Boeken / Fictie

Oude dromen van de toekomst

recensie: Philip K. Dick - Elektrische dromen

Opdringerige huishoudrobots, mensen die gedachten kunnen lezen en intergalactische snelwegen: de bundel Elektrische dromen van Philip K. Dick zit vol met dit soort futuristische taferelen. Deze veelzijdige science fiction bundel toont aan dat Dick een expert is in het genre. De verhalen ontroeren, beangstigen en zetten je aan het denken.

Philip K. Dick (1928 – 1982) wordt beschouwd als een van de grootmeesters van de Amerikaanse science fiction. Zijn romans zijn verfilmd tot o.a. Blade Runner en Minority Report. Een tiental korte verhalen is onlangs bewerkt tot de Amazon serie Electric Dreams en verzameld in de gelijknamige bundel.

De connectie met de serie is niet te missen. De korte verhalen in Elektrische dromen zijn allen voorzien van een inleiding door de desbetreffende regisseur. Hierin leggen ze uit waarom ze ervoor gekozen hebben om het verhaal te verfilmen en welke elementen uit de oorspronkelijke tekst ze behouden hebben. Doordat de introducties een context bieden, vormen ze een toegevoegde waarde in het geheel.

Nog altijd relevant

De verhalen zijn heel verschillend van aard, van pure science fiction met robots en ruimtereizen (‘Verkooppraatje’) tot enge horror (‘Het vaderwezen’). Hoewel ze decennia oud zijn, doen ze bijna niet gedateerd aan. Ook leest de tekst zeer vlot weg (wat tevens hulde voor de vertalers is). Het telepathische element in ‘De kapmaker’ verraadt echter dat de verhalen geschreven zijn in een ander tijdperk: dit soort praktijken was namelijk populair in de science fiction van de jaren zestig van de vorige eeuw. Gedachtelezen anno nu zou via technologie plaatsvinden, niet via mensen met een speciale telepathische gave. Ook zijn de ietwat stereotypische rollen voor mannen en vrouwen niet meer helemaal van deze tijd.

Ondanks deze verouderde elementen valt het vooral op dat de verhalen nog altijd relevant zijn. Het verhaal over de gedachtelezers doet denken aan de huidige praktijken in China, waar de regering steeds verder gaat in het monitoren van de bevolking. Of neem ‘Autofab’, een verhaal over zelfregulerende fabrieken die maar blijven produceren, ook al zijn alle grondstoffen op. De lokale bevolking probeert de fabrieken te vernietigen, maar deze zijn juist ontworpen om zichzelf in stand te houden. Dit roept vragen op over kunstmatige intelligentie: wat als robots steeds slimmer worden en dit ten koste gaat van de mensheid?

Aliens versus mensen

Het mooiste zijn de menselijke verhalen: ‘Het vaderwezen’ en ‘Menselijk is’. In deze vertellingen neemt een alien de vorm van een mens aan, met in beide gevallen een totaal andere afloop. In ‘Het vaderwezen’ ontdekt een jongen dat zijn vader is vermoord en dat een alien zich als hem voordoet. Wat volgt is een scène die direct in de tv-serie Stranger Things gebruikt zou kunnen worden: de jongen en zijn vriendjes gaan op zoek naar een manier om het vaderwezen te vermoorden. In ‘Menselijk is’ is een vrouw zeer ongelukkig in haar huwelijk met een vreselijk onaardige, door zijn werk geobsedeerde man. Na een reis naar een andere planeet is haar man ineens verdacht vriendelijk. Een wanhopige alien die met uitsterven wordt bedreigd heeft zijn lichaam overgenomen. Maar of zijn vrouw dat nu heel erg vindt…

De bundel Elektrische Dromen is een pareltje voor de sci-fi liefhebber. De verhalen zijn allemaal totaal anders waardoor je doorlopend verrast wordt, terwijl de introducties het boek een persoonlijk tintje geven. En er wordt wel gezegd: Don’t judge a book by its cover, maar in dit geval is de omslag wel een vermelding waard; de uitgever heeft voor een prachtig omslag gekozen, waarin je de menselijkheid uit Dick’s verhalen herkent.

Muziek / Album

Blues uit diverse windstreken

recensie: Blues-Update Volume 8

Bluesmuziek is er in vele soorten en maten. Nieuwelingen melden zich met regelmaat aan het bluesfrong, terwijl oude bekenden nog steeds met uitstekend nieuw materiaal op de proppen komen. Inmiddels moet Ian Siegal zich tot de oudgedienden van de blues noemen. Danny Bryant komt met mogelijk zijn beste plaat ooit, nu hij verder moet zonder zijn vader in de band. Dana Fuchs groeit alleen maar verder.

Siegal komt met de bluesplaat van het jaar

Laten we er maar geen doekjes om winden: het nieuwe album van Ian Siegal doet direct een gooi naar de titel van bluesplaat van het jaar. All The Rage maakt al bij een eerste beluistering helder dat Siegal in topvorm is. Hij versnijdt de blues vakkundig met genres als soul, rock en een vleugje voodoo. De cover van het album is een schilderij van Ian Siegal zelf, gemaakt naar een foto die van hem werd geschoten. Zo zien we meteen dat Siegal niet alleen als muzikant veelzijdig is. Het maakt nieuwsgierig…

De albumopener ‘Eagle-Vulture’ kunnen we gemakshalve betitelen als een herkenbaar Siegal-nummer. Het is een kabbelende blues met de stevige zang en af een toe een gekke hoge uithaal. Wie het eerdere werk van hem kent zal het onmiddellijk herkennen. Gelukkig zijn niet alle tien de songs slechts een beetje meer van hetzelfde. Het is juist de diversiteit van de songs die de kracht van het album vormt. Zo horen we het warme door soul beïnvloede ‘Won’t Be Your Shotgun Rider’ gevolgd door het opgewekte ‘Ain’t You Great’. Een heel verrassend moment van het album is de gospel in ‘Sweet Souvenir’; iets onverwachts van Ian Siegal. Ik wist niet dat hij dat in zich had.

