Boeken / Strip

Wisselwerking tussen geschiedenis en strip

recensie: Kees Ribbens en Rik Sanders - Getekende tijd

Stichting Uitgeverij Stripstift, de uitgever van het stripinformatieblad Stripschrift, presenteerde onlangs een standaardwerk over de plaats van het stripverhaal in een historische context. Het is een coproductie met de Stichting Matrijs, die werd opgericht met als doel de studie van de geschiedenis te bevorderen. De samenstellers Kees Ribbens en Rik Sanders, beiden historicus en medewerker van Stripschrift, doen zeer overzichtelijk en met veel illustraties verslag van de wijze waarop het beeldverhaal in de loop der eeuwen is ontvangen.

Getekende tijd is onderverdeeld in vier hoofdstukken. Na een poging tot definiëring van de strip schetsen zij in het eerste hoofdstuk de geschiedenis van het verhaal verteld in beelden. Van de grotschilderingen in het Spaanse Altamira naar de triomfzuil van de Romeinse keizer Trajanus en het tapijt van Bayeux tot de populaire centsprenten – het beeldverhaal is door alle eeuwen heen altijd aanwezig geweest. En toen de Verenigde Staten tegen het einde van de negentiende eeuw de strip ontdekten was het hek helemaal van de dam. The Yellow Kid van Richard Felton Outcault leek het startpunt voor de globalisering van de strip. In de periode tussen de twee wereldoorlogen werden ook in de Nederlandse dagbladen regelmatig strips gesignaleerd en timmerden stripmakers bescheiden aan de weg. Bekende strips als Dick Bos, Kapitein Rob, Eric de Noorman en Tom Poes en Heer Bommel braken in de jaren veertig en vijftig definitief door. De verantwoordelijke tekenaars, respectievelijk Alfred Mazure, Pieter Kuhn, Hans G. Kresse en Marten Toonder genoten door hun tekenprestaties nationale en internationale bekendheid.

De geschiedenis als strip

~

In het tweede hoofdstuk gaan Ribbens en Sanders in op historische strips. Het verleden als inspiratiebron heeft naast helden als Alex, Asterix en Obelix, en Eric de Noorman ook Vlad de spietser opgeleverd. De leukste en bekendste held was de man uit het stenen tijdperk met zijn door merg en been gaande kreet Jabbadabbadoeh: Fred Flintstone. En wie heeft er niet genoten van de krantenstrip B.C. ( hier vertaald als Oerm) van de onlangs overleden stripmaker Johnny Hart? Bij het realistische stripwerk brengen de tekenaars op een historisch verantwoorde wijze hun helden in beeld. Een fraai voorbeeld is de maritieme strip Bruce Hawker van William Vance over een Engelse luitenant ter zee, spelend in het begin van de 19e eeuw.

De strip als tijdsbeeld

Het derde hoofdstuk toont aan hoe stereotypen in de stripwereld voor heftige reacties kunnen zorgen. Voorbeelden zijn de verstripping van de jonge jaren van Prins Bernhard door Varekamp & Peet en de graphic novel Om mekaar in Dokkum van Guido van Driel. Van Driel maakte in opdracht van de gemeente Dongeradeel in Friesland dit boek waarin een crimineel en een asielzoeker elkaar ontmoeten op een plek waar 1250 jaar geleden Bonifatius door de Friezen werd vermoord. Diverse fracties van de gemeenteraad van Dokkum stoorden zich aan het blasfemische taalgebruik in het boek dat als relatiegeschenk aan de burgers werd aangeboden. In dit derde hoofstuk is vooral duidelijk te zien dat elk tijdsgewricht in de geschiedenis zijn eigen beeldverhalen heeft. Een mooi voorbeeld hiervan is Marjane Satrapi, die dit cliché een eigen invulling geeft met haar indrukwekkende vierluik Persepolis over haar jeugd in Iran.

Met de strip terug in de tijd

Het afsluitende vierde hoofdstuk, Tijd, continuïteit en teletijd in de strip, heeft als rode draad het reizen in de tijd. Stripmakers laten hun creaties reizen tussen verleden, heden en toekomst. The Time Machine van de Engelse schrijver H.G. Wells is een fraai voorbeeld uit de wereldliteratuur waar de stripmakers massaal zijn ingedoken. De bekendste tijdmachine staat in het laboratorium van Professor Barabas in de humoristische stripreeks Suske en Wiske, bedacht en lange tijd gemaakt door Willy Vandersteen. Een goede tweede vormt het duo Sjors en Sjimmie van Frans Piët. En wie kent niet Van nul tot nu van Thom Roep en Co Loerakker, waarin de vaderlandse geschiedenis zeer gedetailleerd centraal staat? Ook de recente stripverhalen over de Tweede Wereldoorlog, De ontdekking en De toekomst, vallen op door de manier waarop ze de donkere tijden van de vorige eeuw op treffende wijze voor een jong lezerspubliek in beeld brengen.

Getekende tijd is bedoeld voor een breed publiek. Het boek is prettig leesbaar en is er op gericht de striplezer kennis te laten maken met de achtergronden van het beeldverhaal. De samenstellers zijn er bovendien in geslaagd om van Getekende tijd een bijzonder mooi en origineel geïllustreerd boek te maken. Een geraadpleegde en aanbevolen literatuurlijst en een illustratieverantwoording zijn als bijlagen toegevoegd. Pieter Geenen illustreerde daarnaast op prachtige wijze de omslag van de Stripstifteditie.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: A Bittersweet Life / Eleven Men Out / The Departed / Children of Men

.

A Bittersweet Life (Dalkomhan insaeng)
(Ji-woon Kim, 2005 • A-Film)

De Koreaanse regisseur Ji-woon Kim zet graag versleten genres naar zijn eigen hand. Na komedie (The Foul King), familiefilm (The Quiet Family) en sfeerhorror (A Tale of Two Sisters) is het de beurt aan de misdaadfilm, en ook hier slaagt hij met verve. De strak in het pak gestoken barmanager Sun-woo (Byung-hun Lee, meestal de mooie jongen in Koreaanse zwijmelfilms) is een toonbeeld van efficientie. En van meedogenloosheid, want hij is ook werkzaam als rechterhand van een gangsterbaas. Wanneer hij valt voor diens liefje, zijn de rapen echter gaar. Zijn leven wordt op de kop gezet, en al gauw levert hij een eenmansstrijd tegen legioenen gangstergespuis.

~

Met een film-noirplot schuwt A Bittersweet Life genreclichés niet, en bovendien is de film net zo flitsend en vol met oppervlakkig geweld als alle Koreaanse misdaadfilms van de laatste vijf jaar. Het verschil is dat regisseur Kim zijn drieste hoofdpersonage serieus neemt, en tegelijkertijd de film een injectie geeft met ongedwogen, absurde humor. Daarom gaat van de hele film een frisse toon uit, en is het slotakkoord – na een bombastische geweldsclimax – ronduit ontroerend. De dvd bevat geen noemenswaardige extra’s. (Paul Caspers)

Eleven Men Out (Strákarnir okkar)
(Róbert I. Douglas, 2005 • Paradiso)

Tussen de handvol films die er jaarlijks in IJsland gemaakt worden, zit er af en toe één ijzersterke. De rest is middelmatig, of rampzalig: de eerste dvd uit het land die sinds anderhalf jaar bij ons uitkomt, hoort helaas in die laatste categorie.

