Film / Films

Familie, spiritualiteit en India

recensie: The Darjeeling Limited

.

Geel is de overheersende kleur in The Darjeeling Limited. Van de fraaie Indiase landschappen tot het interieur van de trein, waar de drie broers om wie de film draait zich in bevinden, alles is overspoeld met een gele laag die het geheel een kleurrijke, typisch Indiase, sfeer meegeeft. India is dan ook een van de hoofdrolspelers in deze vijfde film van Wes Anderson die weer doorspekt is van het milde absurdisme dat zijn films zo bijzonder maakt.

~

Vanaf de eerste scène is al duidelijk dat we hier met een echte Anderson te maken hebben. Daar komen in feite alle onderscheidende kenmerken van de regisseur in samen. In een zeer korte verschijning als gehaaste zakenman zien we zijn vaste acteur Bill Murray een ultieme poging wagen om zijn wegrijdende trein toch nog te halen. Hij kijkt even opzij, en ziet daar een lange, slungelige man (Adrien Brody) hem voorbijstreven. Vervolgens wordt, met muziek van rockband The Kinks op de achtergrond, in slow motion getoond hoe Brody nog net op de trein weet te springen en de zakenman ontredderd achterlaat. The Darjeeling Limited rijdt weg en de gelijknamige film is ook van start gegaan.

Spirituele queeste

De slungelige man blijkt Peter Whitman te heten, een van drie broers die na de begrafenis van hun vader uit elkaar zijn gegroeid. Nu komen Peter, Jack (Jason Schwartzman) en Francis (Owen Wilson) weer bij elkaar op een treinreis door India die als een spirituele queeste moet fungeren, waarin de broers zichzelf en elkaar weer moeten zien te vinden. Nou, dan weet je het wel. De broers worden uit de trein gegooid en achtergelaten in Indiaas niemandsland, waar hun spirituele zelfontdekking opeens een heel andere wending krijgt.

~

Na zijn debuut in 1996, Bottle Rocket, groeide Wes Anderson uit tot een van de meest eigenzinnige Amerikaanse regisseurs van de laatste jaren. Zijn films worden altijd bevolkt door lichtelijk neurotische personages bij wie altijd wel een steekje los zit, op een lieve manier. Dit in combinatie met een altijd tot in de puntjes verzorgde art direction maakt van zijn films een lust voor oog en hart. Dat is ditmaal niet anders. Anderson schreef het scenario van The Darjeeling Limited samen met zijn goede vrienden Jason Schwartzman en Roman Coppola als een eerbetoon aan India en de films van de legendarische cineast Satyajit Ray, wiens muziek regelmatig terugkeert in Darjeeling. De fascinatie voor India komt duidelijk naar voren in het schitterend gedecoreerde interieur van de ouderwetse, Indiase trein en in de traditionele gebruiken van het volk, die zeer respectvol en authentiek worden weergegeven.

Familie

Net als The Royal Tenenbaums, waarin Anderson op tragikomische wijze de lotgevallen van de familie Tenenbaum schetste, gaat het ook in The Darjeeling Limited over het belang van familie. De drie broers, schitterend neergezet door Wilson, Brody en Schwartzman, zijn weliswaar erg verschillend en kunnen elkaar soms niet luchten of zien, uiteindelijk komen ze tot de conclusie dat ze toch familie zijn. Hoe klef dat misschien ook klinkt, Anderson weet die melodramatische valkuil moeiteloos te omzeilen door met zijn heerlijk absurdistische dialogen komische, maar ook werkelijk ontroerende situaties te creëren. Dan is het misschien wel waar dat de regisseur zich de laatste jaren niet heeft vernieuwd en in feite hetzelfde verhaal in verschillende films vertelt, maar als die verhalen zo leuk blijven als in The Darjeeling Limited, zal zijn grote schare fans er niet om malen.

Theater / Voorstelling

Anonieme slachtoffers worden mensen van vlees en bloed

recensie: Stichting SIP/Impresariaat Jacques Senf - De pianist

.

Op het podium zijn ze geen van drieën lijfelijk aanwezig. De moeder, de vader, de tandarts: ze zijn allemaal dood. Zoon Wladyslaw wekt hen tot leven met zijn woorden. Hij schetst in de voorstelling De pianist hoe zijn familie wacht op de trein die hen naar het concentratiekamp zal brengen.

Het verhaal van De pianist werd wereldwijd bekend door de verfilming door regisseur Roman Polanski, met Adrian Brody in de hoofdrol. Het is het waargebeurde verhaal van de Pools-joodse pianist/componist Wladyslaw Szpilman (1911-2000). Hij woont tijdens de Tweede Wereldoorlog met zijn familie in het ommuurde getto van Warschau. Een getto dat door de Nazi’s uiteindelijk volledig met de grond gelijk zal worden gemaakt. Wladyslaw werkt als pianist in chique restaurants en hij speelt voor de Poolse radio. Zo kennen de hooggeplaatsten hem dus ook: als Szpilman, die prachtig piano kan spelen. Wanneer alle joden worden afgevoerd, wordt hij vanwege zijn bekendheid tussen de wachtenden weggegrist. Zijn muzikale talent redt hem, zogezegd.

Autobiografie

Edwin de Vries en pianist Yoram ish-Hurwitz

Edwin de Vries en pianist Yoram ish-Hurwitz

Acteur Edwin de Vries en pianist Mikhaïl Rudy (afgewisseld door pianist Yoram Ish-Huwritz) hebben niet meer nodig dan een vleugel, een ouderwetse stoel en een krukje om het verhaal van Szpilman te vertellen. De Vries is de vertellende man, de musicus is zijn virtuoze alter ego. Knap is de selectie van vertelde passages. De eigenlijke autobiografie van Szpilman telt namelijk honderden bladzijden. De Vries heeft daaruit niet meer dan een aantal sleutelpassages geselecteerd, precies voldoende om het tragische verhaal in al zijn schokkendheid voor het voetlicht te brengen.