Afscheid nemen stuwt naar grote hoogte

Revelation is het product van een periode waarin Danny Bryant worstelt met emotionele problemen rond het afscheid nemen van zowel een van zijn beste vrienden als zijn vader. Met zijn vader deelde hij vele jaren het podium; nu moet hij zonder hem verder. Die pijn resulteert in een van de beste bluesalbums van 2018. Bryant speelt met vlammend gitaarwerk dat bij tijden heftig over komt. Het geeft al snel het gevoel dat de lading van het album net zo heet moet worden genomen als het opgediend wordt. Met de wetenschap waar Bryant mee worstelt is dat niet minder dan normaal.

Het album opent met de titeltrack ‘Revelation’ waar Bryant direct en helder een openbaring uitschreeuwt. Hij verhaalt over de prijs die hij moet betalen voor de diefstal van zijn hart. Die directheid, boosheid en pijn vinden we in meer composities terug op dit album. Maar we kunnen niet zeggen dat het overal even heftig is. Bryant weet zeker ook gas terug te nemen en daarmee te ontroeren. ‘Isolate’ is als tweede nummer van het album van beide kampen. Met fraai gitaarwerk, afgewisseld met de nodige rustpunten, maar ook de tergende zang van Bryant. Ruige bluesrock vinden we vervolgens weer in ‘Liars Testament’. Eigenlijk is het een aaneenrijging van machtige hoogtepunten. Het enige absoute rustpunt op het album levert ‘Someday the Rains Will Fall’; voor het overige voert vooral de heftigheid, en daarmee ook de fraaie bluesrock, de boventoon. Het album brengt je snel van A naar B als je het draait op de snelweg. Let op je teller!

Alleen maar doorgroeien

Het debuutalbum Lonely For a Lifetime bleek in 2003 aan ons voorbij te zijn gegaan. De meeste liefhebbers leerden Dana Fuchs daarom kennen bij het uitkomen van de DVD Live from NYC in 2008. Met het liveoptreden wist Fuchs ineens wel de aandacht op zich te vestigen. Bij dit vijfde studio-album Love Lives On kunnen we gemakkelijk stellen dat deze Rod Stewart van de blues in vrouwspersoon alleen maar steviger in haar schoenen staat. De rock van deze bluesplaat heeft wel de overhand, waardoor de blues verder naar de achtergrond is verschoven.

Fuchs tapt uit een stevig vaatje rock, maar levert in het titelnummer dat als vijfde liedje op het album te vinden is een rustpuntje tussen de dertien fraaie composities. Er zijn geen zwakke momenten te vinden op dit album dat zich vooral uitnodigt om herhaaldelijk te worden beluisterd en wel direct na elkaar. Het duurt lang voordat de verveling zal toeslaan. Fuchs zit vol levenslust en vechtlust dat ze ook bezingt in ‘Fight My Way’, waarin ze verwoordt hoe ze zich terug vecht in het leven na een wat heftige periode. Het lijkt erop dat ze daarbij een haar depressie heeft overwonnen en zich terug vecht. Het geeft in ieder geval een fraai liedje dat naast ‘Love Lives On’ als rustpunt dient, maar dat wat betreft de tekst zeker niet is. Fuchs’ nieuwe album laat vooral van zich genieten door regelmatige consumptie op een goed volumeniveau.

Kunst / Expo binnenland

Gesneden in hout, maar niet afgesneden

recensie: ITE Art. Finse collectie Ammann

Het Outsider Art Museum, op de begane grond van de Hermitage Amsterdam, presenteert voor het eerst in Nederland stukken uit de privécollectie van Max Ammann, die – zoals een foldertje zegt – ‘een belangrijke verzamelaar op het gebied van Outsider Art’ is.

Max en Korine Ammann

Elders heet het gelukkig de verzameling van het echtpaar, Max en Korine Ammann. Want zoals zo vaak bij verzamelaars, doen zij het samen. Ze raakten tijdens een bezoek aan Finland in de ban van de zogenaamde ITE Art. Dat wil zeggen Itse Tehty Elämä, zelfgemaakt leven. Kunst uit het Finse achterland op het grensvlak van Outsider Art en volkskunst. Kunstuitingen van mensen die weinig aansluiting hebben met de gevestigde kunstwereld, die werk maken dat buiten de canon en de reguliere kunst valt.

Raak

Maar pas op: de kunstenaars zijn qua beeldvorming totaal niet afgesneden van wat er om hen heen gebeurt en in de wereld speelt! Neem bijvoorbeeld de gouache Verenigde Wereld van Amerika van Petri Martikainen (1964), de kunstenaar en muzikant die woont in een beschermde woonvorm in Perniö. Hierin loopt een dollarteken uit in een christelijk kruis. Of kijk hoe hij de dood in acryl op hout weergaf: met steentjes en een gebroken stokje. De dood heeft zijn ogen dicht en gifgroene vleugels, als een gevallen engel. Nee, niet zoals de gangbare iconologie het wil, maar hóe origineel en raak getroffen!

Ilmari Salminen: Collage

Ook bij Ilmari Salminen (1929-2008) kwam in zijn blokhut in de bossen buiten Petäjävesi (Midden-Finland) de buitenwereld binnen: de muren zijn behangen met door geometrische en ornamentele figuren omlijstte collages met een foto in het midden. Van bijvoorbeeld de Finse generaal Adolf Ehrnrooth, Marilyn Monroe, prinses Diana of de president van Finland.

Uit deze materiaalkeuzen blijkt, dat veel Outsiderart-kunstenaars al lang niet meer alleen met papier werken, al zijn er in Amsterdam nog wel enkele voorbeelden van te zien: van Johannes Setälä (1941), een sjamaan, en Tuula Huusko (1946-2004), die volgens de mooie catalogus bij de tentoonstelling, tijdens haar laatste jaren tekende ‘als een bezetene’.

