Boeken / Strip

Schlemielen, denkende bruggen en autoritaire bruten

recensie: Peter Kuper / Franz Kafka - Give It Up! And Other Stories

Negen verhalen van Franz Kafka zijn in Give It Up! And Other Stories door stripkunstenaar Peter Kuper in stripvorm gegoten. Met zijn stijl en enorme vakmanschap weet deze stripmaker de bijzondere sfeer in Kafka’s – soms moeilijk te bevatten – verhalen vrijwel altijd precies in beeld te brengen.

Peter Kuper (1958) is een Amerikaanse auteur die bekend staat om zijn bijzondere grafische technieken; zijn werk heeft veel weg van houtsneden. Dat is een techniek waarbij in hout de delen van een tekening worden weggesneden die wit moeten blijven in het daaropvolgende drukproces. Vroeger gebeurde dit veelal met gespoten sjablonen en kleur, zoals te zien is in The System, een boekje dat momenteel voor een habbekrats in grote stapels bij De Slegte ligt. In zijn Kafka-verstrippingen maakt Kuper gebruik van een zogenaamd scraper board. Daarbij is zwart papier op dik wit papier geplakt en wordt het zwart vervolgens weggeschraapt. Dit geeft een effect dat verbluffend dicht in de buurt van houtsneden komt. Het is een heel arbeidsintensief proces, maar kan voor een ervaren artiest erg effectief zijn.

Mysterieuze sfeer

~

Kuper beheerst het scraper board tot in de puntjes. Dunne lijnen, dikke lijnen, hij weet er zelfs bijna rasters mee te maken. Daar komt bij dat Kupers stijl sterk tegen de grafiek van Der Blaue Reiter en Die Brücke aanleunt, de twee belangrijkste expressionistische groepen uit vooroorlogs Duitsland. Deze stijl had zijn hoogtepunt rond 1910-1920, wat zo ongeveer de tijd is waarin de verhalen van Kafka zijn geschreven. De stijlen van Kafka en Kuper lijken voor elkaar gemaakt: de donkere, mysterieuze sfeer van de Tsjechische auteur en de techniek en stijl van Kuper sluiten naadloos op elkaar aan. Dat bewees Kuper al eens eerder in zijn versie van Kafka’s Die Verwandlung, en nu dus opnieuw in Give It Up! And Other Stories.

Visuele interpretatie

In technisch opzicht is dit nieuwe boek van Kuper een schitterend werk: iedere tekening, iedere pagina op zich is weer een kunstwerkje. Ondanks de moeilijke en arbeidsintensieve techniek weet de tekenaar de figuren beweeglijk en levendig neer te zetten, in iedere streek zit een zekere kracht en snelheid. De strip ademt volledig Kafka. Het is een sfeer van natte straatjes, blinde muren, schlemielen en autoritaire bruten. De visuele interpretatie van de verhalen is echter een ander verhaal. In sommige gevallen is die perfect, in andere niet wat je ervan verwacht had, zoals in het geval van The Bridge. In dit verhaal heeft Kafka een brug de mogelijkheid verleend menselijke gedachten te hebben, wat aan het eind van het verhaal een grappig moment oplevert als de brug zich – als een mens – probeert om te draaien en vervolgens breekt. Bij Kuper heeft de brug echter helemaal een menselijke gestalte gekregen, waardoor de absurditeit en de grap van Kafka verdwijnen, en er alleen een zekere tragiek overblijft. Het maakt deze strip tot de minst geslaagde uit het boek.

~

In een aantal andere gevallen resulteert Kupers interpretatie wel in een geslaagde verstripping, zoals in het titelverhaal Give It Up!. Waar dit verhaal bij Kafka enigszins onbegrijpelijk blijft, krijgt het in Kupers gedaante, als gevolg van de visualisering van de politieagent als dikke bruut, een erg grappige uitstraling. Ook The Top is goed geslaagd. De filosoof uit het verhaal is een echte ‘gekke professor’ geworden, en de vertelstem is heel inventief in de rook van de pijp van de filosoof geplaatst.

Wisselende kwaliteit

Alle verhalen van Kafka in dit boekje, met uitzondering van The Hunger Artist, zijn in geschreven vorm niet langer dan een pagina. The Hunger Artist is het meest herkenbare Kafka-verhaal en is door Kuper grotendeels in zijn eigen woorden omgezet. Met een groot deel van de tekst is er ook een en ander aan diepgang verdwenen, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de geslaagde tekeningen. Ook haalt Kuper zo nu en dan een verhaal uit zijn eigen tijd om het te verplaatsen naar een moderne grote stad, een aanpassing die heel goed uitpakt. Give It Up! And Other Stories is door de keuze en interpretatie van de verhalen een werkje van wat wisselende kwaliteit, en doet het wat dat betreft onder voor Kupers andere verstripping The Metamorphosis. De grafische kwaliteit staat echter buiten kijf en bevestigt opnieuw Kupers reputatie.

Give It Up! And Other Stories is verkrijgbaar via de site van de uitgever.

.

Film / Achtergrond
special: Een interview met programma-adviseur Kees Brienen

IFFR 2006

Vilnius. Was dat nou de hoofdstad van Estland, Letland of Litouwen? Bij de meeste Nederlanders wekt Vilnius niet meer associaties dan een willekeurige post-Sovjetstad ten oosten van de Oder-Neisse linie doet. Dat is jammer, want Vilnius kent op dit moment een van de interessantste artistieke klimaten ter wereld. Met een enkeltje Rotterdam kun je jezelf onderdompelen in de hippe Baltische underground.

Overzicht verslag IFFR 2006

Hot Spots: Vilnius
Hot Spots: Vilnius

Vilnius is één van de drie steden die tijdens het IFFR voor een middagje zullen verrijzen in Off_Corso. Deze voormalige bioscoop vormt het decor voor het nieuwe festivalprogramma Hot Spots. De lokale kunst- en filmscenes van Johannesburg, Vilnius en Mexico City presenteren zich elk drie festivalmiddagen en -avonden, met films, performance, muziek, design, eten en drinken. Waarom Vilnius en niet bijvoorbeeld Riga of Tallinn? Programmeur Kees Brienen legt uit.