Verzet
Voor de naoorlogse generaties is de jodenvervolging één groot gruwelverhaal. Zes miljoen mensen de dood ingejaagd: het gegeven is te abstract om het je te kunnen voorstellen. Het zijn zes miljoen anonieme, gezichtsloze mensen – ja vooruit: Anne Frank, die kennen we. Maar over het algemeen komen de joden tot ons als zwijgende, grijze slachtoffers. De kracht van het verhaal van Szpilman is dat de afgevoerde joden kleurrijke mensen van vlees en bloed worden, met een gezicht, met emoties. Bij Szpilman praten ze tegen elkaar, redeneren ze met elkaar, zijn ze boos, verontwaardigd, verward, vertwijfeld. De vader op het perron naar de hel is radeloos. De tandarts is briesend van kwaadheid; hij wil verzet, een opstand. Alles, behalve lijdzame overgave.

Magistraal

Edwin de Vries en pianist Mikhaïl Rudy

Edwin de Vries en pianist Mikhaïl Rudy

Juist daarom is dit verhaal zo aangrijpend. Zo direct, zo dichtbij. En Edwin de Vries brengt het met een ongekend inlevingsvermogen. De Vries is de zoon van de joodse acteur Rob de Vries (1918-1969), die uit kamp Vught ontsnapte en de oorlog overleefde. Geen wonder dat het verhaal van Szpilman merkbaar dicht bij de acteur staat. Zoon Edwin is Szpilman. De timing van zijn teksten, de pauzes die hij neemt, de accenten die hij legt, de haperingen in zijn tekst: De Vries vertelt het verhaal van Szpilman alsof het zijn eigen verhaal is. Verrijk dat met de pianomuziek van Chopin, in Amsterdam met overgave gebracht door Mikhaïl Rudy; maak het af met de subtiele belichting van Reinier Tweebeeke, en je hebt een magistraal mooie tweepersoons voorstelling.

De pianist is tot en met 4 mei 2008 op tournee in het hele land. Klik hier voor meer informatie over deze voorstelling.

Muziek / Concert

Therapeutische kleinkunstenaar

recensie: Jens Lekman

Het is dinsdagavond acht uur. Ik ben nog moe en gejaagd van de dag – waarom beginnen concerten altijd zo vroeg? – en ben bang dat ik niet op tijd kan ontspannen voordat het optreden begint. Maar zodra Jens Lekman verschijnt, verdwijnt mijn stress en moeheid; aan het einde van het concert voel ik mij zelfs lichter dan ik mij de hele dag gevoeld heb. Zijn vertelliedjes hebben een haast therapeutisch effect op mij en het publiek, dat zich graag laat behandelen door deze Zweedse ervaringsdeskundige.

Zoals mijn goede vriend en muzikale bondgenoot na het concert terecht opmerkte, is een concert van Lekman als een diner in een sterrenrestaurant: het eten vult meer dan alleen je buik, en na afloop voel je je dan ook niet opgeblazen en uitgeteld maar opgewekt. Lekman weet als geen ander met zijn liedjes tot je door te dringen en je te inspireren. En dan niet met Grote Woorden en Verhalen – juist door de kleine gebeurtenissen uit zijn eigen leven te verheffen tot liedjes zorgt Lekman ervoor dat Paradiso hem het hele concert kan, wìl volgen en voortdurend collectieve “ja, dat gevoel ken ik!”-momenten heeft. Lekmans observaties van zijn eigen leven zijn haast pijnlijk oprecht en daardoor altijd geloofwaardig.

~

Lekman biedt ons in zijn kleine verhaaltjes een kijkje in zijn eigen spaarzame momenten van verlichtende waarheid en genot, maar nog meer dan dat biedt hij een blik op de weg die zich tussen zulke momenten uitstrekt en die dicht bezaaid is met miscommunicatie, gêne en andere onzekerheden in het contact met ‘de ander’. Daarbij lijkt het hem juist te doen om die lange tussenpozen tussen de hoogtepunten die, mits men een toegewijde toeschouwer van zijn eigen leven is, op zich een aaneenschakeling van onaffe en ruwe geluksmomenten kan zijn. Niet dat Lekman ons terechtwijst over onze haast en gebrek aan reflectie, maar hij verrijkt ons met zijn eigen bescheiden geluk.

Kleinkunst


Het optreden heeft iets kleinkunstachtigs, met Lekman die in de muziek veel ruimte laat voor het vertellen van een verhaal en af en toe een uitgebreide achtergrond geeft bij een nummer: bij A Postcard to Nina is zijn introductie even belangrijk als het nummer, en terwijl de band doorspeelt legt hij tussen refrein en couplet nog even uit hoe ongemakkelijk de situatie aan tafel wel niet was, met die dikke Duitse vader die niet mocht weten dat dochter Nina lesbisch is, en dat Lekman daarom verloofde moest spelen. Of het waar is mag je betwijfelen, niet in de laatste plaats omdat Lekman te integer lijkt om zo’n intieme geschiedenis aan de grote klok te hangen; maar het waarheidsgehalte is bij Lekman niet het belangrijkste element in de verhalen: hij heeft zelfs zijn moeder ooit in verlegenheid gebracht met zijn gefingeerde ontmoeting met de koningin van Zweden. Lekman laat werkelijkheid en fantasie rijkelijk door elkaar vloeien met als doel het maken van liedjes vol herkenbare en alomtegenwoordige emoties.

Muzikale luchtigheid

~


Op het laatste album Night Falls Over Kortedala experimenteert Lekman meer dan ooit met de vorm en taal van muziek om zijn verhalen meer tot hun recht te laten komen. Die cd klinkt dan ook luchtiger dan eerder werk, mijns inziens voornamelijk om de melancholische ondertoon in zijn teksten en stem te temperen. Op het podium weet zijn band niet alleen die luchtigheid te bewaren, maar versterkt deze zelfs door een grotere muzikale eenheid te zijn dan op cd. Grote delen van de arrangementen zijn gesampled – net als op de plaat – maar Lekman cum suis slagen erin om het album te overtreffen in zowel cohesie als opgewektheid.

Lekman licht een tipje van de sluier op over zijn muzikale ambities met een cover van Arthur Russell, een mogelijk nog veelzijdiger maar vrij obscure muziekkunstenaar die in de jaren ’80 van klassieke cellostukken naar rock en ook dance sprong om te ontdekken wat er allemaal mogelijk was. Dat Russell vaak samenwerkte met David Byrne is in deze context dan helemaal niet meer vreemd te noemen, want Lekman ontwikkelt eenzelfde soort stagepresence en muzikale theatraliteit als de voorman van de Talking Heads. Het zou mij niets verbazen als onze lievelings-Zweed dieper in dat decennium duikt.