Dicht bij huis

Toch blijven de kunstenaars van de meeste werken die worden getoond dicht(er) bij huis: het eenvoudige boerenleven in Finland en de omringende natuur, vooral die van de vogels. De boer Jorma Pihl (1944) maakte bijvoorbeeld een paard met ploeg en – vooral – veel prachtige kraanvogels, die hij uit hout zaagt.

Jorma Pihl: Cranes

De lange halzen van de kraanvogels doen, al dan niet toevallig, denken aan de Finse nationale romantiek die doorgaat onder de naam kansallis romantikka, zwanenhalsstijl. Daarin komen in hout- en glaswerk vaak twee-aan-twee samengebrachte vormen voor, hetgeen niet alleen geldt voor de kraanvogels van Pihl, maar ook voor bijvoorbeeld de ineengestrengelde snavels van twee houten vogels van Nils Rytkönen (1928), een gepensioneerde boer die zijn hele erf vol heeft staan met zijn werk. Werk dat tegen het non-figuratieve aanhangt, en dat is uitzonderlijk.

Alles komt prachtig tot zijn recht in de mooie, door Benthem Crouwel Architects en Kees Peerdeman ontworpen, ingericht en vormgegeven expositieruimte. Het is een mooie keuze uit de 5.000 kunstwerken van uiteindelijk zo’n vijfhonderd kunstenaars die de Ammanns verzamelden. Het is ook een tentoonstelling die, zoals Hans Looijen, directeur van het museum in de catalogus schrijft, aan het denken zet ‘over de grens van geaccepteerde kunst aan de hand van uiteenlopende vragen van de kunstenaars over hun plaats in de wereld’.

 

Kunst / Expo binnenland

Tijdreis door de bladzijden

recensie: Druk in Den Haag: 500 jaar boeken in 30 verhalen

Betreed een dezer zonnige dagen de verduisterde zalen van Museum Meermanno in Den Haag en laat je meevoeren op een reis door de boekdrukkunst in Druk in Den Haag: 500 jaar boeken in 30 verhalen.

Van bloemen tot zeemonsters

De reis begint op 4 september 1518, wanneer ene Hugo Janszoon van Woerden als allereerste in Den Haag een boek op de drukpers legt. Die wandelinghe der bloemen ligt hier opengeslagen op de titelpagina, waarop we een houtsnede zien van Jezus omringd door de voorwerpen waarmee hij gemarteld werd. Het boekje vertelt dan ook van de lijdensweg die Jezus aflegde op weg naar het kruis. Voordat men boeken drukte, werden deze met de hand geschreven, gekopieerd en versierd. In de eerste zaal van de tentoonstelling zijn hier prachtige voorbeelden van te bezichtigen, waaronder het Visboeck van de Scheveninger  Adriaen Coenen. In dit manuscript worden allerhande vissen – van haring tot zeemonsters – toegelicht en afgebeeld.

De boekstalletjes in de Grote Zaal (Ridderzaal), met de grote trommel van ’s Lands loterij op het podium op de achtergrond, ca. 1735. Prent, Rijksmuseum

Vaderlandse geschiedenis

Wanneer je de geschiedenis van een stad als Den Haag belicht, is het onontkoombaar dat onze vaderlandse geschiedenis zich hierin vervlecht. Druk in Den Haag omvat dan ook een hoop documenten van grote historische waarde, zoals uitgaven van het Twaalfjarig Bestand, de Vrede van Utrecht en de veroordeling van ‘landverrader’ Johan van Oldenbarnevelt. Ook zijn er bibliotheekcatalogi te bewonderen van vooraanstaande figuren als Constantijn Huygens en Frederik Hendrik. Wanneer we in de twintigste eeuw aankomen, duikt nonchalant Hitlers Mijn Kamp op in de collectie van de Openbare Bibliotheek en lezen we over Dokter Zjivago, het boek waarvan de CIA in het geniep een Russische versie liet drukken om de Sovjet Unie mee te infiltreren. We vliegen door de tijd en komen het ene na het andere interessante, bekende of verrassende document tegen.

Tekst

Het is wellicht enigszins ironisch om van een boekententoonstelling te stellen dat deze erg tekstdicht is, maar het is wel zo: naast de themateksten wordt bijna elk object binnen de tentoonstelling nog afzonderlijk toegelicht. Voor boekliefhebbers is de tentoonstelling hiermee een schat aan informatie, waarbij geen enkel wetenswaardig feit achterwege wordt gelaten – voor de gewone bezoeker kan de overvloed aan informatie daarentegen een nogal overweldigend effect hebben. Groot pluspunt is echter de locatie van de tentoonstelling. Museum Meermanno huist in een prachtig achttiende-eeuws pand aan de Prinsessegracht. In de donkere zalen – perkament verdraagt licht slecht, wordt er bij binnenkomst gewaarschuwd – wordt men als het ware getransporteerd naar een tijd waarin boeken nog speciaal en kostbaar waren en waarin je de bibliotheek alleen op afspraak mocht betreden.

Interieur van Drukkerij Trio aan de Juffrouw Idastraat, 1948. Foto Haags Gemeentearchief

Ervaring uit eerste hand

Ooit was de Koninklijke Bibliotheek ook zo’n elitaire plek. Van het reilen en zeilen van een grote bibliotheek blijft echter helaas maar weinig fysieks over, en meer dan tweehonderd jaar Koninklijke Bibliotheek kan dan ook worden samengevat in één vitrine. Dit probleem wordt opgelost door de inzet van een video, waarin Janne van Wezel vertelt over haar werk bij de KB in de jaren ’70 – toen de bibliotheek zich op de rand van de automatisering bevond en langzaam maar zeker haar deuren opende voor het grote publiek. Later komt men meer van dit soort ervaringen uit eerste hand tegen, wanneer oud-werknemers van verschillende drukkerijen over hun werk vertellen. De video’s geven een leuke personal touch aan onaanraakbare en vergane plekken, maar ook hier geldt weer dat er niet zuinig omgegaan wordt met informatie.

