Boeken / Non-fictie

Optimisme en daadkracht

recensie: George Monbiot - Uit de puinhopen

In Uit de puinhopen schetst George Monbiot op effectieve wijze wat er mis is met het huidige politieke bestel en hoe we daar als de wiedeweerga uit kunnen komen. Aantrekkelijk, vlot en praktisch geschreven wijst hij enkele wegen.

‘Er zijn geen grote verhalen meer’, stelt de postmoderne filosoof Jean-Francois Lyotard. Hiermee bekritiseert Lyotard de opvatting van het modernisme dat wetenschappelijke kennis in het grote verhaal van de historische vooruitgang van de mens past. Wetenschap, in tegenstelling tot bijvoorbeeld religie, heeft echter geen ethiek op zichzelf. Derhalve past wetenschappelijke kennis niet zomaar in ons verhaal. Dat is wel grotendeels gebeurd. We hadden een dialectiek tussen het communisme en het kapitalisme, tot het einde van de Koude Oorlog en de val van de muur. Toen zegevierde het kapitalisme over het communisme en is er geen kritische tegenhanger opgestaan (al zou je de ideeën van bijvoorbeeld Kate Raworths Donut economy misschien als alternatief kunnen noemen). Dat kapitalisme had toen reeds een voorsprong genomen op het einde van de grote verhalen en kennen we onder de noemer: neoliberalisme.

Neoliberalisme

Het systeem dat Monbiot in Uit de Puinhopen hekelt is het neoliberalisme en haar hyperkapitalisme, dat gouden bergen belooft en ervan uitgaat dat de planeet oneindige grondstoffen heeft. Een narratief, zo zal Monbiot zeggen, waaruit weinigen die aan de macht zijn ontwaken, en waar velen, die niet aan de macht zijn, meer en meer een desillusie ervaren. Maar ontwaakt zijn we nog nauwelijks. Daarom is het gebruik van het woord crisis misplaatst in dit boek. Crisis stamt van het Griekse krinein af, wat onderscheiden en beslissen betekent, alsmede keerpunt en beslechten. Een staat dus, waarin ingezien wordt wat er mis is en er gehandeld wordt om dit tij te keren. We bevinden ons eerder in een collectieve dommel. Zeker wanneer je weet dat er in de jaren 50 al voor de gevaren van de uitstoot van fossiele brandstoffen werd gewaarschuwd, getuige deze documentaire uit 1955: https://www.moviemeter.nl/film/41611.

Als we dus niet meer op onze politici kunnen rekenen, wat dan te doen?

Hierin poogt Monbiot een passend, praktisch antwoord te geven. Het zal hem vooral lukken je te inspireren. Hij schrijft met een aanstekelijk enthousiasme en biedt vergezichten. Het woord ‘zal’ is in overvloede aanwezig. Want, stel dat we het huidige narratief vervangen met het narratief dat Monbiot voorstelt, dan zal er een hoop veranderen. Namelijk: een verhaal waarin saamhorigheid en inclusiviteit centraal staan en dat geënt is op een circulaire economie. Een eerlijkere, gezondere en toekomstbestendigere wereld, die met de helse klus om de opwarming van de aarde niet verder te laten oplopen aan de slag kan.

Idealisme met de hamer

Om zover te komen dat we weten wat we te veranderen hebben, is het belangrijk eerst in grote lijnen te snappen wat er aan de hand is. Hierin hanteert Monbiot Nietzsche’s methode van de hamer. Hij klopt op de borst van het neoliberalisme om te laten horen dat het hol is. Het neoliberalisme vertelt een effectief verhaal, dat het typische heldenverhaal volgt om deze vervolgens kwaadwillend in te zetten. Dat typische heldenverhaal gaat zoiets als: het land verkeert in wanorde, maar een individu, groep of institutie gaat de strijd aan en tegen alle verwachtingen in overwinnen ze het kwaad en de orde wordt hersteld. Dit heldenverhaal gaat vooral om herstel. Helaas, zo toont Monbiot aan, is dit verhaal hol, hoe graag we het ook willen geloven.

Alternatief

Zonder te claimen dat zijn alternatief het best passende antwoord is, neemt hij de lezer mee in ten minste een alternatief. Daarin staat hij niet alleen. Hij besluit het boek met de opmerkelijke opkomst van Bernie Sanders bij de vorige presidentsverkiezingen in de VS. Sanders vertelt eenzelfde soort verhaal als Monbiot en heeft bijna de presidentsrace gewonnen, met nauwelijks financiële middelen. Het zijn dit soort optimistische voorbeelden die Monbiot voortdurend aanhaalt in zijn boek om te laten zien dat een alternatief mogelijk is. Het is in het delen van deze informatie dat hij je weet te inspireren. Hij beschikt over een rijke, creatieve en diverse hoeveelheid bronnen die hij ter ondersteuning van zijn pleidooi inzet. Hij is her en der constructief boos om het onrecht wat hij opmerkt een naam te geven binnen zíjn samenhangende verhaal. Dit maakt dat Uit de puinhopen in plaats van te verzanden in gefulmineer, een uitweg biedt die haalbaar is en inspireert. Waarbij duidelijk is wat er aan de hand is en waarom dat dient te veranderen. En bovenal, hoe dat te kunnen veranderen.