~

Voetbal noch homoseksualiteit is een thema dat in de realiteit van de IJslandse samenleving relevant is. Geen wonder dus dat Eleven Men Out, een komedie over een homoseksuele voetballer die uit de kast komt en zijn weg probeert te vinden zonder vrouw en in een homoteam, geen moment diepgang krijgt. Maar komedieregisseur Róbert I. Douglas ontbreekt het daarnaast zozeer aan een gevoel voor richting, verteltempo, humor en enscenering dat Eleven Men Out een tergend saaie, derderangs komedie is. Bovendien met slecht uitgewerkte scènes, onsympathieke karakters, en Scandinavische gebroken-familieclichés. De dvd bevat geen extra’s. (Paul Caspers)

The Departed (Special edition)
(Martin Scorsese, 2006 • Warner)

The Departed is een stuk beter dan de gemiddelde Hollywood-remake van een Aziatische kaskraker. Scorseses energieke bewerking van het Hongkongse misdaadmelodrama Infernal Affairs duurt een uur langer dan het origineel en legt veel meer uit, maar verveelt ondertussen geen seconde. De plot over een infiltrant bij de penoze en een klikspaan binnen de politie is bijna geheel intact gebleven, terwijl Scorsese de plaats van handeling met succes naar het Ierse dienders- en boevenmilieu van Boston heeft verhuisd.

~

Voor de rest is The Departed een zwelgende verkrachting van het origineel. De film is namelijk gezuiverd van de melancholiek die Infernal Affairs zo sterk maakte. Die eindigde met een tragische noot, omdat de schurk besefte dat hij niet kon tippen aan het karakter van de gestorven held. In de nihilistische nieuwe versie, waarin iedereen sterft, is geen ruimte voor zulke subtiliteiten, want hier heerst een zwaar overdreven, homofobe machosfeer. De sterrencast speelt prima, maar kan van bordkartonnen bikkels geen levensechte personages maken. De dialogen zijn een niet aflatende stroom obsceniteiten, en de schiet- en vechtpartijen volgen elkaar in rap tempo op. En Jack Nicholson heeft sinds The Witches of Eastwick niet meer zo obsceen geschmierd als de boevenbaas. De twee vrouwenrollen in het origineel waren al erg gebrekkig, maar in de remake zijn ze samengesmolten in de vorm van psychiater Madolyn, het gewillige blondje dat als een blok valt voor beide hoofdpersonen. Scorsese heeft nooit veel aandacht voor vrouwen gehad, maar een zo hopeloos slecht geschreven rol als die van deze dame valt zelfs in een machofestijn als The Departed uit de toon.

De extra’s zijn nogal mager voor een Special edition, maar op zich redelijk interessant: negen weggesneden scènes met introductie van Scorsese, een korte documentaire over Scorseses invloeden uit de filmgeschiedenis en eentje over de boef waarop Nicholsons karakter gebaseerd is. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Children of Men (Special edition)
(Alfonso Cuarón, 2006 • Universal)

Children of Men toont een redelijk geloofwaardige versie van de nabije toekomst: een asgrauw Engeland als politiestaat, waar immigranten als vee worden behandeld en de klassenverschillen weer gigantisch zijn. De hele wereldbevolking is (om een niet nader verklaarde reden) ook onvruchtbaar geworden, en de film draait om de zwangerschap van een jonge vluchteling. Loonslaaf Theo (Clive Owen) helpt haar tegen wil en dank vluchten naar een vrijplaats op zee, die mogelijk niet eens bestaat. Cuarón en zijn medewerkers hebben de film in een vaak adembenemende veritéstijl geschoten: vloeiende, tientallen minuten lange opnames met heftige, perfect geënsceneerde actie.

~

Inhoudelijk is de film minder sterk: enkele sequenties met een opzichtige bijbelse lading zwakken de impact danig af, net als het feit dat de karakters te afstandelijk en kil blijven om je er mee te kunnen identificeren. Deze uitgave bevat onder andere uitstekend documentairemateriaal over de ingewikkelde opnames, een monoloog van een enthousiaste Slavoj Žižek en een aardige documentaire waarin allerlei academici en filosofen hun zegje doen over de toekomst. Helaas heeft Cuarón (nog) geen audiocommentaar willen geven. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Boeken / Non-fictie

Vrouwen, vlees en vunzigheid

recensie: Ariel Levy - Female Chauvinist Pigs. De opkomst van de bimbocultuur

Op een zomerse donderdagochtend bespande mijn uitgeruste huisgenoot zijn tennisracket, dronk mijn brakke huisgenoot koffie en ik, marginaal minder brak, dronk thee. We kletsten een beetje, terwijl de laptop wat ranzige porno afspeelde. Af en toe tikte de tennisser met het racket de muisknop aan, want anders sprong het beeld op standby.

Porno is niet mijn ding en al helemaal niet op een brakke donderdagochtend. Maar mijn huisgenoten waren stoere sportmannen en zij vonden nonchalant porno kijken cool. En ik, het excuusmeisje, keek mee, net zoals ik meekeek met de Tour de France, altijd een kilo gehakt door de spaghettisaus roerde en nooit de badkamer dweilde. Dit is de bimbocultuur, het fenomeen dat Ariel Levy beschrijft in haar spraakmakende boek Female Chauvinist Pigs. De opkomst van de bimbocultuur: vrouwen die zich aanpassen aan de heersende mannenmachovisie van vlees en vunzigheid.

Lekkere wijven

~

Levy trekt goed onderbouwd en vermakelijk ten strijde tegen de vrouwen die de bimbocultuur als emancipatoir beschouwen. Die vrouwen geven af op ‘meisjesmeisjes’, zeurende typjes wier nagels niet mogen breken en die voor elke beslissing snel nog even met een vriendin bellen om te overleggen. Nee, de bimbo’s zijn zelfstandige, stoere dames die zich goed voelen in hun lichaam en dat ook uitdragen. Zij praten en denken als mannen, zijn one of the boys, maar met de uiterlijke verschijning van een lekker wijf. En precies daar zit het probleem volgens Levy: waarom zouden bevrijde vrouwen ‘lekker’ moeten zijn? ‘Lekker’ is een kwaliteit die wordt bepaald door kerels, niet door vrouwen. Prima als vrouwen sexy willen zijn, verleidelijk, mysterieus, sensueel, maar waarom nou net die mannenterm: ‘lekker’? ‘Lekker wijf’ impliceert geen gelijkwaardigheid. ‘Lekker wijf’ betekent niet: serieus genomen, voor vol aangezien. ‘Lekker wijf’ is een stuk vlees. Deze vrouwen zijn niet bevrijd. Ze zetten zich juist af tegen andere vrouwen door zich als man te gedragen – maar dan wel de natte droom van elke man: van binnen een kerel, van buiten een playmate. Levy ziet de bimbo’s dan ook niet als verlichte geesten, maar als misleide meisjes die ernaar hunkeren om met de jongens mee te mogen doen.

