“Je hebt misschien gemerkt dat ik een bult op mijn hoofd heb.” Danielewski wijst naar een plek op zijn voorhoofd. “Mijn zus is ervan overtuigd dat die is veroorzaakt door mijn tweede boek. Ik moest zelfs naar de dokter voor een MRI-scan. De bult is hard, voel maar”, nodigt hij uit. “We gingen naar de dokter en zij zei: ‘Je hebt een osteoma op de frontale kwab op die en die plek.’ Ik keek haar toen aan en vroeg: ‘Maar wat betekent dat?’ Ze keek terug en zei: ‘Je bent een eenhoorn.'”
~
De Amerikaanse schrijver Mark Z. Danielewski (39) wil maar zeggen: de zes jaar arbeid aan zijn tweede roman (werktitel:
That, geplande publicatie: oktober 2006) viel hem zwaar. Zo zwaar zelfs dat hij fysieke reacties ging vertonen. Hij staaft er de bewering mee dat
That een keer zo complex zal zijn als
House of Leaves. Iets wat Danielewski ongetwijfeld met sardonisch genoegen zegt tegen eenieder die het horen wil.
House of Leaves
Zijn debuutroman House of Leaves was al een ruim zevenhonderd pagina’s tellend monster: een bloedstollend verhaal over een levend huis, gevat in een handvol perspectieven van uiteenlopende vertellers (met elk hun eigen lettertype) en met talloze volledig ontsporende voetnoten, letterspiegelingen, bladzijden die variërend leeg of overvol zijn, figuurtjes vormende woorden, wetenschappelijke verhandelingen die zij aan zij staan met brieven en poëzie, en een index waarin zowat elk gebruikt woord is opgenomen. Danielewski bracht de eenvoud van het griezelverhaal en de pretentie van onbeteugelde experimenteerdrift samen in een postmoderne literaire paradox.
Als hij het over zijn “tweede roman” heeft, refereert Danielewski aan That (“It’s sort of a pun. Because my friends always call me up and ask me: ‘How’s it going with that?'”). De novelle The Fifty Year Sword die binnenkort (en uitsluitend) in de Nederlandse boekhandels ligt, is echter volstrekt anders. Dit langwerpige kleinood van zo’n vijftig beschreven pagina’s, aangevuld met tekeningen van de Nederlandse Amerikaan Peter Sambeek, is nadrukkelijk een tussendoortje. In frivole, melodieuze en woordspelige zinnen verhaalt Danielewski over de Thaise naaister Chintana. Op een Halloweenfeestje, waar zij met tegenzin heen gaat, treft zij een schaduwrijke Verhalenverteller die verslag doet van zijn lange zoektocht naar het ultieme wapen. De reis voerde hem door de Forest of Falling Notes, over de Mountain of Manyone Paths tot bij de Man with No Arms. Het wapen heeft hij die avond bij zich, in een kist die aan zijn voeten ligt.
Een zwaard
“Ik had het idee van een zwaard, waarvan de effecten pas láter gevoeld worden”, vertelt Danielewski. Het is 31 oktober, Halloween. ’s Avonds zal hij zijn novelle presenteren. “Ik speelde met de gedachte aan een Drie Minuten Zwaard, een Eén Dags Zwaard, een Vijftig Jaars Zwaard enzovoort. Die ideeën materialiseerden en symboliseerden een ervaring, die we misschien allemaal wel gehad hebben: je bent op een feest en iemand zegt iets tegen je. Je lacht wat, je gaat verder. Maar een uur later merk je dat je heel diep doorstoken bent. Je had niet door dat datgene wat gezegd werd heel giftig was.”
“Ik heb een vriend, die ik al lang ken – ik ga geen namen noemen -, en hij had een verhouding. Twee jaar geleden. Die verhouding is nooit aan het licht gekomen. Nú heeft hij problemen in zijn relatie en hij denkt dat dit allemaal kort daarvoor is veroorzaakt – hij is een stuk jonger dan ik. De een heeft de ander bijvoorbeeld een keer niet gebeld. Hij beseft niet dat zijn gedrag van twee jaar terug misschien heel langzaam dit drama, dat zich nu pas openbaart, heeft geconstrueerd. Nu lijkt het dat zijn vriendin zich plotseling onttrekt aan zoiets simpels als een telefoongesprek en dat het allemaal haar schuld is. Maar misschien is hij degene die dit allemaal, jaren en jaren terug, heeft veroorzaakt.”
Politiek
“Datzelfde kan ook heel politiek worden. Het is wellicht zelfs de drempel naar volwassenheid: het besef dat niet alles onmiddellijk merkbaar is. Je besteedt bijvoorbeeld te weinig geld aan een educatief programma; de consequenties vallen je vandaag niet op. De komende vijftig of honderd jaar ook niet. Of -“, hij lacht kort, “je besluit ineens Irak binnen te vallen en de gevolgen daarvan… die hebben we zelfs nu nog niet gevoeld. Dit zijn natuurlijk complexe politieke ideeën. Maar ook zonder heel specifiek te worden, is er de volgende onderliggende les: we moeten de gevolgen van acties bestuderen en vervolgens inzien dat wat wij doen op korte termijn geen gevolgen hoeft te hebben, terwijl het later alsnog door kan werken.”
“Dát zat in mijn hoofd. Ik schreef het op en werkte er nog een jaar aan. Ik bracht thema’s bij elkaar, gaf ze vorm. De meeste tijd was ik echter bezig erachter te komen wat mijn fictie nu eigenlijk is. Ik zag mijzelf als een horlogemaker: ik houd van details, bezig zijn met kleine deeltjes. Tijdens dit bezoek aan Nederland bedacht ik me opeens dat deze metafoor niet klopt. Mijn verhaal vertelt immers niet hoe laat het is. Schrijven kan beter worden vergeleken met het bouwen van een viool. Het hele proces vraagt veel tijd, oog voor detail en zorgvuldigheid van je. En uiteindelijk is het een instrument waarop je kan spelen. Een instrument voor de lezer en wellicht ook voor andere auteurs. Het bezit de potentie om er je eigen muziek mee te creëren, je eigen verhaal te maken van mijn fictie. Een jaar stak ik in al die subtiliteiten. De vorm van de viool was er namelijk, maar nu moest ik het timbre ervan bepalen.”
Ruw
~
“Het leuke aan
The Fifty Year Sword is: hoeveel tijd ik er ook aan heb besteed, nog steeds is het niet helemaal door mij verteerd.
House of Leaves daarentegen was totaal verteerd. Ik moet nog steeds voor het eerst verrast worden door een analyse van het boek. Ik wist alles, ik kende het boek zó goed, dat ik precies wist wat je erover zou kunnen schrijven.
The Fifty Year Sword is ruwer. De grote thema’s begrijp ik. Maar sommige dingen zijn rauw, die komen uit de grond. Dit boek staat meer open voor interpretatie. Toen ik
House of Leaves schreef wist ik welke academische en kritische taal aangewend zou worden om erover te spreken. Ik had het deconstructivisme bestudeerd, ik was op de hoogte van de postmoderne fictie, ik kende de psychologische leeswijzen van Freud en Deleuze. Ik wist waarvoor het boek geschikt zou zijn.”
“Op een bepaalde manier was House of Leaves dan ook het werk van een leerling, want onderhavig aan de bestaande kritische structuren. That daarentegen schreef ik terwijl ik me realiseerde dat het boek een geheel nieuw kritisch instrumentarium zal vergen om het te behandelen. Een kritisch instrumentarium dat nog niet bestaat. Ik denk niet dat je dit boek met postmoderne, deconstructivistische technieken kan analyseren. Academici en critici moeten een eigen taal en manier van lezen uitvinden om het boek te duiden. Maar het riskante is dat we niet zeker weten of het boek erin zal slagen die manier van lezen te bewerkstelligen. Dat duurt even, zoals het mij zes jaar kostte om het te schrijven.”