Gegoten in goed leesbaar proza heb je het boek in een zucht uit. Mocht je minder tijd hebben, maar alsnog nieuwsgierig zijn, dan kun je ook bij tegenlicht terecht: https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2017-2018/compassie-als-oplossing.html

Luc Tuymans Mayhem 2003 Hall Collection Foto Studio Luc Tuymans
Kunst / Expo binnenland

Tuymans als Rorschachtest

recensie: Luc Tuymans - The Return
Luc Tuymans Mayhem 2003 Hall Collection Foto Studio Luc Tuymans

In 1995 was in Museum De Pont in Tilburg de eerste solotentoonstelling in Nederland te zien met werk van de Belgische figuratief kunstenaar Luc Tuymans (1958), die kort daarvoor was doorgebroken nadat curator en landgenoot Jan Hoet zijn werk inbracht op de documenta IX (1992) in Kassel. In 2013 was er een indrukwekkende tentoonstelling met grafisch werk van hem in het Haags Gemeentemuseum. Nu is hij terug in Museum De Pont, de voormalige wolspinnerij in Tilburg. Alle goede dingen bestaan in drieën, zegt men. Of toch niet helemaal?

Rorschachtest

Luc Tuymans Hands 1975 privécollectie Foto Studio Luc Tuymans

Luc Tuymans, Hands, 1975, privécollectie. Foto: Studio Luc Tuymans.

In het Kwartaalbericht van De Pont (zomer 2019) wordt aanbevolen te beginnen in de voormalige wolhokken. De schilderijen die daar worden getoond, ‘bieden een goede introductie op Tuymans’ achtergrond en werkwijze’.

Het eerste schilderij dat je volgens de aanbevolen route tegenkomt, is ook meteen het oudste dat wordt getoond: Hands uit 1975. Als je lang naar het portret kijkt, zie je dat op de bonkige handen licht valt en het echt handen worden. Leren kijken, lijkt het advies uit het Kwartaalbericht. Dan komen niet alleen op Hands handen tevoorschijn, maar in Reuter (1987) opeens, heel vaag maar toch, ogen en een mond. Het lijkt op een Rorschachtest, waarbij je interpretaties legt in inktvlekken.

 

Luc Tuymans Reuter 1987 privécollectie Foto Studio Luc Tuymans

Luc Tuymans, Reuter, 1987, privécollectie. Foto: Studio Luc Tuymans.

Betrokkenheid

Zou Tuymans dat erg vinden? Volgens het informatieve, begeleidende boekje bij de tentoonstelling ziet hij ‘een tentoonstelling als een denkruimte waarbij de bezoeker verbanden kan leggen tussen de verschillende werken en deze zo een nieuwe lading krijgen’. Dat lukt vooral in de tweede helft van de tentoonstelling. Je kunt je afvragen waarom. Wellicht omdat je hier minder geneigd bent louter naar de schildertechniek te kijken, maar ook meer de inhoud van de doeken bij je beschouwing betrekt. Het zijn werken die getuigen van een grote politieke en maatschappelijke betrokkenheid.

Luc Tuymans Anonymous V 2019 Courtesy David Zwirner Gallery Foto Studio Luc Tuymans

Luc Tuymans, Anonymous V, 2019. Courtesy David Zwirner Gallery. Foto: Studio Luc Tuymans.

Tuymans noemt het werken van ‘een stille kracht’ met ‘diepere betekenissen’. Het lijkt wel of de fauna die veelvuldig voorbijkomt, symbool staat voor die stille kracht en diepere betekenissen en de wortels voor de verbinding die je als kijker wordt geacht te leggen tussen de verschillende werken. Het recente nummer vijf uit de serie Anonymous (2019), die op alle public relations-uitingen van het museum staat, verenigt alles in zich: de gezichtskenmerken zijn vaag en onherkenbaar, volgens de toelichting is geweld er overheen gegaan, maar dit is niet zichtbaar op het schilderij.

Wat rest

Het lijkt wel of Tuymans die wortels en de gruwelen zelf niet wil zien, laat staan tonen, maar dit wel van de beschouwers verwacht. Soms lukt de toeschouwer dat, al dan niet geholpen door de teksten in het begeleidende boekje, soms niet. Ligt dat dan aan de toeschouwer die niet diep genoeg graaft, of aan Tuymans zelf? Waarom maakte de tentoonstelling met grafisch werk in het Haags Gemeentemuseum destijds meer indruk dan deze schilderijen die je haast neigt te reduceren tot een Rorschachtest?

Wellicht omdat alles daar op z’n plaats viel: de werken, de context, de begeleidende teksten. Bladerend door de catalogus van toen stuit ik op de serie Zayin (1992), gebaseerd op dertien gedichten van Wilfried Adams (1947-2008). Eén daarvan (‘December’) zegt misschien al genoeg:

Een boom is nooit zozeer als in de winter.
Dan staat hij op zijn zuiverst, hard vertakt,
geen kleur die nu zijn strenge zwart uitvlakt.

De zuiverheid lijkt op de tentoonstelling in Tilburg een beetje verdwenen te zijn. En dat is jammer. Misschien biedt de expositie met Tuymans’ werk in Venetië deze zomer een herkansing.

Film / Films

Amsterdamse jongens in invalidewagen op zoek naar avontuur

recensie: De Libi

De Libi is een komische road trip movie waarin drie jonge Amsterdamse jongens een dag worden gevolgd in hun zoektocht naar erkenning en bekendheid.

Al bij de start is de energie van de jonge acteurs voelbaar. De Nederlands-Marokkaanse Bilal (Bilal Wahib) klimt via de goot naar z’n vriend om hem op te halen voor school. Hij laat de kans daarbij niet liggen om te flirten met z’n buurvrouw en sigaretten van haar te jatten. En zo is hij vaker te zien: energiek, doortrapt en flirtend. Z’n Nederlands-Surinaamse vriend Gregg (Daniel Kolf) en hij scheuren in een 45km-wagentje (met Ferrari sleutelhanger) naar de middelbare school waar ook hun vriend Kevin (Oussama Ahammoud) op zit. Gregg en Bilal verlaten na een woordenwisseling met de docente de onrustige les, waarna ze de stad in gaan. Ze ontmoetten een meisje waar Bilal zijn zinnen op zet. Zij gaat die avond naar de club Jimmy Woo. De hele dag gooit hij alles in de strijd om gastenlijstplekken te regelen voor hem en zijn twee vrienden. Onder Bilals leiding dwalen de jongens door de stad en komen ze in bizarre situaties terecht.