Op het podium is Jens op dit moment in ieder geval op zijn plek. Slechts gewapend met een klein maf piano-effectje zegt hij “I’ve got a note in my pocket that says i have to do something that scares me everyday“, en speelt vervolgens zo’n intiem liedje dat hij zich bijna bloot moet hebben gevoeld. Of dat briefje er zit betwijfel ik, maar dat het publiek én Jens zelf zijn kwetsbaarheid voelen is géén fantasie.

Boeken / Fictie

Dubbelgezicht

recensie: Lans Stroeve - Leerling in de tijd

.

In Leerling in de tijd, het ‘officiële’ debuut van Lans Stroeve, zijn gedichten uit een lange periode opgenomen. In het eerste deel staan de eerder in eigen beheer uitgegeven Goudverf, Klein water boek en Dialoogbox macro, geschreven tussen 1985 en 1992. Het tweede deel beslaat werk uit de periode 1992-2005. Deze indeling doet, niet in de laatste plaats ondersteund door de titel, een leerontwikkeling vermoeden. Van het prille, nog groene dichtwerk naar de volleerde beheersing van het woord. Dat is ten dele het geval.

Een gewone treinreis, daarmee begint de bundel. In enkele beelden worden de snelheid, gepasseerde dorpen en bevolkte perrons helder neergezet. Dan neemt het stuk een plotse wending: de trein klapt om, een ‘echte noodtoestand’ breekt uit en bloed besmeurt de tussendeuren. De ik-persoon merkt afsluitend op:

Tijdens het vervolg van de reis bleef het bloed
hardnekkig aanwezig. Met gemengde gevoelens heb ik,
na aankomst, de trein verlaten.

Het is de toegankelijke anekdotiek van de bewoordingen die maakt dat de gebeurtenissen en de slotopmerking zo bevreemdend overkomen. Hoe kan de spreker ongedeerd zijn en onder deze noodtoestand zo koeltjes blijven? De lezer voelt het bloed op de treindeuren tot korstjes worden, terwijl de ik-persoon weifelend uitstapt.

Ingedikt

Deze heldere schrijfvorm is terug te zien in verschillende andere, in nette alinea’s opgemaakte, korte vertellingen. Leeuwen die in een natgrijze dierentuin smiespelen, twee hondjes die in hun dagelijks spelen op straat een groot geheim dragen – stuk voor stuk belevenissen waarin het dagelijkse iets merkwaardigs krijgt. Dit betekent in de meeste gevallen echter niet dat er een hogere werkelijkheid gecreëerd wordt (het enigszins mystieke ‘Tijdelijk’ kan hierop als uitzondering worden beschouwd), maar eerder dat Stroeve in haar zachte en voorzichtige observeren naast het alledaagse ook dat laat zien wat nét daarbuiten valt. Geen buitenwereldlijke wereld: wat hier is, is soms gewoon vreemd.

In het latere werk worden de bewoordingen letterlijk dichter; meer ingedikt. Met een ruimer gebruik van witregels, het muzikale en het ritmische van taal (‘het intermezzo / zo / zo’ in ‘Het is gister in de avond, dichter’) wordt meer en meer een herkenbare dichterlijke vorm benaderd. Een gedicht tegen het eind van de bundel begint als volgt:

Als het kapotte kind naar de dierentuin
gaat de vrouw, vreemd van het aaien van foto’s
hou je jezelf niet dicht bij je, hoewel meisjes
heel slim zijn zeggen er twee. (…)

De woorden denderen hier over elkaar heen, flarden uit verschillende gedachten en conversaties hechten samen waarmee een concrete gebeurtenis, de gang naar de dierentuin, door de taal verwarrende en zieke trekken krijgt.

Safe


Is hier sprake van vooruitgang? De latere teksten zijn zowel door vorm als door woordgebruik eenvoudiger herkenbaar als zijnde ‘gedicht’, en de lezer moet meer wroeten om grip te krijgen op de betekenis. Maar zijn de gedichten daarmee beter? Dichterlijke vorm kan ook blijven steken in dichterlijke vorm. Er moet toch wel meer gebeuren wil een gedicht ook goed zijn. Gelukkig is dit wel degelijk het geval. De gedichten weten, juist omdat de woorden vaak louter worden ‘gebruikt’ dan dat ze iets functioneel beschrijven, de nieuwsgierigheid te grijpen.

Er zijn echter wel twee kleine valkuilen. Begrippen als ‘Gevoel’, ‘Verstand’ of ‘Tijd’ geven, zeker omdat ze met hoofdletters geschreven zijn, weliswaar de indruk van diepgang, maar blijven bij Stroeve nogal leeg. Tegelijkertijd toont zij her en der juist de neiging te expliciet te benadrukken wat er gezegd wordt. Voor de verbeelding blijft er dan weinig over. Beide valkuilen zijn voorbeelden van een zeker op safe spelen, wat Stroeve wel vaker doet. Het vele spetteren, vissen en duiken in het vroege Klein water boek heeft bijvoorbeeld wel een erg hoge gezelligheidsfactor, wat het soms een beetje gezapig maakt. Dat is jammer, want elders toont Stroeve aan dat haar teksten dat eigenlijk helemaal niet nodig hebben.

Achterdocht


De gedichten lonken, maar lonken voorzichtig. Stroeve schrijft overal beeldend, zet situaties en omgevingen in enkele bemerkingen direct neer en blinkt uit in kleuren, landschappen en attributen, rijkelijk aangevuld met de geur van ui en miezerende regen. Op de achtergrond raast overal een trein. Misschien is het daarom oneerlijk geweest de twee benaderingswijzen die zij in deze bundel laat zien zo sterk tegen elkaar af te zetten. Niet alleen omdat zij op punten toch bijzonder overeenkomen, maar vooral omdat de kracht van Leerling in de tijd juist ligt in de tweedeling, de wisseling tussen concrete, soms plompverloren bemerkingen en de abstractere, eromheen draaiende bewegingen. Geen vorderend leerproces wordt voor de lezer uitgespreid, maar verschillende momenten naast verschillende fragmenten. Alleen al daarom is te hopen dat Stroeve niet poogt te komen tot een ultieme synthese, maar haar dichtwijzen naast elkaar laat bestaan. Stroeve is op haar best wanneer zij objecten en gebeurtenissen van een kleine glinstering weet te voorzien, een beetje achterdocht laat wekken, of dit nu door het inhoudelijk beschrevene of door de taal is. Sterker nog: het liefst deze beide, na en naast elkaar.