In 500 jaar is er veel indrukwekkends gebeurd in Den Haag. Druk in Den Haag laat deze ontwikkelingen op een prachtige manier zien, zowel op het papier als daarbuiten. De overvloed aan informatie neem je hierbij dan ook graag voor lief.

 

Theater / Voorstelling

Toveren met muziek

recensie: De Nationale Opera -Die Zauberflöte

Voor de derde keer is de productie van Die Zauberflöte in de regie van Simon McBurney in het Muziektheater in Amsterdam op de planken gezet. Met veel professionaliteit, werkplezier en een eenvoudig decor is een maximale zeggingskracht bereikt. Regie en een voortreffelijke muzikale leiding van Antonello Manacorda smeden de vocale prestaties met vaart en expressie tot een geheel.

Het verhaal begint met een projectie van info als ‘Akt 1’ en ironische toevoegingen op een groot scherm achter de bewegende en roterende bühne.  De opwinding uit de ouverture gaat naadloos over in een schrijvende hand, een kronkelende slang en een vluchtende prins. We zijn in een berglandschap en prins Tamino gilt ‘help!’. Drie militair uitgedoste hofdames van de Koningin van de Nacht, gezongen door de onvolprezen Judith van Wanroij, Rosanne van Sandwijk en Helena Rasker, redden de mooie Tamino. Ze kibbelen vervolgens in het eerste, fantastische terzet wie van hen bij hem mag blijven terwijl de anderen zijn komst melden. In dit sprookjesachtige eerste deel klaagt de Koningin haar nood over de ontvoering van haar dochter bij Tamino. Haar machteloosheid is mooi verbeeld door haar in een rolstoel te zetten. Nina Mynasian overtuigt met een klein postuur en groot bereik, ook in de beroemde coloraturen-aria in de tweede akte.

Contrasten

Foto: Michel Schnater

Zowel qua verhaallijnen als muzikaal zit Die Zauberflöte vol contrasten. Er is een ‘hemels paar’, een prins en prinses, en een ‘aards paar’, de vogelvanger en zijn toekomstige bruid. Er is een ‘koningin van de nacht’ en een ‘zonnepriester’. De sekte van de zonnepriester Sarastro (Dmitry Ivaschenko) is voorzien van zalvende retoriek en houdt er hoogst bedenkelijke opvattingen over vrouwen op na. Gelukkig zorgt vogelvanger Papageno, de onnavolgbare Thomas Oliemans met zijn keukentrapje, voor de broodnodige humor.

Als je ‘toveren’ opvat als ‘veranderen’ dan heeft McBurney met alle contrasten en verschuivingen in de onderlinge relaties de diepere laag te pakken in het contrast van ‘voor’ en ‘na’ de persoonlijke groei. Sarastro zorgt met zijn ietwat saaie voordracht voor een geestelijke make-over van Tamino en Pamina. Waar verhaal en muziek aanvankelijk opwinding, gevaar, gekheid en emotie bieden, verandert het karakter na de eerste akte in een plechtige beweging gericht op de idealen van de Verlichting: inzicht en volwassenwording. Voordat het zo ver is moeten de protagonisten eerst terdege gereinigd en beproefd worden. Hier komt het wonderlijke en gedateerde gedachtengoed van de mannenbroeders boven tafel.

Van moederskind naar powervrouw

Foto: Michel Schnater

De nadruk verschuift van de held, Tamino – fantastisch gezongen door Stanislas de Barbeyrac – naar Pamina, die dapper en volhardend in de liefde verreweg de meeste ellende moet doorstaan. Ze wordt verkracht door de keurige bediende van sekteleider Sarastro en, na weigering van medewerken aan een moord op Sarastro, verstoten door haar moeder. Wanneer haar prins gedwongen wordt haar te negeren – een onderdeel van zijn inwijdingsritueel – zingt sopraan Mari Eriksmoen een van de mooiste aria’s van Mozart. ‘Ach, ich fühl’s, es ist verschwunden’ – ik voel dat de liefde voorbij is. En toch blijft ze recht overeind. Eriksmoen is in deze regie de minst zielige prinses ooit. Ze groeit van bang moederskind naar powervrouw die de vooroordelen onder Sarastro’s wijsheden logenstraft.

Bij een première gaan soms kleinigheden mis. Waar zijn de opschepperige leugens van Papageno over het eigenhandig wurgen van de slang en het redden van Tamino gebleven? Die replieken uit het libretto vielen weg en de drie hofdames straften de vogelvanger zomaar, leek wel. En soms leek het nauw luisterende mechaniek van het bewegende podium te haperen. Maar de muzikale toverkracht van orkest en solisten bleef, precies zoals Mozart het waarschijnlijk bedoeld heeft, van begin tot eind de pijler onder dit mooi uitgevoerde meesterwerk

Theater / Voorstelling

URLAND zonder URLAND

recensie: URLAND - De UR-triënnale 2018

Of ik zin had in vintage URLAND? Natuurlijk! Zelfs als URLAND het zonder URLAND doet. Of tenminste, zonder Ludwig Bindervoet, Jimi Zoet, Thomas Dudkiewicz en Marijn Alexander de Jong. In hun plaats spelen vijf stagiaires een re-enactment (reprise? revival?) van House on Mars en Oktobertragödie, twee vroege werken waarmee het performancecollectief in 2011 de festivalscene betrad. De UR-triënnale 2018 is zelf een festival, maar ook een anti-festival; twee performances, maar ook één grote meta-performance; een ode aan vergankelijkheid door repertoire uit de vergankelijkheid te halen. Een vat vol tegenstrijdigheden, zoals alleen URLAND dat kan.