Energiek en komisch

De film is enthousiasmerend door de energie van en de chemie tussen de jongens die eerder in Moccro Maffia verschenen. Ook al krijg je slechts een dag uit het leven van de jonge vmbo-scholieren mee, toch is het voldoende om hen goed te leren kennen. Gregg als de zorgzame vriend die zich druk maakt om z’n toekomst. Bilal die het ene moment aandoenlijk aandoet als hij praat over z’n droom om rapper te worden en het volgende moment het bloed onder je nagels haalt met z’n brutale en egoïstische houding. En, de lieve, rustige Kevin die probeert indruk te maken op z’n vrienden. De film is erg komisch door de stem van de docent die in slow motion vertelt over de Gouden Eeuw, de jongens die in de snackbar met mayonaise een vingersessie imiteren en de drugshallucinatie van Bilal.

Volop stereotypes

Regisseur Shady El-Hamus maakt in z’n eerste speelfilm hartelijk gebruik van allerlei stereotypes; van feestende rijke jongeren in Amsterdam-Zuid tot gefrustreerde vmbo-leraren. Het is opmerkelijk dat de jongens na het avondeten naar de Jimmy Woo gaan en aankomen als het pikdonker is. Ook doet het acteerwerk soms wat gemaakt aan zoals wanneer de jongens ‘acht geven’ aan de moeder van Gregory. Buiten dit zit de film goed in elkaar. Een facetime-gesprek tussen Kevin en zijn vrienden zorgt ervoor dat je als kijker een wordt met de acteurs. De soundtracks en de rappende Bilal maken de film opzwepend.

Optimistische vibe

De Libi geeft een luchtige inkijk in het leven en de dromen van drie Amsterdamse jongens die vanuit hun verschillende achtergrond uitzoeken hoe ze hun toekomst gaan vormgeven en niet kunnen wachten om ervaring op te doen met meisjes en andere verleidingen. Het is mooi werk van jonge en optimistische makers waarin veel ruimte is voor Amsterdamse culturen en dan met name de jongerencultuur en bijbehorende straattaal. Die laatste cultuur komt doorgaans niet vaak in beeld en dat maakt De Libi dan ook een vrolijke en vernieuwende film.

Boeken / Non-fictie

De (terecht?) verborgen geschiedenis

recensie: Marcel Hulspas - Uit de diepten van de hel

Twee auteurs die in hun recente boeken focussen op het Romeinse rijk na de echte bloeitijd van de keizers – ruwweg vanaf 200 na Christus – beklagen het feit dat dit een in de literatuur onderbelichte periode is. Maar na deze lectuur moeten we misschien gewoon toegeven dat dit terecht is? Uit de Diepten van de Hel is namelijk een – weliswaar goed geschreven – kluwen van namen en functies waarin een kat haar jongen niet meer terugvindt.

Tot pakweg 200 was de keizertijd en het Romeinse Rijk een echt boeiende periode: de keizers zelf waren larger than life, met Marcus Aurelius kwam er zowaar een ware filosoof-poëet op de troon, de stad Rome was op zijn mooist en ergens in een kleine provincie van het rijk ontpopte een verwaarloosbare joodse sekte zich tot een machtige nieuwe religie. De tweede eeuw na Christus werd door sommige bevlogen auteurs zelfs als “de gelukkigste tijd van de mensheid” genoemd. Maar vanaf dan ging het snel bergaf: (soldaten)keizers volgden elkaar in ijltempo op, het rijk raakte in verval en het West-Romeinse Rijk bezweek in 476 finaal onder de invallen van de ‘barbaren’. Het Westen ging de donkere middeleeuwen binnen, het Oosten wist zich nog tot 1453 te behouden.

De periode waarover Hulsmans schrijft, focust ruwweg op de periode 300-800. Hierbinnen vinden christelijke concilies plaats, blijven keizers elkaar razendsnel opvolgen, is er sprake van vier kerkelijke patriarchen, en kent het Romeinse Rijk zelfs een systeem van tetrarchen: twee keizers en twee onderkeizers die gelijktijdig regeren. Dat zorgt voor een overdaad aan namen en machtswissels die je met geen pen ter wereld boeiend houdt, zelfs al schrijft Hulsmans heel vlot. Het boeiendst is hij wanneer hij de opkomst en groeiende invloed van het christendom beschrijft, maar eenmaal die religie zich verliest in theologische details en in conflicten tussen aanhangers van stromingen gebaseerd op die theologische details, verliest Hulsmans mijn aandacht. Wanneer vervolgens de opkomst van de islam en een nieuwe plejade aan namen op de lezer wordt losgelaten, is het helemaal amen en uit. De scope is gewoon veel te breed. Boeiender was dan bijvoorbeeld Eeuwen van Duisternis, dat scherp focuste op de culturele verwoestingen die onverdraagzame terreurmonniken teweegbrachten.

