafel, als waren ze stripfiguren. Op het podium staan een tafel met vier stoelen, een trap, een grote stoel, een klok en natuurlijk de bekende bruine bank. De rode Jeweetwel kater, gespeeld door Niek Barendsen, stelt ‘zijn’ gezin voor aan het publiek, waarna de familie in zingen uitbarst. Het is het begin van een lange reeks korte scènes die op papier slechts één pagina lang zijn. We zien de worstelingen van Jans (Plien van Bennekom) met haar vrouw-zijn en zien Jan (Wil van der Meer) die het moeilijk heeft met het gedrag van zijn überpuberdochter Karlijn (Anne van Veen). Vooral Catootje (gespeeld door de initiatiefneemster van de musical Kim van Zeben) en Jans lijken sprekend op hun getekende alter ego’s. Toch zijn zij geen van beide de ster van de voorstelling.

De grote Alex Klaasen-show

Hoewel Alex Klaasen op de affiches wordt aangekondigd als Jeroen (“Poep aan je schoen”), speelt hij nog tien(!) andere rollen en nog allemaal even uitstekend ook. Hij is geile buurman Peter die Jans tot een slippertje probeert te verleiden, maar ook alle vriendjes die Karlijn mee naar huis neemt. Hij is opa, Spaanse soapster, Jeroentjes liefdesconcurrent Harold en ook nog teckel Lotje. Er komt geen einde aan de verschijningen en zijn verkleedkunsten zijn vliegensvlug. Zonder problemen vertolkt hij een zweverige hippie om vervolgens als raskakker Jan-Willem te verschijnen. Door zijn bonte stoet aan typetjes wordt het wel een beetje de grote Alex Klaasen-show, waarbij het publiek al in een deuk ligt zonder dat hij ook maar iets zegt. Toch is dit niet storend, er zijn ergere dingen. Saaie huisdieren bijvoorbeeld.

Suffe theemuts

~

Wie herinnert zich niet de teleurstelling wanneer je vroeger in je Jan, Jans-stripboek een pagina vol oranje zag? Snel overslaan en door met het volgende verhaaltje; dat was de beste remedie tegen de monologen van de rode kater. Helaas is doorbladeren in het theater geen optie en zo gebeurt het dat je niets anders kan doen dan geïrriteerd zuchten wanneer de theemuts voor de zoveelste keer zijn zegje doet. Hij is niet leuk, hij is niet scherp en hij krijgt veel te veel ruimte in de voorstelling. Als gecastreerde kater duikt Barendsen (die niet alleen de rol van kater speelt, maar ook de teksten van de musical heeft geschreven en dus verantwoordelijk is voor zijn eigen duffe appearance) na ieder verhaallijntje op om nog even veel te expliciet zijn kijk op het leven te geven. Vooral in het tweede deel van het verhaal is het gapen geblazen, wanneer een grote verhaallijn voor de dieren in huize Tromp is weggelegd. Gelukkig zorgt hitsige sekspoes Loedertje (ook gespeeld door Van Bennekom) voor wat afleiding. Als krolse siamees pakt Van Bennekom iedereen in en het is haast jammer dat het bij deze ene dubbelrol blijft

Rust met Vrienten

Op Wil van der Meer en Niek Barendsen na zingt niemand echt mooi. Gelukkig heeft Henny Vrienten geweldige muziek geschreven, dus is het allemaal goed te verhapstukken. En vals gezongen of niet, de muzikale interrupties zijn een verademing. Omdat iedere scène – net als in de strip – heel snel een groot verhaal vertelt, volgen de mopjes elkaar in hoog tempo op. En omdat het in de familie Tromp meestal een hectische bedoening is, vormen de liedjes een aangenaam rustpunt in het roerige stuk. Reggae a la Doe Maar, rock of een ballad; Vrienten heeft het allemaal in de musical verwerkt. En daarmee maakt hij de voorstelling over die oer-Hollandse familie helemaal compleet. Als fan kun je na afloop niet anders concluderen dan dat de personages in de theaterversie net zo herkenbaar en lachwekkend zijn als de ‘echte’ stripfiguren.

Jan Jans en de kinderen is nog te zien tot en met 26 maart 2006. Kijk hier voor de speellijst.

Muziek / Album

Snel, hard en krachtig

recensie: Test Icicles - For Screening Purposes Only

Over enige dagen zullen ze spelen op het altijd interessante London Calling en over een tijdje spelen ze overal. Het gaat hier over Test Icicles, een drietal dat overal een graantje van meepikt maar een eigen smoelwerk weet te creëren, Daarom staan ze op dit leuke Amsterdamse festival waar veel van hun succesvolle voorgangers ook speelden. De energieke plaat For Screening Purposes Only is in ieder geval het eerste muzikale feit en met een beetje geluk zullen we heel snel meer van ze gaan horen.

~

Het drietal, met verschillende verledens in hardcore, metal en hiphop, heeft vorig jaar besloten een band te beginnen. Het vinden van een goede bandnaam was het halve werk. Enthousiasme bleek de andere helft, want de nummers leken vanzelf te komen. Met het kleine en korte repertoire van vier nummers vonden ze onderdak in de stal van Domino. De nummers bleven komen en voorprogramma’s werden gedaan voor onder andere The Unicorns en Death From Above 1979, met wie ze door Engeland toerden. Na het verschijnen van de eerste single Boa vs Python speelden ze zich ook over het kanaal in de kijker. Nu is er dus For Screening Purposes Only en staan ze komend weekend op het hierboven al even aangehaalde London Calling – en wel tussen het briljante Amusement Parks on Fire en Chikinki en op dezelfde bill als Miss Antarctica en The Zutons.