Film / Achtergrond
special: Humphrey Bogart op dvd

Het archetype van de anti-held

Onlangs verschenen bij distributeur Living Colour drie films met Humphrey Bogart op dvd. Bogart was op het witte doek het oertype van de harde jongen: de stoere vent die niet werd gehinderd door emoties, altijd alles onder controle leek te hebben en nergens voor terugdeinsde, maar af en toe toch een greintje mededogen liet zien. Hij was altijd zichzelf en het publiek dat in zijn topjaren naar zijn films ging wist wat hen te wachten stond: een keiharde en cynische overlever maar met een flinke dosis charisma. Het archetype van de anti-held die zowel gevoelig als mannelijk was en altijd op zijn hoede, maar die goed deed als de situatie er om vroeg.

~

In die persoonlijkheid zit een sterke analogie met zijn eigen carrière, die hij begon als een min of meer toevallig op het toneel beland acteur. Aanvankelijk trok hij dan ook nauwelijks de aandacht, maar toen hij gecast werd als gangster in het stuk The Petrified Forest maakte hij zo’n indruk dat Warner Brothers hem voor de filmversie (1936) aantrok. De jaren daarna bouwde Bogart zijn gangsterpersonage verder uit, maar al snel bleek dat hij meer wilde dan getypecast worden als nietsontziende misdadiger. Na een eerste sentimentelere rol in Dark Victory (1939), kwam in 1941 de grote doorbraak met rollen in High Sierrra en The Maltese Falcon. Daarin liet hij voor het eerst zien hoe perfect hij het archetype van de ruwe bolster beheerste. Zijn legendarische vertolking van Rick Blaine in Casablanca het jaar daarop bevestigde zijn status. Bogart verdiende een eerste Oscar-nominatie en de rest is geschiedenis. Zijn hoogtijdagen waren echter kort. Midden jaren vijftig ging zijn gezondheid hard achteruit en bleek hij aan slokdarmkanker te leiden. Bij zijn dood in januari 1957 was hij slechts een schim van de man die hij eens was.

High Sierra (Raoul Walsh, 1941)

~

In High Sierra krijgt Bogart eindelijk de ruimte om de charme in zijn ruwe bolster te laten zien. ‘Mad Dog’ Roy Earle is zojuist uit de gevangenis ontslagen en hoewel hij wordt geïntroduceerd als een van de meest notoire gangsters van de vorige generatie, blijkt hij toch ook wat zachte kanten te hebben. Zo raakt hij bevriend met een zojuist in Californie gearriveerde familie, met wiens dochter hij amoureus verwikkeld raakt. Hun gedoemde liefde, de oudere wereldwijze man valt voor de jonge, naieve en nog onschuldige schoonheid, symboliseert ook Roy’s pogingen deel uit te maken van de gewone wereld. Dit beginstuk vormt een mooi contrast met de zaak waarvoor hij door de maffia uit de bak is gehaald: de beroving van een afgelegen hotelcomplex. Hij wordt daarbij geassisteerd door twee onervaren maar ambitieuze gangsters. Tegen zijn eigen regels in laat hij een oude vlam toe tot hun kleine kring en als de roof uiteindelijk flink uit de hand loopt is zij de enige die tussen hem en de jagende politie in staat.

 

In een klassieke misdaadfilm heeft de gangster altijd controle. Alleen zo weten ze hun gevaarlijke levensstijl vol te houden. Dat Earle hier menigmaal die controle lijkt te gaan verliezen en zelfs over gevoelens lijkt te beschikken, brengt dan ook steeds de spanning terug in het verhaal. Het script van John Huston en W.R. Burnett voert het drama steeds op, maar verliest het misdaadelement nooit uit het oog. Een interessante variant op het lovers on the run-genre (denk Bonnie and Clyde, Badlands, Thelma & Louise), waarin Bogart voor het eerst zowel zijn harde als zachte kanten kon laten zien.

To Have and Have Not (Howard Hawks, 1944)

~

Betty Perske (artiestennaam: Lauren Bacall) was pas negentien toen regisseur Howard Hawks haar voor de leeuwen gooide in haar debuut To Have and Have Not. Ze knalde de filmwereld binnen met haar vertolking van de vurige verleidster Marie ‘Slim’ Browning. Bogart toonde in de film wat aarzeling, maar viel in het echt als een blok voor haar. En dat is te zien op het scherm. Hun scènes samen vormen de hoogtepunten van deze toch al zo sterke film. Begrijpelijk is Bogart’s katzwijm zeker. Het doek lijkt vlam te vatten als ze hem toefluistert: “You know how to whistle, don’t you? You just put your lips together and blow.

Bogart is Steve Morgan, een Amerikaan die op Martinique zijn hoofd boven water houdt tijdens de Tweede Wereldoorlog door het faciliteren van vistripjes voor rijke landgenoten. Hij heeft een bemanningslid, Eddie (Walter Brennan), een alcoholist die niet veel aan het bedrijfje weet toe te voegen maar waar Morgan desondanks een zwak voor heeft. Brennan is een vaste Hawks-acteur en in Rio Bravo zette hij vijftien jaar later een vergelijkbaar karakter neer. De oorlog lijkt hier ver weg, maar als de plaatselijke hotelier Morgan vraagt om te helpen bij het redden van een aantal Franse verzetsstrijders, wordt die voor het blok gezet. Hij is aanvankelijk terughoudend, maar als de plaatselijke Vichy-autoriteiten hem (en de inmiddels ook betrokken Slim) de duimschroeven aandraaien, wordt het hem duidelijk dat hij keuzes moet maken.