Nogmaals, het boek is vlot geschreven, maar ook hier toch enkele opmerkingen: de voetnoten zijn dringend aan herziening toe, aangezien de doorverwijzingen erin naar andere pagina’s op bijna geen enkel moment klopt. En bij momenten vergeet de schrijver dat hij een historisch-wetenschappelijk verhaal vertelt en heeft hij het plots over ‘de seriously rich Pinianus’. Ook de schrijffouten en grammaticaal onjuiste termen (‘graanleveranties’?) zijn vaak een doorn in het oog. Maar dat de auteur het tijdperk door en door kent en duidelijk heel veel research heeft gedaan, is op elke pagina duidelijk en dwingt respect af. Alleen levert het geen boeiende literatuur op.

Tot slot nog dit: zelden een boekwerk geweten met een titel die zo slecht de lading dekt. Je zou eerder een geschiedenis verwachten van de verbeelding van het hiernamaals, of een foute roman over demonen. Maar een doorwrocht historisch werk de titel Uit de Diepten van de Hel geven? Wat kan dit meer zijn dan misplaatste sensatiezucht?

Theater / Voorstelling

Kafka blijkt nog pijnlijk actueel

recensie: Nowy Teatr - Proces

Het proces van Franz Kafka is in de bijna vijfennegentig jaar na zijn verschijnen uitgegroeid tot een van de ware klassiekers in de wereldliteratuur. Terecht. Het boek is ook voor de hedendaagse lezer nog steeds buitengewoon beklemmend en opvallend grappig. Maar is het anno 2019 nog actueel? Ja, pijnlijk actueel zelfs, blijkt uit Proces (en de voorbereidingen daarop) van de Poolse regisseur Krystian Lupa.

In 2016 werden de repetities voor Proces ruw onderbroken toen het theater waar Lupa regisseerde
een nieuw artistiek directeur kreeg, aangesteld door de Poolse overheid. Deze was niet gecharmeerd
van Lupas bewerking van Het proces, waarin de opkomst van rechts-nationalisme in Polen kritisch
becommentarieerd wordt, en de voorbereidingen voor het stuk werden prompt stil gezet. Lupa
moest uitwijken naar andere theaters om zijn Proces alsnog te realiseren.

Zo komt de Poolse realiteit akelig dicht in de buurt van fictie uit Het proces. In dit boek wordt een
bankmedewerker, Joseph K., op een ochtend, terwijl hij nog in bed ligt, gearresteerd. Gedurende zijn
daaropvolgende strafzaak, die hem langs een hele rits van halve en hele idioten voert, wordt hem
nooit verteld waarvan hij nu eigenlijk wordt verdacht. Deze onwetendheid maakt zijn verdediging
een hopeloze onderneming, en een ding wordt dan ook steeds duidelijker: Joseph K. wordt schuldig
bevonden.

Politiek

Het proces leent zich, zoals veel van Kafka’s werk, voor zowel een existentialistische als een politieke
interpretatie. In de eerste lezing kun je K’s proces als metafoor voor de condition humaine zien,
waarin zijn strafzaak en vonnis symbool staan voor de zinloosheid van het leven en de
onvermijdelijkheid van de dood. Niet voor niets speelt de beroemde laatste scene, waarin Joseph K.’s
oordeel wordt geveld, zich niet af in een rechtszaal, maar in de kerk.

In Lupa’s bewerking echter voert de politieke invalshoek de boventoon, met veel verwijzingen naar
de huidige politieke situatie in Polen. Zo zit het personage Mevrouw Grubach in de openingsscène
naar een Pools actualiteitenprogramma te kijken waar gesproken wordt over het ontslag van vele
hoge Poolse rechters (een gebeurtenis die vorige jaar werkelijk heeft plaatsgevonden). Ergens op de
helft van de voorstelling komen alle acteurs met dichtgetapete monden op. Zowel een symbool voor
de onmondigheid van de personages in het stuk, als een referentie naar de stopzetting van de
voorstelling.

Geen sprankje licht

Maar liefst vijf uur duurt dit Proces. Zeker in de eerste helft is het speeltempo uiterst traag, met een
Joseph K. die zich vooral afwachtend opstelt. En hoewel er in het boek van Kafka genoeg te lachen
valt, is er in Proces geen sprankje licht te vinden. Dat maakt deze voorstelling geen makkelijke zit,
maar boeien doet deze wel. Onder meer door de ijzersterke acteurs die overtuigen in hun bittere ernst en de prachtige vormgeving waarin op de grote achterwand van het donkerhouten decor, claustrofobische filmbeelden worden geprojecteerd. Zo wordt de sfeer van een duister sprookje opgewekt.

In het middendeel verlaat Proces het originele verhaal om een zijspoor te bewandelen gebaseerd op
brieven en dagboekaantekeningen van Kafka. Hier smelten het personage Joseph K. en zijn bedenker
samen in een zeer lang uitgesponnen scène, waarin Kafka, zijn geliefdes en zijn uitgever Max Brod
wegkwijnen op ziekenhuisbedden. Dit is een scène waar je als toeschouwer moeilijk grip op krijgt, omdat de nodige context om te begrijpen wat je ziet mist. Ellende voert de boventoon, maar wat we daar als kijker precies mee aan moeten, blijft onduidelijk.

Deze lange scène zorgt ervoor dat je na de tweede pauze (op ongeveer vier uur) enigszins murw
geslagen begint aan het derde en laatste deel. En dat is jammer, want dit is het sterkste deel van de
voorstelling. Joseph K. wordt door zijn tante meegenomen naar een advocaat die hem moet helpen
met zijn rechtszaak. Die advocaat blijkt doodziek, en vanuit bed een belachelijk soort spreekuur te
houden waarin het al snel duidelijk wordt dat hij voor Joseph K. werkelijk helemaal niets kan
betekenen, behalve nog meer chaos en verwarring in zijn proces creëren.

