Kunst / Expo binnenland

De erotiek als muze

recensie: Picasso in Den Haag

.

“Kunstenaar van de twintigste eeuw”, zo betitelt het Gemeentemuseum Den Haag Pablo Picasso. Zijn enorme oeuvre en grote veelzijdigheid rechtvaardigen dat cliché ook. De expositie in Den Haag blinkt helaas meer uit in kwantiteit dan in kwaliteit. Toch valt er genoeg te genieten, bijvoorbeeld van de series erotische prenten.

Het zwaartepunt van de expositie in het Gemeentemuseum ligt bij het late werk van Picasso. Daaruit valt op te maken dat de kunstenaar in de laatste decennia van zijn lange leven erg productief was én erg bezig met het thema erotiek. Het beeld van deze bijna obsessieve gedrevenheid is wat blijft hangen na het bekijken van de omvangrijke tentoonstelling. Een nieuw gezichtspunt of een thematische benadering is er niet, omdat het gaat om een ruil met het Museum Ludwig in Keulen. Dit museum stelde een groot deel van zijn rijke collectie Picasso’s beschikbaar en exposeert nu 65 Mondriaans uit de Haagse collectie.

Pablo Picasso, De Kus, 1969, Olieverf op doek, 146 x 114 cm, Collectie Museum Ludwig, Keulen
Pablo Picasso, De Kus, 1969, Olieverf op doek, 146 x 114 cm, Collectie Museum Ludwig, Keulen

De tientallen schilderijen, honderden tekeningen en grafiek in serie plus een aantal sculpturen en keramieken voorwerpen van Picasso zijn goed voor een paar uur kijkplezier. Werk uit 1899 – een portret van zijn vader toen de kunstenaar achttien was – tot prenten uit 1972: de variatie is groot. Toch biedt het geheel geen goed overzicht van zijn oeuvre, daarvoor ontbreken teveel bekende werken en ligt de nadruk teveel op zijn late werk (waaronder ook matige stukken). De kop Picasso, een leven, een oeuvre in de aankondigingen is daarom wat misleidend. Het maakt het publiek, dat deze eerste woensdagochtend van de expositie in grote getale de zalen vult en elkaar verdringt voor de vele kunstwerken, waarschijnlijk niet veel uit.

Harlekijnen

In 1901, toen Picasso Parijs al regelmatig bezocht, maakte hij Café in Montmartre, een bijna impressionistisch geschilderde alledaagse scène. De moeder met kind zou die jaren vaker in zijn werk opduiken. Heel anders van stijl is het Portret van Max Jacob uit 1907, waar de schematische gelaatstrekken van zijn vriend doen denken aan die in zijn beroemde werk Les demoiselles d’Avignon. Van dit kubistische schilderij zijn schetsen uit 1907 te zien, gewoon in een schoolschrift. Hier zie je de geboorte van zijn kubisme. In één van zijn uitspraken, die her en der hangen in de zalen, heet het: “De objectieve werkelijkheid moet netjes worden opgevouwen als een laken.” Er hangt een tiental werken uit deze periode, waaronder het analytische Vrouw met mandoline uit 1910. Het kubisme heeft bij Picasso vooral gediend als sleutel tot een heel eigen beeldtaal.

Pablo Picasso, Harlekijn met gevouwen handen, 1923, Olieverf op doek, 130 x 97 cm, Collectie  Museum Ludwig, Keulen
Pablo Picasso, Harlekijn met gevouwen handen, 1923, Olieverf op doek, 130 x 97 cm, Collectie Museum Ludwig, Keulen