Het postmodernisme voorbij
“Kijk naar de romans van Jane Austen. Die boeken werden vooral op een sociaal niveau gelezen. Toen kwamen de gedichten van Ezra Pound en T.S. Eliot. Plotseling realiseerden critici zich dat ze een heel nieuw kritisch discours nodig hadden. Vervolgens publiceerde James Joyce Ulysses. Na die roman leest men boeken niet meer op dezelfde manier. Plotseling zijn ze mathematisch, zijn ze encyclopedisch, hebben ze hypertekstuele referenties die nagespeurd moeten worden. Het zijn niet slechts Victioriaanse snapshots van theefeestjes en strandpicknicks. Ze zijn abstract en tegelijk emotioneel. Ze worstelen met de geschiedenis. Ze laten niet zien hoe de Eerste Wereldoorlog precies in elkaar steekt, maar wel wat de gevolgen ervan waren: de verschrikking die de mensheid binnen was gedrongen. En dat alles verteld in een nieuwe taal.”
“Klassieke literatuur heeft de neiging elitair te zijn, zich te richten op de goden. Postmoderne literatuur daarentegen kan zowel aan Homerus als aan de popcultuur refereren. Het probleem is echter dat de pop- en massacultuur, evenals de klassieke studies, tot enorme bloei zijn gekomen: onze boekenplanken staan er vol mee. Postmodernisme voldoet niet langer als organiserend principe. We moeten informatie op een andere manier gaan ordenen. Dat is de volgende fase. House of Leaves lag op de grens tussen het postmodernisme en het postpostmodernisme, maar is zelf nog wel veel verschuldigd aan het postmodernisme. Met That zal dat een heel ander verhaal zijn.”
Televisie
“Ik word tegenwoordig steeds vermoeider van boeken die op maat zijn gemaakt voor televisie of films, vol met verhalen die voornamelijk op representatie gebaseerd zijn. De vraag is echter: moet de roman doorgaan met iets waarvoor televisie en film geschikter is? Nee, de roman moet datgene bieden dat de televisie niet kan, dat de lezer raakt zoals een andere kunstvorm dat niet kan. That, evenals The Fifty Year Sword, probeert voor de lezer een plek te creëren waar hij nooit eerder is geweest. Een plek die emoties en gedachten oproept die niet te ervaren zijn in een bioscoop of voor de televisie.”
“Ik denk dat de literatuur zich nog steeds kan ontwikkelen. Het probleem van de modernisten was dat ze alsmaar verder van het eigenlijke verhaal afdreven. Het ging alléén nog maar om de vorm. Het idee dat een aantrekkelijk verhaal de kern van een boek vormt was verloren. Ik denk dat er nog steeds ruimte is voor ontwikkeling. Maar ik wil hieraan toevoegen: het is een ontdekkingsreis. Ik weet nu hoe That eruit komt te zien. Wat de vorm van het volgende boek zal zijn? We zullen zien. Wie zal het weten? Voor mij is het, vooral in deze periode van mij leven, belangrijk om voor alles open te staan. Ik ben geen kruisvaarder, ik ben een ontdekkingsreiziger. Ik heb geen ‘Idee’ dat ik wil planten in toekomstige, vreemde grond. Ik arriveer al onderzoekend, al kijkend. Als het er is, is het er. Maar wellicht vind ik iets anders.”
Lijnbreuk
|
‘Hanging out in Amsterdam’ |
“Ik had The Fifty Year Sword niet kunnen schrijven, en That al helemaal niet, zonder computers of internet. Er lag teveel onderzoek aan ten grondslag. De Oxford English Dictionary staat online: talloze etymologieën kan ik daar onmiddellijk nazoeken. Dat kon James Joyce niet. Ik kan razendsnel historische feiten en kaarten vinden. Voor de lay-out kan ik kiezen uit een oneindig palet aan kleuren. Ik kan pdf-files naar De Bezige Bij sturen en zeggen: ‘Ik wil deze lijnbreuk precies hier.’ Ik heb zoveel meer controle over de tekst dan enig andere schrijver de afgelopen honderd jaar had. Ook al willen wij schrijvers ons heel zelfstandig voelen, toch worden we tot op bepaalde hoogte geschreven door onze context, de wereld waarin wij leven. Daarom probeer ik zo open mogelijk te staan: ik ga naar de bioscoop, kijk televisie, luister naar mensen, gebruik de nieuwste technologie, kijk wat mijn iPod kan doen, sms mijn vriendin, bekijk myspace.com, zoek de nieuwste database die ik op het internet kan vinden, speur naar de meest recente software.”
“Ik wil intrigerend proza schrijven, proza waardoor mensen zich afvragen wat er nu precies aan de hand is. Dat is van groot belang, van moreel belang zelfs. Het verlangen om ergens achter te komen, nieuwsgierig zijn: dat is gezond, dat is goed voor de wereld. Het is verstandig om je geliefde bepaalde vragen te stellen, het is goed politici te vragen wat ze in vredesnaam aan het doen zijn. Zonder het stellen van vragen – wat een soort uitdaging is, een soort van intimiteit en interesse – gaan veel dingen fout. Het is hetzelfde als het openen van een paar ramen bij binnenkomst in een donkere kamer: dingen moeten circuleren.”
“Ikzelf vind allerlei plekken intrigerend. Ik herinner me dat voor mij als kind kelders donker waren, vochtig, eng, bedekt met spinnen en stof. Ik weigerde toen een kelder in te gaan. Het was simpelweg angstaanjagend. Als je dan uiteindelijk naar beneden gaat, besef je niet alleen dat je in een kelder het licht aan kunt doen, maar dat een kelder ook erg leuk kan zijn. We moeten die donkere plekken juist opzoeken.”
Een drug
“Het morele belang van mijn boeken ligt in het nieuwsgierig maken. Ik vertel je niet nieuwsgierig te zijn, maar ik máák je nieuwsgierig. Ik vertel je niet waaruit een drug bestaat, maar ik gééf je de drug. Ik vertel je niet hoe de muziek gespeeld wordt, ik gééf je de muziek. Het maakt niet uit wat je eigenlijk denkt, maar na het lezen van het verhaal ben je geïntrigeerd. Misschien ben je gefrustreerd, omdat je het eng vindt om nieuwsgierig te zijn. Toch maakt het je nieuwsgierig. Het is een drug: het heeft een heel direct effect op je zonder dat je per definitie door hebt wat er gebeurt. Voor mij is het niet van belang of lezers elk detail begrijpen. Evenals het niet van belang is om de auto te snappen waarin je rijdt. Het enige wat je hoeft te weten, is hoe je je voelt wanneer je ermee rondrijdt.”
“Dát is waar ik mee bezig ben. Mijn boeken mogen dan steeds complexer worden, maar uiteindelijk hoef je je daar niet bewust van te zijn. Het enige dat telt is: je houdt er een ervaring, een sensatie aan over.”
Mark Z. Danielewski • The Fifty Year Sword • Uitgever: De Bezige Bij • 99 bladzijden • prijs: € 24,90 • ISBN 90-234-1877-8
Mark Z. Danielewski • Het vijfig jaars zwaard • Uitgever: De Bezige Bij • 99 bladzijden • prijs: € 24,90 € ISBN: 90-234-1856-5
Tsjechische juweeltjes voor heel weinig
Bedrich Smetana (1824-1884) was een Tsjech. Je kunt wel stellen dat weinigen meer Tsjech waren dan Smetana. Zijn gevoel van verwantschap met de Tsjechische (of Boheemse) natie, die tijdens zijn leven nog onderdeel uitmaakte van de Oostenrijkse helft van het Habsburgse Rijk, loopt als een rode draad door ’s mans leven en werk. Zijn politieke opvattingen moest hij helaas bekopen met jaren ballingschap in Zweden, maar zijn reeks symfonische gedichten over Bohemen (Má Vlast – Mijn vaderland) werd een superhit, vooral het stuk over de rivier de Moldau (Vltava). Het is ondertussen zo vaak voor mineraalwaterreclames misbruikt dat je al dorst krijgt bij het horen ervan.