Help She Can’t Swim

Test Icicles is de harde variant van het kunstzinnige Help She Can’t Swim, kent de riffs en structuren van Bloc Party en heeft qua tempo veel raakvlakken met het rockduo van Death from Above 1979. De band toont in een aantal nummers een arty benadering van de punkrock. Zo hier en daar komt er een beetje new wave om de hoek kijken, maar het blijft druk, springerig en bovenal fijn. In All You Need is Blood komt er een stukje hiphop aan bod en in Party On Dudes (Get Hype) komt de oude voorliefde, metal, om de hoek kijken. Terwijl de hidden track niet in het oeuvre van Captain Beefheart zou hebben misstaan.

Naast de single

De plaat For Screening Purposes Only trekt zichzelf boven het moeras van gezapigheid uit door middel van nummers als Circle.Square.Triangle, Pull the Lever en What’s Your Damage. Daarnaast is er natuurlijk nog de hele fijne single Boa vs Python die de snelle opkomst van de band mede kan verklaren. Live is Test Icicles zeker de moeite waard. Dan komt deze plaat met een groot scala aan rockbewegingen, climaxen, tuimelingen en ander podiumvermaak geheel tot leven. Maar wie zichzelf eerst voor de speaker wil laten overtuigen: gaat dat horen. Vervolgens: gaat dat zien. Want voor je het weet, zijn ze te groot en ben je te laat.

Film / Films

Vermakelijk beeld

recensie: The Shutka Book of Records

Wie wil er nou niet winnen? Diploma’s, recordtitels, ze hebben een zekere marktwaarde. Maar wat als de titel die je kunt claimen alleen maar waarde heeft in de stad waarin je woont? Kun je dan nog wel trots zijn? Uit de semi-documentaire The Shutka Book of Records van de Tsjechische regisseur Aleksandar Maniæ blijkt dat dit kan.

~

Maniæ, die zich vooral richt op de problematiek in de Balkan, heeft meerdere documentaires op zijn naam staan, waaronder The Walls of Kosovo (1998), waarin Albanezen en Serviërs in Kosovo over de oorlog praten. In The Shutka Book of Records kiest hij duidelijk voor een luchtige benadering als hij Roma’s uit Suto Orizani, in de volksmond ‘Shutka’ (vuilnis) genoemd, laat vertellen over hun behaalde prestaties. Opvallend zijn de snel afwisselende shots, begeleid door muziek van onder andere de componisten Goran Bregovic en Bernard Herrmann. Geen clichébeelden van armoede, discriminatie of geweld, maar een hilarisch Fellini-achtig circus. Misschien wel iets te hilarisch.

De gelukkige vallei

Met veertigduizend inwoners is Shutka het grootste zigeunercentrum van Europa. Aan geluk geen gebrek lijkt, want de bewoners hebben de liefkozende naam ‘de gelukkige vallei’ voor hun stad gekozen. Het is antropologisch interessant als de bewoners enthousiast vertellen over hun prestaties in bijvoorbeeld ganzengevechten, homoseksueel zijn of vampieren verdrijven. Maar hoe bizar ook, het stoort als Severdjam Bajram (bekend als dr. Koljo uit Black Cat, White Cat) de inwoners als kleine kinderen ondervraagt, waardoor de Roma’s die aan bod komen inderdaad op kinderen lijken. Af en toe laat Maniæ een glimp van de harde werkelijkheid zien. Bijvoorbeeld als een inwoner zich afvraagt waarom de Europese Unie de Roma’s in kartonnen dozen laat wonen. Maar voordat je met je ogen kan knipperen loopt er weer een stoet olijke recordshouders voorbij en is het leven weer goed.

Turkse cassettebandjes

~

Hoe arm de Roma’s ook zijn, voor muziek, bruiloften en besnijdenissen is altijd geld. Dat muziek bijna een levensbehoefte is en veel emotie doet oplaaien, laat Maniæ goed zien door fragmenten van de wedstrijd ‘Turkse cassettebandjes verzamelen’. Een zorgvuldig samengesteld juryteam luistert geduldig, onder invloed of niet, naar de melodie, structuur en helderheid van de muziek op de cassettebandjes. Groot is de woede van de verliezer. Het gaat er niet om dat je meedoet, het gaat erom dat je wint.

Vooroordelen

The Shutka Book of Records biedt geen diepgaande analyse; het is een opsomming van verhalen, zonder begin of eind. Door Maniæs komische benadering, de sturende vragen van Bajram en de overgeacteerde verhalen van de bewoners, is het realiteitsgehalte moeilijk vast te stellen, in tegenstelling tot Suspino: A Cry for Roma, de documentaire van Gillian Darling Kovanic uit 2003. Vermakelijk is de film zeker en dat is ook wat waard. Of Roma’s er zelf zo blij mee zijn, is nog maar de vraag, want er lijkt een nieuw clichébeeld te zijn geboren: Roma’s geloven in sprookjes.