Levy is niet subtiel en heeft haar hoofdstukken tot de verbeelding sprekende titels meegegeven, zoals Varkentjes in opleiding. Hierin beschrijft ze haar treurige blik op de toekomst van de vrouwen. Pubermeisjes groeien tegenwoordig op in een tijd waarin alles kan en alles normaal is, zonder seksuele taboes, maar dus ook zonder erotische spanning of besef van hun eigen ontluikende seksuele macht. Meisjes die niet meedoen, die niet makkelijk zijn, worden afgedankt als sneue, preutse trutjes. Eeuwig zonde, zegt Levy. Ergens anders komen bois aan bod, een nieuw type lesbiënne. Zij zien zichzelf graag als speels en vrolijk, een nieuw type lesbiënne dat niet zo moeilijk doet. Anderen typeren hen eerder als onverantwoordelijke puberjongetjes. Ook zij gebruiken mannen-, of in dit geval, jongensgedrag als leidraad. Zo passeren allerlei facetten van bimbocultuur onder vrouwen de revue.

Levy brengt haar verhaal met overtuiging en bevlogenheid en is inmiddels de hele wereld rondgereisd om haar boodschap te verkondigen. Ook in Nederland stonden de kranten en tijdschriften vol over paaldanscursussen en vluchtige seks onder vrouwen. Dat is jammer, want het boek gaat over meer dan paaldansen en porno alleen. Levy roept vrouwen op om hun eigen seksualiteit te ontwikkelen en zich niet te voegen naar de dromen van mannen. Zij beschrijft de vrouwenemancipatie en geeft zich rekenschap van wat er daadwerkelijk bereikt is. Het vaginaal orgasme, dat onder invloed van de feministes in de jaren zeventig eindelijk naar het land der zeldzaamheid was verwezen, is nu weer verheven tot de norm. Het scheren van schaamhaar, ook zo’n feministisch speerpunt, is terug en uitgebreid met chirurgische schaamlipcorrecties. En laten mannen zich evenzo toetakelen om aan vrouwelijke dromen tegemoet te komen? Nee hoor, het haar op hun rug tiert welig door.

Amerikaanse uitspattingen

Natuurlijk is Female Chauvinist Pigs een enorm Amerikaans boek. De excessen die Levy beschrijft, met name wanneer het over de pubermeisjes gaat, komen onder de vriendinnetjes van mijn broertje en zusje niet voor. In de Nederlandse disco’s maken de zestienjarigen geen hoerige hiphop moves. Het loopt hier niet storm bij de plastische chirurgen en het gegeven dat tegenwoordig anussen gebleekt kunnen worden, leidt nog steeds tot hilariteit.

Maar ondertussen vinden Nederlandse vrouwen (in casu mijn vriendinnen, met wie ik de stellingen van Levy uitgebreid besproken heb) dat one night stands voor beide sexen gewoon moeten kunnen. Het voorstellen van een verbod op porno en prostitutie leidde tot net zoveel hilariteit als het verhaal over het bleken van de anus. En iedereen moest toch zelf weten hoe zich te kleden, vonden de dames. Als een vrouw graag in korte rokken loopt en een glimp van het kant van haar beha te zien is onder de witte blouse, dan top voor haar! Laat maar zien dat je trots en tevreden bent! Is dit de beroemde Nederlandse tolerantie of is hier toch ook een kiem van bimbocultuur gezaaid?

Vrouwelijk bimbogedrag in Nederland heeft bij lange na niet het niveau van dat van de female chauvinist pigs in de VS. Maar Levy roept, als je voorbij de gloedvolle, strijdlustige boodschap kijkt, wel interessante vragen op. Wat vinden Nederlandse vrouwen eigenlijk van seksualiteit? Wat moet kunnen? Wanneer gaat een vrouw te ver? Wanneer is een vrouw geëmancipeerd en zijn Nederlandse vrouwen dat eigenlijk wel? En is het nu werkelijk zo vreselijk om een feminist te zijn?

Film / Achtergrond
special: Grootstedelijke filmcultuur in Amsterdam ZO

Cinemix Filmfestival

Met de Pathé Arena heeft Amsterdam Zuidoost, met zo’n 80.000 inwoners een stad op zich, sinds enkele jaren zijn eigen bioscoop. De bezoekers krijgen vooral de grote blockbusters voorgeschoteld, zoals het een echte Pathé betaamt, maar af en toe is er ook ruimte voor de multiculturele film, bijvoorbeeld uit Bollywood of Turkije. In het weekend van 10 tot en met 13 mei werden twee zalen geheel gevuld met films die de bevolkingssamenstelling van de Bijlmer representeren in het kader van het Cinemix Filmfestival. Onder de noemer black cinema worden korte en lange speelfilms en documentaires vertoond uit verschillende landen in Afrika, Brazilië en India. Ook Nederlandse en Amerikaanse films met een ‘zwarte’ thematiek komen aan bod. De jeugd staat centraal.

Het is natuurlijk een prachtig initiatief van ZO! cultuur, maar het Cinemix Filmfestival maakt het zichzelf wel moeilijk. De kwaliteit van het aanbod wisselt namelijk sterk. Als de jongeren uit de Bijlmer naar een ander soort films moet worden gelokt, dan zijn er makkelijkere, en zeker ook betere films voorradig dan de films waar Cinemix voor gekozen heeft. Het getuigt van durf om goedkope producties op het grote doek uit te brengen, maar het betekent wel dat de bezoeker zich door veel beginnersfouten, slechte scripts en een beroerd geluid heen moet worstelen. Je kunt het de Bijlmerjongeren niet kwalijk nemen als ze Pathé Arena liever bezoeken om Spiderman 3 te zien. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen.

The Namesake

Indië/VS: Mira Nair, 2006

<i>The Namesake</i>
The Namesake

Openingsfilm The Namesake is zo/n prettige uitzondering. Aan alles is te merken dat regisseur Mira Nair zowel over de ervaring als het talent beschikt om een intiem verhaal naar het filmscherm te vertalen. Nair blijft de gelijknamige roman van Pulitzer Prize-winnares Jhumpa Lahiri trouw. Het verhaal van de Indiase Ashima en Ashoke Ganguli, die naar New York emigreren en later moeten toezien hoe hun kinderen hun roots verloochenen, is nergens sentimenteel of clichématig. Net als in het boek leef je sterk met de personages mee. Knap is dat je zowel met de ouders als met de kinderen sympathiseert. Een mooi voorbeeld: de zoon, Gogol, neemt zijn Amerikaanse vriendinnetje Max voor het eerst mee naar huis. Het blonde meisje spreekt de ouders onmiddellijk bij hun voornamen aan èn omhelst ze. De schaamte van Gogol en het afgrijzen van de ouders was voelbaar in de bioscoopzaal. Mooier is de kloof tussen culturen nog niet in beeld gebracht. The Namesake draait vanaf deze week ook in de reguliere bioscopen. Voor liefhebbers van kleine acteurfilms is dit een aanrader, of je zelf nu wel of niet je roots in het buitenland hebt liggen. (MvT)

Akeelah and the Bee

VS: Doug Atchison, 2006

<i>Akeelah and the Bee</i>
Akeelah and the Bee

Gezien de grote bijval in de zaal is het jammer dat Akeelah and the Bee niet regulier wordt uitgebracht. Stel je het Groot Dictee der Nederlandse Taal voor. Schrap alle d’s en t’s, hoofdletter- en koppelproblemen en telkens weer nieuwe wijzigingen in het Groene Boekje, en je houdt de idiote woorden over. Przewalskipaard. Lucullisch. Gecraqueleerd. Of, in de Amerikaanse versie: xanthosis, pulchritude. Kinderen moeten ze om beurten hardop spellen, in een afvalrace. Welkom bij de National Spelling Bee, een fenomeen in de VS. Geen normaal mens kan dit foutloos, en het zijn dan ook behoorlijke nerds die erin excelleren, gedrild door hun ouders als waren het Roemeense turnertjes.