Maar in 1848 was het nog niet zover. Toen was Smetana een beginnende componist, die een feestelijke symfonie schreef om de troonsbestijging van de nieuwe Oostenrijkse keizer Franz Joseph te vieren. De hoop was groot dat de nieuwe keizer meer zelfstandigheid zou geven aan Bohemen, dus Smetana pakte uit en gebruikte de keizerlijke hymne, geschreven door Haydn, in drie van de vier delen van deze Triomfsymfonie. Het moest een muzikale viering van Bohemen worden maar dankzij die hymne heeft het een hele andere lading gekregen. We kennen die deun van Haydn tegenwoordig namelijk met de woorden Einigkeit und Recht und Freiheit (en vroeger Deutschland, Deutschland, über alles): voor een stuk dat de Tsjechische vrijheid wilde vieren niet helemaal de ideale tekst…
Bummer
Tegenvaller voor Bedrich. Maar hij revancheerde zich met de al genoemde cyclus Má Vlast, en de Triomfsymfonie raakte in het stofhoekje van de muziek. Er bestaan nauwelijks opnamen van, terwijl het toch een heel leuk werk is. Mijn verbazing was dus groot, toen ik het aantrof in een serie van vier cd’s met werk van Smetana, die minder dan vijf euro moest kosten. Ik vermoed dat de Triomfsymfonie er alleen in terecht is gekomen omdat niemand de moeite heeft genomen ‘m eruit te gooien.
Zootje
Want eerlijk gezegd is deze collectie een zootje. Opnamen uit vijf afzonderlijke decennia gespeeld door evenzoveel orkesten; orkestwerken, kamermuziek en pianomuziek door elkaar gehusseld en volslagen onbekend werk naast doodgespeelde stukken. Ik vermoed dat de samensteller een lading archiefopnamen heeft opgesnord en op willekeurig manier op deze cd’s heeft gegooid. Het zou me verbazen als het ‘m meer dan vijf minuten heeft gekost om de selectie te maken.
Maar wat een leuk zootje! We beginnen met de oudste opname uit deze set, die van Vaclav Talichs uitvoering van Má Vlast uit 1941. Gespeeld tijdens de Duitse bezetting heeft deze voor nogal wat controverse gezorgd; sympathisanten zullen zeggen dat Talich danig in de problemen kwam door dit aartsnationalistische stuk voor de nazi’s te spelen, tegenstanders zullen hem beschuldigen van collaboratie. Hoe het ook zij, het blijft een interessant tijdsdocument. Maar eerlijk gezegd is het niet veel meer dan dat. De opname klinkt alsof je er door een rol toiletpapier naar luistert (zelfs naar de standaard van 1941) en ondanks het gedweep van menige Tsjech kan ik niet echt warmlopen voor Talichs kunsten. Dit is de snelst gespeelde Má Vlast die ik ken maar ook één van de minst spannende. Wie een echt bezielde opname wil horen kan beter terecht bij de versie waarmee Rafael Kubelik na dertig jaar ballingschap in 1990 het Praagse festival opende.
Polka’s
Cd twee bevat de Triomfsymfonie en het symfonische gedicht Håkon Jarl, beide leuke, inventieve stukken in heel behoorlijke uitvoeringen door het Symfonieorkest van de Tsjechoslowaakse Radio (uit respectievelijk 1975 en 1980). Het enige probleem is dat de symfonie als één track is geplaatst. Een track van dik veertig minuten zelfs, dus even een stukje beluisteren wordt lastig. De derde schijf is de meest chaotische van de set. We krijgen achtereenvolgens een lading polka’s voor piano, Tsjechische dansen voor piano, nogmaals het scherzo uit de Triomfsymfonie (in een beduidend minder goede uitvoering dan op de tweede cd), een studiecompositie voor vier piano’s en nog een paar polka’s voorgeschoteld. Allemaal uit een verschillend jaar, allemaal door anderen gespeeld. Maar beroerde uitvoeringen zijn het bepaald niet, integendeel. De hoempapolka’s zullen niet ieders ‘ding’ zijn – daar tegenover staan de Tsjechische dansen, kleine meesterwerkjes die zich met de beste Dvorak kunnen meten.
Meesterschap
Maar het meesterschap van Smetana komt het duidelijkst naar voren in zijn kamermuziek en daarvan biedt de laatste cd van deze set een tweetal uitgelezen voorbeelden. Het eerste strijkkwartet (normaal gesproken met de ondertitel Uit mijn leven, maar hier niet) krijgt één van de beste (live-)uitvoeringen die ik ken door het Talich kwartet. Hetzelfde geldt voor het pianotrio, misschien wel Smetana’s beste werk. Geen moment is te horen dat Daniel Kallmünzer, Pavla Francu en Simon Kanka een gelegenheidstrio vormen. Ze geven daarbij deze muziek de energie die ze verdient, zonder een moment de vele subtiele nuances uit het oog te verliezen: echt een indrukwekkende uitvoering. Dat beide stukken wederom als één track op de CD staan is weliswaar onhandig maar hier zeker overkomelijk: je hebt toch nergens de behoefte om ze in stukjes te horen.
Er zijn voor de meeste van Smetana’s werken meer dan genoeg alternatieven. Maar voor een luttele vijf euro? De kamermuziek-CD rechtvaardigt de aanschaf alleen al. Daar krijg je dan helemaal voor niets een willekeurige kwak Smetana bij, inclusief de (onterecht) vergeten Triomfsymfonie. Die lauwe Má Vlast kun je dan zien als een leuke introductie van een stuk dat beter verdient.
Prijs: 4,99
Link: Informatie over Bedrich Smetana
Misschien ook iets voor u
Jesus Christ Superstar komt niet uit de verf
Jezus prevelt het Onze Vader; eerst in woord en gebarentaal, daarna is hij stil en blijven alleen nog de gebaren over. Dat vormt de proloog voor de musical Jesus Christ Superstar. Het is een manier om uit te drukken dat het niet alleen om de woorden draait, maar juist om de boodschap daarachter. En die is niet altijd in gesproken woord te vangen. Het is één van de nieuwe dimensies, die regisseur Paul Eenens aan zijn versie van de musical Jesus Christ Superstar heeft toegevoegd. Het geeft aan dat er bewust voor is gekozen de in de jaren zeventig zo omstreden rockopera van een eigentijds jasje te voorzien, waarin de gevaren van blinde persoonsverering centraal staan.
~
Geen charisma
Na de verrassende en ontroerende openingsscène van Jezus, is de voorstelling nogal wisselend van kwaliteit. Er volgen intense momenten, maar er wordt door sommige acteurs ook nogal vlak gespeeld. Jezus, gespeeld door de Belg Dieter Troublyn, komt totaal niet over als een charismatisch man waarvoor de Romeinen moeten vrezen. Ook de twijfels van Jezus, die zo sterk naar voren komen in de filmversie van Jesus Christ Superstar, zijn bij Troublyn niet terug te vinden. Hierdoor verliest het verhaal aan kracht en geloofwaardigheid, temeer omdat ook de tegenstanders van Jezus niet overtuigen. Zowel Kaiaphas (Bas Kuijlenburg), Annas (Rolf Koster) als Herodes (Michael Diederich) weten Jezus niet echt het vuur na aan de schenen te leggen.
~
Actualiteit
De verwijzing naar de actualiteit komt het sterkst tot uiting bij de sterfscène. Jezus wordt daarbij niet aan het kruis gehesen, maar het rode kruis (dat tijdens de hele voorstelling het decor vormt) wordt opgetakeld en een zee van bosjes bloemen, teddyberen en kaarsjes wordt zichtbaar. Jezus slaat dit op de achtergrond gade.
Ook in de vertaling van Daniël Cohen komt de actualiteit tot uiting: zo heeft hij het onder meer over ‘demoniseren’ en ‘intifadah’. Helaas komen niet alle teksten zo sterk over als de oorspronkelijke Engelse teksten. Zo is Kom op nou! wel een erg slap aftreksel van What’s the buzz. Maar over het algemeen is over de liedteksten en zeker ook over het decor weinig aan te merken. Helaas ontbreekt bij een groot deel van de cast de overtuiging om echt te ontroeren en de toeschouwers daadwerkelijk aan het denken te zetten.
De musical Jesus Christ Superstar is nog tot en met 2 juli 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier.
Jesus Christ Superstar (Joop van den Ende Theaterproducties)
Artiest: Joop van den Ende TheaterproductiesGezien op vrijdag 04 november 2005 in Stadsschouwburg, Utrecht
Misschien ook iets voor u
Meer dan duizend woorden
‘Eén en al ellende’, zo typeert een bezoeker de tentoonstelling Things As They Are – Photojournalism in context since 1955. Met deze expositie viert World Press Photo haar vijftigjarig bestaan. Die opmerking is begrijpelijk. De fotografen volgden voortdurend de loop der gebeurtenissen in de hele wereld. De onderwerpen betreffen veelal armoede, sociaal en politiek onrecht, oorlog, wreedheden en rampen.