Positieve energie

Brienen heeft jarenlange ervaring als programmamaker voor onder meer IDFA, Paradiso’s Cinema Digitaal en VPRO’s Nachtpodium. Al die tijd hield hij zijn ogen open voor nieuwe ontwikkelingen op het snijvlak van film, beeldende kunst en nieuwe media. Met een cultureel klimaat in Nederland dat hij als ‘braaf’ kenschetst is het geen wonder dat hij nu over de grens kijkt. Maar hoe kwam hij bij deze drie steden terecht? Weet hij zeker dat dit de interessantste plekken ter wereld zijn op dit moment? Of is het stiekem een nogal arbitraire keuze? “Arbitrair is het uiteraard,” zegt Brienen, oftewel met een gedegen vertrouwen op intuïtie, “maar de cinema is niet voor niets arbitrair en ongrijpbaar. En wat het ‘hotst’ is doet er niet toe, maar wel dat er een positieve creatieve energie traceerbaar is.” Het is dus geen wedstrijd, al gaat de vergelijking wel een beetje op, want, zegt Brienen: “In feite is mijn keuze tot stand gekomen zoals een coach zijn voetbalteam samenstelt.”

Hot Spots: Mexico City
Hot Spots: Mexico City

Meestal was er sprake van een directe aanleiding zoals de ontdekking van een filmmaker, een audio-visueel kunstenaar of een artistiek instituut dat zich op een bijzondere manier manifesteert. De films Batalla en el Cielo van Carlos Reygadas en Sangre van Amat Escalante waren bijvoorbeeld een ‘enorm aangename verrassing’ die Brienen op het spoor bracht van Mexico City. “Samen met een curator/kunstenaar/filmmaker uit de betreffende stad, iemand met wie ik me verwant voel, stel ik een programma samen waarbij het accent ligt op de filmcultuur. We zoeken raakvlakken tussen die filmcultuur en muziek, beeldende kunst en andere disciplines.”

Relatieve vrijheid

Ondanks de intuïtieve selectie en praktische aanleidingen wil Brienen zich desgevraagd wel aan een diepere analyse van de huidige bloei van Vilnius, Johannesburg en Mexico City wagen. “Vilnius is de hoofdstad van Litouwen. Het eerste land dat zich in 1991 losmaakte van het Sovjet-imperium, en in 2004 naast de andere Baltische staten aansluiting vond bij Europa. De mensen daar herdefiniëren hun identiteit, dan zoek je naar een beeld van jezelf, van wie je bent of wat je voorstelt.

“Hetzelfde geldt voor Johannesburg. Na decennia van apartheid zijn de Zuid-Afrikanen nu bewust bezig met vrijheid en democratie. Eindelijk kunnen de zwarte meerderheid, vrouwen, homoseksuelen en lesbiennes in relatieve vrijheid hun stem laten horen. Dat is het fundament waarop de hedendaagse kritische Zuid-Afrikaanse cinema gebouwd kon worden. Maar de kloof tussen arm en rijk is er nooit groter geweest, net als in Mexico City.

Hot Spots: Johannesburg
Hot Spots: Johannesburg

“Deze gigapolis kent ook positieve kanten; de dynamiek, de veelzijdigheid van het straatleven, de intensiteit van de culturele productie en de oorspronkelijkheid van de cultuur. Mexico City is een gigantisch sociaal laboratorium, en de recente films die ervandaan komen zijn met niets te vergelijken.”

Veranderingen

Genoeg geopolitieke onderbouwing voor Brienens selectie dus. Maar betekent het inkaderen van een levendige creatieve undergroundscene in zo’n publieksevenement – hoe kunstzinnig ook – niet de doodsteek voor die scene? Of bestaat er juist een werkelijke noodzaak voor zo’n programma? Dat laatste is het geval, vindt Brienen: “Om te beginnen heeft het IFFR altijd al een signaleringsfunctie gehad: het festival schept een cultuurkritisch kader waarin moderne ontwikkelingen kunnen worden verstaan. Nu is het zo dat, door de digitalisering, het medium film de afgelopen jaren sterk is gedemocratiseerd. Dat brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen zich wereldwijd voordoen, niet meer alleen bij een kleine elite van cineasten. Daarom moet het IFFR die signaleringsfunctie ook anders vormgeven. Het publiek moet zelf zien hoe een innovatieve filmcultuur kan ontstaan.”

Daarnaast geven veranderingen in productie, distributie en consumptie van bewegend beeld aanleiding tot een andere manier van vertonen: kruisbestuiving met verschillende disciplines in een ongedwongen sfeer. “In een wereld waar verandering de enige constante is, kunnen we het ons niet veroorloven om vast te houden aan de traditionele vertoningspraktijk van innovatieve cinematografische beeldtaal, dat spreekt zichzelf tegen. En toen riep God: Let there be Hot Spots!”

Boeken / Fictie

De hilarische woede van Philomène Tralala

recensie: Fouad Laroui - Het tragische einde van Philomène Tralala

De extravagante Philomène Tralala heeft ‘sociaal gezien’ alles tegen, zo vermeldt de flaptekst van het boek Het tragische einde van Philomène Tralala, “ze is zwart, Marokkaans, kleindochter van een slavin, wees, emigrante, schrijfster, lesbienne en ze heeft een buitengewoon opvliegend karakter. Maar ze is ook bloedstollend mooi.” En vooral, ze is boos.