Akeelah (Keke Palmer) is een 11-jarig, slang sprekend, zwart meisje uit een getto in Los Angeles, dat tot ieders verbazing alleen maar tienen haalt bij dictees. Haar school draagt haar voor voor de lokale voorrondes van de Spelling Bee, natuurlijk tegen de zin van haar moeder (Angela Bassett), tot spotternij van haar klasgenoten en tot afgrijzen van de rijkeluiskindjes waar ze tussen terecht komt. De film volgt immers grofweg hetzelfde stramien als Billy Elliot (arbeidersjongetje gaat balletdansen) en Bend it like Beckham (Indiaas meisje wordt voetbalster). Het op het oog zo saaie concept – een meisje dat met haar neus in de boeken zit – wordt echter bijzonder bevlogen en humoristisch uitgewerkt, waarbij de relaties met haar concurrenten en met haar coach (producent Laurence Fishburne) centraal staan. (MvdH)

Half Nelson

VS: Ryan Fleck, 2006

<i>Half Nelson</i>
Half Nelson

De hoofdpersoon van de Amerikaanse film Half Nelson is een blanke geschiedenis- en sportleraar op een overwegend zwarte school in New York. Verwacht echter geen bevlogen docent die bijna gebroken wordt door de gettomentaliteit van de kids, om ze uiteindelijk met zijn doorzettingsvermogen en empathie toch tot grote hoogten te stuwen. Nee, de klas is zoals vrijwel alle klassen – er wordt geleerd en gesport, gespiekt en gespijbeld – maar dit keer is de leraar een loser. Hij kan ze weliswaar leuk improviserend de beginselen van de dialectiek bijbrengen, maar hij is tegelijkertijd verslaafd aan de heroïne. De enige die echt om hem lijkt te geven is een 13-jarige leerlinge, die hem een keer stoned op het toilet aantreft.

Ryan Gosling weet zowel de pathetische als de opstandige en halfslachtig wereldverbeterende kanten van zijn karakter goed weer te geven. Ook debutante Shareeka Epps overtuigt als het vroegwijze, gesloten meisje uit een eenoudergezin. Beiden werden bekroond tijdens het Sundance Filmfestival en Gosling werd genomineerd voor een Oscar. Hun relatie intrigeert in hoge mate. Hij wil haar beschermen tegen drugsdealers in haar omgeving, maar beseft nauwelijks dat híj het is die beschermd moet worden. En zij weet niet wat voor gevoelens ze nu precies voor haar twee keer zo oude leraar koestert: vriendschap, bezorgdheid, afkeer, liefde misschien? Helaas moeten we nog tot eind juli wachten tot Half Nelson in de bioscopen te zien is. (MvdH)

A Goat’s Tail

Engeland/Ghana: Julius Amedume, 2006

A Goat's Tale
A Goat’s Tale

De Ghanese taxichauffeur Kojo (Godfred Nortey) maakt kennis met de Britse toeriste Cynthia (Lesley Cook). Als ze hem uitnodigt om haar land te bezoeken, aarzelt hij geen moment. Eenmaal in Engeland aangekomen komt hij erachter dat hij het in Ghana lang zo slecht niet had: hij was misschien niet rijk als het om geld ging, maar hij leidde er wel een rijk leven. Via slecht betaalde baantjes belandt hij in Engeland in de drugshandel. Als Cynthia een stevige cokeverslaving opbouwt, lijkt het helemaal mis te gaan met Kojo. A Goat’s Tail begint goed. Hoewel de kwaliteit van de het beeld en het geluid nogal te wensen overlaat, vooral in het gedeelte dat zich in Ghana afspeelt, raak je als kijker snel bij het verhaal betrokken. Wanneer Kojo zich door de regenachtige straten van Londen sleept, voel je met hem mee. En de schok is voor het publiek net zo groot als voor hem wanneer blijkt dat Cynthia geen filmmaakster is, zoals ze had gezegd, maar banden heeft met foute drugshandelaren.

Vanaf dat moment boort regisseur Julius Amedume een ander genre aan. Het deprimerende realisme maakt plaats voor een eveneens, maar om een andere reden deprimerend glad misdaadverhaal, een lachwekkende parodie op Pulp Fiction en Marathon Man. Over de productionele foutjes is nog wel heel te kijken (ontzettend slecht geluid, gaten in het script), maar de geforceerde afwisseling van verschillende beeldtalen doet A Goat’s Tale tenslotte toch de das om. (MvT)

The List

VS: Gary Wheeler, 2006

The List
The List

Sommige films zijn zo slecht dat ze wel weer leuk worden. Dat geldt niet voor The List. Wat bedoeld is als een romantische komedie blijkt een lange, slecht uitgewerkte, voorspelbare, onwaarschijnlijke, kleffe en onbegrijpelijk slechte film. Wanneer Lewis (Malcolm-Jamal Warner) zijn vriendin voor de camera’s van een tuinprogramma ten huwelijk vraagt en nul op zijn rekest krijgt, besluit hij een lijst op te stellen met criteria waaraan zijn nieuwe vriendin zou moeten voldoen. Zijn beste vriend kan het niet aanzien dat hij op die manier kennelijk de grond onder zijn voeten wegmaait en huurt een actrice in die zogenaamd aan alle punten voldoet. En dat is nog maar het begin…

Het schijnt dat het geld halverwege op was en dat de cast nog steeds moet worden uitbetaald. De producenten zijn onbereikbaar, de regisseur heeft nog steeds geen cent gezien (volgens een klagend crewlid op IMDb). De financiële chaos geeft wel enigszins aan hoe gezellig het op de set geweest moet zijn. The List is op alle mogelijke punten dramatisch mislukt. (MvT)

Favela Rising

Brazilië/VS: Matt Mochary & Jeff Zimbalist, 2005

<i>Favela Rising</i>
Favela Rising

Favela Rising doet niet alleen wat betreft de naam denken aan Rize, de documentaire die David LaChapelle in 2005 maakte. Waar Rize liet zien hoe de jeugd in de Amerikaanse getto’s dankzij krumping en clowning weer hoop kreeg voor de toekomst, is het onderwerp van Favela Rising de muziek die de sloppenwijken van Rio de Janeiro weer tot leven bracht. De documentaire focust op Anderson Sa, de man die de verandering mogelijk maakte. Hij groeide op in de favela Vigario Geral en handelde al op jonge leeftijd in drugs. Nadat de politie willekeurig bewoners van de favela vermoord had, kwam hij tot inkeer. Voortaan zou hij jongeren leren om muziek te maken in plaats van zich aan te sluiten bij de jeugdbendes, om zo de spiraal van geweld te doorbreken.