Sommige tentoongestelde foto’s zijn bijna iconen geworden. Wie herinnert zich niet de foto die symbool stond voor de wrede oorlog in Vietnam? In 1972 fotografeerde Nick Ut het negenjarige meisje Kim Phuc Phan Thi dat naakt in de richting van de camera vlucht, na een napalmaanval dichtbij Trang Bang in Vietnam. De kleding die ze droeg is van haar lijf gebrand, net als delen van haar huid. Of de foto die Georges Merillon nam van een uitgemergelde man die net is gestorven aan aids, omringd door zijn treurende familie. Maar evenzeer op het netvlies gebrand staat een foto van Frank Fournier. In 1985 nam hij een foto van een Colombiaans meisje, dat verdrinkt in een modderstroom. Op het moment dat Fournier de foto neemt, leeft ze nog en kijkt recht in de camera. Ze houdt zich vast aan een dunne paal, maar zal uiteindelijk verdrinken.
People About to be Shot
De omvangrijke tentoonstelling biedt een breed scala aan objecten en beelden; ongeveer honderdtwintig reproducties van vakbladen; vitrines met originele publicaties; vintage prints en verschillende projecties, waarmee de geschiedenis van vijf decennia wordt getoond. De fotografen waren overal: de Vietnam oorlog, de moord op Kennedy, de onderdrukking van zwarten in Zuid-Afrika, de val van de Berlijnse muur, de genocide in Sudan. Het was – en is – de taak van deze fotografen om voor anderen te observeren en vast te leggen. Door hun foto’s werd het publiek wereldwijd op de hoogte gebracht van belangrijke gebeurtenissen.
Zo maakte Robert Haeberle in 1969 de foto People About to be Shot, tijdens het My Lai bloedbad in Vietnam. Zeven mensen staan in een groepje dicht bij elkaar. Op de voorgrond is een oude vrouw zichtbaar, haar gezicht is vertrokken van angst. De foto ademt de sfeer van paniek uit. De titel laat weinig te raden over. Robert Haeberle verklaarde dat “Guys were about to shoot these people. I yelled: Hold it! and I shot my pictures. M16’s opened up and from the corner of my eye I saw bodies falling but I did not turn to look”.
Leed
Met de tentoonstelling laat World Press Photo behalve een overzicht van de persfotografie, ook ontwikkelingen en veranderingen in dit vakgebied zien, vaak ingegeven door controverses. Zoals de discussie rond authenticiteit van foto’s, nadat bleek dat sommige fotografen het beeld hadden geënsceneerd, of gemanipuleerd, om zo tot een beter resultaat te komen. Doet het af aan de waarde van de foto, was de vraag. Ook de esthetiek van foto’s zorgde voor beroering. Het vastleggen van de gebeurtenissen in de wereld, hetzij om het publiek te informeren, hetzij om concrete veranderingen tot stand te brengen, wordt bereikt door foto’s te maken, die blijk geven van interessante, esthetische keuzes. Is het verkeerd om schoonheid te zien in leed? Fotografen werd verweten dat ze zich zouden verrijken door het vastleggen van andermans leed.
Enkele fotografen trokken zich de kritiek aan en sloegen een andere weg in. Zoals Donna Ferrato, wiens foto’s over het onderwerp huiselijk geweld aan bod komen. In 1985 kreeg ze van een tijdschrift de opdracht om het begrip ‘liefde’ te fotograferen. Terwijl ze aan het werk was, zag ze hoe een man zijn vrouw sloeg. In een reflex legde ze deze gebeurtenis vast. Vol walging gooide ze het rolletje in de vuilnisbak, om deze er later toch weer uit te halen. Op die dag besloot ze huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor kinderen vast te leggen. Eén van de ergste gevallen die ze fotografeerde, was Diane Hawkins en haar dochter Katrina Harris. In mei 1993 werden zij dood aangetroffen in hun huis in Washington; ze waren neergestoken en verminkt. Het hart van Hawkins was weggesneden en Katrina was bijna onthoofd. De politie arresteerde de ex-vriend van Hawkins. Door haar foto’s gaf Ferrato het begrip huiselijk geweld een gezicht. Ze richtte het Domestic Abuse Awareness Project op, een organisatie die haar foto’s gebruikt om geld in te zamelen voor het uitbannen van huiselijk geweld. Ferrato documenteert de werkelijkheid om een kritiek hierop te kunnen formuleren en aan het publiek te tonen.
Hulde aan de fotografen wier werk tentoongesteld is. Niet alleen geven ze met hun foto’s een beeld van de wereldgeschiedenis van de afgelopen vijftig jaar. Ook tonen ze gebeurtenissen die anders wellicht voor het publiek verborgen zouden zijn gebleven. Gebeurtenissen zoals ze zijn. Of zoals iemand ooit zei: “Een foto zegt meer dan duizend woorden”.
World Press Photo - Things As They Are
Gezien in: FOAM, AmsterdamNog te zien tot: woensdag 07 december 2005
Link: World Press Photo
Misschien ook iets voor u
De journalistiek die wij verdienen
Ieder land krijgt de journalistiek die het verdient. De Verenigde Staten kennen een kritische en kwalitatief hoogstaande perstraditie die regeringen kan laten vallen. Het kleinburgerlijke en regenteske Nederland daarentegen heeft niet meer dan regenteske lakeien (de Volkskrant voorop) en reportageschrijvers die met paternalistische distantie schrijven over alles wat zich afspeelt buiten hun eigen redactielokalen, ring Amsterdam en VINEX-woning. In de laatste categorie valt de bloemlezing die Joris van Casteren samenstelde van wat hij zelf noemt ‘journalistieke verhalen’ – proza op de grens van kunst en krant.
Dat werd vanzelf een bont allegaartje. Met een vertederende glimlach lezen we een opstel van Jan Campert uit de jaren twintig, een stuk dat heden ten dage nog niet eens de welwillendste weblog zou halen. De bijdragen die Van Casteren uit het werk van Carmiggelt bij elkaar zocht zijn dan weer typisch Carmiggelt. Maar het is lang niet allemaal oud wat hij selecteerde. Van Casteren – werkzaam voor De Groene Amsterdammer – nam ook een stuk van eigen hand op, de ijdeltuit, naast actueler werk van Martin Bril tot Cherry Duyns en Annejet van der Zijl.
Literair stelt het allemaal niet zo verschrikkelijk veel voor. Wie verlegen zit om een grensverleggende leeservaring kan beter een echt boek pakken. Deze staalkaart biedt dan wel weer allerlei interessante inzichten in hoe de pers in ons land functioneerde en nog steeds te werk gaat, en dan vooral in de niche waar Van Casteren zijn materiaal zocht.
Als je alles zo achter elkaar leest valt vooral de enorme morele Rechthaberei op waarmee de reporters op pad gingen. Ze zijn niet nieuwsgierig naar wat zich in de Achterhoek afspeelt, ze weten allang dat het in Limburg niet deugt. Het enige wat ze doen is het zoeken van pakkende illustraties bij hun eigen gelijk, met als variant een volkomen in zichzelf gekeerde soort zelfbevrediging waarin het onderwerp er niet eens meer toe doet en alles draait om de pijntjes en gevoelentjes van de scribent, met als triest dieptepunt een larmoyant verhaal (uit alweer De Groene) van Rob van Erkelens.
Dialectsprekend
De zucht naar de diepste treurnis drijft de reporters niet louter naar de meer afgelegen gehuchten. Ook de hoofdstad biedt genoeg van die kleurrijke typen, die net als hun boerse companen liefst dialectsprekend worden opgevoerd, want ook dat hoort er tot zeer vermoeiens toe bij. Verder geen klachten hoor, want het leest allemaal vermakelijk weg en zelfs het hellegat waar ik zelf opgroeide ontkomt niet aan de journalistieke belangstelling.