Hier komen het absurdistische verhaal van Kafka en de onheilspellende enscenering van Lupa perfect samen in een ware koortsdroom van een horrorfinale. Deze leidt uiteindelijk tot K’s onvermijdelijke executie. Maar deze krijgen we niet meer te zien. De acteurs kijken enkel de zaal in en besluiten met de sombere vaststelling: ‘U weet hoe het afloopt.’

Muziek / Concert

Indrukwekkend en overtuigend

recensie: Neil Young & Promise of the Real @Ziggo Dome Amsterdam

Met bijna veertig studioalbums op zijn naam is Neil Young muzikaal al vele decennia actief. Niet alleen solo, maar ook als muzikant van diverse bands. Live is Young nog steeds een aanrader en dat bewijst hij deze avond in Ziggo Dome overtuigend.

Heldere voorbode

Neil Young & Promise of the Real openen de avond met een stevige inzet van ‘Mansion on the Hill’. Het blijkt de voorbode te zijn van een avondje gitaar-raggen. Young laat zich begeleiden door twee andere gitaristen, een bassist, drummer en conga-speler. Een van de gitaristen blijkt later op de avond ook banjo en orgel te kunnen spelen. De vijf muzikanten onder leiding van dinosauriër Neil Young hebben er stevig het tempo in en laten de Ziggo Dome sidderen op zijn grondvesten. Twee uur lang weet hij zijn publiek van elke seconde te laten genieten. Het tempo is hoog en de energie van de meester zelf stroomt hevig door de zaal.

We worden kort verblijd met een trio van akoestische liedjes waarvan het middenstuk gevormd wordt door een fabuleuze uitvoering van ‘Heart of Gold’. De zaal verandert in een swingende massa mensen met telefoonkaarsjes. Velen kunnen het niet laten voorzichtig mee te zingen. De afsluiter van dit klein blokje is ‘Old Man’ waarbij we zelfs banjo horen. De akoestische gitaar wordt daarna direct van het podium verwijderd door de roadies, waardoor we zeker weten: het zit erop, geen akoestische nummers meer. Young geeft plankgas en houdt de geluidsmuur stevig opgetrokken.

Spelplezier schittert op het gezicht

Het is niet te merken dat Young inmiddels de 73 jaar gepasseerd is. Dat geldt echter niet voor zijn oude begeleidingsband Crazy Horse. Reden voor Neil Young om rond te trekken met de band jongelingen van Promise of the Real, de band van Willie Nelsons zoon. Het spelplezier van Neil Young blijkt vooral uit de geprojecteerde detailbeelden op een van de schermen tijdens het afsluitende nummer ‘Rocking in the Free World’ als we duidelijk de grijns op zijn anders ernstig vertrokken gezicht mogen ontwaren. Het is een waardig slotakkoord van een geweldige show.

De toegiften liegen er niet om. Bij de aanvang van ‘Like a Hurricane’ wordt een orgel uit het plafond naar beneden gelaten om hier de gitarist/banjo-speler op te laten spelen. De orkaan van dit nummer dendert werkelijk door de zaal. De uitvoering van deze compositie is meeslepend, donker en zwaar. Het actuele liedje van Joni Mitchell ‘Woodstock’ rond de vijftigste verjaardag van dat festival mag natuurlijk niet ontbreken. Actueel om dat het festival een halve eeuw na dato zich wil herhalen, maar zoekende is naar een locatie. Neil Young laat ons achter me een geweldige ervaring en een voldaan gevoel. De meester kan het nog steeds en bewees dat met verve en plezier!

Kunst / Expo binnenland

Een wereld in etsen

recensie: Rembrandts Wereld in Teylers Museum

Rembrandt vliegt je deze zomer om de oren. Het is dit jaar immers 350 jaar geleden dat Hollands grootste meester stierf en daarmee is het officieel ‘Rembrandtjaar’. Het Teylers Museum geeft hier invulling aan met de prachtige, simpele tentoonstelling Rembrandts Wereld, waarin werk op papier van Rembrandt en zijn omgeving wordt tentoongesteld.

De wereld van Rembrandt

Rembrandt groeide op in Leiden maar verhuisde op vijfentwintigjarige leeftijd naar Amsterdam. Het komt dan ook niet als een verrassing dat zijn ‘wereld’ voor een groot deel uit deze stad bestaat. Amsterdam speelt een gastrol op veel van zijn etsen. Gezicht op Amsterdam vanaf de Kadijk bijvoorbeeld toont een topografisch vrijwel correcte weergave van de stad, met de Montelbaanstoren en de Oudekerktoren als achtergrond bij een landschap vol molens en boerderijen. Rembrandt was echter ook niet bang voor wat artistieke vrijheid. In Landschap met een boerderij en een hooimijt etste hij een zicht op het Huis Kostverloren nabij de Amstel, waarvoor hij met zijn rug naar Amsterdam moest staan. Toch voegde hij links op de achtergrond een panorama van de stad toe.

Boomgroep met vergezicht, 1652, Collectie Teylers Museum

Etskoning

Rembrandt is natuurlijk de koning der etsen en er zijn dan ook zeker een paar pareltjes opgenomen in Rembrandts Wereld. Het campagnebeeld De drie bomen (zie boven), de grootste landschapsets die Rembrandt ooit maakte, is een prachtige combinatie van licht en donker. Drie bomen op een heuvel steken fel af tegen de witte lucht; links op de achtergrond echter komen diep donkere wolken het tafereel binnen. Voor Boomgroep met vergezicht kraste Rembrandt met een etsnaald direct in de koperplaat. Hierdoor heeft het werk een fluweelachtige kwaliteit, die vaker terugkomt in Rembrandts oeuvre. Ook etskoningen maken soms echter wel foutjes, en met de afdruk van Boerderij met witte planken schutting moet Rembrandt niet helemaal tevreden zijn geweest. Aan de linkerkant heeft hij de ets wat bijgeschilderd met grijs penseel. Op latere afdrukken van deze voorstelling is te zien dat hij op die plek meer lijnen heeft geëtst.