Onderzoek en relativering

Met dit driejaarlijkse festival werpt het collectief de blik op zichzelf. Hoe persoonlijk is hun werk? Kan het los van de performers bestaan, of wordt het dan echt iets anders? Op het podium zien we Shelley Bos, Maarten Heijnens, Levi Middendorp, Giulia Reiss en Rosa Weekers. Met stageverslagen in de hand hemelen ze de Urlanders op, maar al snel slaan de twijfels toe. Over de korte tijd die ze hadden om de stukken te leren. Was deze groep niet tegen fastfoodtheater? En die moeilijke woorden van de mannen – acteurs als ‘hogepriesters van het nu’ – moet dat echt? Door andere performers te gebruiken, ontstaat er een afstand waarmee URLAND zichzelf onderzoekt en relativeert. De idealen waar ze naar streven – theater dat de verbeelding viert, het hier en nu benadrukt en wars blijft van commercie – blijven overeind, maar tegelijkertijd is er ruimte voor zelfspot.

Existentiële eenzaamheid

De vijf stagiaires spelen vervolgens de Urlanders die hun rollen uit House on Mars en Oktobertragödie spelen.“Acteurs zijn spreekbuizen,” hoorden we eerder, en dus vervangbaar. In House on Mars volgen we Reif en Jules (Rosa Weekers en Maarten Heijnens, voorheen Jimi Zoet en Marijn Alexander de Jong), twee ruimtereizigers die vergezeld worden door een HAL-achtige supercomputer (Giulia Reiss, die net als haar voorganger Thomas Dudkiewicz een hypnotiserende stem heeft). Door een op een oog lijkend raam staren ze door de ruimte, en proberen de absurditeit van hun reis op afstand te houden: een bericht naar huis zou er eeuwen over doen om aan te komen. Als zelfs de computer verdwaald raakt, is er geen ontkomen meer aan: ze zijn verloren in de oneindigheid. House on Mars pakt een van de grote thema’s uit science-fiction: de existentiële eenzaamheid van het heelal, en de angst van mensen om ontheemd te zijn. Die ontheemding is ook merkbaar op het schip. Het leven van Reif en Jules wordt gereguleerd door een computer die alle menselijke kennis in zich heeft. De machine die de mens ontstijgt: URLAND zou er later een trilogie over maken, maar hier is de fascinatie al te zien.

Fascistische sitcom

In Oktobertragödie belanden we in een nagesynchroniseerde Duitse sitcom. We zien een Beierse familie wiens wereld ophoudt bij de achtertuin en overheerst wordt door tirannieke vader. De moeder wordt vernederd en gemarteld door haar zonen, en begint uiteindelijk een incestueuze relatie met een van hen. De vader wordt een woedende volksmenner die het publiek als massa aanspreekt. Hetzelfde effect zit in de vorm waar URLAND voor kiest. De huiskamer van de sitcom is het benauwde, ‘eigen’ gebied waar de Ander op afstand wordt gehouden. Elke uitspraak van de personages wordt gedicteerd door nasynchronisatie, terwijl de vrolijke achtergrondmuziek het publiek dicteert hoe het zich moet voelen. Terwijl de moeder bijna door haar zonen wordt verdronken, klinkt er gemoedelijke muziek. Afgelopen april raakte de revival van Roseanne in opspraak door een soortgelijke scène, vergezeld door applaus en een bulderlach. Het fascisme waar Oktobertragödie in 2011 naar verwees is in 2018 nog springlevend. Het heeft de vorm aangenomen van verschillende demagogen en de culturen die ze aanmoedigen.

URLANDS identiteit

Hoe te kijken naar de UR-triënnale? Als opzichzelfstaande performances blijven House on Mars en Oktobertragödie in 2018 nog steeds overeind. Bovendien geven ze een interessant perspectief op recenter werk van URLAND. De dialoog tussen performer en technologie die ik van de Urlanders ken is hier bijvoorbeeld al volop aanwezig. De acteur als een spreekbuis, een gelijkwaardig onderdeel in een groter Gesamtkunstwerk, is in dat opzicht niet zo’n vreemde gedachte. Tegelijkertijd is dat natuurlijk ook niet waar en zetten de vijf stagiairs alles in een ander daglicht: zowel de voorstellingen als URLAND als collectief. Tussen de twee performances spelen ze de Urlanders in een nagesprek. Standaardvragen over de eigen ontstaansgeschiedenis en inspiratiebronnen komen voorbij, maar ook de zelfreflectie uit de openingsscène. Is het niet nogal zelfreferentieel, vraagt de moderator: een performance over je eigen performances? Ergens wel, natuurlijk. Maar het levert wel een interessante schets op van URLANDS identiteit. Zelfs zonder URLAND.

Piet Mondriaan
Kunst / Expo binnenland

Zoekende kunstenaars

recensie: Aan Zee. Jan Toorop, Piet Mondriaan, Jacoba van Heemskerck, Ferdinand Hart Nibbrig
Piet Mondriaan

De tentoonstelling Aan Zee in het Gemeentemuseum Den Haag toont werk van vier schilders die in de periode van 1908 tot 1915 allemaal geïnspireerd werden door het ´bijzondere´ licht op het Zeeuwse eiland Walcheren. Het licht zou hier lichter en ‘blonder’ zijn. Dit schilderen van het licht wordt Luminisme genoemd. Hoe gaven de verschillende kunstenaars hier invulling aan? Volgens het museum probeerden de kunstenaars hier ook de mystiek van de omgeving te vangen. Wat voor soort mystiek wordt hier bedoeld?

De tentoonstelling is ingericht door iedere kunstenaar een eigen ruimte te geven. Wandelend door de zalen valt op dat de interpretatie van dat ‘bijzondere’ licht heel verschillend kan zijn. Mystiek kan ook op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, maar wat voor soort mystiek is hier dan bedoeld?