De verhalen staan helaas niet op chronologische volgorde, zodat de conclusie dat in de loop der jaren het peil van de verhalen gestadig is gestegen, via een omweg moet worden vastgesteld. Het hoogtepunt hebben we in ieder geval al weer gehad, want het stuk van inmiddels wijlen Bob den Uyl over de treinkaping bij Beilen is het enige dat in de buurt kan komen van de grote buitenlandse en vooral Amerikaanse verhalen. New Journalism is inmiddels zo gewoon geworden, dat niemand meer opkijkt van alweer een persoonlijk verhaal en dat het aantal beoefenaren van dit specifieke genre ter redactie over elkaar struikelt. Misschien is het weer eens tijd voor wat nieuws, wie zal het zeggen. Na onder meer een hilarisch boek over mislukte dichters heeft Van Casteren in ieder geval weer een zeer leesbaar werkje afgeleverd, zoveel is zeker.
Prijs: 18,95
Bladzijden: 299
ISBN: 90-446-0608-5
Misschien ook iets voor u
Het postmodernisme voldoet niet meer
/ 0 Reactiesdoor: Jurgen Tiekstra / beeld: Floor Koop 0 Sterren.
“Je hebt misschien gemerkt dat ik een bult op mijn hoofd heb.” Danielewski wijst naar een plek op zijn voorhoofd. “Mijn zus is ervan overtuigd dat die is veroorzaakt door mijn tweede boek. Ik moest zelfs naar de dokter voor een MRI-scan. De bult is hard, voel maar”, nodigt hij uit. “We gingen naar de dokter en zij zei: ‘Je hebt een osteoma op de frontale kwab op die en die plek.’ Ik keek haar toen aan en vroeg: ‘Maar wat betekent dat?’ Ze keek terug en zei: ‘Je bent een eenhoorn.'”
~
House of Leaves
Zijn debuutroman House of Leaves was al een ruim zevenhonderd pagina’s tellend monster: een bloedstollend verhaal over een levend huis, gevat in een handvol perspectieven van uiteenlopende vertellers (met elk hun eigen lettertype) en met talloze volledig ontsporende voetnoten, letterspiegelingen, bladzijden die variërend leeg of overvol zijn, figuurtjes vormende woorden, wetenschappelijke verhandelingen die zij aan zij staan met brieven en poëzie, en een index waarin zowat elk gebruikt woord is opgenomen. Danielewski bracht de eenvoud van het griezelverhaal en de pretentie van onbeteugelde experimenteerdrift samen in een postmoderne literaire paradox.
Als hij het over zijn “tweede roman” heeft, refereert Danielewski aan That (“It’s sort of a pun. Because my friends always call me up and ask me: ‘How’s it going with that?'”). De novelle The Fifty Year Sword die binnenkort (en uitsluitend) in de Nederlandse boekhandels ligt, is echter volstrekt anders. Dit langwerpige kleinood van zo’n vijftig beschreven pagina’s, aangevuld met tekeningen van de Nederlandse Amerikaan Peter Sambeek, is nadrukkelijk een tussendoortje. In frivole, melodieuze en woordspelige zinnen verhaalt Danielewski over de Thaise naaister Chintana. Op een Halloweenfeestje, waar zij met tegenzin heen gaat, treft zij een schaduwrijke Verhalenverteller die verslag doet van zijn lange zoektocht naar het ultieme wapen. De reis voerde hem door de Forest of Falling Notes, over de Mountain of Manyone Paths tot bij de Man with No Arms. Het wapen heeft hij die avond bij zich, in een kist die aan zijn voeten ligt.
Een zwaard
“Ik had het idee van een zwaard, waarvan de effecten pas láter gevoeld worden”, vertelt Danielewski. Het is 31 oktober, Halloween. ’s Avonds zal hij zijn novelle presenteren. “Ik speelde met de gedachte aan een Drie Minuten Zwaard, een Eén Dags Zwaard, een Vijftig Jaars Zwaard enzovoort. Die ideeën materialiseerden en symboliseerden een ervaring, die we misschien allemaal wel gehad hebben: je bent op een feest en iemand zegt iets tegen je. Je lacht wat, je gaat verder. Maar een uur later merk je dat je heel diep doorstoken bent. Je had niet door dat datgene wat gezegd werd heel giftig was.”
“Ik heb een vriend, die ik al lang ken – ik ga geen namen noemen -, en hij had een verhouding. Twee jaar geleden. Die verhouding is nooit aan het licht gekomen. Nú heeft hij problemen in zijn relatie en hij denkt dat dit allemaal kort daarvoor is veroorzaakt – hij is een stuk jonger dan ik. De een heeft de ander bijvoorbeeld een keer niet gebeld. Hij beseft niet dat zijn gedrag van twee jaar terug misschien heel langzaam dit drama, dat zich nu pas openbaart, heeft geconstrueerd. Nu lijkt het dat zijn vriendin zich plotseling onttrekt aan zoiets simpels als een telefoongesprek en dat het allemaal haar schuld is. Maar misschien is hij degene die dit allemaal, jaren en jaren terug, heeft veroorzaakt.”
Politiek
“Datzelfde kan ook heel politiek worden. Het is wellicht zelfs de drempel naar volwassenheid: het besef dat niet alles onmiddellijk merkbaar is. Je besteedt bijvoorbeeld te weinig geld aan een educatief programma; de consequenties vallen je vandaag niet op. De komende vijftig of honderd jaar ook niet. Of -“, hij lacht kort, “je besluit ineens Irak binnen te vallen en de gevolgen daarvan… die hebben we zelfs nu nog niet gevoeld. Dit zijn natuurlijk complexe politieke ideeën. Maar ook zonder heel specifiek te worden, is er de volgende onderliggende les: we moeten de gevolgen van acties bestuderen en vervolgens inzien dat wat wij doen op korte termijn geen gevolgen hoeft te hebben, terwijl het later alsnog door kan werken.”
“Dát zat in mijn hoofd. Ik schreef het op en werkte er nog een jaar aan. Ik bracht thema’s bij elkaar, gaf ze vorm. De meeste tijd was ik echter bezig erachter te komen wat mijn fictie nu eigenlijk is. Ik zag mijzelf als een horlogemaker: ik houd van details, bezig zijn met kleine deeltjes. Tijdens dit bezoek aan Nederland bedacht ik me opeens dat deze metafoor niet klopt. Mijn verhaal vertelt immers niet hoe laat het is. Schrijven kan beter worden vergeleken met het bouwen van een viool. Het hele proces vraagt veel tijd, oog voor detail en zorgvuldigheid van je. En uiteindelijk is het een instrument waarop je kan spelen. Een instrument voor de lezer en wellicht ook voor andere auteurs. Het bezit de potentie om er je eigen muziek mee te creëren, je eigen verhaal te maken van mijn fictie. Een jaar stak ik in al die subtiliteiten. De vorm van de viool was er namelijk, maar nu moest ik het timbre ervan bepalen.”
Ruw
~
“Op een bepaalde manier was House of Leaves dan ook het werk van een leerling, want onderhavig aan de bestaande kritische structuren. That daarentegen schreef ik terwijl ik me realiseerde dat het boek een geheel nieuw kritisch instrumentarium zal vergen om het te behandelen. Een kritisch instrumentarium dat nog niet bestaat. Ik denk niet dat je dit boek met postmoderne, deconstructivistische technieken kan analyseren. Academici en critici moeten een eigen taal en manier van lezen uitvinden om het boek te duiden. Maar het riskante is dat we niet zeker weten of het boek erin zal slagen die manier van lezen te bewerkstelligen. Dat duurt even, zoals het mij zes jaar kostte om het te schrijven.”
Het postmodernisme voorbij
“Kijk naar de romans van Jane Austen. Die boeken werden vooral op een sociaal niveau gelezen. Toen kwamen de gedichten van Ezra Pound en T.S. Eliot. Plotseling realiseerden critici zich dat ze een heel nieuw kritisch discours nodig hadden. Vervolgens publiceerde James Joyce Ulysses. Na die roman leest men boeken niet meer op dezelfde manier. Plotseling zijn ze mathematisch, zijn ze encyclopedisch, hebben ze hypertekstuele referenties die nagespeurd moeten worden. Het zijn niet slechts Victioriaanse snapshots van theefeestjes en strandpicknicks. Ze zijn abstract en tegelijk emotioneel. Ze worstelen met de geschiedenis. Ze laten niet zien hoe de Eerste Wereldoorlog precies in elkaar steekt, maar wel wat de gevolgen ervan waren: de verschrikking die de mensheid binnen was gedrongen. En dat alles verteld in een nieuwe taal.”