Hoe geweldig het ook is wat Anderson Sa bereikt heeft, de documentaire is minder overtuigend. Favela Rising legt het helaas op alle terreinen af tegen Rize. Het verhaal blijft vaag, omdat de documentairemakers niet in details treden. Iemand begon een band en even later was er weer hoop in de favela, daar komt het ongeveer op neer. De persoonsverheerlijking van Anderson Sa, die een levensbedreigend ongeluk te boven kwam, is bovendien irritant. Er zijn dansende kindertjes in overvloed in Favela Rising, maar zolang je niet weet wie ze zijn en waarom ze zo stralend naar Anderson lachen, brengen de beelden niets teweeg. (MvT)

Film / Films

‘Wie soll man leben wenn man nicht sterben will’

recensie: Berlin Alexanderplatz

Rainer Werner Fassbinder overleed 10 juni 1982, te jong (32 jaar) en te vroeg, aan een overdosis alcohol en cocaïne. De wonder- en donderman van de duitse cinema raasde door het leven als geen ander. Zijn geestdrift en bezetenheid zorgde in de veertien jaar van zijn carrière voor een nalatenschap van maar liefst 37 lange speelfilms en 11 toneelstukken. Daarnaast acteerde hij en deed radio-, theater- en operaregie. In 1980 maakte hij de tv-serie Berlin Alexanderplatz. Dit vijftien en een half uur durende meesterwerk – dertien delen plus een epiloog – beschouwde hij zelf als zijn beste werk.

Dankzij een restauratie onder toeziend oog van voormalig cameraman Xavier Scharzenberger en editor Juliane Lorenz is de serie weer opnieuw te zien. De lotgevallen van Franz Biberkopf, een glansrol van acteur Günter Lamprecht, staan symbool voor het leven en noodlot van het Duitse proletariaat in het interbellum. Berlin Alexanderplatz schetst een leven zonder toekomstperspectief in Duitsland tijdens de Weimar-republiek. Gekweld, gepokt en gemazeld ondergaat Biberkopf het leven in razernij of wanhoop. Biberkopf is het centrale karakter in Fassbinders verfilming van Alfred Döblin roman uit 1929. Het schetst de armoede tijdens de economische crisis en het opkomend fascisme van binnenuit. In kroegen, huurkazernes, rosse buurten en op straat probeert Biberkopf te overleven, maar vooral eerlijk te zijn.

~

Na zijn vrijlating uit de gevangenis gooit Franz zich angstig maar met zijn volle gewicht weer op het Berlijnse leven. Na vier jaar Tegel, voor de ongelukkige moord op Ida, is hij weer vrij. Zijn armoedige kamer bij Frau Bast kan hij opnieuw betrekken en al gauw trekt Lina (Elisabeth Trissenaar), zijn nieuwe liefde uit de kroeg, bij hem in. Met Lina wil hij fatsoenlijk leven maar de werkloosheid is als een ziekte en achtervolgt iedereen. Franz stort zich op de losse verkoop van De Volkische Beobachter, de nazikrant, en dat nemen zijn rode vrienden hem bijzonder kwalijk. De huis aan huis verkoop van schoenveters biedt beter perspectief maar gaat ook fout. Franz wordt bedrogen en verraden, en raakt aan de drank. Hij herstelt van zijn deliriums, richt zich weer op maar het leven zal hem nog vaker onderuit laten glijden. Door zijn stemmingen, twijfel en passieve onderwerping aan het lot verliest hij een arm en zijn grote liefde Mieze (Barbara Sukowa). Kleine, mooie, lieve Mieze aan wie Franz kennis krijgt via de obscure Reinhold en Eva. Eva is zijn enige echte vriendin die, altijd discreet, op de achtergrond de helpende hand reikt. Mieze wil wel voor hem tippelen maar wordt door Reinhold vermoord uit jaloezie. Franz blijft gebroken achter. Altijd verstoken van genegenheid en het verlangen gered te worden door de liefde.

Menselijk onvermogen

Het boek van Alfred Döblin wordt beschouwd als een van de belangrijkste werken in de Duitse literatuur. Döblin was van 1905 tot 1933 als arts/psychiater werkzaam in Alexanderplatz. Hij schreef zijn stadsroman in een montage van stijlen, beïnvloed door o.a. het dadaïsme. Krantenkoppen, liedjes, berichtgeving, statistiek, lyriek en dialoog wisselen elkaar af, waarbij het verhaal zich afspeelt op verschillende plaatsen. Fassbinder was veertien toen hij het boek voor het eerst las. Naarmate hij ouder werd herkende hij steeds meer van zichzelf in Döblins treffende beschrijving van Biberkopf en het Berlijnse milieu van 1928. In de tv-serie wilde hij vooral dat milieu en de mozaïek van het banale menselijk onvermogen verbeelden. Om Berlijn in deze periode weer te geven was hij gedwongen veel binnen te filmen, want van de oorspronkelijke wijk was weinig over en het budget was beperkt. De stadse sfeer komt daarom vooral binnen via de expressionistische geluidstrack van Peer Raben.

~

Ook Fassbinder speelt met verschillende stijlelementen; zwevende dialogen, monologue interieur, een verteller/commentator (Fassbinder zelf), fantasiebeelden en beeldtitels. Fassbinder heeft het boek van Döblin zoveel mogelijk vertaald, verbeeld en gevolgd. Döblins roman werd in 1933 door de nazi’s verboden, niet voor niets want de lotgevallen van Biberkopf maken voor alles het voorspel tot de Tweede Wereldoorlog inzichtelijk. Fassbinder zag Berlin Alexanderplatz als zijn belangrijkste werk. Met zijn crew draaide hij alle scènes van dit vijftien uren durende epos in minimale takes, binnen het onwaarschijnlijke tijdsbestek van 150 dagen: sneller dan de 200 dagen die waren gepland.

Dubbele moraal

In 1980 zorgde de serie op televisie voor sensatie, en vestigde voorgoed Fassbinders naam en faam bij een groter publiek. Zijn thema’s draaien rond kleinburgerlijkheid, geweld en schuld; hij verwijt Duitsland een publieke moraal waarin uit naam van het “Wirtschaftswunder” onvoldoende rekenschap wordt afgelegd over het dan nog recente verleden. Het beeld was dat de Duitsers het Hitlerregime massaal uit het collectieve geheugen wilden schrappen. Dat perspectief is in de jaren na zijn dood opgefrist. Films als Heimat, Der Untergang, Goodbye Lenin en het recente Das Leben der Anderen spreken opener en minder beschaamd over het verleden en het trauma van de beide Duitslanden.