Het tragische einde van Philomène Tralala speelt zich af in de Franse literaire wereld, waarin de schrijfster Philomène haar weg probeert te vinden. Philomène wordt voornamelijk gedreven door woede.. Het object van deze woede is de gemiddelde criticus die zegt haar werk interessant te vinden, maar in feite zo snel mogelijk met haar het bed in wil duiken. De soort mannen die haar exotisch vinden, omdat ze mooi en zwart is, terwijl dat nou nét het laatste is wat ze wil zijn. “Ik ben niet exotisch”, roept ze keer op keer uit.

Een kolkend vat

Fouad Laroui
Fouad Laroui

Philomène is een kolkend vat van emoties, gedachten razen door haar hoofd en ze spuugt ze uit in staccato-zinnetjes: “Het is Philomène! Kleintje Arabische koffie! Knettergek! Modderspuiter in de overdrive! Bek-op-poten! Bang voor niks!” Dat leidt tot een woordenstroom waar je je maar het beste door kunt laten meeslepen. Met als resultaat een boek dat je in één ruk uit wilt lezen, ware het niet dat je het na een paar hoofdstukken even moet neerleggen om op adem komen.

Ogenschijnlijk gaat het verhaal over een mooie, zwarte schrijfster, die door een invloedrijke, maar spuuglelijke literaire criticus wordt belaagd. Hij stalkt haar, dreigt haar van plagiaat te beschuldigen als ze niet op zijn avances wil ingaan en reist haar zelfs achterna naar haar geboorteland Marokko, waar ze even op adem wil komen. Dat laatste lijkt wat ongeloofwaardig – hup, eventjes van Parijs naar Tanger vliegen – , maar ja, het levert wél een hilarisch verhaal op, en dat is ook wat waard.

Elitepoppetje

Het verhaal is dus vermakelijk, maar leuker zijn de woede-uitbarstingen, want Philomène is een opgewonden standje. Overal waar ze komt, of het nou een cultureel evenement is of een televisiedebat, schopt ze een rel. De ene keer scheldt ze de Pakistaanse premier Benazir Bhutto uit voor elitepoppetje, de andere keer schopt ze fanatieke hindoes tegen de schenen en bij weer een ander debat krijgen de Algerijnse mannen er van langs:

Heeft u ooit geprobeerd met een Algerijn te praten? Als je sympthiseert met de baardmannen kiest hij partij voor de uitroeiers. Je gaat mee uitroeien, hup, rolt-ie zijn gebedstapijtje uit.

Eigenlijk is het boek, waar je overigens zó doorheen vliegt omdat het maar 130 pagina’s telt, een aaneenschakeling van dit soort relletjes.

Gettoblasters

~

Niet dat alles in Marokko nou zoveel beter is, want daar wordt de schrijfster verweten dat ze meer Frans dan Marokkaans is. Bovendien voelt ze zich ook in eigen land als zwarte vrouw gediscrimineerd. Marokko is niet langer het land dat ze uit haar jeugd kent; de mooie oude steden zijn ‘openbare vuilnisbelten’ geworden, de nieuwbouw is van lelijk beton en de gettoblasters hebben bezit genomen van het strand.

Philomène maakt een nogal verscheurde indruk, want ze voelt zich noch in de Marokkaanse, noch in de Franse cultuur thuis. En dan is ze ook nog zwart en lesbisch, toe maar. Dat herhaaldelijk uitroepen van “Ik ben niet exotisch!” verklaart haar woede voor een deel, maar ze gaat zelf zo vaak in de aanval, dat al dat gemekker over discriminatie en slavernij je soms wat op de zenuwen gaat werken. Fouad Laroui schrijft het echter met zoveel humor op dat het nergens drammerig wordt.

Slachtpartij

Al met al is Het tragische einde van Philomène Tralala dus een boek met veel vlot geschreven, hilarische dialogen, ook al is er wel wat op aan te merken; soms heeft Laroui de neiging om – typisch Frans – wat al te filosofisch te worden, waardoor hij niet altijd te volgen is, maar dat komt slechts sporadisch voor. Bovendien wordt het volledig goedgemaakt door zijn geestige en bloemrijke stijl. Ik eindig met een voorbeeldje. In Parijs ontmoet Philomène een jonge, Marokkaanse schrijver, die in een handomdraai de Franse literatuur voor dood verklaart:

Tachtig procent van de auteurs! Dat zijn toch geen schrijvers… Een armzalig zooitje, pluimgewichten… Wat zeg ik, negentig procent! Het zit tegen de honderd aan! Als je niet uitkijkt! Pas op! Maak hem niet kwaad, Saddiq! Ah, daar heb je het al, te laat… Honderd procent! Wat een slachtpartij! Een puinhoop van ellende! Duizenden dooie boeken, buik naar boven… Uit met de Franse literatuur!

Theater / Voorstelling

Kilte zonder eind

recensie: Einde oefening (Stichting Watergat / Roy Peters )

Bewegingstheater of mime moet je begrijpen zonder woorden; als bezoeker ben je afhankelijk van je zintuigen, niet van je taalvaardigheid. De voorstelling Einde oefening laat je voelen, horen en zien dat het einde niet altijd hoeft te komen. Nadat de toneellichten al een tijdje aan zijn, komen drie mannen het grote donkerblauwe vloerzeil oplopen. Ze lopen naar een zijde van een wit vierkant dat daar met lijnen is aangegeven. Bijna dreigend kijken ze elkaar aan. Ze blijven elkaar observeren, terwijl ze ieder met grote tussenpauzes een paar keer van zijde veranderen.

~

Bij mime denk ik aan Hakim van Sesamstraat, of een man met een wit geschminkt gezicht die doet alsof hij een zware koffer probeert op te tillen. Het spel van de drie mannen in Einde oefening lijkt daar echter helemaal niet op. Hun gebaren zijn niet duidelijk, en het verhaal dat ze vertellen ook niet. Tenminste, niet in eerste instantie. Je ziet drie mannen die elkaar in doodse stilte, op het kraken van de vloer na, angstvallig in de gaten houden. Maar wat het betekent wordt niet ‘gemimed’.