“Klassieke literatuur heeft de neiging elitair te zijn, zich te richten op de goden. Postmoderne literatuur daarentegen kan zowel aan Homerus als aan de popcultuur refereren. Het probleem is echter dat de pop- en massacultuur, evenals de klassieke studies, tot enorme bloei zijn gekomen: onze boekenplanken staan er vol mee. Postmodernisme voldoet niet langer als organiserend principe. We moeten informatie op een andere manier gaan ordenen. Dat is de volgende fase. House of Leaves lag op de grens tussen het postmodernisme en het postpostmodernisme, maar is zelf nog wel veel verschuldigd aan het postmodernisme. Met That zal dat een heel ander verhaal zijn.”
Televisie
“Ik word tegenwoordig steeds vermoeider van boeken die op maat zijn gemaakt voor televisie of films, vol met verhalen die voornamelijk op representatie gebaseerd zijn. De vraag is echter: moet de roman doorgaan met iets waarvoor televisie en film geschikter is? Nee, de roman moet datgene bieden dat de televisie niet kan, dat de lezer raakt zoals een andere kunstvorm dat niet kan. That, evenals The Fifty Year Sword, probeert voor de lezer een plek te creëren waar hij nooit eerder is geweest. Een plek die emoties en gedachten oproept die niet te ervaren zijn in een bioscoop of voor de televisie.”
“Ik denk dat de literatuur zich nog steeds kan ontwikkelen. Het probleem van de modernisten was dat ze alsmaar verder van het eigenlijke verhaal afdreven. Het ging alléén nog maar om de vorm. Het idee dat een aantrekkelijk verhaal de kern van een boek vormt was verloren. Ik denk dat er nog steeds ruimte is voor ontwikkeling. Maar ik wil hieraan toevoegen: het is een ontdekkingsreis. Ik weet nu hoe That eruit komt te zien. Wat de vorm van het volgende boek zal zijn? We zullen zien. Wie zal het weten? Voor mij is het, vooral in deze periode van mij leven, belangrijk om voor alles open te staan. Ik ben geen kruisvaarder, ik ben een ontdekkingsreiziger. Ik heb geen ‘Idee’ dat ik wil planten in toekomstige, vreemde grond. Ik arriveer al onderzoekend, al kijkend. Als het er is, is het er. Maar wellicht vind ik iets anders.”
Lijnbreuk
“Ik had The Fifty Year Sword niet kunnen schrijven, en That al helemaal niet, zonder computers of internet. Er lag teveel onderzoek aan ten grondslag. De Oxford English Dictionary staat online: talloze etymologieën kan ik daar onmiddellijk nazoeken. Dat kon James Joyce niet. Ik kan razendsnel historische feiten en kaarten vinden. Voor de lay-out kan ik kiezen uit een oneindig palet aan kleuren. Ik kan pdf-files naar De Bezige Bij sturen en zeggen: ‘Ik wil deze lijnbreuk precies hier.’ Ik heb zoveel meer controle over de tekst dan enig andere schrijver de afgelopen honderd jaar had. Ook al willen wij schrijvers ons heel zelfstandig voelen, toch worden we tot op bepaalde hoogte geschreven door onze context, de wereld waarin wij leven. Daarom probeer ik zo open mogelijk te staan: ik ga naar de bioscoop, kijk televisie, luister naar mensen, gebruik de nieuwste technologie, kijk wat mijn iPod kan doen, sms mijn vriendin, bekijk myspace.com, zoek de nieuwste database die ik op het internet kan vinden, speur naar de meest recente software.”
“Ik wil intrigerend proza schrijven, proza waardoor mensen zich afvragen wat er nu precies aan de hand is. Dat is van groot belang, van moreel belang zelfs. Het verlangen om ergens achter te komen, nieuwsgierig zijn: dat is gezond, dat is goed voor de wereld. Het is verstandig om je geliefde bepaalde vragen te stellen, het is goed politici te vragen wat ze in vredesnaam aan het doen zijn. Zonder het stellen van vragen – wat een soort uitdaging is, een soort van intimiteit en interesse – gaan veel dingen fout. Het is hetzelfde als het openen van een paar ramen bij binnenkomst in een donkere kamer: dingen moeten circuleren.”
“Ikzelf vind allerlei plekken intrigerend. Ik herinner me dat voor mij als kind kelders donker waren, vochtig, eng, bedekt met spinnen en stof. Ik weigerde toen een kelder in te gaan. Het was simpelweg angstaanjagend. Als je dan uiteindelijk naar beneden gaat, besef je niet alleen dat je in een kelder het licht aan kunt doen, maar dat een kelder ook erg leuk kan zijn. We moeten die donkere plekken juist opzoeken.”
Een drug
“Het morele belang van mijn boeken ligt in het nieuwsgierig maken. Ik vertel je niet nieuwsgierig te zijn, maar ik máák je nieuwsgierig. Ik vertel je niet waaruit een drug bestaat, maar ik gééf je de drug. Ik vertel je niet hoe de muziek gespeeld wordt, ik gééf je de muziek. Het maakt niet uit wat je eigenlijk denkt, maar na het lezen van het verhaal ben je geïntrigeerd. Misschien ben je gefrustreerd, omdat je het eng vindt om nieuwsgierig te zijn. Toch maakt het je nieuwsgierig. Het is een drug: het heeft een heel direct effect op je zonder dat je per definitie door hebt wat er gebeurt. Voor mij is het niet van belang of lezers elk detail begrijpen. Evenals het niet van belang is om de auto te snappen waarin je rijdt. Het enige wat je hoeft te weten, is hoe je je voelt wanneer je ermee rondrijdt.”
“Dát is waar ik mee bezig ben. Mijn boeken mogen dan steeds complexer worden, maar uiteindelijk hoef je je daar niet bewust van te zijn. Het enige dat telt is: je houdt er een ervaring, een sensatie aan over.”
Mark Z. Danielewski • The Fifty Year Sword • Uitgever: De Bezige Bij • 99 bladzijden • prijs: € 24,90 • ISBN 90-234-1877-8
Mark Z. Danielewski • Het vijfig jaars zwaard • Uitgever: De Bezige Bij • 99 bladzijden • prijs: € 24,90 € ISBN: 90-234-1856-5
Link: Houseofleaves.com
Misschien ook iets voor u
Verlepte Maagden
Na optredens als Lust en
I.N.R.I. zijn de verwachtingen hoog bij de nieuwe voorstelling van de Bloeiende Maagden, maar helaas maakt Bloeiende Maagden gaan vreemd daar niets van waar. De dames staan bekend als controversieel en grenzen verkennend, maar vanavond zijn ze alleen maar vervelend en langdradig. Zonde om te zien dat zulke getalenteerde actrices er zo’n potje van kunnen maken.
~
Slechte talkshow
Een thema dat in ieder stuk van de Bloeiende Maagden terugkomt is de zoektocht naar de waarheid en vrijheid. Deze vrijheid wordt in dit stuk wel erg letterlijk genomen: Minou Bosua en Ingrid Wender zijn zo vrij geweest inhoud en een rode draad achterwege te laten. Het gaat namelijk helemaal nergens over, blijft te lang steken bij de acte’s en er zit op geen enkel moment vaart of flow in.
De Maagden proberen in dialogen en monologen aan te tonen dat regels niet hard zijn en steeds veranderen, dat ze steeds anders geïnterpreteerd of gebroken worden. Het is met quasi-filosofische diepgang uitgewerkt, zodat het niet interessant of leuk is. De rest van de show bestaat uit ‘ja/nee’ en ‘normaal/gek’ vragenvuurtjes aan het publiek, een vage rede over kwantummechanica, een dialoog over vrije wil en een hoop druk gewauwel. Ik heb sterk het gevoel in een slechte talkshow beland te zijn.
Actief publiek
De Bloeiende Maagden proberen het publiek actief te betrekken bij de voorstelling. Aan het begin worden de regels voor de avond met het publiek doorgenomen. Deze zijn heel flauw: “Regel 1: Het publiek spreekt niet, tenzij het iets wordt gevraagd. Regel 8: U bent veilig. Regel 22: U komt het podium niet op en wij blijven op het podium”, enzovoorts. Deze laatste regel wordt trouwens al snel gebroken als één van de ‘Maagden’ gewapend met een camera het publiek in gaat en mensen vraagt naar de regels thuis. Op de antwoorden van de mensen wordt steeds hetzelfde gereageerd. Wanneer iemand antwoordt geen regels te hebben, is de standaardrepliek: “De buren mogen iedere avond bij u aanschuiven?” en zo gaat het nog een tijdje door.