Fassbinder zelf heeft dit allemaal niet meer mee mogen maken. De val van de muur, de opkomst van internet en de massamedia cultuur zijn van na zijn tijd. Zevenentwintig jaar na dato is de gerestaureerde versie, nu op 35mm, nog steeds actueel, indrukwekkend en ontroerend: een meeslepend monument.

Gedroomde seksualiteit

~

Wat sterker dan de eerste keer naar voren komt is vooral de individualiteit van Franz Biberkopf. Of het door de restauratie of simpelweg de herhaling van het epos komt blijft onduidelijk, maar met de geschiedenis en het duitse trauma meer naar de achtergrond komt Biberkopfs haat/liefdeverhouding met de wereld en zijn perverse relaties met de andere sexe versterkt naar boven. Ook Fassbinders fascinatie voor het karakter krijgt extra glans: hij is niet alleen het mislukte alter-ego van Fassbinder. Naar de voorgrond komt vooral hoe subtiel en geraffineerd het karakter voortkomt uit de omgeving. De krachtige mise-en-scène, het spel met licht en donker, de locaties, geluiden. Alles wint aan rijkdom. De fraaie shots, waarin nu meer evenwicht, doordachtheid en diepte schuilt lijken schilderijen. Uit alles blijkt de grote tedere somberheid van Biberkopf, de man die zich in al zijn stoerheid zonder liefde niet staande kan houden. Zijn straf is dat hij zich wil gedragen zoals de maatschappij van hem verwacht maar dat niet kan.

Zevenentwintig jaar na dato is de in Berlin Alexanderplatz verweven en gedroomde sexualiteit meer aanwezig en misschien nog wel een belangrijker thema. Pervers, onderhuids, puriteins, rauw en schaamteloos. Misschien raakt Biberkopf daarom meer. Hij staat lijnrecht tegenover Fassbinder en tegelijk zeer dichtbij. Aan Biberkopf, zo schijnt het nu, lijkt Fassbinder onbewust al zijn eigen angsten, haat en liefde voor het leven in volle schoonheid te hebben meegegeven.

Boeken / Fictie

De mug (over)leeft! Of hoe wetenschap en poëzie hand in hand kunnen gaan

recensie: Jan Lauwereyns - Anophelia! De mug leeft

Jan Lauwereyns (°1969) is neurobioloog en dichter. Als neuropsycholoog werkt hij in Nieuw-Zeeland. Zijn gedichten lijken wel bestaande uit droge feitelijkheden, maar de woorden zijn verwarrend, absurd. Lauwereyns combineert het poëtische met het banale, de klinische observatie met de woordverhaspeling. In zijn essay Het bloembed van de werkelijkheid legt hij een relatie tussen ethiek en esthetica (het goede is het schone). Het ethische wordt in zijn poëzie niet zomaar blootgelegd, maar via geborgenheden en onderstromen bekendgemaakt.
Hij debuteerde in 1999 met de bundel Nagelaten sonnetten, die in het dagblad De Morgen werd uitgeroepen tot het beste en interessantste poëziedebuut van de afgelopen jaren. Daarna volgden Blanke verzen (2001), Buigzaamheden (2002), Tegenvoetig, tweebenig (2004) en nu Anophelia! De mug leeft (2007).

In 2004 verscheen zogezegd Tegenvoetig, tweebenig of een bizar, poëtisch verslag van een treinreis. Korte tweeregelige strofen (het spoor). Daarna gaat de reis in “tegenvoetige” richting: op dit kortere spoor, of zogezegd het andere been, komen hele fragmenten van het langere spoor terug (“heen en terug”), maar die worden nu omgekeerd afgespeeld. Een asymmetrisch spiegelend effect dat bevreemdend werkt.

~

In zijn recente bundel Anophelia! De mug leeft koestert de dichter-wetenschapper koppig de hoop ooit het bloembed van de werkelijkheid te vinden of het grindpad van de waarheid. Midzomernacht. Tergend traag maar onvermoeibaar doorklieft een mug de hemel boven je bed. Je slapeloze gedachten zoemen net buiten het bereik van het gezond verstand, in het domein waar muggen op mensen experimenteren. Met zinnen en uitspraken die voortdurend verschuiven, voortgestuwd onder impuls van een kloppend hart. Toch gaat het hier niet om ijdele bevliegingen.

Samengevat kunnen wij schrijven dat wetenschap en poëzie bij Jan Lauwereyns hand in hand gaan. Het zijn nochtans twee totaal verschillende werelden: de eerste zoekt naar waarheid, de tweede zoekt naar schoonheid. Wetenschap merk je aan de uitgesproken formele kant van de poëzie. De dichter Lauwereyns is een moedige ziener. Hij ziet zichzelf als een dokter met in zijn dokterstas twee vakjes met instrumenten: enerzijds om het lichaam van zijn patiënten te onderzoeken en anderzijds om naar hun ziel te peilen. De wetenschapper Lauwereyns kiest voor poëzie. Omdat hij geen instrumenten nodig heeft, omdat hij enkel woorden voor de geest moet roepen, omdat de taal zo’n geweldige camera obscura is, waardoor hij zijn gedachten op de gevoelige plaat van zijn ziel kan vastleggen.

Ook in Anophelia! De mug leeft heeft Lauwereyns als een moderne alchemist het alledaagse taalgebruik een nieuwe glans. In Het bloembed van de werkelijkheid kiest hij voor het lange gedicht. In De Aziatische tijgermug: eerste, tweede en laatste dans en in Een voorstel tot hogere insubordinatie registreert de dichter via een Aziatische tijgermug om de zoveel tijd (kort na elkaar) de gedragingen van mens en dier. Futuristische poëzie: mensenbloed als een verzameling van opgedronken woorden. In Visdadigheid en het overmeeuwbare en Hoektandheelkunde en het hulpvaardige en Chinese zon en het dubbelzinnelijke schrijft hij zijn beste gedichten: minder vermoeiend, helder verwoord, mooie vorm, humoristisch, koele emotie, weinig omwegen, minder verstandelijk, meer taal. In Overal waren er breuklijnen lees ik dan weer erotische poëzie op het randje van porno. Dit overkomt je als je als dichter kiest voor een feitelijke registratie (met veel moeite kan ik het koele emotie noemen).

Toch stoort mij af en toe zijn bevreemdend, onthechtend woordgebruik en zijn hermetische beeldspraak. Jan Lauwereyns zou wel eens verstrikt kunnen raken in zijn eigen braaksel, het experiment zou wel eens bij gebrek aan concrete resultaten zichzelf kunnen opblazen, de poëzie zou wel eens kunnen verdichten in het labo van zijn wetenschappelijke feitelijkheid. Dat hij zich hiervoor op tijd behoede!

Boeken / Fictie

Gelukkige en goede poëzie

recensie: Tsead Bruinja - Bang voor de bal

.