Ferdinand Hart Nibbrig: Zeeuws meisje, 1914 Olieverf op doek Gemeentemuseum Den Haag

Introductie Luminisme

Ferdinand Hart-Nibbrig was een van de eerste kunstenaars die het Luminisme in Nederland introduceerde. In Parijs was hij in aanraking gekomen met het Pointillisme (1898). Zijn werk kenmerkt zich door lichte en heldere kleuren, zoals bijvoorbeeld het schilderij Zeeuws meisje (1914).  Zijn werk bestaat uit kalme lieflijke tafereeltjes van duinen, zee, stand en mensen. Het streven van Hart Nibbrig was het landschap en de ervaring ervan zo objectief en ‘waar’ mogelijk weer te geven. Hij bleef zijn hele leven op deze manier schilderen.

Luminisme als ontwikkelingsfase

Dit in tegenstelling tot Jacoba Van Heemskerck (1876-1923). In het schilderij Twee Bomen (1908-1910) is de penseeltoets zwaar aangezet, maar het onderwerp is nog wel herkenbaar en de kleuren zijn sprankelend. Haar andere werk op de tentoonstelling daarentegen gaat echter een heel andere richting uit.

Jacoba van Heemskerck: Bild no. 23, 1915 Olieverf op doek, Gemeentemuseum Den Haag

In onder andere Bild no. 23 (1915) voeren kubistische en expressionistische elementen de boventoon en is haar kleurgebruik fel. Zij zou haar expressionisme tot aan het bijna abstracte blijven ontwikkelen.

Degene die in deze periode wel weer dichterbij Hart Nibbrig staat is Jan Toorop (1858-1928). In deze fase van zijn leven probeerde Toorop het ‘Zeeuwse licht’ vast te leggen. Zijn werk uit die periode kenmerkt zich door pittoreske tafereeltjes in een luministische stijl, zoals bijvoorbeeld Zee en duinen in Domburg (1908).

Bij Piet Mondriaan (1872-1944) is het duidelijk dat hij in deze periode op zoek is naar een eigen stijl. Behalve nieuwe thema’s schildert hij in eerste instantie in een luministische en expressieve stijl. In het schilderij Zeegezicht (1909) zien we dat hij gebruik maakt van heldere en lichte kleuren, terwijl de Vuurtoren in Westkapelle (1908) heel hoekig is geschilderd en als voorloper van zijn latere kubistische en abstracte werk zou kunnen worden gezien.

Jan Toorop: Zee en duinen te Domburg, 1908

Zoekende kunstenaars

Je zou kunnen zeggen dat bovengenoemde kunstenaars bij toeval of door uitnodiging bij elkaar kwamen. Wat hen bond was hun werk, het praten daarover en het zoeken naar een eigen stijl. Volgens het museum waren de bindende factoren het vastleggen van het licht in al zijn toonaarden en van de mystiek van de omgeving. Dat laatste komt niet erg uit de verf.

Piet Mondriaan: Vuurtoren bij Westkapelle, 1908

Mystiek (symbolisch of goddelijk) is in dit getoonde werk moeilijk te vinden. Ook wat dit betreft waren deze kunstenaars zoekende. In 1908 werden Hart Nibbrig en Mondriaan lid van de Theosofische Vereniging en bekeerde Toorop zich tot het Katholieke geloof. Van Heemskerck voelde zich aangesproken door de antroposofie van Rudolf Steiner. Wat dat betreft dus gespreksstof genoeg! Maar om met betrekking tot deze getoonde werken het woord mystiek te gebruiken is toch ‘een brug te ver’.

Dat in ander werk van Toorop en Mondriaan deze term wel van toepassing is staat buiten kijf. Maar daar gaat het hier niet over. Het zoeken naar een eigen stijl voert op deze tentoonstelling toch wel de boventoon.

Theater / Voorstelling

De Grote Ljubov Show

recensie: Kameroperahuis - Een Kersentuin

Wie naar Een Kersentuin van Kameroperahuis gaat om het klassieke verhaal van Tsjechov te zien, zal wellicht bedrogen uitkomen. Deze bewerking wijkt flink af van Tsjechovs versie, maar desondanks – of misschien juist daarom – biedt Een Kersentuin een nieuw perspectief op het bekende verhaal.

In deze gedurfde bewerking laat de jonge regisseur Mart van Berckel Een Kersentuin niet onder één genre vatten: het is geen traditioneel toneelstuk en – ondanks dat het een productie van Kameroperahuis betreft – evenmin een opera. Door de oorspronkelijke tekst en het aantal personages te reduceren en er muziek en zang aan toe te voegen, deconstrueert en demonteert Van Berckel Tsjechovs oorspronkelijke stuk dusdanig dat Een Kersentuin het beste als een ‘requiem revue’ getypeerd kan worden. Maar zo diffuus als dat predicaat klinkt, zo diffuus blijft het in Een Kersentuin soms ook.

Jaren later

Op 7 maart 1901 schreef Tsjechov aan zijn vrouw dat zijn volgende stuk, De Kersentuin,‘beslist grappig’ zou zijn, ‘tenminste wat de opzet betreft’. Op sommige vlakken vond Tsjechov het zelfs een klucht. Hij was dan ook erg verbaasd dat het stuk op affiches als drama gepresenteerd werd. Hoewel er in De Kersentuin gelachen kan worden, met name om de opmerkingen van de oude Firs en kantoorbediende Jepichodov, is het verhaal melancholisch en tragisch. In Tsjechovs De Kersentuin heeft de vergaande ‘vieux riche’ Ljubov, bezitster van een groot landgoed, al haar geld verbrast in Parijs. Ze zit zo diep in de schulden dat ze het landgoed en de weelderige kersentuin moet verkopen.

Een Kersentuin van Kameroperahuis gaat verder waar Tsjechovs stuk is geëindigd. Dertig jaar na de noodgedwongen verkoop zit Ljubov (gespeeld door Juul Vrijdag), volledig verlaten en vergeten door haar familie, in een verpleegtehuis. Juul Vrijdag zet dit in de openingsscène mooi neer door in een minutenlange stilte haar broche en leren tas te strelen. Ze houdt zich letterlijk vast aan haar verleden. En vice versa: het verleden dringt zich ook aan haar op. In werkelijkheid krijgt de bejaarde Ljubov geen bezoek meer van haar familie, maar in haar gedachten blijft haar familie met wit geschminkte gezichten rondspoken.

