Muziek / Album

Voor de fijnproever en de fan

recensie: Luka Bloom – Bittersweet Crimson

De Ier Barry Moore noemde zich al vroeg in zijn carrière Luka Bloom. De muziek die Bloom maakt is van een uitzonderlijke schoonheid en puurheid. Zijn nieuwste werk Bittersweet Crimson is voor de fijnproever en natuurlijk zijn fans net als de vrucht, waar het album naar genoemd is.

Wie het nieuwste werk van deze eigenzinnige muzikant wil horen zal zich moeten wenden tot de eigen website van Luka Bloom. Het album is alleen via hemzelf te verkrijgen en zal niet op streamingplatforms verschijnen omdat muzikanten niet van streamingdiensten kunnen leven, volgens Bloom.

Muziek met diepgang

Het tweeëntwintigste album van Bloom, Bittersweet Crimson, is wederom een album dat eerst wat draaibeurten nodig heeft voordat je een oordeel kan geven. Luka Bloom is, zoals op ieder album van deze singer-songwriter te horen is, niet van de lichtvoetige muziek. Natuurlijk kun je het, net als zoveel muziek, eenvoudig wegluisteren op de achtergrond. Maar wie dat doet, doet deze muziek veel tekort.

Niet dat Bloom zwaar op de hand is, maar zijn muziek is als een goed glas wijn, dat je op temperatuur moet laten komen en in alle rust moet proeven en in kleine teugjes drinken. Als je de schoonheid de kans geeft om zich te laten openbaren, zul je vele uren luisterplezier ervaren met het werk van Bloom. Bloom brengt wederom muziek met diepgang.

In 1990 debuteerde Luka Bloom onder zijn eigen naam met Riverside, met dit album trok hij direct de aandacht. Ieder album daarna wist deze muzikant zijn fans te trakteren op kwaliteitswerk en vooral dicht bij zichzelf te blijven. In veel gevallen is de essentie van zijn muziek de akoestische gitaar en zijn stem. Meer heeft hij feitelijk niet nodig. Alle andere instrumenten of achtergrondzang staan ten dienste van zijn liedjes.

Gebroken opnames

Het album bevat een sheet met uitleg over de totstandkoming van het werk. Het album kent een oorsprong voor de Covid-19 lockdown. Opnames maken in moeilijke tijden om samen te spelen en te zingen. Luka Bloom verhaalt op de bijgeleverde releasesheet over de vrije tijd om te schrijven en om met een dreamteam akoestische opnames make in de Windmill Lane studio’s. De periode van twijfels daarna overheersen, toen Covid-19 ons in de greep kreeg. De gitaar en zang van Bloom zijn en blijven de belangrijkste elementen van zijn muziek. Maar de toevoegingen, die op afstand zijn opgenomen door de coronabeperkingen, vervolmaken het album. Hij kon met o.a. de zangeres Niamh Farrell nooit echt samen zingen en ook de toevoegingen van elektrische gitaar en synthesizer kwamen uiteindelijk pas samen op de mixtafel.

Bloom is trots op het eindresultaat en wil het juist nu met de wereld en zijn fans delen, omdat het muziek is die steun kan geven in deze lastige tijden. Of hij kan toeren weet hij nog allerminst, maar zijn liedjes over de Australische wildernis, over zijn visie op 2020 en over de gewone dingen van het alledaagse leven (zie de single ‘The Beauty Of Everyday Things’) kunnen juist nu tot steun zijn van zijn fanschare en als licht dienen in de duistere en verwarrende tijden. Het maakt Bittersweet Crimson tot een album over de bittere noodzaak van het genieten van de kleine dingen van het leven in deze barre tijden, waarin we de warme en diepe smaak van dit album ons prima kunnen laten welgevallen.

Muziek / Album

Griezelmaand: Kadavers bij kaarslicht

recensie: clipping. - Visions of Bodies Being Burned

Op de dunne lijn tussen horror en amusement voert het uit Los Angeles afkomstige clipping. een wat vreemde balanceeract uit met hun nieuwe plaat Visions of Bodies Being Burned (VoBBB). Horror-kabaal wordt gecombineerd met rap. Een spervuur van woorden, afgewisseld met roestig gepiep en gegil. Het bevreemdt en beangstigt, bij vlagen.

clipping. (kleine c, met punt) dondert zichzelf in 2014 de spotlights in met CLPPNG, een ongenadig harde hiphopplaat. Uit witte ruis, industrieel kabaal, alarmwekkers, kippengaas en met vooral heel veel woorden trekt het trio een alarmerend urgente plaat bij elkaar. Het trio zet die lijn zonder al te veel moeite door op Visions of Bodies Being Burned (VoBBB) dat vrijwel exact één jaar volgt na het vorig jaar verschenen There Existed an Addiction to Blood (TEAATB). 