Howard Hawks was een groot bewonderaar van Ernest Hemingway en hij heeft ooit gezegd dat hij een goede film kon maken van diens slechtste boek. Hemingway wilde weten welk boek dat was, waarop Hawks antwoordde: “That bunch of junk To Have and Have Not.” Hawks nam dat boek vervolgens volledig op de schop. En hoewel de overeenkomsten met het drie jaar eerder verschenen Casablanca groot zijn, is dit toch een typische Hawks-film. Hij concentreert zich op de groepsinteractie, de manier waarop zijn personages reageren op druk van buitenaf en op de zorgvuldig georkestreerde maar spaarzame actiescènes.

Dark Passage (Delmer Daves, 1947)

~

Deze melancholische film noir is de minste van de drie, maar nog steeds de moeite waard. Beide hoofdrolspelers laten hier een zachtere kant van hun persoonlijkheid zien dan het publiek gewend was. Vincent Parry (Bogart) ontsnapt uit de gevangenis en belandt direct in de auto van de niet geheel toevallig passerende Irene Jansen (Lauren Bacall). Parry zat (onschuldig) een levenslange gevangenissstraf uit voor de moord op zijn vrouw, maar Jansen is hem goed gezind en wil hem helpen. Regisseur Delmer Daves tart het Bogart-hongerige publiek vervolgens een uur lang door hem niet te tonen maar het verhaal alleen vanuit zijn perspectief te vertellen. Alleen Bogarts typerende stemgeluid is te horen, maar dat blijkt ruimschoots genoeg om de aandacht vast te houden. Vincent duikt onder bij Irene en gaat, na plastische chirurgie te hebben ondergaan en de kijker voor het eerst zijn (nieuwe) gezicht ziet, op zoek naar de moordenaar van zijn vrouw. Dark Passage heeft een typisch meanderende noir-plot met vele gaten, maar is desondanks erg onderhoudend. Wat er aan suspense mist wordt goedgemaakt door Daves’ soepele regie, de gimmick van het Bogart-perspectief, prachtig contrastrijk camerawerk, op locatie opgenomen scènes in San Francisco, een ijzersterke Agnes Moorehead (een en al venijn als de jaloerse Madge), en de weergaloze sensualiteit van Lauren Bacall.

De dvd’s

Alle dvd’s hebben een gelijke opzet: een korte terugblik op de film via interviews met critici en biografen, aangevuld met een verwante tekenfilm uit de Merrie Melodies-serie en een trailer. Het beeld van High Sierra is keurig en doet de prachige locaties recht. To Have and Have Not is niet gerestaureerd en dat is te zien. Wellicht komt er alsnog een poging in een later stadium. Dark Passage ziet er het best uit van de drie.

Boeken / Fictie

Een losgeslagen puber

recensie: Florian Zeller - De ontsnapping van Julien Parme (vert. Edu Borger)

.

Wie herinnert zich zijn eigen puberteit niet? De hele wereld keert zich tegen je, er is niemand die ook maar een beetje je gevoelens begrijpt. Bij de meeste pubers leidt dat tot slaande deuren en af toe overslaande stemmen, maar sommigen gaan wat verder in hun woede. Neem nu Julien Parme: die vlucht weg uit zijn ouderlijke huis in Parijs om de grootstad te verkennen en eindelijk van het échte leven te kunnen proeven. Hij wil een vrouw aan de haak slaan, geniale boeken schrijven, kortrom: eindelijk iets betekenen. In Florian Zellers De ontdekking van Julien Parme volgen we Julien op de voet.

Florian Zeller wordt vaak één van de meest veelbelovende Franse schrijvers van het moment genoemd. Hoewel hij nog maar zevenentwintig is, pende hij al vier romans en drie theaterstukken bij elkaar. Hij heeft een aantal literaire prijzen op zak, geeft les aan de universiteit en schrijft geregeld voor bekende tijdschriften als Paris Match en Vogue. En niet alleen het publiek, ook de verzamelde Franse pers valt massaal voor Zellers figuur en schrijfsels. Ze maakte daarbij geen uitzondering voor zijn nieuwste roman, deze De ontsnapping van Julien Parme.

Vlucht uit de werkelijkheid

Julian Parme, veertien jaar oud, weet dat er voor hem een grote toekomst is weggelegd. Hij zal later namelijk schrijver worden, en niet zomaar één, neen, de literaire wereld zal hem op dezelfde hoogte plaatsen als pakweg Stendhal of Balzac. Alleen loopt op dit moment zijn leven nog niet meteen als gepland. Zijn moeder is samen met een blaaskaak die hij niet kan luchten, zijn stiefzuster kan hij al evenmin verdragen en het meisje op wie hij een oogje heeft laten vallen, ziet hem niet staan. Bovendien loopt ook op school niet alles van een leien dakje. Je zou voor minder van huis weglopen.

Dat is dan ook precies wat Julien op een nacht doet. Ondanks zijn huisarrest vlucht hij weg naar een feestje in het huis van het meisje van zijn dromen. Doorheen het boek volgen we die ontsnappingstocht van Julien, zowel voor als na het beruchte feestje. Het wordt een tocht zonder al te veel spectaculaire gebeurtenissen, maar Juliens pathos en ongebreidelde fantasie doen zijn vlucht overkomen als een picareske ontdekkingsreis zonder weerga.

Humor en zelfbeklag

Die fantasie en pathos vormen dan ook meteen de meest onvergetelijke ingrediënten van De ontsnapping. Op briljante wijze zet Florian Zeller de wereld van Julien Parme neer, steeds humoristisch, nooit neerbuigend. Zo weet Julien, na een toevallige ontmoeting met zijn lerares Frans, zijn vrienden ervan te overtuigen dat hij een affaire heeft met de vrouw. En in een dronken bui op café maakt hij een tooghanger wijs dat zijn moeder zijn vader heeft vermoord en ook met hem allerminst goede bedoelingen heeft. Julien kent in de overdrijving zijn gelijke niet, hetgeen leidt tot hilarische toestanden.

In die overdrijving schuilt natuurlijk ook de tragiek van het hoofdpersonage. Zoals zowat elke puber voelt Julien zich door de hele wereld verkeerd begrepen. Heel zijn omgeving is tegen hem, inclusief de mensen die het meeste van hem zouden behoren te houden. Toegegeven, dat psychologische gegeven is verre van nieuw en zou perfect aangehaald kunnen worden als de zwakte van de roman. Van al Zellers boeken is dit trouwens ook het meest licht verteerbare. Maar wat De ontsnapping van Julien Parme inboet aan verrassende psychologische analyse of literaire boodschap, maakt hij ruimschoots goed met zijn herkenbaarheid en, vooral, zijn humor.