Saamhorigheid

De tekst van de flyer geeft wel uitleg. Volgens bedenker Roy Peters gaat Einde oefening over het besef dat alles een einde heeft en over de weigering om je daarbij neer te leggen. De mannen op het toneel doen ‘een poging om saamhorigheid in stand te houden’, en in de loop van de voorstelling wordt het duidelijk hoe moeilijk dit is. Ze komen tot het besef dat het volmaakte dat ze zoeken niet bestaat, zo lees ik, en daarmee verbeelden ze het grote einde – het einde van het leven.

Dreiging

Met dit in mijn achterhoofd wordt de voorstelling duidelijk. De mannen kijken niet zomaar naar elkaar, ze zoeken naar verbondenheid en blijven dat doen totdat ze weer van de vloer aflopen. De verschillende ‘oefeningen’ of sets van bewegingen die ze opvoeren hebben geen eind, ze gaan vloeiend in elkaar over. Het contact tussen de mannen op het podium is hecht: de synchronie van het trio is perfect. Het lijkt alsof de mannen samen aangesloten zijn op een aan- en uitknop. Met een druk op de knop staan ze tegelijk stil of komen ze weer in beweging.

~

Alles speelt zich af tegen de achtergrond van een voelbare en soms ook hoorbare onderhuidse dreiging. Die dreiging zit in de blikken van de mannen naar elkaar en naar het publiek, maar ook in de gebruikte geluidsfragmenten. Er klinkt af en toe donkere muziek van Current 93, Frank Zappa en Olivier Messiaen. Na de stilte van de eerste scène rollen de mannen over het zeil, terwijl een krakerige stem – als op een oud cassettebandje – enkele zwaarmoedige zinnen blijft herhalen. Het klinkt donker en kil als zinnen uit een horrorboek

Geen uitweg

Roy Peters werk heeft een herkenbare thematiek, die ook in deze voorstelling naar voren komt. Het gaat bij hem over de ‘kale essentie van het bestaan’: over mensen die zich staande proberen te houden in ruimte en tijd en daarvoor steun zoeken bij elkaar. In Einde oefening ontmoeten de spelers elkaar wel steeds weer in hun gezamenlijke bewegingen, maar ze vinden daarin geen uitweg, geen oplossing. Daarmee heeft het stuk, net als de bewegingen van de mannen, geen einde. De dansers verdwijnen van de vloer en het licht gaat uit.

De voorstelling is nog te zien tot en met 9 februari 2006. Kijk hier voor meer informatie en een volledige speellijst.

Boeken / Non-fictie

De hoge vlucht en diepe val van ‘De Reus uit Rotterdam’

recensie: Biografie: C.B. Vaandrager

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre met een reeks over de biografie. Dit keer: Vaan: Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager van Menno Schenke.

Cornelis Bastiaan Vaandrager wordt in 1935 geboren als zoon van een postbode in Rotterdam-zuid. Zijn literair debuut, Leve Joop Massaker, wordt door critici in één adem genoemd met het vroege werk van Claus en Van het Reve. In de loop van zijn leven blijkt Vaandrager echter niet in staat te zijn om de hoge verwachtingen waar te maken.

Jaloers op het succes van anderen en zelf ternauwernood in staat om van de pen te leven, trekt Vaandrager zich terug in zijn eigen wereld. Als grootgebruiker van hash en speed, schrijft hij voor een steeds kleiner wordende groep liefhebbers over zijn leven in Rotterdam. Dertien jaar na zijn dood in 1992, verschijnt van de hand van Menno Schenke, kunstredacteur van het Algemeen Dagblad, het verhaal over de hoge vlucht en de diepe val van ‘De Reus uit Rotterdam’.

De glans van het dagelijks leven

Vaandrager (links) met Jan Cremer (rechts) op Ibiza (1962). Foto uit besproken boek.
Vaandrager (links) met Jan Cremer (rechts) op Ibiza (1962). Foto uit besproken boek.

In Vaan vertelt Menno Schenke op evenwichtige wijze over de hoogte- en dieptepunten uit het leven van C.B.Vaandrager. Het is bewonderenswaardig hoe diep hij hierbij heeft weten door te dringen tot de grote kring van mensen waar Vaandrager zich in zijn leven mee omringde. Hij sprak met meer dan veertig personen, waaronder – niet altijd even toegankelijke – artistieke collega’s als Jan Cremer, Armando, Simon Vinkenoog en Hans Sleutelaar. De biografie van Vaandrager kan hierdoor worden ingekleurd met een schat aan vermakelijke anekdotes.

In de vele sterke verhalen die in Vaan langskomen schittert Vaandrager in zijn rol als losgeslagen feestganger. Zo stroopt hij tijdens het dansen zijn zwart lederen broek naar beneden om tegen het onderbeen van één van zijn vriendinnen te urineren. Op een ander feest wordt hij verzocht het pand te verlaten wanneer hij de hond van de gastheer aftrekt. Wanneer, op weer een ander feest, de hashwalmen zijn neergeslagen, wordt Vaandrager wakker naast de vrouw van een van zijn beste vrienden. De gehele literaire ontwikkeling van Vaandrager vindt plaats in een jongerencultuur die opbloeit tussen de puinhopen van een kapotgeschoten stad. Schenke beschrijft dit op een fraaie wijze.

Vaandrager werkt in deze ‘bewogen jaren’ met de dichters Hans Verhagen, Armando en Hans Sleutelaar aan de avant-gardistische literaire bladen Gard Sivik en De Nieuwe Stijl. Gezamenlijk propageren ze een nieuwe esthetische opvatting. Poëzie zou niet langer uit ‘het poëtische’, maar uit ‘het anti-poëtische’ geboren moeten worden. Geschreven in de normale omgangstaal, ontstaan gedichten over de alledaagse werkelijkheid. De dichters proberen het publiek gevoelig te maken voor de schoonheid of de ironie van hele normale dingen. Na een bezoek aan Madurodam zou Vaandrager bijvoorbeeld de regel “de kroketten in het restaurant zijn aan de kleine kant” optekenen.