Angst, haat, moord, woede en ziekte

Het trio – rapper Daveed Diggs, producer William Hutson, producer Jonathan Snipes – borduurt voort op de ingeslagen weg met TEAATB: Horrorcore. Wat is horrorcore? Volgens een inmiddels decennium-oud artikel op abcNEWS  is het “muziek die moord, zelfmoord en onthoofding positief waardeert.” Rapper en inmiddels Polaris-prijs winnares Backxwash twitterde op 9 oktober van dit jaar:

“Horrorcore is divers. Wanneer mensen aan horrorcore denken, zoeken ze misschien iets als satire of amusement, maar het kan net zo goed gaan over horrorervaringen uit het echte leven.

Wat is dan Horrorcore? De (futiele) waarheid zal ergens in het midden liggen tussen muziek-voor-doodslag enerzijds en de donkere spiegel van het echte leven anderzijds. Gewapend met deze definitie kun je in ieder geval zowel TEAATB en VoBBB probleemloos aanmerken als volbloed horrorcore.

Daveed Diggs propt zijn tekstvel vol met allerhande referenties aan onder andere Scarface, voorgaande platen en Outkast nota bene, en het is lang niet altijd makkelijk om door alle signalen die donkere spiegel van het echte leven terug te vinden. Veel eerder lijkt het Diggs te doen om de muzikale omkadering van Hutson en Snipes zo creatief en vermakelijk mogelijk in te vullen. En dus klinkt er halverwege het opgefokte Something Underneath: “What’s cooler than being cool? (Ice cold!)”, toch echt een regelrechte verwijzing naar dat nummer.

Dorre oogballen

Eén van de wat meer interessante referenties dient zich aan tijdens het refrein This bitch boss op vooruitgeschoven single ‘96 Neve Campbell. Wat aanvankelijk leest en klinkt als weinig meer dan een domme kreet, lijkt met enige inlegkunde een verwijzing naar de krankzinnige laatste soloplaat van Scott Walker: Bish Bosch. Niet toevallig een plaat die excelleert in het wurgen van morbide fantasieën met muzikaal vertier. En dat gaat dan van dorre oogballen die uit hun kassen bungelen tot “If shit were music, you were a brass band”. Er mag dan toch gelachen worden, zij het scheef, schunnig en kort.

Van een metronoom

Kritiek? Met producers Hutson en Snipes heeft clipping. twee muzikale estheten (en soundtrackcomponisten) van jewelste in huis, maar dan is er nog Daveed Diggs. Waar Hutson en Snipes vanuit overal hun muziek wegslepen – noise, breakcore, veldopnames, filmmuziek, blues – blijft Diggs op zijn eigen eilandje. Rappend kent de man grofweg twee modi: snel en sneller. Snel, als in de aanzwellende intro-track en sneller als een op-hol-geslagen spraakcomputer op Something Underneath. Eerder werd ‘s mans expressieve bereik eerder al vergeleken met dat van een metronoom. Technisch en ritmisch functioneert het allemaal prima, maar daar is het dan ook wel mee gezegd.

Zwalkend

Als stilistische oefening is VoBBB, net als voorganger TEAATB, meer dan geslaagd. Een overkoepelend verhaal, rode lijn of thematische samenhang is evenwel moeilijker te ontdekken – meer dan een verzameling verwijzingen naar moord, doodslag, woede, ellende en ziekte wordt het niet, met als gevolg dat VoBBB nergens het niveau van ongevaarlijk vermaak overstijgt. Eng wordt het nergens, zeker niet als tegen het einde van de plaat een krakkemikkige opname van een kudde blatende schapen passeert. En helemaal aan het eind van de rit dreint op Enlacing het refrein, nog lang, dreinend, na:

“You are nothing, you know / All that you have to do / Is try to get your ass down to the floor.”