Die twee aspecten maken van De ontsnapping van Julien Parme een onvergetelijk boek over een puber die even alle zin voor proportie kwijt is. Florian Zeller mag ons dan weinig nieuws over de psyche van een getormenteerde puber vertellen, zijn ‘tongue in cheek’ humor staat garant voor een hilarisch boek dat weinigen onberoerd zal laten. Nee, de naam Julien Parme zullen we wellicht nooit aantreffen onder de groten van de Franse literatuur. Maar Florian Zeller? Zou best eens kunnen. 

Muziek / Album

Tegen de stroom in

recensie: British Sea Power - Do You Like Rock Music?

Do You Like Rock Music? klinkt – geheel tegen het huidige popidioom in – groots en meeslepend, maar verraadt al snel dat er heel veel moois onder het nogal bombastische jasje zit. British Sea Power levert met dit laatste album wat spanning in ten opzichte van eerder werk, en krijgt in ruil daarvoor een prachtig stuk ambachtelijk rockwerk terug.

Voor iemand die is opgegroeid in de jaren ’90 heeft Do You Like Rock Music? in eerste instantie een nogal afschrikwekkende productie. Het is gelikt, groots en gladjes, zoals veel te veel muziek uit dat tijdperk waarin men nog het vertrouwen had dat een goed mengpaneel garantie was voor goede muziek. Vreemder dan dat nog, British Sea Power brengt ons die ongegeneerde studio-grandiositeit zonder een statement te lijken maken over muzikale grootsheid zelf. In een tijd waarin muziek gemaakt wordt die zo bewust, haast obsessievelijk ingaat op haar afkomst en de stijlmiddelen uit de popgeschiedenis klinkt hun muziek op eerste gehoor hopeloos gedateerd. Doen de heren van British Sea Power gewoon alsof hun neus bloedt en alsof “Y2K never happened“, of is het juist een bewuste stijlkeuze?

Nationale erfgoed

~


O, hoezeer houden deze Britten van hun Britse gitaarversterkers, hun Britse voorvaders, hun upper middleclass intellectualisme. En nee, dit is geen verwijt van navelstaren, eigenlijk is het een verademing. In een tijd waar de ene grote Engelse band nog smakelozer en universeler klinkt dan de andere durven deze heren daadwerkelijk met hun nationale erfgoed aan de slag. Op hun debuut The Decline of British Sea Power was dat nog vooral de (vroege) jaren ’80 – Joy Division en Echo & The Bunnymen – om op opvolger Open Season wat op te schuiven naar Britse new-wave. Deze derde cd klinkt overwegend luchtiger dan het eerdere werk, en leidt de heren qua geluid meer richting Pulp-territorium; niet alleen klinkt de zang af en toe wat lijzig en onthecht, ook de band klinkt strakker en nauwkeuriger: rock zonder echt ruig te zijn. Maar wat moeten we dan met die titel?

Met Do You Like Rock Music? stellen deze Britten ons naar eigen zeggen de vraag wat ‘rock’ (lees: goed, ofwel volgens de heren “José Mourinho, Winston Churchill en Wayne Coyne”) is in de wereld en wat ‘niet rock’ (lees: slecht, ofwel “U2, hongersnood en Jennifer Lopez”) is. Do You Like Rock Music? geeft eigenlijk een opvallend gematigd antwoord: je moet kunnen genieten van het moment zonder vragen te stellen (het mantra van opener All in it), dús voetbal en zuipen (Waving Flags), maar ook maatschappelijk betrokken zijn (immigratie vanuit de nieuwe EU-landen in hetzelfde Waving Flags). Stoor je dus niet aan (genre)regels, het ‘goede’ in het leven is rock. Muzikaal hoor je die boodschap ook terug: er wordt lekker gerockt zonder al te veel remmingen, maar toch klinkt de noeste arbeid en het schrijverstalent van de heren door elk nummer heen. Het album is dan ook zeer goed uitgebalanceerd, en verveelt absoluut nergens, ook niet na lange tijd.

Perfecte balans

~


Qua sfeer is iets van de expressieve energie van het debuutalbum The Decline of British Sea Power naar binnen gekeerd, die zijn weg gevonden heeft naar beter (samen)spel: de band klinkt strakker en behendiger dan ooit, met veel intelligente accentjes en subtiele afwisselingen. British Sea Power heeft een groot talent voor het vinden van de juiste balans tussen de kern van een nummer en haar muzikale omlijsting. Nergens op Do You Like Rock Music? schieten de heren door naar een van de uitersten, met Atom als beste voorbeeld: het zou een – tamelijk goedkoop – hitje kunnen zijn in de handen van populistische Britpoppers, een geheugenpenetrerend nummertje dat mijn dementerende oma nog tot eigen irritatie zou nafluiten. British Sea Powers kunnen én ambitie reikt echter verder, want de heren weten het nummer in tijd en ruimte uit te rekken tot een groots en meeslepend verhaal. Solo’s ontbreken vrijwel volledig; het album drijft op de pure kracht van de nummers zelf.

Met Do You Like Rock Music? lijkt British Sea Power een eigen koers te hebben gevonden, tegen de stroom in van het woelige vaarwater van de Engelse popmuziek, waardoor het album wint aan coherentie ten opzichte van zijn voorgangers. Een opmerkelijke constatering, wanneer je weet dat het album in drie verschillende landen en met meerdere producers is opgenomen. Blijkbaar wisten deze Britten precies wat ze willen bereiken, want dit album lijkt een vrijwel foutloze eenheid te zijn. Minder spannend misschien, maar wel net zo mooi als hun debuut. Koop hem gewoon, en je weet meteen wat je op de zomerfestivals dit jaar in ieder geval niet mag missen.

Muziek / Album

Raadselachtige experimenten uit een schijnbaar andere wereld

recensie: Mahjongg - Kontpab

Ondergedompeld in Afrikaanse ritmes, aangevuld met duistere teksten en een heilige die ze beschermt, dat is Mahjongg. Ook wel een zevental dat put uit een lading interessante popgeschiedenis, haar mixt en aanvult. En daarmee steeds meer zieltjes wint, waardoor het steeds meer de aandacht van de schijnwerpers weet te pakken. Nu is de tijd rijp voor Mahjongg.