Twee gaten op keelhoogte

Nederlandse redactie Gard Sivik (vlnr) Hans Sleutelaar, Armando, Hans Verhagen, Cornelis Bastiaan Vaandrager. Foto uit besproken boek.
Nederlandse redactie Gard Sivik (vlnr) Hans Sleutelaar, Armando, Hans Verhagen, Cornelis Bastiaan Vaandrager. Foto uit besproken boek.

Vanwege toenemend drugsgebruik en een meer teruggetrokken leefwijze, zou Vaandrager veel van de vrienden uit de eerste helft van zijn leven in de loop van de jaren zeventig uit het oog verliezen. Schenke kan, in de beschrijving van de laatste twintig jaar van zijn leven, dan ook minder steunen op de verhalen uit zijn omgeving. Schenke heeft duidelijk minder goed weten door te dringen tot de kring van mensen die zich in deze periode om Vaandrager vormt. De gaten die in de beschrijving van zijn leven vallen worden in toenemende mate opgevuld met de zakelijke rapporten van politie en klinieken. Het menselijke gezicht van de dichter verdwijnt hierdoor langzaam uit het zicht.

In de jaren zeventig schrijft Vaandrager twee grote romans, De hef en De reus van Rotterdam. Net als in latere verhalen en gedichten komen hierin honderden mensen, gebeurtenissen en plaatsen uit zijn eigen leven voor. Hij schrijft de verhalen die hij vertelt in de woorden zoals hij ze om zich heen hoort klinken. Critici klagen, niet geheel ten onrechte, dat het voor buitenstaanders moeilijk is om vat te krijgen op zijn werk. Doordat hij dicht op het leven en werk van de dichter zit, weet Schenke wél tot een aantal cruciale passages uit zijn latere werk door te dringen. Ogenschijnlijk nietszeggende regels blijken te herleiden te zijn tot dramatische gebeurtenissen uit het leven van Vaandrager.

Twee gaten op keelhoogte.
Nie meer doen.
Miles, voor jou.

De ijzingwekkende realiteit achter de bovenstaande regels kan pas doordringen wanneer duidelijk wordt dat Vaandrager refereert aan een poging om zichzelf met een vleesmes van het leven te beroven. Naast de evenwichtige beschrijving van de lichte en de donkere dagen uit het bewogen bestaan van C.B.Vaandrager, ligt hier een andere grote kwaliteit van het werk van Schenke: anders onbegrijpelijke verwijzingen naar een dramatisch leven worden ermee gered van de vergetelheid.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Boeken / Fictie

Advocaat van de duivel

recensie: Michael Connelly - The Lincoln Lawyer / De Lincoln advocaat

Michael Connelly schrijft sinds 1992 in gestaag tempo romans. Meestal gaan deze over de detective Harry (Hieronymus) Bosch. Maar zijn meest recente roman bekijkt de zaak vanuit een ander perspectief. In The Lincoln Lawyer krijgen we te maken met de advocaat Mickey Haller.

Mickey Haller verdedigt de kanslozen van Los Angeles. Oplichters, drugsverslaafden, drugsdealers en bendeleden vormen zijn klantenkring. Die verdediging gaat hem goed af, maar wordt hem niet in dank afgenomen door de aanklagers en de politie. Mickey Haller is dan ook dubbel blij met zijn nieuwste cliënt.
Ten eerste betreft het een rijke jonge man uit Beverly Hills, wat betekent dat Haller zijn toptarief kan rekenen. Ten tweede is hij ervan overtuigd dat deze Louis Roulet onschuldig is aan de hem ten laste gelegde poging tot moord en verkrachting van een prostituee. Dat is weer eens wat anders dan het eeuwige zoeken naar mazen in de wetgeving om zijn schuldige klanten zo weinig mogelijk te laten boeten voor hun misdaden.

~

Maar als Mickey’s medewerker tijdens het onderzoek naar Roulet’s achtergrond wordt vermoord, dringt het tot hem door dat hij zich gruwelijk heeft vergist. Wat eerst een mooie zaak leek, blijkt steeds meer een nachtmerrie te worden voor de doorgewinterde advocaat. Roulet heeft Haller bewust uitgekozen als advocaat en heeft hem stevig in zijn verderfelijke greep. Er is maar één manier waarop Mickey Haller het tij nog kan keren, en dat is middels het rechtssysteem waarin hij zelf al jarenlang niet meer gelooft.

Authentiek

Michael Connelly is in 1980 afgestudeerd als journalist met als bijvak creatief schrijven. Daarna is hij jarenlang journalist geweest voor diverse dagbladen, waaronder de Los Angeles Times. Hij heeft op de short-list voor de Pulitzer Prize gestaan met een achtergrondverhaal over de overlevenden van een grote vliegtuigramp. Deze journalistieke ervaring en achtergrond zie je terug in zijn romans. Bij het lezen van The Lincoln Lawyer merk je dat je te maken hebt met een schrijver die zijn research doet. Alles ademt authenticiteit. De karakters, de rechtsprocessen en de terminologie komen allemaal erg realistisch over. En daardoor is deze roman geen doorsnee advocatenboek geworden. De rechtbank is hier niet gewoon een kapstok waaraan een spannend verhaal is opgehangen, maar vormt daarentegen een wezenlijk, realistisch ogend onderdeel van het verhaal.

Als lezer ben je eigenlijk niet zo geïnteresseerd in hoe het met de verdachte Roulet afloopt, als wel in hoe Haller het rechtssysteem kan gebruiken om zich uit de schijnbaar hopeloze situatie te redden. Zal het hem lukken om ongeschonden uit de strijd te komen, een dreigende arrestatie voor de moord op zijn medewerker en een mogelijke schorsing door de tuchtraad ten spijt? Je hebt geen moment rust totdat je na bijna 400 pagina’s uiteindelijk het antwoord hebt gekregen en je het boek moe maar voldaan dichtslaat.