En dat is het dan. De trip was vermakelijk, maar aan het eind blijf je dan toch, met je ass down to the floor, op je honger zitten.

 

Boeken / Fictie

Gesprekken met Satan

recensie: Hannah van Binsbergen - Harpie

Weinig romans doen zo vreemd aan als Harpie, de eerste novelle van de Nederlandse dichteres Hannah van Binsbergen. In deze korte roman maken we kennis met een eigenzinnige (ex-)studente, die een einde aan haar leven wil maken en fictieve gesprekken voert met Satan. Nog nooit werden suïcidale gedachten zo poëtisch op papier gezet.

Je ziet het weleens voorbij komen in een film: het hoofdpersonage is verstrikt geraakt in hopeloze vertwijfelingen en – plop! – een duivel en engel verschijnen op diens schouders en geven geheel tegenstrijdige adviezen aan de immer twijfelende protagonist. In Harpie is het alleen de duivel, Satan in hoogsteigen persoon, die zijn ideeën en ´wijze raad´ geeft en zich manifesteert in verschillende gedaantes.

Satan is Harpies enige steun en toeverlaat in haar leven. Ze staat ver af van andere personen, laat huis en haard verslonzen en vervalt in de ene na de andere suïcidale gedachte. Ze besluit om zichzelf nog één levensjaar te gunnen en gaat niet één maar twee nieuwe uitdagingen aan: ze wordt zowel secretaresse bij MetaMedia als escorte bij Bespoke Encounters. Bij MetaMedia laat ze zichzelf met niemand in en ze begint haar anoniem blijvende collega´s zelfs te haten. Dat is wel anders dan in haar rol als ´luxe prostituee´, alwaar haar seksuele lusten keer op keer worden verzadigd.

Explosief goedje

De ingrediënten van deze roman lijken een explosief goedje te zijn en je bereidt je als lezer voor op (zéér) negatief gedachtegoed. Toch leest het bij lange na niet zo pessimistisch als je zou denken. Dat ligt aan de sarcastische ondertoon van dit boek. Satan – een bijfiguur die alleen lijkt te bestaan in de fantasie van Harpie – zet Harpie aan tot zelfreflectie en doet dat door de meest spottende opmerkingen te maken.

Harpie houdt zich echter dapper staande tegenover al deze cynische, negatieve uitlatingen. Achter de slonzige jonge vrouw schuilt een eenzaam meisje dat door haar grote liefde Albert is verlaten en zich sindsdien niet meer staande weet te houden. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat ze haar lichaam in de nachtelijke uren van de dag uitleent aan willekeurige mannen die uit zijn op vluchtige intimiteit. Ze is simpelweg niet in staat van zichzelf te houden en weet dan ook niet hoe ze anderen moet liefhebben. Ze neemt een houding aan waarvan ze hoopt dat die nét acceptabel genoeg is voor anderen én niet laat doorschemeren wat voor leeg omhulsel ze zelf is:

¨Ze kan zichzelf modelleren naar gangbare ideeën, net zolang tot de dode binnenkant onvindbaar en vergeten is, en ze louter een glanzend, reddend oppervlak is geworden.¨

Versnipperd masker

Gaandeweg ontstaan er steeds meer scheurtjes in het masker dat Harpie draagt. Ze heeft zichzelf zoveel nieuwe identiteiten aangemeten, dat ze zelf niet meer mee kan draaien in het toneelstuk dat ze iedere dag opvoert. Langzaamaan verliest ze de grip op de werkelijkheid en dit begint andere personages op te vallen.

Ondanks het niet erg realistische gehalte van deze roman, weet Van Binsbergen een alomvattend beeld te scheppen van een jong meisje in bittere vertwijfeling en angst. De jonge dichteres Van Binsbergen schrijft beeldend en verhult alles in treffende metaforen. Het is alsof dit verhaal is ontgonnen uit een gedicht en dat er gaandeweg meer woorden aan toegevoegd zijn, om het geheel meer ´body´ te geven en een meer specifieke karakterschets te geven van de protagonist.