Vanaf de experimentele fase waarin de bands The Grid en The Sphere zich bevonden, gingen samenwerken en als Mahjongg verder gingen, hult het zevental zich in raadsels en verschuilt het zich achter nietszeggende, maar allesbepalende verzinsels. Zo haalt de band inspiratie uit hun god Kontpab, die de band op zijn beurt weer beschermt. Kontpab trekt Mahjongg naar werelden die voor de gewone sterveling nog niet toegankelijk zijn, maar waar deze via de muziek van Mahjongg een beetje kennis mee kan maken. Kontpab is de kwaadste niet en ook jij en ik kunnen hem volgen. Als we dat doen, zullen we ook de wereld van Mahjongg beter leren kennen.

Experiment
Die wereld doet op het gehoor afgaande denken aan het duistere van Suicide, aan de goede hiphop-beats uit de jaren ’80 en ook aan de dansbaarheid van Gang of Four. Een wereld die ook beïnvloed lijkt te zijn door de krautrockers van Can, Harmonia en Faust. De sound van Mahjongg
doet denken aan iets wat de huidige en succesvolle collega’s van Mahjongg, zoals Yeasayer en Vampire Weekend, ook heel goed in de vingers hebben. Alledrie zijn ze geinspireerd door de experimentele dagen van David Byrne, maar benutten ze net weer even ietsje anders en gebruiken het interessant op hun manier. Yeasayer is bijvoorbeeld meer verwikkeld met de psychedelica uit de jaren ’60 en Vampire Weekend doet het meer met Caribische klanken. Maar in het overeenkomstige, daar opereert ook de band uit Chicago.

Inspirator

~


Kontpab is niet alleen de grote inspirator, ook is het de titel van de plaat van Mahjongg, waar het EP-tje Machinegong en de plaat Raydoncong aan vooraf gingen – al is dit de eerste voor K Records, het label dat vaak
garant staat voor interessante muziek. Gaandeweg is Mahjongg steeds verder afgedreven van de ‘gemakkelijke’ drumritmen, zoekt vaker het compromisloze experiment op, maar weet de groove met behulp van de jaren ’80 synthesizerritmen perfect te vinden. En dat doen ze samen met een dosis humor; bijvoorbeeld in het nummer Problems, waarin een atonale stem zingt: “There’s a problem with the world“, om vervolgens te vertellen wat het probleem is: “it’s so big, little girl“. Of de kritische kijk op de belachelijke ideeen rondom de War on Terror, in het opzwepende nummer Tell the Police the Truth: “If you have done nothing wrong, you’ve nothing to fear

Mahjongg speelt het spelletje op hoog niveau mee, maar zullen te rauw en te experimenteel uitvallen voor de doorsnee popliefhebber. De wereld van Kontpab moet je nippend tot je nemen, maar als je eenmaal bent toegetreden tot die wereld, dan wil je er nooit meer uit.

Theater / Voorstelling

Laatste bolwerk van witte mensen

recensie: Amar El-Ajjouri - Amar speelt WIT

.

“En waar kom jij vandaan?” Bergen op Zoom. Den Bosch. Kaatsheuvel. “Ah, er zitten dus veel allochtonen hier in de zaal.” Met dit kleine onderonsje met het publiek zet Amar direct de toon voor zijn voorstelling Amar speelt WIT. Voel je je nu Nederlander, Marokkaan, of ben je in de eerste plaats gewoon mens? En wie is dé allochtoon of dé Nederlander? Met Amar speelt WIT geeft Amar het publiek een kijkje in een van de laatste bolwerken van witte mensen in Nederland: de camping.

~

Integratie en de zoektocht naar een eigen identiteit staan dus centraal in de voorstellingen van Amar. Geboren in Marokko maar al 28 jaar woon- en werkzaam in Nederland, moet hij als geen ander weten wat het is om een dubbele identiteit van Marokkaan/Nederlander te hebben. Waar hij in de voorstelling Amar speelt ALI nog een schare allochtone typetjes de revue laat passeren, laat hij nu de andere kant van de medaille zien en portretteert hij verschillende typetjes van ‘witte mensen’. Amar volgt zijn buurman nadat die zijn auto vol heeft gestopt met pindakaas en allerlei andere Aldi-producten en komt terecht op Camping Wit waar hij witte Nederlanders in hun natuurlijke habitat kan observeren.

Overdreven typetjes

Op de camping maken we kennis met verschillende mensen, allemaal gespeeld door Amar met verschillende accenten en minimale kostuums. Zo zien we Tony de Cliniclown, Chris de ex-militair met zijn herdershond Dieder en de te dikke vrouw José, Jason met zijn taakstraf van bureau HALT en de homoseksuele dramadocent/documentairemaker Bas. Zelfs Rita Verdonk verschijnt kort ten tonele. Ieder typetje heeft een aantal ’typisch Nederlandse’ karaktertrekjes. Helaas komt niet ieder typetje echt uit de verf. Waar Amar vooral de dialoog tussen culturen wil stimuleren, is zijn voorstelling in essentie één lange monoloog die het publiek slechts deels weet te bereiken. De meeste typetjes worden zo overdreven en over the top neergezet dat ze volstrekt ongeloofwaardig zijn en Amar zijn doel voorbij schiet. De typetjes Jason en Bas, daarentegen, spreken wel aan. Hierdoor blijven de grappen van Jason over criminele hangbejaarden en de opmerkingen van Bas over zijn vakantie naar Marokko wel hangen.

Amar op zijn best

Amar is op zijn best voor en na de eigenlijke voorstelling waarin hij letterlijk een dialoog met het publiek aangaat. Met zijn achtergrond en buitengewoon observatievermogen weet Amar perfect de vinger te leggen op de spanningsvelden tussen allochtonen en autochtonen. Hij ziet waar conflicten en misverstanden zich voordoen en weet hier de leukste grappen over te maken. Met een simpele vraag als “wie is er eigenlijk bang voor allochtonen?” weet hij het publiek te bereiken en oncomfortabel op de stoel heen en weer te laten schuiven om vervolgens de spanning weer uit de lucht te halen met een luchtige grap. Amar heeft een talent om mensen te laten lachen om cultuurverschillen en om vooroordelen beetje bij beetje af te breken. Daar ligt zijn kracht. Niet in een parade van witte typetjes, maar in eigen ervaringen en persoonlijke verhalen die de spanningen tussen mensen en culturen blootleggen en die hij door middel van humor weer weet te relativeren.