Controversie
De Bloeiende Maagden staan bekend als controversieel, iets waar ik helemaal niets van terugzie of –hoor. De show brengt niets nieuws of spitsvondigs, het is allemaal vrij plat en makkelijk; daarbij zijn ook de teksten nooit echt snedig of prikkelend. Het is eerder een soort slapsticktheater met zogenaamde diepgang. Grapjes over zelfmoord, dieren nadoen: het is gewoon allemaal niet leuk of gevat. En natuurlijk kan ook het onderdeel ‘naakt op het toneel staan’ niet achterwege worden gelaten. Na tien minuten staat één van de vrouwen al bloot op het podium; de controverse!
Bloeiende Maagden gaan vreemd,: maak daar maar ‘de Bloeiende Maagden doen vreemd’ van. Het lijkt erop dat ze deze productie hebben afgeraffeld: ze kunnen zoveel beter, maar komen in deze voorstelling niet uit de verf. Het is rommelig, onsamenhangend, er wordt slecht geacteerd en er is geen touw aan vast te knopen. Energie en enthousiasme zijn er gelukkig nog wel in overvloed, maar deze worden niet gestuurd. De getalenteerde vrouwen hebben echt alle regels aan hun laars gelapt, en maken er een potje van. De dames eindigen met het lied Het gaat goed, helemaal goed. Maar met de Bloeiende Maagden gaat het helemaal niet zo goed. Ze kunnen beter een tijdje de rust nemen en zich flink bezinnen op nieuwe ideeën.
De voorstelling is nog te zien tot en met 2 juni 2006. Kijk hier voor een gedetailleerde speellijst.
Bloeiende Maagden gaan vreemd (De Bloeiende Maagden)
Artiest: De Bloeiende MaagdenGezien op zaterdag 01 januari 2005 in Kleine Komedie, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Literair vermaak met gekke twisten
Het begon met schrijver Ronald Giphart die weer eens de theaters langs wilde. Maar niet in z’n eentje en dus werd collega Bart Chabot gebeld. Toen niet veel later auteur Martin Bril ook aan Chabot voorstelde om een theatervoorstelling met hem te maken, was een nieuw theatraal schrijverstrio een feit.
~
Aandoenlijk
Martin Bril lijkt zich niet zo thuis te voelen op het podium. Met veel handgebaren en een op- en neergaande voet leest hij voor uit eigen werk. Wie Bril alleen op papier kent, zou hem zonder overdrijven seksistisch kunnen noemen, maar door zijn kwetsbare optreden wordt hij op sommige ogenblikken haast aandoenlijk. De ‘geile’ stukken zitten er nog steeds in, maar voorgelezen door een schattige man van middelbare leeftijd komen ze in een heel ander perspectief te staan. Giphart begint met een fragment uit zijn jongste boek Troost, maar scoort pas met verhalen die hij uit het blote hoofd vertelt. Hij krijgt vooral de lachers op zijn hand met het relaas over zijn eigen naaktfoto in zijn fotoboek Heldinnen, waarvoor hij uit de kleren moest voor een groep bekende vrouwen. Het is goed te merken dat hij wel vaker voor een groot publiek heeft gesproken.
Zwak moment
Vlak voor de pauze luidt Giphart het grote interactieve onderdeel van de voorstelling in. Het is tijd voor het sponsormomentje van een grote telefoonprovider. Het publiek wordt opgeroepen vooral hun mobieltjes aan te zetten; de heren willen namelijk dat je je allerbeste openingszin smst. Na de pauze zullen de ingezonden pick-uplines worden besproken. Dit geïmproviseerde deel had leuk kunnen zijn, maar was het helaas niet. Misschien lag het aan het Purmerendse publiek dat niet veel en niet grappig smste en zal dit onderdeel in, pak ‘m beet, Utrecht, beter tot zijn recht komen. In de marktstad was het in ieder geval een aanfluiting en het werd hiermee dan ook het zwakste moment van de voorstelling.
Chapeau Chabot
Bühnebeest van de drie is Bart Chabot. Kunnen we niet ergens vastleggen dat deze man nooit meer op tv verschijnt en zich slechts nog op een podium vertoont? Daar is hij voor geboren! Waar de bebrilde tetter veel te theatraal is voor je kleine beeldbuis, is hij op het toneel weergaloos. Zijn grootse gebaren en zijn meeslependheid komen hier goed tot zijn recht. Hij is ook de enige die het (op enkele kleine momenten na) zonder ‘spiekbrief’ doet. Hij vertelt anekdotes uit de losse pols, wisselt heel natuurlijk gedichten af met een persoonlijke belevenis en gelukkig wordt stokpaardje Herman ook nog van stal gehaald. Vooral het verhaal over de aangifte van zijn zoontje is erg leuk: dat het jochie Splinter heet, zegt al genoeg over de consternatie die Chabot bij de burgerlijke stand veroorzaakte. Ook de manier waarop hij vertelt dat hij werd ontslagen als luchtmachtofficier is erg lachwekkend en zijn verontwaardiging hierover kent Youp van ’t Hek-achtige momenten.
PPP
De voorstelling wordt afgesloten met een Power Point Presentatie (“Al was het alleen al omdat het lekker allitereert”) waarin precies wordt uitgelegd hoe het publiek na afloop van de voorstelling dient te reageren. Had niet gehoeven, want het applaus waarom ze hierbij vragen, krijgen ze vanzelf wel. Giphart, Chabot en Bril zijn geen theatertijgers, maar ze kunnen zeker zorgen voor een avondje literair vermaak met af en toe een gekke twist.
De voorstelling Giphart en Chabot met Bril is nog tot en met 26 mei te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier.
Giphart en Chabot met Bril (Ronald Giphart, Bart Chabot en Martin Bril)
Artiest: Ronald Giphart, Bart Chabot en Martin BrilGezien op vrijdag 04 november 2005 in De Purmaryn, Purmerend
Misschien ook iets voor u
Misdadig goed
Al jarenlang komen er met regelmaat goede detectiveromans vanuit de Scandinavische landen onze kant op. Auteurs als Sjöwall en Wahlöö, Alvtegen, Egeland en diverse Dahl’s voorzien ons regelmatig van nieuwe kwalitatief hoogstaande detectives. Ook Henning Mankell kunnen we gerust onder deze namen scharen.
Mankell brak in 1991 door met Moordenaar zonder gezicht, het eerste deel van zijn Inspecteur Wallander boeken. Inmiddels is hij één van de meest gelezen Zweedse auteurs. De Wallander-reeks heeft hem uitermate populair gemaakt: hij is al aan 33 landen verkocht. Vooral in Duitsland is Mankell zeer in trek, maar ook in Nederland weten we zijn boeken te waarderen. Vorig jaar nog heeft hij op verzoek van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek het geschenkboekje Het graf geschreven voor de maand van het spannende boek.
Nieuwe held
~
Sterk
De terugkeer van de dansleraar is zo’n zeldzaam boek dat meer dan vijfhonderd pagina’s lang weet te boeien. Het verveelt geen enkel moment. Nooit verslapt het verhaal. Elk element doet ertoe, voegt iets toe aan het verhaal. Dat is de kracht van Mankell. Je leest niet alleen een goed geconstrueerde detective met een onderhoudende en geloofwaardige plot, je wordt daarbij ook nog eens meegenomen in de angsten van een man bij wie kanker is geconstateerd. Een man die zich geconfronteerd ziet met zijn eigen sterfelijkheid en de onzekerheid die dat met zich meebrengt.
Alsof dat nog niet genoeg is, geeft de schrijver ook inzicht in de huidige Zweedse maatschappij. Net als in Nederland lijkt ook hier de intolerantie ten opzichte van andere rassen en geloven toe te nemen. Onder de oppervlakte broeit het: oude Nazistische opvattingen lijken een nieuw leven te zijn ingeblazen. Een ondergronds netwerk van Nazi’s vertakt zich over heel Zweden. En dan hebben we het niet over die onschuldige skinheads met hun gewatteerde jasjes. Dit gaat dieper.
Literaire thriller?