Met dat vangen van de bal is het eigenlijk nooit meer goed gekomen. Je zou het kunnen wijten aan een slechte oog-hand-coördinatie, een hekel aan gym, meer van die dingen. Maar over sport schrijft Bruinja niet. Een bal komt eigenlijk niet eens voor in zijn nieuwe bundel Bang voor de bal, laat staan het niet kunnen vangen ervan. Na de bundel een aantal keren gelezen te hebben, lijkt de titel ervan eerder te slaan op een nieuwe invloed in zijn leven. De bal zou wel eens het geluk kunnen zijn, geluk dat een beetje op je af is komen suizen en waar je soms niet snel genoeg op kunt reageren. En misschien schuilt er angst voor dit geluk in hem, of misschien wel voor de breekbaarheid ervan, waar zoveel dichters vóór hem over schreven?

John William Waterhouse, 'The Chrystal Ball'
John William Waterhouse, ‘The Chrystal Ball’

Maar wat is dan dat geluk in de nieuwe bundel van Bruinja? Er zijn wat dingen veranderd die misschien met deze gemoedstoestand te maken hebben. Bruinja is in de eerste plaats van uitgever veranderd. In plaats van door het vertrouwde Contact is deze bundel uitgegeven door Cossee – toch iets serieuzer werk, met veel interessante buitenlandse schrijvers als J.M. Coetzee en David Grossman in het fonds. Ook het uiterlijk van de bundel is daardoor veranderd. Was Batterij (2004) nog gezet in een bijzonder lettertype, Bang voor de bal is eigenlijk een klassieke bundel geworden, met een ‘net’ lettertype.

Nieuwe levensfase

De grootste verandering, die misschien ook de meeste invloed had, is dat de dichter vorig jaar getrouwd is. Het lijkt misschien een kleine verandering, maar in de bundel is er sprake van een aantal gedichten waarin deze nieuwe ‘levensfase’ ter sprake komt. Het geluk dat dat lijkt te hebben gebracht, klinkt door in verschillende gedichten, zoals in de laatste regels van Specialist op het gebied van kozijnen, waarin Bruinja stilstaat bij een prille kinderwens:

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

we bespreken hoe het moet met de werkkamer
hoe en waar we zelf dan moeten slapen

een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten
we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant

Er staan heel wat praktische bezwaren in de weg voor deze dromen. En hoewel deze regels erg zoet zijn, is het te waarderen dat Bruinja de kwetsbare, gevoelige zinnen niet schuwt. Het is beter dan geforceerd een nieuw beeld te zoeken voor het eventuele plezier van een baby, of voor veranderingen in een leven.

Benauwd

Maar de bundel gaat niet alleen over het huwelijk en wat daar zoal bij komt kijken. En Bang voor de bal is ook zeker geen bundel met slechts kwetsbare zinnen. Evenals in Batterij is er ruimte voor het experiment; er zijn een paar bijna prozaïsche gedichten en een gedicht dat zich binnen een tabel laat lezen. Ook zijn er terugkerende elementen. Zo komt een oud-collega uit een Friese supermarkt terug en schrijft Bruinja over hondenclubs en Oprah. Een bijzonder gedicht is Een benauwde dag, een van de meeste kale gedichten in de bundel waarin in slechts weinig woorden het gevoel van een specifieke dag wordt opgeroepen:

de grond wordt op de aarde

gedrukt als een boodschap
op het hart

de lucht achter de bomen

loopt vast

De korte regels geven voelbaar weer wat er gebeurt als er weinig ruimte is voor adem, voor nieuwe gedachten bijvoorbeeld. Want ze vinden geen gehoor, er is geen voedingsbodem voor ze. Er klinkt zwaarte door in het gedicht. Er is niet alleen de benauwdheid van een warme dag, maar deze heeft ook invloed op het ‘gemoed’, zo blijkt uit de tweede regel, waarin het gewicht van de warme aarde dingen onmogelijk maakt: “wij schatten de afstand/ en blijven van elkaar af”. En in dit gedicht klinkt dan weer een beetje Friesland door, de provincie waar Bruinja opgroeide en die een belangrijke rol speelde in verschillende bundels. En niet alles lijkt dan veranderd, want Bruinja schrijft nog steeds mooie poëzie in soms kale zinnen. Gelukkig zijn en goede gedichten schrijven gaan voor een hedendaagse dichter blijkbaar goed samen.

Boeken / Non-fictie

Standaarduitrusting

recensie: Michael Walzer - Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen

Het hoe en waarom van oorlogsvoering staat weer volop in de aandacht, niet in het minst dankzij de groeiende oppositie tegen de Irak-oorlog. Michael Walzer, professor aan Princeton, New Jersey, uitgever en auteur, bestudeert de kernbegrippen van de ‘just war’-theorie. Dit is het even oude als dubieuze idee, dat een moreel geoorloofde oorlog begonnen en gevoerd kan worden mits voldaan wordt aan een aantal vooropgestelde parameters. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het recht om een oorlog te beginnen (ius ad bellum) en het recht tijdens een oorlog (in bello). Walzer lardeert zijn ethische overwegingen met verhelderende voorbeelden uit de geschiedenis.

Het boek is een dikke pil, simpelweg omdat geen onderwerp van de krijgsethiek onberoerd blijft. Walzers verteltrant is constant en zijn taalgebruik is niet ingewikkeld. Toch vereisen sommige passages twee keer lezen, juist omdat hij voors en tegens zorgvuldig presenteert. De definitieve stellingname laat hij over aan de lezer. Soms is hij duidelijk kritisch (de atoombom, Vietnam), zij het op theoretische gronden, op andere momenten lijkt hij weinig meelevend, bijvoorbeeld waar het gaat om burgerslachtoffers in oorlogsgebied:

In het heetst van de strijd is de aandacht van soldaten sterk gericht op de vijand. Waar we in zulke gevallen naar kijken, is een teken dat ze zich positief inspannen om burgerlevens te sparen. Niet alleen om aan de regels van proportionaliteit te voldoen; de regel is ook op militairen van toepassing, want niemand mag om triviale redenen gedood worden. burgers hebben echter een verder reikend recht. En als het sparen van de levens van burgers inhoudt dat de soldaten hun leven riskeren, moeten ze dat risico aanvaarden. Er is echter een grens aan de risico’s die acceptabel zijn.

~

Walzer biedt een verhelderende theoretische ondergrond bij het lezen over huidige conflicten. Je verwacht dus bij het omslaan van elke bladzijde, dat hij voorbeelden aanhaalt zoals 9/11, Irak, de Balkan- of Golfoorlog. Maar dat ontbreekt omdat het boek is geschreven in 1977. De voorbeelden (de zogenaamde ‘illustraties’ uit de titel) variëren van de Peleponnesische oorlogen, de Amerikaanse burgeroorlog tot aan de oorlog in Vietnam. Veel Vietnam (1959-1975), want dat lag toen nog fris in het geheugen. Dat de jongste oorlogen als voorbeeld ontbreken is trouwens geen gemis; het toont eerder aan hoe algemeen geldig het boek nog is.

Communitarianisme

Is er dan helemaal niks veranderd sinds 1977? Jawel, de opkomst van de zogenaamde humanitaire interventies, zeg maar militaire ingrepen met goede bedoelingen, juist zo verbonden met de ‘just war’ theorie. Hieraan besteedt Waltzer aandacht in het extra voorwoord dat in 2000 is toegevoegd aan de derde Engelstalige herdruk en dat in deze vertaling is meegenomen.