Geen fratsen

Connelly heeft een prettige stijl van schrijven, die je op betrokken wijze meevoert door het verhaal. Hier geen overdreven gestileerd proza, maar een rechttoe rechtaan benadering zonder oppervlakkig te worden. Daar waar het rechtssysteem helder wordt overgebracht zonder stoffig te worden, worden karakters uitgediept en neergezet zonder dat dit uitmondt in diepgravende psychologische beschouwingen. Connelly vindt de gulden middenweg en bewandelt die met flair.

Michael Connelly heeft sinds zijn debuut in 1992 zo’n zestien boeken op zijn naam staan. In 2006 staan er alweer twee boeken op het punt uitgebracht te worden, waaronder een non-fictieboek met misdaadverhalen uit zijn tijd als journalist, en wederom een nieuwe Harry Bosch-roman. Het ziet er naar uit dat ons nog een hoop goeds tegemoet komt.

Bij uitgeverij De Boekerij verscheen ook een Nederlandse vertaling van dit boek

Michael Connelly (vertaling: Hans Kooijman) • De Lincoln advocaat • Uitgever: De Boekerij • Prijs: € 17,50 • 431 bladzijden • ISBN: 9022543242

Muziek / Album

Get on your dancing shoes

recensie: Arctic Monkeys - Whatever People Say I Am, That's What I'm Not

Het is eigenlijk nogal een cliché. Vier puisterige Britse blagen, nog maar net droog achter de oren, starten een rockband. Men maakt een ep, er ontstaat een onwaarschijnlijke (internet)buzz en platenlabels staan in de rij om de band te tekenen. Een half jaar (en een nummer 1-hit) verder staat Arctic Monkeys op het punt internationaal door te breken. Ondertussen doet de eerste 7” van Arctic Monkeys al wel een ruime 100 pond op eBay.

~


Met de release van Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not kan het grote publiek in Nederland Arctic Monkeys nu ook eindelijk in de armen sluiten. Officieel dan, want laten we wel wezen, iedereen die de Britse muziek ook maar een beetje in de gaten houdt, was al lang op de hoogte. Zeker toen de nieuwe versie van I Bet That You Look Good On The Dancefloor op single uitkwam bij Domino, de Britse charts bestormde, en bovenaan de lijst eindigde. Het concert in de bovenzaal van Paradiso op 1 november was stijf uitverkocht, hoewel vooral ook bezocht door fanatieke fans uit Engeland.

You sexy little swine

Whatever People Say… staat vol met übercatchy rockliedjes. Het album lijkt hier en daar wat te rammelen, maar bij herhaald luisteren valt op dat alle songs juist zeer ingenieus in elkaar zitten. Bovendien zijn bijna alle nummers op de plaat ook nog eens verrekte dansbaar. Nu wisten de meeste DJ’s en discogangers dat vast al van I Bet That You Look Good On The Dancefloor, maar met het verschijnen van het debuutalbum hebben we er nog wat krakers bij. Het is allemaal leuk, springerig en meezingbaar. So get on your dancing shoes, you sexy little swine (Dancing Shoes).

Tienerbelevenissen

De troef van de band is zanger Alex Turner. Hij heeft de perfecte stem, het ultieme accent en de komische teksten. Veelal worden de belevenissen van een tiener in Sheffield beschreven. Het weggestuurd worden bij de discotheek (From The Ritz To The Rubble), het oppikken van opgedirkte meisjes in de kroeg (Still Take You Home) enzovoort. Een beetje zoals de korte verhalen uit de liedjes van Mike Skinner van The Streets, die ook gaan over het (uitgaans)leven van de Britse middleclass jeugd.

De band treedt de komende maanden op over hele wereld, van Tokio tot LA. Ook Nederland zal ongetwijfeld vallen voor de songs van Arctic Monkeys (misschien de redding voor Pinkpop dit jaar?). Het concert in de Melkweg op 27 februari was in ieder geval uitverkocht voordat je ‘Britse hype’ kon zeggen. Het ongelijk van Noel Gallagher (“With a name like Arctic Monkeys they’ll never get anywhere”) is ondertussen wel overtuigend bewezen.

Muziek / Album

Awkward I, El Camino en The Hot Stewards

recensie: Awkward I, El Camino en The Hot Stewards

.

Awkward I
False starts in lo-fi

Subroutine Records 2005

~

Djurre de Haan heeft in Amerika gewoond en dat is te merken aan de titels 5th and Locust en Eatontown, NJ. De muziek die deze Groninger maakt onder de naam Awkward I doet ook wat Amerikaans aan. Met zijn akoestische gitaar maakte hij mooie liedjes die het in het Amerikaanse collegecircuit goed zouden doen. De titel van zijn eerste release op Subroutine Records False starts in lo-fi zegt voldoende over de opnamekwaliteit. Vanwege een gebrek aan budget is hoorbaar gekozen voor een soort vroege My Morning Jacket-aanpak, met een berg galm en met hier en daar een stoot tegen de microfoon. Een slimme en charmante oplossing en dus ontzettend lo-fi. De Haan schrijft al jaren liedjes (thuis op de bank) en nam zijn werk veelal zelf op. De vier liedjes op deze ep zijn mooi en klinken oprecht, maar ontberen nog een beetje de diepgang. Awkward I mist nog dat belangrijke ‘eigen geluid’. Wel schijnt een optredende De Haan het publiek diep door de knieën te kunnen krijgen. Ik ben heel benieuwd wat een goede band en een inventieve producer voor Awkward I zouden kunnen doen. False Starts In Lo-Fi is de eerste in een reeks ep’s van Awkward I die in de loop van het komende jaar zal verschijnen. [Mark Hospers].