Ljubov verliest de controle over haar geheugen zo erg dat het in haar hoofd, en dus op het toneel, net De Grote Ljubov Show wordt.  Zonder enige controle wordt ze door de quizmaster en haar familie, die tevens als muzikanten fungeren, geconfronteerd met fragmenten uit haar verleden.

Van feest naar nachtmerrie 

Die confrontatie met het verleden is eerst luchtig, bijna feestelijk. Vrijdag laat zich gelaten, bijna naïef meevoeren door haar hallucinaties. Ze heeft weinig tekst nodig om de bejaarde Ljubov geloofwaardig neer te zetten. Met haar mimiek schakelt ze moeiteloos over van vrolijk naar bang en kwetsbaar. Ze verenigt humor en tragiek en overtuigt daarmee als bejaarde die worstelt met haar geheugen. Op die manier is Een Kersentuin, ondanks de afwezigheid van personages als Firs, alsnog komisch, hetzij op tragische wijze. In die zin sluit Een Kersentuin weer aan op Tsjechovs versie.

De feestelijke sfeer slaat echter gauw om. De dieptepunten uit Ljubovs verleden, met name over de schulden en de verkoop van de kersentuin, flitsen aan haar voorbij en laten haar niet meer los. Dat gaat zo ver dat ze zelfs de realiteit uit het oog verliest. Zoals ze zich dertig jaar geleden moest overgeven aan de verkoop van de kersentuin, zo moet ze zich nu overgeven aan de nachtmerrie van haar geheugenproblematiek. Dit alles wordt overigens soepel uitgevoerd door de muzikale begeleiding. Samen met Vrijdags spel ligt daar de kracht van de voorstelling.

Daar staat helaas tegenover dat sommige scènes, zoals de uiteindelijke nachtmerrie, net iets te lang worden uitgesponnen, wat ten koste gaat van de ontwikkeling van het verhaal. Natuurlijk benadrukken ze het geheugenprobleem van Ljubov, maar dat neemt niet weg dat het stuk hierdoor aan tempo verliest. Desalniettemin hebben Van Berckel en Kameroperahuis met deze expressieve Een Kersentuin wel een interessante bijdrage geleverd aan het Tsjechov-repertoire.

Theater / Reportage
special: Openingsweekend Noorderzon 2018

Grenzen afbakenen en oversteken op Noorderzon

Het Noorderzon Performing Arts Festival ging 23 augustus voor de 28e editie in Groningen weer van start. 8WEEKLY bezocht het openingsweekend en zag vooral veel voorstellingen die zich thematisch verhouden tot onderwerpen als thuis en geworteld zijn en grenzen afbakenen en oversteken.

Even moet Marcel Hensema – de dienstdoende acteur in NASSIM van de Iraanse regisseur Nassim Soleimanpour – nadenken. Via een skypeverbinding heeft de aanwezige regisseur hem net gevraagd naar de meest romantische zin die hij kent. Het blijft even stil, het hoofd is gefronst. Dan: ‘Zalstoe aaltied bie mie blieven lutje wicht’, een regel uit een liedje van de Groningse zanger Ede Staal. De regisseur vraagt Marcel Hensema om dat te spellen, hij wil het graag appen naar zijn vrouw in Iran.

Deze scène symboliseert veel van de thema’s die aan bod kwamen, het eerste weekend van Noorderzon: thuis- en geworteld zijn, taal, vrijheid, grenzen afbakenen, en oversteken.

Foto: Studio Dog

In NASSIM onderzoekt de Iraanse theatermaker Nassim Soleimanpour deze thema’s in een creatief theaterexperiment. Soleimanpour heeft een theatertekst geschreven, maar de desbetreffende acteur die geacht wordt deze tekst te spelen (iedere avond iemand anders, en op deze avond dus Marcel Hensema) heeft de tekst nog nooit gelezen, laat staan gerepeteerd. De eerste lezing is ook gelijk de opvoering. Hiermee bouwt Soleimanpour voort op hetzelfde concept dat aan de basis stond van zijn eerdere voorstelling White Rabbit, Red Rabbit. Maar er is één groot verschil: toen White Rabbit, Red Rabbit over de hele wereld werd opgevoerd, mocht Soleimanpour Iran niet verlaten. Zonder nadere verklaring weigerde de overheid hem destijds een paspoort te verlenen. Dat is nu veranderd. Tegenwoordig woont Soleimanpour in Berlijn en is hij zelf onderdeel van zijn nieuwe voorstelling: eerst alleen via een skypeverbinding, later fysiek op het toneel.

Zo ontstaat er een wisselwerking tussen de aanstekelijk spelende Hensema en Soleimanpour. Ze leren elkaar wat zinnetjes Gronings en Farsi. Publiek wordt het podium opgevraagd om een kort verhaaltje in het Farsi te leren en na te vertellen. NASSIM is zo een speelse en luchtige voorstelling die aan de ene kant laat zien dat het spreken van verschillende talen geen onoverbrugbare barrières opwerpt, maar aan de andere kant ook betoogt dat het juist onze eigen specifieke taal is die maakt wie we zijn. Het is onze eigen taal die ons thuis en geworteld laat voelen.