Rembrandt van Rijn (1606 – 1669), Hercules Segers (ca. 1589/90 – ca. 1640), Vlucht naar Egypte, Collectie Teylers Museum

Vrienden

Rembrandts Wereld richt zich niet alleen op Rembrandt zelf. Veel bekende namen uit zijn omgeving komen voorbij. Zo zijn er een aantal werken opgenomen van Jan Lievens, Rembrandts jeugdvriend en collega, waarmee hij in Leiden een tijdje een atelier deelde. Ook Jacob en Philips Koninck, beiden leerlingen van Rembrandt, komen uitgebreid aan bod, evenals Abraham Furnerius. Bijzonder is ook de ‘samenwerking’ tussen Rembrandt en Hercules Segers. Rembrandt was groot fan van de oudere Segers, en voor Vlucht naar Egypte gebruikte hij een oude etsplaat van deze kunstenaar. Hij schraapte wat figuren weg en maakte er een religieuze afbeelding van. Ook zijn er zelfs ‘neppe’ Rembrandts te zien. Over twee kleine werkjes in een vitrine wordt verteld dat de achttiende-eeuwse kunstverzamelaar Cornelis Ploos van Amstel ervan overtuigd was dat ze van Rembrandt waren. De stijl en de penseelstreken echter wijzen erop dat de twee werkjes waarschijnlijk achttiende-eeuwse namaak zijn.

Rembrandt maakte in zijn leven zo’n driehonderd schilderijen, tweehonderdnegentig etsen en tweeduizend tekeningen. In het Rembrandtjaar kan de keuze dus wat overweldigen, maar Rembrandts Wereld is een tentoonstelling die je als Rembrandt-liefhebber niet mag missen. Een prachtige weergave van niet alleen de wereld van de schilder, maar ook zijn vaardigheid als etser en landschapskunstenaar.

Theater / Voorstelling

De Drie Musketiers als hilarisch zomerspektakel

recensie: De Drie Musketiers - De Warme Winkel

In de openluchtvoorstelling De Drie Musketiers worden de krachten van De Warme Winkel en regisseur Pieter Kramer zeer geslaagd verenigd.

Voor de voorstelling begint loopt een acteur in een zwarte cape langs de rijen en vraagt vriendelijk of hij iedereens aandacht mag. Op een nogal schoolse wijze vertelt de acteur over het verhaal van de boerenknul D’Artagnan, die zich bij de drie musketiers Athos, Porthos en Aramis wil voegen. Hij vertelt ook over de stagiair van De Warme Winkel (zou hij het zelf zijn?) die voor deze bewerking allerlei fragmenten uit het oorspronkelijke verhaal heeft verzameld en heeft gekoppeld aan het essay van Neil Postman Amusing ourselves to death, waarin Postman profeteert dat door de nieuwe media de mensheid grotendeels ten onder zou gaan aan de constante drang naar afleiding en prikkels.

Wat een goede stagiair zou je denken, als je naar de inleiding hebt geluisterd. Als je tenminste hebt geluisterd… Door omgevingsgeluiden uit het Amsterdamse bos, het geklets van de laatste bezoekers die letterlijk en figuurlijk binnendruppelen, het feit dat de acteur zonder microfoon spreekt en het gegeven dat de inleiding nogal schools is, is het merendeel van de luisteraars al afgehaakt. Sommigen kletsen door de inleiding heen, anderen zoeken in de tas naar nootjes en drank. Een enkeling controleert op de mobiel de laatste weersvoorspelling. Ik luister naar de inleiding en voel mij precies als de acteur wanneer ik voor een groep ongeïnteresseerde leerlingen sta. Toch haak ook ik af en controleer ik mijn mail, niet wetende dat ik met die handeling zojuist ben gezakt voor het examen van de aandacht dat De Warme Winkel met De Drie Musketiers houdt.

De Warme Winkel en Kramer is een gouden combinatie

Wie aan De Drie Musketiers denkt, denkt niet meteen aan musketiers die rondrijden op motors en allerlei stunts uitvoeren, of aan een vloekende kardinaal Richelieu, die de hofdame van de koningin martelt door haar wenkbrauwen en schaamhaar te plukken, en al helemaal niet een dozijn rode kabouters die om de haverklap ‘moonend’ opdoemen.

In deze bewerking van De Warme Winkel (onder regie van Pieter Kramer) is dat én meer allemaal mogelijk. Van het originele plot blijven de grote lijnen over. Ook nu wil boerenknul D’Artagnan (aanstekelijk gespeeld door Benjamin Moenen) bij de musketiers. Om daarbij te mogen moet hij nog steeds een aantal proeven doorstaan. De belangrijkste proef heeft te maken met de affaire die de Franse koningin Anna met de Engelse Lord Buckingham heeft. Zij heeft hem haar zilveren ketting gegeven, en die moet D’Artagnan samen met de drie musketiers uit Londen terughalen.