Harpie is een personage met wie je je niet gemakkelijk kunt identificeren, maar je begint haar gaandeweg – ondanks haar wereldvreemde acties – te begrijpen. Vooral door het einde van deze roman, dat laat inzien dat Harpie niet alleen is in haar strijd tegen negatieve – en zelfs doodse – gedachten. Dit relaas over een leven dat gedoemd lijkt te mislukken, is zó´n ongekend verhaal dat je wilt weten hoe het afloopt. Het vergt van de lezer de wilskracht, die het hoofdpersonage langzaamaan verloren is.

Boeken / Non-fictie

Dé biografie, hét verhaal?

recensie: Philip Norman - Wild Thing

Over Jimi Hendrix zijn al veel boeken geschreven. Het is zeker een uitdaging om hét verhaal van deze legendarische, oorspronkelijke, baanbrekende en vooral artistieke muzikant eenduidig in woorden te vatten. Philip Norman doet een moedige poging in sterk verhalende en boeiende vorm.

Dat het leven van Jimi Hendrix in veel aspecten in nevelen gehuld is en dat iedereen die hem kende – van intieme tot zakelijke contacten – zijn eigen verhaal heeft, is niet verwonderlijk. Zeker de laatste twee jaar van zijn leven leek Hendrix niet veel tijd te verdoen met slapen. Hij was vooral bezig zijn bereikte succes vorm te geven, terwijl hij wist dat de dood hem op de hielen zat.

Om te watertanden

Philip Norman heeft getracht om alle beschikbare verhalen samen te brengen tot de ultieme biografie van Jimi Hendrix. Het boek is met veel liefde en een grote waardering voor de muziek van Hendrix geschreven. Het lijkt onvermijdelijk dat er foutjes sluipen in zo’n groots verhaal, waar de mist, die over sommige gedeeltes van zijn leven al vijftig jaar hangt, maar niet wil optrekken.

De fouten op muzikaal gebied zijn echter gemakkelijker te voorkomen, als de auteur even goed op de cd’s, lp’s en op het internet had rondgekeken. De meest in het oog springende misser maakt Norman al in de eerste bladzijden van het boek, als hij schrijft dat ‘Hey Joe’ een origineel van Hendrix is, terwijl eenvoudig te achterhalen is dat de tekst van een oude folksong van Billy Roberts is, gemaakt in 1961, maar natuurlijk legendarisch gecoverd door Hendrix.

Gelukkig maakt hij deze fouten nog geen bladzijde later goed met een een verhaal over de Dylan-cover ‘All Along The Watchtower’ om bij te watertanden, waarin hij beschrijft hoe het nummer klinkt en zich ontspint is fenomenaal en doet je als het ware de uitvoering van Hendrix al horen, zonder dat je de muziek laat klinken uit de muziekinstallatie. Als je het zo kan beschrijven ben je niet alleen een heel grote schrijver, maar ook een heel grote fan.

Wild of toch voorkomend rustig?

Opvallend genoeg noemt Norman zijn boek Wild Thing, een lied dat in de uitvoering van Jimi Hendrix de doorbraak veroorzaakte naar zijn muzikale erkenning. ‘Wild Thing’ is overigens een cover van het nummer dat geschreven werd door Chip Taylor en in ons land een hit werd in de uitvoering van The Troggs. We vinden dit pas terug op een Hendrix album uit 2010 Live At Monterey en het pas vorig jaar verschenen Songs For Groovy Children: The Fillmore East Concerts. Het staat model voor het keerpunt in de muzikale ontwikkeling van Hendrix en voor het podiumbeest Hendrix. Privé was deze muzikale grootheid netjes, voorkomend en rustig, met uitzondering van zijn liefdesleven. Dat laatste onderdeel van zijn leven staat vooral in het teken van de vrije liefde uit de flowerpowerbeweging. Hendrix had een reputatie als het ging om de liefde.

Hoe Jimi Hendrix aan zijn einde kwam is met vele verhalen omgeven. Norman heeft in dit boek getracht zo waarheidsgetrouw mogelijk te analyseren wat er werkelijk gebeurd is. In de epiloog legt hij uit wie hij allemaal heeft kunnen spreken en ook vooral wie niet meer, nu er bijna vijftig jaren verstreken zijn. Het beeld dat Hendrix oververmoeid en uitgeput was en snakte naar slaap blijft bestaan. Hij voelde al een paar jaar dat de dood hem op de hielen zat, omdat hij van een tarotkaartenlegster hoorde dat hij de dertig niet zou halen. De tijd drong in zijn hoofd om alles wat erin zat, er voor die tijd uit te halen.