Dode kangoeroes ’s

Foto: Lynette Wallworth

Wat betekent het om ergens thuis te zijn? Die vraag wordt ook onderzocht in de vr-film Collisions van Lynette Wallworth. Hier staat niet zozeer de relatie tussen mens en taal, maar de relatie tussen mens en land centraal. In Collisions krijgen we een inkijkje in het leven van Nyarri Morgan. Lid van de Martu, een nomadenvolk dat leeft in de uitgestrekte woestijn van West-Australië. Wallworth merkte in een interview op dat Westerse volken altijd gekenmerkt worden door geschiedenissen van migratie. De Martu daarentegen beschouwen hun identiteit direct verbonden met het land waarop ze leven. Of zoals het in de film gezegd wordt: ‘er ligt hier geen steen die niet gekend wordt’. Deze relatie met het land wordt ernstig verstoord wanneer het gebied als locatie uitgekozen wordt om experimenten met kernproeven te doen. Als kijker sta je aan de rand van een kernexplosie en vliegen de dode kangoeroes ’s (die door de Martu in eerste instantie als een geschenk van bovennatuurlijke kracht worden geïnterpreteerd) je om de oren. Ook luister je naar de verhalen van Nyarri Morgan terwijl hij ’s avonds een kampvuur stookt. Hoewel je in een theater in Groningen zit, waan je je een moment echt in de outback van Australië. Werkelijk spectaculair zijn de drone-opnamen die je vanuit je stoel als een vogel over het weidse woestijnlandschap laten zweven, en je het idee van totale vrijheid geven.

Rauw testosteron

Noorderzon zet elk jaar een zeer internationale programmering neer. Zo ga je van Iran naar de Australische wildernis, en brengt de Braziliaanse choreograaf Bruno Beltrão je met de hiphopvoorstelling Inoah– tevens de openingsvoorstelling van het festival – naar het Braziliaanse stadsleven. ‘Inoah is zowel een pleidooi voor bewegingsvrijheid als een creatieve aanklacht tegen de beperking ervan door gesloten grenzen’ zo weet het programmaboekje te vertellen. De voorstelling heeft iets duisters. Silhouetten glijden over een halfdonker podium. De muziek klinkt als een naderende donderstorm, waarbij de daadwerkelijke regenbuien buiten kinderlijk afsteken. De dansers – een tiental in rokjes gestoken mannen – bewegen soms op een manier die suggereert dat ze zich ergens van willen ontdoen, dat ze inderdaad op zoek zijn naar bewegingsvrijheid. Wanneer die vrijheid er is, zijn de dansers indrukwekkend. De choreografie lijkt nu en dan geïnspireerd te zijn op straatgevechten tussen concurrerende drugskartels, inclusief gewond afdruipende jongemannen. De gespierde lichamen raken naarmate de voostelling vordert bezweter, de blikken blijven even grimmig en het testosteron is bijna tastbaar. De sterke openingsvoorstelling van het festival is rauw, energiek en dreigend.

Fauna
Foto: Pierre Borasci

Dan gaat het er vrolijker aan toe bij Fauna, het andere bewegingstheater dat het eerste weekend van Noorderzon te zien was. Fauna, van het gelijknamige jonge Zweedse gezelschap, is een mix van dans en acrobatiek. Aan de basis van de voorstelling staan dierlijke bewegingen. Met name naar de apenwereld lijkt goed gekeken te zijn. Dansers springen in elkaar en hangen aan elkaar zoals chimpansees dat doen. De narratieve lijntjes over aantrekking en afstoting waren niet per se nodig geweest en de slapstickelementen zijn voor de liefhebber; maar als acrobatische voorstelling is Fauna vooral heel spectaculair en daarmee een mooie toevoeging op een toch al sterke en diverse programmering.

Boeken / Fictie

Requiem voor de misdaadroman

recensie: Friedrich Dürrenmatt - De belofte

Wie niet zo gek is op thrillers en al helemaal niet op die zo vaak vergeefs geproclameerde literaire thriller, kan zijn hart ophalen, beloofd is beloofd, aan De belofte (1958) van de Zwitser Friedrich Dürrenmatt (1921-1990).

Commissaris Matthäi zet alles op alles om de moordenaar te vinden van meisje Gritli. Niemand heeft vertrouwen in zijn tasten in het duister. Al eerder zijn er, onopgelost, meisjes in de omgeving op soortgelijke wijze om het leven gebracht. De plot is vernuftig en spannend en kent een triest en onvoorspelbaar eind. Menige lezer zal na dat eind niet terugbladeren naar het eerste hoofdstuk. Dan wordt iets gemist van bijzondere allure: eind en begin grijpen onnavolgbaar in elkaar.

Detective

Het perspectief is dat van een mooie raamvertelling: Dürrenmatt verplaatst zich in een gepensioneerde politiecommandant die het hele verhaal tijdens een  autorit van Chur naar Zürich aan een schrijver van detectives vertelt, voor welk genre de politieman weinig achting heeft. ‘Jullie schrijvers offeren van oudsher de waarheid op aan de dramaturgische regels. (…) Jullie proberen niet te ploeteren met een realiteit die zich telkens weer aan ons onttrekt, maar komen met een wereld die behapbaar is.’ Ja hoor, ook het literaire gehalte van de roman is niet mis.

Een citaat over het ergste dat kan gebeuren: wij moeten ‘ons ertegen wapenen, er rekening mee houden, vooral goed beseffen dat we alleen dan niet stuklopen op het absurde dat zich noodzakelijkerwijs steeds duidelijker en machtiger vertoont, dat we alleen dan enigszins behoorlijk op deze aarde kunnen wonen als we dat absurde deemoedig in ons denken incalculeren.’

Suspense

De roman heeft een voor een detective zeldzame diepte, en dat in de pittige stijl van een wijs auteur. ‘Ik wilde geen confrontatie met de wereld, ik wilde de wereld verwerken als een routinier, maar niet met de wereld lijden. Ik wilde boven de wereld blijven staan, mijn hoofd niet verliezen en de wereld beheersen als een technicus.’ Er zijn geen terzijdes en uitweidingen die de suspense versuffen. Chur wordt kort en krachtig beschreven als ‘omsingeld door bergen, die echter niets majestueus hadden, eerder op hopen aarde leken, alsof er een onmetelijk graf was gedolven.’

De verfilming van de roman, The Pledge (2001), door Sean Penn met Jack Nicholson in de hoofdrol was zowel in Berlijn als Cannes genomineerd voor de hoofdprijs. Spannend om te gaan zien hoe ze dat geflikt hebben.