In ruil voor het originele verhaal, voegt De Warme Winkel in deze bewerking een flinke dosis spektakel en humor toe. Dat kan ook niet anders met regisseur Pieter Kramer (bekend van de vele RO-familievoorstellingen). De samenwerking tussen De Warme Winkel en Kramer pakt in deze voorstelling prachtig uit. De droge humor van beide partijen wordt naar een hoger niveau getild. Enkele voorbeelden: terwijl de musketiers op motoren rondrijden en allerlei onzinnige trucjes doen, rijdt hun baas, monsieur de Tréville (een van de vele rollen van Vincent Rietveld), op een oude damesfiets. En de affaire tussen de Franse koningin en de Engelse Lord wordt door beiden lekker met een overdreven accent gespeeld in een scène die zo uit Allo, Allo afkomstig had kunnen zijn. Of het gesprek tussen de koningin en haar hofdame Contance, waarin de koningin verslag doet van haar affaire, waar zelfs de dispuuttrutjes Madelon en Fleur uit Koefnoen nog een puntje aan kunnen zuigen. En vergeet vooral niet de rode kabouters die constant tevoorschijn komen en zowel het publiek als de personages afleiden door hun konten, borsten en/of geslachtsdelen te laten zien.

Van theater naar computerspel

Maar wie nu denkt dat deze bewerking niet meer is dan scabreus vermaak heeft het mis. Die kabouters, die steeds meer naakt laten zien en op den duur zelfs allerlei reclameaanbiedingen scanderen, staan symbool voor de gevaarlijke hang naar afleiding en prikkels waarover Postman schrijft. Het echte doel, namelijk die ketting van de koningin terugkrijgen en in het verlengde daarvan het oorspronkelijke verhaal, raakt uit het oog verloren. De Drie Musketiers lijkt steeds meer te veranderen in Super Mario, waarbij D’Artagnan de rol van Mario vervult en de rode kabouters vervangbaar zijn door de aardmannetjes die in het spel steeds opdoemen. De overgang van theater naar computerspel wordt ook duidelijk gemaakt door de achtergrondmuziek, waarin letterlijke fragmenten uit Super Mario zijn opgenomen. Het decor van Juul Dekker, dat voornamelijk bestaat uit hout en metalen steigers, past hier eveneens mooi bij. Als een Mario klimt D’Artagnan van ladders en springt over balken om de kabouters te verslaan.

Zoals in een echt computerspel komt de vijand – de afleiding in dit geval – weer terug. De voorstelling eindigt dan ook met de vraag of we tegen die afleiding moeten vechten, zoals Postman in zijn essay aanraadt, of dat we die afleiding moeten omarmen. Immers, door die platte afleiding is deze De Drie Musketiers een doldwaze en komische voorstelling geworden.

De Warme Winkel zou De Warme Winkel niet zijn als ook hier een adder onder het gras ligt. Het is namelijk één van de kabouters die dit pleidooi voor de omarming van de afleiding houdt. D’Artagnan en de andere musketiers gaan hier weer klakkeloos in mee. De ketting van de koningin is inmiddels iedereen vergeten, en het echte verhaal wordt nooit afgemaakt.

Kunst / Expo binnenland

Mooie details in overladen tentoonstelling

recensie: Recensie: Het begin van een nieuwe wereld. De ontwikkeling van de moderne sculptuur

De beeldententoonstelling Het begin van een nieuwe wereld in het Kröller-Müller Museum in Otterlo is als een groot boeket bloemen: overdadig, met hier en daar een prachtige bloem die eruit springt. Het lijkt wel of men een haast encyclopedisch overzicht van niet alleen de aankopen door oud-directeur Bram Hammacher (van 1948-1963) wil bieden, maar ook van de ontwikkeling van de beeldhouwkunst van de vorige eeuw waarover in 1969 zijn boek The evolution of modern sculpture  verscheen.

Anoniem, Oceanië, Grote spleettrommel, 19de eeuw, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Meteen in de eerste zaal loop je er haast letterlijk al tegenaan, tegen een plateau waarop een grote hoeveelheid beelden staat als was het een boeket: kleine bloemen vooraan, wat grotere in het midden en meer dan levensgrote achteraan. Het zijn voornamelijk torso’s en enkele niet-Europese werken, waaronder een houten spleettrommel uit Oceanië naast de houten Rebecca van Ossip Zadkine. Twee werken die met elkaar in dialoog gaan en eruit springen.

Dialoog

Dat plateau is meteen een introductie tot de gehele tentoonstelling. Het bestaat voornamelijk uit op het menselijk lichaam of de natuur gebaseerd figuratief werk en abstracte werken waarbij een verwijzing naar mens en natuur nooit ver weg lijkt. Deze keuze is aangevuld met enkele niet-westerse stukken en voorstudies of ideeën op papier voor beeldhouwwerken van bijvoorbeeld Henry Moore en Barbara Hepworth. Soms met de uitwerking daarvan ernaast, zoals St. Sebastian van Eduardo Paolozzi. Een enkele keer komt een thema van een tekening terug in een beeldhouwwerk, zoals de Griekse neus van Femme assise van Zadkine op diens Jeune homme dat zo’n tien jaar later ontstond. Weer twee bloemen die naar hartenlust mogen (op)bloeien!

Ossip Zadkine, torso Clementius, 1941, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Een dialoog vindt ook plaats tussen beeldhouwwerken die in het museum staan en degene die buiten staan, in de beroemde beeldentuin, die ook op het conto van Hammacher mag worden geschreven. Zo lijken Les harpistes (1930) van Jacques Lipchitz, die Hammacher in 1950 in New York ontmoette, in gesprek te gaan met diens Le chant des voyelles van enkele jaren later. Van een voorstudie kun je in dit geval echter niet spreken – het zijn autonome kunstwerken. Het eerste werk, Les harpistes, staat in een wederom volle vitrine met maar liefst tweeëndertig stukken, als waren het de Thirty pieces van Andrew Lord elders in het museum.

Rustiger is een vitrine met diverse mooie koppen, waaronder Josefa van Charlotte van Pallandt dat een dialoog lijkt aan te gaan met Le grand visage van André Derain uit dezelfde periode. Omdat je om deze vitrine heen kunt lopen, zie je ook de achterkant ervan wat altijd boeiend is.