Toen zijn kubistische kompaan Georges Braque naar het front vertrok in 1914, schakelde Picasso weer over naar figuratief werk. Een prachtig voorbeeld van zijn classicistische periode is de Harlekijn met gevouwen handen, met een spannend contrast tussen de schilderachtige onderlaag en de zwarte contourlijnen. Het is één van de vijf harlekijnen die hij maakte in 1923. Het harlekijnkostuum had hij jaren eerder gekregen van dichter Jean Cocteau die zijn atelier bezocht. Picasso gebruikte in zijn voortdurende zoektocht naar stijlen en thema’s regelmatig een motief dat telkens terugkeerde, zoals deze harlekijn. Een ander motief is de musketier, onder andere geïnspireerd door Rembrandt. Dit heldhaftige figuur met zwaard komt in de werken uit de jaren zestig regelmatig voor. De machofiguur zou voor Picasso zelf staan, “travestieën van de oude kunstenaar die in de rol van avonturier kruipt”, aldus de catalogus.

Bordeelscènes

Het naoorlogse werk van Picasso lijkt maar om één ding te draaien: erotiek. Hoe ouder hij wordt, hoe pornografischer hij vrouwen neerzet, meldt een zaaltekst zonder omhaal. Dat is vooral te zien in de late serie grafiek Suite 156 uit 1970-1972, bordeelscènes vol fantasie en vaart neergezet door een schilder die, met de dood op de hielen, bezeten werkte. Het maakt de toeschouwer tot een voyeur. Veel vrouwen, veel geslachtsorganen. De overdaad van de veertig lijsten (de bovenste rij is niet goed zichtbaar) en de onduidelijke begeleidende teksten maken het moeilijk er echt chocola van te maken. Is de volgorde chronologisch of thematisch? Hier wreekt zich de slordigheid waarmee de zaalteksten bij deze expositie opgesteld zijn. Per zaal is een A4’tje met bleek geprinte tekst op de muur geplakt, waar bezoekers – vaak getooid met leesbrilletjes – fronsend elkaar verdringen. Lastiger is de toelichting bij de Suite 156, waar verwezen wordt naar een bepaalde prent. Welke wordt bedoeld als we lezen dat Edgar Degas met zijn handen op zijn rug in een bordeel is afgebeeld, als verwijzing naar impotentie? Nummering ontbreekt, evenals vermelding van de oplage of uitleg waarom de datering in spiegelschrift is. Het is blijkbaar voldoende om een globale blik op de serie te werpen en weer verder te wandelen. Wat de meeste mensen dan ook doen.

Pablo Picasso, Afbeelding uit Suite 156, 1970-1972, Etsen, deels aquatint en droge naald, Collectie Museum Ludwig, Keulen
Pablo Picasso, Afbeelding uit Suite 156, 1970-1972, Etsen, deels aquatint en droge naald, Collectie Museum Ludwig, Keulen

De serie Suite Vollard, vorig jaar nog te zien in het Cobra Museum in Amstelveen, bestaat uit honderd erotische prenten. Kunsthandelaar Vollard bracht deze beroemde serie in 1937 uit. In dit werk zijn de thema’s gevarieerder; ook de dreigende oorlog, zijn nieuwe vriendin en de geboorte van zijn dochter spelen mee in deze krachtige samenhangende tekeningen uit een periode van zeven jaar. Ook hier wordt weinig toegelicht. Aan het einde zou de invloed van de oorlog en het ontstaan van het schilderij Guernica te zien zijn. Waar? Tevergeefs zoeken is ook het gevolg van een bijschrift in de zaal met keramiek en schilderijen met naakten. Het Zittend naakt van 1 mei 1972, dat “de spannendste” van die korte periode genoemd wordt, hangt er niet. Een ander genoemd naakt blijkt twee zalen verderop te hangen. Het zijn dit soort slordigheden in de bijschriften die het gevoel geven dat de tentoonstelling gemakzuchtig (of in haast?) in elkaar gezet is. Dat neemt niet weg dat er veel moois te zien is, met de nadruk op veel. De gedachte is misschien dat het publiek zo van Picasso houdt dat het onvolkomenheden op de koop toeneemt. En zo is het eigenlijk ook.