False starts in lo-fi is via de site van Subroutine Records te verkrijgen voor vijf euro, exclusief de verzendkosten.

El Camino
At Jenny Richee

Drowning Man 2005

~

El Camino is een band uit Haarlem, die de afgelopen jaren al bijdroeg aan een flink aantal plaatjes, ep’s en split ep’s. De website vermeldt dat de naam van de band ‘de continue zoektocht naar het spanningsveld in lang uitgesponnen geluidsfragmenten reflecteert’. De vraag en de open deur is natuurlijk: vinden de heren van El Camino deze weg. Het antwoord op die vraag is een driewerf ja. At Jenny Richee, de eind 2005 verschenen ep, is een overrompelende tocht waarbij je de spanning geregeld door je keel voelt gieren. El Camino is explosief en laat elke seconde tellen, inderdaad ook in de wat langere nummers, al duren de vijf voornamelijk instrumentale tracks van At Jenny Richee bij elkaar zo’n 22 minuten. Het is een plaat vol dynamiek en goede ideeën. Gejaagd, agressief, ontroerend, wanhopig: een continue climax. [Mark Hospers]

At Jenny Richee is via de site van de band verkrijgbaar voor acht eurootjes plus portokosten.

The Hot Stewards
The very best of

Sally Forth Records 2005

~

Vier nummers telt het beste van The Hot Stewards, een samenwerkingsverband met leden van Face Tomorrow, Jetsetready, Oil, the Spirit that Guides Us en het Deense Campsite. En met de wetenschap dat één van die vier nummers Bronski Beats Small town boy is, blijft er weinig ‘het beste’ over van het beste van The Hot Stewards. Maar dat heeft natuurlijk allemaal met een welgemeende knipoog te maken. Humor met een gezonde emo-lading, dat is het. Want de drie andere nummers klinken behoorlijk serieus. Opener The dot-com squad, waarin meerdere zangers op de voorgrond plaatsnemen en er een sterke gitaarpartij te horen is, wordt met twee als het ware noisy boekensteunen bijeen gehouden. Sterker is echter Hell or high water. Want daar is meer oog voor subtiliteit, wordt er minder hard geschreeuwd en heeft het allemaal meer muzikale diepgang. Ook The blackened sky of Amsterdam kent die diepgang, maar heeft door de meervoudige samenzang onverstaanbare teksten. Verder klinkt het naar behoren en is een slecht bewerkte cover alleen maar jammer. Maar het ep-tje is een aankondiging voor het komende zomer te verwachten album van dit elite-combo van de bijna Nederlandse emo. De liefhebber kan gaan uitkijken. [Niek Hofstetter]

The Very Best of the Hot Stewards is voor acht euro te verkrijgen via de site www.youmakemusic.com.

Muziek / Concert

Een curieuze combinatie

recensie: Freakwater and The Zincs

Het had iets weg van een Amerikaans reizend circus: een jonge britpopmuzikant, een zwijgende violist en twee vrouwen van middelbare leeftijd met een sterk zuidelijk accent die anekdotes ophoestten over de theedoeken die zij een jaar of acht geleden in Groningen hadden gekocht. Het waren echter twee in elkaar geschoven bands van het alternatieve rocklabel Thrilljockey, The Zincs en Freakwater, die drie weken door Europa tourden om hun nieuwste albums te presenteren. Op 18 januari stonden ze in Vera Groningen.

~


De britpopmuzikant Jim Elkington onder meer bekend als Jim Zinc ofwel The Zincs fungeerde als het voorprogramma, waarin hij vooral nummers van zijn nieuwste plaat Dimmer speelde. Op zijn eerste album onder de naam The Zincs Moth And Marriage bespeelde Elkington nog alle instrumenten zelf, maar voor Dimmer verzamelde hij een uitstekende band om zich heen. Helaas moesten zijn bandleden thuisblijven, vanwege budgettaire (hij was slechts het voorprogramma) en logistieke redenen (de vier muzikanten reizen door europa per trein!).

Nietzsche verslaan

Op het album klinken de nummers somber als The Tindersticks en uit Elkingtons donkere Nick Cave-achtige stem spreekt een duivelse berusting. Nu zonder zijn band staat er live een singer-songwriter met het nodige sarcasme en zelfspot. In het nummer New Thought: “Life, life is long // what doesn’t kill me // only makes my life longer”, herformuleert Elkington Friedrich Nietzsche. Hij verslaat daarbij de Duitse filosoof en passant nog in een wedstrijdje somberheid. Een nummer als Meagre Prick laat zien waar Zinc allemaal wel of juist niet toe in staat is. Het is een sobere ballad over zijn eigen onvermogen: “I apologize in advance”. Samen met de zangeressen van Freakwater zong Elkington ook nog het ergens tussen hemel en aarde hangende Sunday Night. Zodra de drie het refrein inzetten was mijn avond al geslaagd.

Geen connectie

Waar de enigszins ongeïnteresseerde houding van Elkington – hij leek er na één week touren al genoeg van te hebben – zijn muziek alleen maar meer leek te dragen was het gebrek aan passie bij de countryveteranen Janet Bean and Catherine Irwin funest. Sinds 1989 vormen zij samen Freakwater. Ze werden deze avond ondersteund door Elkington op gitaar en een violist c.q. mandoline-speler. Maar zoals Freakwater eigenlijk niet bij het alternatieve label Thrill Jockey thuishoort zo past Elkington niet bij Freakwater.

Elkington viel tot op heden niet te betrappen op veel affiniteit met de Amerikaanse roots en zijn werk past dan ook veel beter in de Britpop traditie, die hij met zijn vorige band Sophia en met The Zincs verkende. De enige link tussen Elkington en Freakwater is dat zangeres Janet een vriendin van hem is en dat haar vocalen ook op Dimmer klinken, muzikaal zijn er verder weinig overeenkomsten. Nu leek het erop alsof Elkington de primitieve muziek van Freakwater moest opvrolijken met wat gitaar frivoliteiten, veel hielp het echter niet.