Grenswachters

Intrigerend is Vitesses involontaires van Zoltan Kemery, waar met name veel ouders met kinderen enige tijd voor blijven staan. Het is opgehangen op de grens van een zaal met respectievelijk abstract en figuratief werk – wéér zo’n bloem die eruit springt en mooi rustig aan de wand hangt.
In de laatste zaal ligt, in een vitrine, Le commencement du monde van Constantin Brancusi. Hieraan ontleent de tentoonstelling zijn naam.

Constantin Brancusi, Le commencement du monde, 1924, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Dan sta je opeens in het restaurant. Als je even doorloopt, kom je in de grote tentoonstellingszaal waar op dit moment werk van Charlotte Posenenske (1930-1985) is te zien. De één zal haar minimalistische werk aanspreken, een ander niet. Dat concludeer je als je mensen ofwel geïntrigeerd naar binnen ziet lopen of zich juist op de drempel meteen ziet omdraaien. Dat geldt ook voor de strakke, klassieke presentatie van – eerlijk is eerlijk – haar beknopte oeuvre en omgekeerd dus ook voor de tentoonstelling ter ere van Hammacher. De één zal er niet genoeg van kunnen krijgen, de ander zoekt naar wat rustpunten. Als een bloem in een boeket. Want soms zie je door de bloemen het boeket niet meer en dat is jammer.

Muziek / Concert

Legendarisch feestoptreden

recensie: The Beach Boys & Rotterdams Philharmonisch Orkest

Het optreden van The Beach Boys tezamen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest op de rand van Nederland, de Tweede Maasvlakte, mag gerust legendarisch genoemd worden. De iconische Amerikaanse band had dit plan in 2017 samen met Spido-directeur Leo Blok reeds gesmeed.

De Rotterdamse rederij Spido heeft voor haar 100-jarig feestje The Beach Boys naar Rotterdam gehaald en laat ze samen met het Philharmonisch Orkest spelen. De droom van de directeur komt uit na een gesprek met Bruce Johnston tijdens hun optreden twee jaar eerder. Het feest is geen besloten gelegenheid, maar open voor wie een kaartje kan bemachtigen. De drieduizend toeschouwers vergapen zich aan het megapodium op de Tweede Maasvlakte. Grote schermen aan weerszijden geven eenieder detailbeelden. Helaas loopt het beeld niet synchroon met het geluid, een kleine smet op het perfecte optreden en geweldige geluid.

Nog steeds fit

Een halfuurtje later dan aangekondigd wordt het concert gestart. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest opent de show met een medley van hits van de band alvorens de band het podium betreedt. De band opent met een aantal liedjes uit hun begintijd, zeg maar surfmuziek. Tijdens ‘Surfer Girl’ nodigt Mike Love het publiek uit om de flitslampjes van de mobiele telefoon te laten branden en ze als een moderne aansteker te laten mee-wiegen op de muziek. De nadruk ligt tijdens de eerste set op het vroege werk van de band. Mike Love en Bruce Johnston zijn de enige oprichters die de band nog rijk is. Ze zijn nog opvallend fit gezien de hoge leeftijd van eind zeventig. Dat de band nog zo’n honderdvijftig optredens per jaar schrijft zal zeker bijdragen aan de fitte uitstraling van deze hoogbejaarde muzikanten.

De show duurt bijna twee uren met een korte break, waarin het orkest één instrumentaal nummer laat klinken. De heel hoge noten kunnen deze twee heren niet halen, al laat Johnston later in het concert toch een behoorlijk staaltje zang klinken. Verder neemt Brian Eichenberger naast zijn gitaarspel de fraaie hoge noten, die vooral Brian Wilson zong, voor zijn rekening. De zoon van frontman Mike Wilson, Christian Love, geeft een prachtige vertolking van ‘God Only Knows’. Dat nummer werd vroeger gezongen door Carl Wilson die ons een aantal jaren geleden is ontvallen. Christian Love schittert in deze fraaie uitvoering van het iconische lied van de band.

Memorabele momenten

Na de break opent de band met het Mama’s en Papa’s-nummer ‘California Dreaming’ dat ze in de jaren negentig toevoegden aan hun eigen repertoire. De uitvoering die Bruce Johnston staande achter de toetsen geeft van ‘Disney Girls (1957)’ is adembenemend mooi. Johnston haalt aan het slot zelfs de hoge noten van deze song, die origineel op Surf’s Up verscheen in 1971. In het tweede deel kan de band natuurlijk niet om ‘Sloop John B’ heen dat geweldig klinkt met orkest. Het wachten is dan nog op de allerbekendste topfavoriet van de band. Eerst horen we nog ‘Barbara Ann’ alvorens het fantastische ‘Good Vibriations’ wordt ingezet. De orkestrale begeleiding is fabelachtig. De bassen klinken in het middenstuk onheilspellend. Een waar hoogtepunt, dat het slotakkoord blijkt in te luiden van de show.

Het door Mike Love geschreven ‘Kokomo’, een late hit voor de band, mag natuurlijk niet ontbreken, waarna ze definitief afsluiten met ‘Fun, Fun, Fun’ waarop Johnston en Love het bekende dansje van de band doen. Als de laatste noten van dit lied klinken, wordt een groots vuurwerk afgestoken achter het podium ter gelegenheid van het inmiddels Koninklijk onderscheiden rederijbedrijf Spido. Het spelplezier met het Rotterdams Philharmonisch Orkest steekt Love niet onder stoelen of banken. Een diepe buiging voor deze ruim vijftig jaar opererende band!