Door deze gelaagdheid is De terugkeer van de dansleraar een complete roman geworden, een verhaal dat duidelijk boven de gemiddelde detective uitstijgt. De boeken van Mankell hoeven niet gepromoot te worden met het huidige modewoord ‘Literaire thriller’. Hoewel zijn boeken veel meer aanspraak maken op deze benaming dan het hele oeuvre van Nicci French en consorten bij elkaar, gooit uitgeverij De Geus ze gewoon in de categorie ‘spanning’. Gelukkig blijkt maar weer dat een goed boek zichzelf verkoopt en niet afhankelijk is van goedkope marketingtrucjes. De terugkeer van de dansleraar
is zo’n boek.
Misdadig
Inspecteur Wallander heeft er een waardige collega bijgekregen. Stefan Lindman maakt een geweldig debuut in deze nieuwe roman van Henning Mankell. In Duitsland won De terugkeer van de dansleraar de Deutsche Bücherpreis tijdens de Leipziger Buchmesse in 2003. Het is dan ook misdadig dat wij zo lang op de Nederlandse vertaling hebben moeten wachten.
Prijs: 24,90
Bladzijden: 512
ISBN: 9044501267
Misschien ook iets voor u
Van der Wal schudt je wakker
Een tel lijkt het of cabaretier Jan Jaap van der Wal met stomheid geslagen is. Bij aanvang van de voorstelling begint het publiek spontaan ‘Lang zal ze leven’ te zingen voor zijn verjaardag. Maar na een moment stilte en een “Dat had u niet hoeven doen”, is Van der Wal weer bij zinnen en dendert hij erop los met een kritische en vooral cynische kijk op deze wereld. Meteen hangt het publiek aan zijn lippen om gedurende vijf kwartier niet meer los te laten. Met zijn derde soloprogramma BSUR schudt Van der Wal je wakker met zijn aanstekelijke humor en zijn cynisme. En hij heeft ook nog een boodschap in deze vroege oudejaarsconference: “Wees wie je bent.” Een opdracht die Van der Wal zelf van een dierbaar persoon kreeg bij de overhandiging van een schriftje met de letters bsur: be as you are.
~
Gewoon
Een megafoon en een glas water, en op de achtergrond een krantenfoto die de aandacht trekt: dat is alles wat Van der Wal nodig heeft voor zijn voorstelling. De foto laat een rouwende moslima zien, die de gebeurtenissen na de aanslagen in Londen overdenkt. Van der Wal ziet in haar een gewone vrouw, die niet kan bevatten wat er allemaal om haar heen gebeurt. Van der Wal wil de toeschouwer een boodschap meegeven met dit beeld: neem mensen zoals ze zijn en beoordeel ze niet op hun uiterlijk of geloof. Maak er geen hysterisch gedoe van. Verschillende malen laat hij dit thema terugkomen in zijn programma, waarin Van der Wal in korte tijd vele actuele onderwerpen de revue laat passeren. Daarbij is een schaterlach niet te onderdrukken. “Ik snap die Peter R de Vries niet. Bij de laatste verkiezingen waaraan hij meedeed verloor hij van Jan Smit.”
Het knappe van Van der Wal is dat zijn show geen aaneenschakeling van dergelijke moppen wordt, maar dat er bij hem meer achter zit. Hij heeft een mening en die wil hij verkondigen. Vooral als het om de acties voor goede doelen gaat, barst het venijn in hem los. Over het lied dat Nederlandse artiesten zongen na de tsunami: “Ik heb ’s geteld hoeveel keren het woord ik in dat lied voorkomt. Dan vraag je toch af: om wie gaat het nu eigenlijk?” De kracht waarmee de cabaretier dit verwoordt is zo groot, dat het schaamrood je op de kaken gaat staan als je het singletje hebt gekocht. En het blijft hier niet bij: Van der Wal hakt genadeloos in op mensen die volgens hem niet echt zijn of beter gezegd niet zichzelf zijn.
Ontroerend
Zijn gedrevenheid en oprechte verontwaardiging haalt Van der Wal vooral uit zijn ervaringen in ontwikkelingslanden, die hem duidelijk aan het denken hebben gezet. Het geeft een extra dimensie aan de voorstelling, die door de verhalen van de cabaretier soms een ontroerende lading krijgt. Bijvoorbeeld als hij vertelt over het meisje dat hij ontmoette in Burkina Faso. Zij vluchtte, omdat ze uitgehuwelijkt werd aan een man van in de zeventig. Van der Wal vraagt haar of ze niet bang was tijdens haar vlucht. Haar antwoord: “Wanneer moet je banger zijn? Alleen op de vlucht of als je samen leeft met een oude man, die al vier vrouwen heeft?” Aan de manier waarop Van der Wal dit tijdens de voorstelling vertelt, zie je dat het hem nog steeds ontroert. Door het inpassen van deze emoties, zijn oprechte verontwaardiging en zijn sterke grappen heeft deze cabaretier alles in zijn mars om je te raken. Aan het eind van de voorstelling vraag je jezelf af waarom we dit jaar op Oudejaarsavond nog naar Youp van ’t Hek kijken en niet naar Jan Jaap van der Wal.
BSUR1 van Jan Jaap van der Wal is nog tot en met 18 december te zien. Vanaf januari tot en met april is hij te zien in BSUR2. Een uitgebreide speellijst vind je hier.
BSUR1 (Jan Jaap van der Wal )
Artiest: Jan Jaap van der WalGezien op dinsdag 01 november 2005 in 't Kielzog, Hoogezand
Misschien ook iets voor u
Het beste van twee werelden
Het probleem van samenwerking binnen de muziek is vaak simpelweg de kwaliteit. Als luisteraar mag je al blij zijn als het niveau van één van de samenwerkende bands of artiesten gehaald wordt, terwijl je juist verwacht dat gebundelde krachten ook een dubbel zo goed geluid opleveren. Vandaar dat ik vantevoren ietwat sceptisch was over The All-Star Sessions van Roadrunner United: een samenwerkingsverband tussen maarliefst 55 artiesten van 42 bands uit de vijfentwintigjarige geschiedenis van het Roadrunner label.
~
Variatie
Om enige orde in deze chaos te scheppen stelde (het van oorsprong Nederlandse platenlabel) Roadrunner Records vier teamcaptains aan: Joey Jordison (Slipknot), Robert Flynn (Machine Head), Dino Cazares (voorheen Fear Factory, nu Brujeria) en Matthewy Heafy (Trivium). Niet voor niets tevens de belangrijkste songwriters van hun bands. Zij kregen de opdracht om uit de volledige Roadrunner-stal hun favoriete all-star bands samen te stellen en met hen in totaal 18 nieuwe nummers te schrijven.
Het resultaat mag op z’n minst verrassend genoemd worden. Een goed voorbeeld is The Dagger. Dit openingstrack klinkt, met een samenwerking tussen onder meer Robert Flynn en Howard Jones (Killswitch Engage), daadwerkelijk als het beste van twee werelden. Enerzijds de killerriffs die we gewend zijn van Machine Head, anderzijds de geweldige stem van Jones.
Niet alle nummers geschreven door Flynn klinken echter alsof ze door Machine Head worden voorgedragen. Nee, het door Max Cavalera ingezongen Independent (Voice Of The Voiceless) is weer echt een ouderwetse ragplaat in de lijn van Sepultura, terwijl The Rich Man met Corey Taylor zo op een album van Stonesour zou kunnen staan.
Jubileumcadeau
Zo staat The All-Star Sessions vol met dit soort verrassende producties en dat is een groot compliment waard. Iedere metalfan zal wel iets van zijn gading terug vinden in deze bijna 80 minuten durende jubileumuitgave. Hiermee komt echter ook gelijk het grootste minpunt van deze plaat aan het daglicht: onvervalste blackmetal in Dawn Of A Golden Age (met de zanger van Cradle Of Filth) wordt even gemakkelijk afgewisseld met een punkig nummer waarin zelfs ons aller Junkie XL zijn opwachting maakt (No Way Out). Het is een probleem dat onvermijdelijk is als je 25 jaar metal wilt samenbrengen op één plaat. Desondanks: een meer dan waardig jubileumcadeau waar, getuige de bijgevoegde DVD, de bandleden zelf ook nog eens heel wat lol aan hebben gehad. En dat is ook wat waard…
Roadrunner United
Album: The All-Star SessionsMisschien ook iets voor u