Omgekeerd anachronisme

In de muziek van Freakwater resoneert onherroepelijk de geest van legendes als Hank Williams en The Carter Family. Hoewel op hun eerste album sinds 1999 Thinking Of You… ook wel enige alt. country invloeden te horen zijn klinken de gitaarvervormers in Freakwaters geval als een omgekeerd anachronisme. De teksten hebben een absurde kant die niet goed met de traditionele country kant te rijmen vallen zoals het vreemde So Strange:

It was so lame what you sold me
But you’re so sweet and then you call me
Drag me down, jerk me around
Hold my head under ‘til I like to drown
Then you cry, cry, cry, it’s so lame

Slaapverwekkende vormen

Freakwater moet het heel sterk hebben van de combinatie tussen de warme stem van Irwin en de sopraan van Bean. Vooral het hoge onvaste stemgeluid van Bean kan soms ongekende urgentie aan de muziek geven. Zoals op het mooiste nummer van hun nieuwste album, Double Clutch, waarin er een soort duistere moraal aan de orde wordt gesteld:

See the liar nurse the lie
And watch it flower where truces die
With such assurance, like a mother’s arms
So far from honesty and safe from harm

Deze avond kon Freakwater echter geen urgentie oproepen. Het was een langdradig optreden, niet in het minste door het eentonige tempo van de nummers. Nummers die op het album al niet tot dansen aanzetten, maar in Vera slaapverwekkende vormen aannamen.

Kunst / Expo binnenland

Inspiratie

recensie: Praagse schilderkunst 1890-1939: van symbolisme tot abstractie

Het lijkt een trend: neem een Europees land en laat zien wat er in een belangrijke periode in de kunstgeschiedenis gebeurde. Het Haagse Gemeentemuseum deed dit – overigens zeer succesvol – met de tentoonstelling Finse kunst rond 1900 en tegelijkertijd is in het Drents Museum in Assen de tentoonstelling Praagse schilderkunst 1890-1939: van symbolisme tot abstractie te zien. Beide tentoonstellingen concentreren zich op dezelfde periode, maar kiezen wel een ander land om de avant-garde van die tijd te tonen.

František Bílek, Moeder (1899), Houtskool op papier (in door de kunstenaar zelf vervaardigde lijst). Collectie en foto: Národni Galerie, Praag.
František Bílek, Moeder (1899), Houtskool op papier (in door de kunstenaar zelf vervaardigde lijst). Collectie en foto: Národni Galerie, Praag.

De tentoonstelling in het Drents Museum is samengesteld door Thomas Vlçek, directeur van de afdeling moderne en hedendaagse kunst van de Národni Galerie (National Gallery) in Praag. Hij heeft verschillende werken uitgekozen die goed weergeven waar de Tsjechische kunstenaars zich mee bezig hielden. Het karakteristieke van de Praagse schilderkunst is vooral te vinden in de onderwerpen van de werken. De kunstenaars concentreerden zich voornamelijk op het menselijk lichaam en op het landschap. Deze twee onderwerpen vormen de rode draad door de tentoonstelling.

Westerse oriëntatie


Het verschil met Finse kunst lijkt vooral dat de Praagse werken minder een eigen gezicht hebben. Anders dan Finland speelde Praag in die tijd een belangrijke rol in het West-Europese kunstleven. Er woonden veel kunstenaars, maar er waren ook veel contacten met andere West-Europese kunststeden. Deze contacten zijn onder andere te verklaren door de meer centrale ligging van Praag, waardoor er veel contact was met het Westen van Europa in plaats van met het Oosten, zoals in Finland wel gebeurde. De oriëntatie op West-Europa concentreerde zich voornamelijk op Frankrijk, in het bijzonder Parijs. In de tentoonstelling is duidelijk een weergave van deze inspiratie te zien. Zo zijn er landschappen à la Claude Monet, zoals het landschap van Václav Radimský, vrouwelijke lichamen geïnspireerd op de naakten van Picasso en kubistische figuren die aan het werk van Duchamp doen denken. De inspiratie is zo nadrukkelijk aanwezig dat de Praagse kunst eerder het eigen karakter lijkt te verliezen dan te behouden en daarbij redden de werken het soms niet in vergelijking met hun Franse voorbeelden.

Antonín Slaví?ek, Vallende bladeren (1895), Olieverf op doek op karton. Collectie en foto: Národni Galerie, Praag.
Antonín Slaví?ek, Vallende bladeren (1895), Olieverf op doek op karton. Collectie en foto: Národni Galerie, Praag.

Melancholie


Dit geldt niet voor alle werken. Een aantal ervan, die aan het einde van de negentiende eeuw werden vervaardigd, zijn misschien niet per se kenmerkend voor Praagse kunst, maar het zijn wel mooie werken. Zo is het indrukwekkende Moeder (1899) van František Bílek een mooi voorbeeld van symbolisme. Ook de bewerkte lijst maakt deel uit van de voorstelling. Een ander opvallend werk is Vallende bladeren (1895) van Antonín Slaví?ek, dat zich onderscheidt van andere landschappen in de tentoonstelling door de suggestie van beweging en wind in de bladeren. De warme bruine en rode tinten roepen een gevoel van melancholie op.

Praagse inspiratie


Het is interessant en leerzaam om een voorbeeld te zien van een van de componenten van de Westerse avant-garde en zeker voor een klein museum als het Drents Museum is de tentoonstelling van deze Praagse kunst een aanwinst. Jammer genoeg is de tentoonstelling niet op alle fronten geslaagd. De inrichting is niet spannend, de belichting is soms slecht en een werk als Vallende bladeren lijkt een beetje weggestopt. Van Tsjechische kunst kunnen ze in het Drents Museum echter nog niet genoeg krijgen. Eind maart is er een grote overzichtstentoonstelling te zien van de Praagse ontwerper Borek Sípek.