Daarnaast waren er velen die parasiteerden op het succes van Hendrix en velen die aan hem en zijn werk verdienden. Voor een optreden op een festival werd destijds een gage betaald van 50.000 dollar. Toch stierf Hendrix bijna platzak. Vele jaren later was zijn nalatenschap tachtig miljoen dollar waard, waar velen aanspraak op maakten. Dit proces loopt nog door tot de dag van vandaag. Hoe dat verliep, doet Norman aan het einde van dit schitterende boek uit de doeken.

Wat blijft is de schitterende, baanbrekende muziek van Jimi Hendrix. Dit boek vertelt zijn levenswandel in een zo goed mogelijk op feiten berust verhaal . Norman slaagt erin om een fijn leesbare biografie te bieden, die de artiest laat herleven en tussen de letters door de muziek er in gedachten bij laat klinken.

Boeken / Fictie

Verwrongen vaderfiguren

recensie: Emma Cline - Daddy

De lat lag hoog voor de Amerikaanse Emma Cline, die in 2016 met haar debuut De meisjes in één klap doorbrak. Voor haar korte verhalenbundel Daddy heeft Cline de Manson-sekte ingeruild voor gemankeerde mannen van middelbare leeftijd.

De tien verhalen staan los van elkaar, maar in acht ervan komen we eenzelfde type man tegen: de verongelijkte man die niet goed meer kan meekomen met zijn veranderende omgeving. Het van de troon gestoten type, voor wie het #MeToo-tijdperk het begin van het einde inluidde. We lezen over mannen die vreemdgaan, gescheiden vaders en driftkikkers met een kort lontje. De verhalen verschenen de afgelopen jaren al in diverse tijdschriften, waaronder The New Yorker en Granta.

Onderhuidse spanning

Eén van de twee verhalen met een vrouwelijke hoofdpersoon is het door The Paris Review met een Plimton Prize-bekroonde ‘Marion’. Qua thematiek komt dit verhaal het dichtst bij De meisjes. Een vrouw denkt terug aan haar eerste jeugdvriendin, die in een sektarische omgeving opgroeit. Cline is een schrijver van het soort dat haar woorden uiterst zorgvuldig kiest; beheerst toont ze de schaduwzijde van de mens.

Cline speelt graag met de lezers door informatie achter te houden. In ‘Op het spoor’ volgen we Richard, wiens zoon betrokken blijkt te zijn bij een geweldsincident op school. Wat het incident precies inhoudt, zullen we nooit weten. De focus ligt op de verstoorde relatie tussen vader en zoon, dat tot een kookpunt dreigt te komen.

Sporadische humor niet genoeg

Humor is een uiterst gedoseerd goed in Clines verhalen, maar daarom niet minder geniaal. In het laatste verhaal, ‘A.S.L’, wordt de komst van een beroemdheid in een verslavingskliniek als volgt ingeluid: “De enige andere bewoner die voor een vergelijkbare opwinding had gezorgd was een honkballer die betrapt was toen hij zich aftrok bij de matinee van Despicable Me 3.”

Het is deze gortdroge humor die naar meer doet snakken, een belofte die in deze bundel nog te sporadisch wordt ingelost. Cline bewijst nog eens het schrijverschap tot in de puntjes te beheersen, maar verliest soms de noden van de lezer uit het oog. Wat ook niet meehelpt is de snel veranderde wereld waarin dit boek uitkomt, waardoor een aantal verhalen alweer aan urgentie lijkt te verliezen. Tel daarbij op dat korte verhalen sowieso minder in trek zijn bij het Nederlandse publiek en je hebt een bundel die hier naar verwachting weer stilletjes in de vergetelheid raakt. Het wachten is op de volgende roman van Cline, die ongetwijfeld weer een hit wordt.

Muziek
special: Oktober griezelmaand

Griezelmaand: De aanrollende donder

In mijn geheugen was de langspeelplaat gifgroen, maar dat zou ook best verbeelding kunnen zijn. Het was een opname van de Zesde symfonie van Ludwig van Beethoven die mijn ouders zondag ’s middags vaak afspeelden. Ze hadden de symfonie eens als verloofd stel in het Amsterdamse Concertgebouw gehoord, uitgevoerd door het Concertgebouworkest onder leiding van Pierre Monteux, en hem sindsdien in hun hart gesloten.