Amar speelt WIT is nog te zien t/m 19 april op verschillende plaatsen in Nederland. Klik hier voor de speellijst.

Muziek / Album

De muzikale regenboog van Groningen

recensie: Various - De Slag Van Groverpop Tweeduizendacht

.

Wie wil er nou niet een cd die eruit ziet als een echt stukje vinyl in zijn handen gedrukt krijgen? Het overkwam de tweeduizend Europese muziekbobo’s die de goody-bag van Noorderslag 2008 mochten ontvangen. Zij kregen het verzamelalbum dat Groverpop samenstelde om naar eigen zeggen een dwarsdoorsnede van de muziekscene in Groningen te kunnen laten horen. De Slag Van Groverpop Tweeduizendacht is alweer de vijfde editie van dit jaarlijkse initiatief en bevat negentien nummers van evenzoveel Groningse bands.

Noir
Noir

Wel, laten we Groverpop op hun blauwe ogen geloven en aannemen dat dit schijfje ons een dwarsdoorsnede van de huidige staat van de Groninger pop- en rockscene doet horen. Dan mogen we vaststellen dat het daarmee behoorlijk goed gaat. Twee van de bands mochten dit jaar zelfs op Noorderslag spelen, namelijk indie-pop-rock band LPG en singer/songwriter Klaske Oenema. Daarnaast stonden drie van hen op Eurosonic, omdat ze alledrie in 2007 een wedstrijd hadden gewonnen. De hiphoppers van De Kraan kregen de Before The Fame Awards, emo-metalband Noir bemachtigde de Groninger Popprijs en Bram Dehont won de Singer/Songwriter Contest. Van de negentien mochten er ook nog tien op Eurosonic spin-off Grunnsonic spelen.

Een divers spectrum

Om al deze artiesten een voor een over het voetlicht te brengen, is ervoor gekozen de bands in een aantal genres in te delen, overigens niet expliciet. Deze staan als clusters op de cd. Dus niet alles door elkaar heen, maar elk muziekgenre netjes na elkaar. Hierdoor neemt het album de luisteraar als het ware aan de hand in een luisterwandeling langs verschillende soorten popmuziek en worden vervreemdende overgangen en stijlbreuken voorkomen. Als een echte muzikale regenboog.

LPG
LPG

De verzamelaar begint met het al eerder genoemde LPG. Hierna volgt een aantal alternatieve pop-rocknummers, waaronder de lo-fi meezinger Take A Swig van De Straaljagers. De Kraan luidt het hiphop uitstapje in met Clubvoer, waarin de invloeden van Dr. Dre kundig zijn gecombineerd met Nederlandstalige rap. Via de blues-jazz-pop van Thomas Azier belanden we in een vijftal wat zwaardere en hardere funk-rock-punk-metal acts. Zo laat Sir Scotsman Of Spain met Return Of The Sir horen dat Urban Dance Squad nog steeds invloedrijk is. Black metal groep Gheestenland schreeuwt vervolgens vier oorverdovende minuten over een vlammenwerper in het gelijknamige nummer. Noir speelt met het volume in haar afwisselend luide en rustige metal-rock en zorgt daarmee voor de perfecte overgang naar een aantal alternatieve popbands. Zoals Music For The Defect met het oprechte en teneergeslagen folk-pop nummer Emergency Call. Maar Groningen kent ook een aantal eenlingen, zo blijkt uit de laatste twee nummers. Wie op zoek is naar de vrouwelijke Spinvis of Meindert Talma heeft die met Flux en haar nummer Chocola gevonden. Afsluiter Klaske Oenema bezingt vervolgens in alle rust en sereniteit iets waarvan ik vermoed dat het gaat om het slikken van pillen. En daarmee zijn we klaar en direct weer terug bij het begin. Het laatste nummer sluit qua muziekstijl namelijk prima aan op het eerste nummer. Het geluidsspectrum van de muzikale regenboog is compleet.

Uitstekers boven het maaiveld

The Dirty Shambles
The Dirty Shambles

Opvallend naast deze diversiteit is de algehele kwaliteit. Op De Slag Van Groverpop Tweeduizendacht staat geen enkel bandje of nummer dat eigenlijk niet goed genoeg is of beter weggelaten had kunnen worden. Wel is er een aantal uitschieters. De jonge jongens van The Dirty Shambles bijvoorbeeld, die met The What Of Life verfrissend en vrolijk laten horen precies te begrijpen hoe de muzikanten van The Libertines het klaarspelen. Of wellicht kan ik beter de afsplitsingen van deze band, Dirty Pretty Things en Babyshambles, noemen? Eveneens door Britten beïnvloed, maar dan meer door groepen als The Kooks, Snow Patrol en Belle and Sebastian, is Duroc. Het weemoedige, maar energieke September blijft na beluistering terecht nog een lange tijd in je hoofd haken. Mijn persoonlijke hoogtepunt van het album is echter Sukkeltje van de hiphoppers De Huilende Rappers. Het nummer is duister en grappig tegelijk en is de perfecte mix van gangsteruitstraling, de juiste beat en puur taalkunstenaarschap.

De Huilende Rappers
De Huilende Rappers

“Groningen kan trots zijn!” Dat roept Groverpop over deze lustrumeditie. En dat is zeker waar. De kwaliteit op het schijfje kan wedijveren met iedere willekeurige showcase cd van internationale artiesten. Voor hen die niet tot de platenbonzen behoren loont het daarom ook de moeite de verzamelaar alsnog te bemachtigen. Het album is in een oplage van drieduizend geperst, waarvan er nog duizend voor de losse verkoop beschikbaar zijn. Wat betreft de programmeurs en andere invloedrijke personen in de muziekwereld: het zou onaannemelijk én ongeloofwaardig zijn wanneer we niet een aantal van deze acts terug zullen zien op de festivals deze zomer.