Een minstens even belangrijke verandering, tenminste voor ons dénken over oorlog, is de afschaffing van de dienstplicht. De soldaten van de Eerste Wereldoorlog en de Vietnamoorlog konden we nog zien als hulpeloze broekies. Deels waren ook zij slachtoffer van de oorlog, net als burgers. Van een beroeps- of huurlingenleger is dat een stuk moeilijker te zeggen. Om nog maar te zwijgen van het huidige conflict in Irak, waar de grens tussen burger en combattant blijkbaar afwezig is. Maar Waltzer redeneert nog, geheel in de stijl van het communitarianisme van de jaren zeventig, in termen van manipuleerbare groepen in plaats van individuen met eigen motieven en emoties.

Tokio na de bombardementen
Tokio na de bombardementen

Is een oorlog eenmaal op gang, dan is de ethiek ver te zoeken. De enigen die nog wel eens ontzien werden waren burgers en non-combattanten. Maar dat principe is in de Tweede Wereldoorlog om zeep geholpen met het bombarderen van steden in Duitsland en Japan. En zo komen we bij een van de weinige tekortkomingen van het boek. Walzer spreekt zich wel uit tegen de atoombommen op Japan, maar maakt geen wezenlijk onderscheid tussen die op Hiroshima en die op Nagasaki, drie dagen later. Immers, de meeste argumenten die golden voor de eerste gingen niet meer op voor de tweede. Verder is er slechts summier aandacht – en daarin verschilt het niet van de meeste andere oorlogsboeken – voor een van de grootste wandaden uit de geschiedenis; de brandbombardementen op Japanse steden.

Brandbommen op Japan

In de zes maanden voordat de atoombom viel, lieten B-29 bommenwerpers een regen van brandbommen neer op Japan. De vuurzee legde de 40 grootste steden deels in as. 2,5 miljoen huizen brandden af, honderdduizenden mensen vonden de dood en nog meer raakten gewond of dakloos. 8,5 miljoen vluchtelingen verlieten de steden, velen stierven de hongerdood. Tokio was na 7 bombardementen voor 80% verwoest. Tegen augustus 1945 waren er nog maar 5 grote steden onaangetast; Kyoto (dat als religieus en cultureel centrum off-limits was), Hiroshima, Nagasaki, Niigata en Kokura, die zorgvuldig werden bewaard als testgebied voor de atoombommen.

Het is jammer dat Walzer hier niet iets dieper op ingaat. Voor de rest is ‘Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen’ een moderne klassieker, een ijkpunt in de politieke filosofie, dat tot de standaard uitrusting behoort van iedereen die serieus over oorlogsvoering leest.

Muziek / Album

De januskop van Bodi Bill

recensie: Bodi Bill - No More Wars

Voor de betere elektronische muziek moet je in Duitsland zijn. Bijvoorbeeld bij het Berlijnse duo Bodi Bill. Zij verschenen onlangs op het enerverende Sinnbus-label met hun debuut No More Wars, eerder een plaat vol ideeën dan een omlijst geheel van songs.

Bodi Bill bestaat uit Alex Amoon, die je zou kunnen kennen als Nonostar, en Fabian Fenk, beter bekend als Pantasz. Beiden zijn het grote jongens in de wereld van de computergestuurde muziek. Zij besloten hun krachten te bundelen en samen een plaat te maken. Het resultaat mag er wezen, al is No More Wars een plaat met twee gezichten. De eerste helft laat zich het beste definiëren als een eigenzinnige combinatie van Thom Yorke’s Eraser, The Knife’s Silent Shout en het werk van LCD Soundsystem. Een goed voorbeeld hiervan is Nothing. Een nummer waarop Bodi Bill klinkt als LCD Soundsystem-voorman James Murphy op de beats van The Knife. Opener Parking Space, daarentegen, past meer in het straatje van Thom Yorke.

Shitkatapult

Gaandeweg neemt No More Wars meer en meer het geluid aan van T. Raumschmiere en Apparat, leiders van het Shitkatapult-label. Dan komt de monotone, uitzichtloze, maar tegelijkertijd fascinerende elektronica om de hoek kijken en klinkt Bodi Bill uiterst klinisch. De ‘indietronica’ van de eerste paar nummers is hier ver te zoeken. Luister maar eens naar Kilogramm. Ondanks het feit dat No More Wars hier en daar wat minimaal wordt, is de muziek toch rijk en opzwepend te noemen. Neem de lichte techno in Naegel, die doet denken aan Turbo Dreams, de opener van Orchestra of Bubbles, een nieuwbakken elektroklassieker van Ellen Allien en Apparat; zeer fijn.

Twee mini-albums

De combinatie van fraai songschrijverschap en inspirerende geluiden zorgt ervoor dat de elektronica van Bodi Bill verre van afstandelijk blijft. Toch kun je je bij het beluisteren van No More Wars niet aan de indruk onttrekken dat hier feitelijk twee mini-albums aan elkaar geplakt zijn. Het eerste deel van de plaat strookt te weinig met het tweede deel. Volgens de hoestekst kun je de muziek die de plaat niet heeft gehaald, downloaden. Maar ook mét deze tracks is No More Wars nog geen coherent album. Helaas.
Dan maar in etappes luisteren.

Muziek / Album

Schuren en piepen

recensie: 65DaysOfStatic - Don't Go Down to Sorrow

Vlak voor de derde volwaardige plaat van 65DaysOfStatic, The Destruction of Small Ideas, verscheen de single Don’t Go Down to Sorrow. Een single, maar wel een met een sterk EP-gehalte, want het schijfje bevat twee extra nummers die behoorlijk fascinerend zijn en het karakter van de band duidelijk in zich hebben: sterke riffs, moddervette beats en veel vervreemdende elektronica.

Een single, maar wel een met een sterk EP-gehalte, want het schijfje bevat twee extra nummers die behoorlijk fascinerend zijn en het karakter van de band duidelijk in zich hebben: sterke riffs, moddervette beats en veel vervreemdende elektronica.

In het nummer Morning in the Knife Quarter wordt stevig geëxperimenteerd, maar met een vooropgezet schema, dus binnen de voor dat nummer opgestelde grenzen. De vele samples vormen een mooi contrast met de daaroverheen denderende drums – zowel uit de computer als analoog. De afwisseling tussen vervormde subtiele en overstuurde piano- en gitaarsamples vult dat geluid op een perfecte manier aan en geeft de mogelijkheid 65DaysOfStatic het postrockende stempel op te drukken. Een stempel dat soms niet goed past: maar goed, geen hokje kan de band uit Engeland huizen, daarvoor is 65DaysOfStatic veel te eclectisch. Ook de nummers laten zich moeilijk grijpen. Meerdere luisterbeurten zijn niet afdoende om de band te kunnen vatten, want 65DaysOfStatic zet je telkens op het verkeerde been. Al schurend en piepend, hier en daar met ruige drumpartijen, werkt de band zich naar het einde toe, zonder een voor de luisteraar duidelijk doel voor ogen. En dat einde is net zo abrupt als het begin. Ofwel een schitterend en spannende aankondiging voor een fascinerende nieuwe plaat van een behoorlijk puike band.