De Pastorale: programmamuziek of niet?

Die Zesde symfonie van Beethoven heeft als bijnaam ‘de Pastorale’. Bij zo’n naam verwacht je een bucolisch stuk waarbij je door de tuin van Versailles in de liefelijke natuur loopt gelijk Marie Antoinette. Maar dat is het niet alleen. Want behalve dat je in het stuk een voor zich uit fluitende wandelaar hoort die door de velden wandelt met een kalm kabbelend beekje, kwinkelerende vogels en dansende boeren, weerlicht het ook en barst er een heftige onweersbui los. Om dat laatste gaat het. Ik was er bang voor, voor dat onweer in het vierde deel. Niet zomaar een beetje, maar écht bang.

Heel raar eigenlijk, want in het echte leven was ik als kind niet bang voor onweer. Ja, ik werd ’s nachts wakker gemaakt als het onweerde en we bleven in de huiskamer zitten tot de bui was weggetrokken. De spanning werd al minder als de tussenpozen tussen lichtflits en donderslag langer werden, maar ik wachtte rustig af tot ik weer naar bed mocht. Het onweer in de Zesde symfonie kon echter niet gauw genoeg overgewaaid zijn. Ik had er de pest in als de langspeelplaat weer uit de al dan niet gifgroene hoes werd gehaald en op de speeltafel werd gelegd. Het was wéér griezelen geblazen.

Vooral op het moment dat het onweer in de verte aan komt rollen. Als dat stukje op oude, kleine pauken met kalfsvel en harde stokken zoals in de tijd van Beethoven zelf wordt gespeeld, klinkt het helder, zoals het wellicht is bedoeld, maar als het op grotere, moderne orkestpauken wordt gespeeld, met synthetische vellen en stokken van vilt, berg je dan maar. Het zwelt aan en zwelt aan tot een hoogtepunt is bereikt en de rust even langzaam weerkeert als hij verdween.

En zoals musicologen al voorspellen: als je als kind bang was voor de Zesde, dan blijf je je er je leven lang doof voor. Dat is jammer, maar voor mij tot nu toe wel min of meer waar. Het heeft wellicht te maken met net zoiets als de Madeleine, het cakeje in À la recherche du temps perdu van Marcel Proust. Zoals door het eten daarvan allerlei herinneringen boven komen, zo worden door het luisteren naar muziek ook allerlei herinneringen weer tot leven gewekt die je soms liever uit de weg gaat.

Beethovens ’Pastorale’ wordt tot de zogenaamde ‘programmamuziek’ gerekend. Dat wil zeggen: muziek waar een verhaal achter zit. Daar tegenover staat de zogeheten ‘absolute muziek’, zonder zo’n verhaal; een willekeurige Zesde symfonie zonder bijnaam. Maar is die scheidslijn wel zo scherp te trekken? Beethoven zelf zet ons op een ander spoor. In het onderschrift op de titelpagina van de uitgave van zijn Zesde schrijft hij dat dit werk ‘meer de uitdrukking van een gevoel is dan een schildering’. Hoorde ik in dat vierde deel dan ook werkelijk een onweer, of toch iets anders, iets dat misschien dieper gaat?

Iets anders

Ook de Vlaamse musicologe Marlies De Munck zit met die tweedeling tussen programma- en absolute muziek in haar maag. Ze schreef er een boekje over: Waarom Chopin de regen niet wilde horen. Het verhaal gaat zo: George Sand was met haar zoon Maurice op Mallorca gaan wandelen, terwijl haar minnaar, de componist Frédéric Chopin thuis was gebleven. Moeder en zoon werden overvallen door een enorme onweersbui en Chopin zat thuis bang te zijn. Hij zette zich aan zijn piano en schreef een Prélude die later de bijnaam ‘Regendruppelprelude’ kreeg, omdat Sand er vallende regendruppels in hoorde. Chopin vond dit maar niets en verzette zich fel tegen die inlegkunde.

De pianist Alfred Cortot, meldt De Munck, nam een andere positie in. Hij vond niet dat Chopin regendruppels in muziek had omgezet, maar dat ‘de dood daar is, in de schaduw’ van de muziek. De doodsangst die Chopin had uitgestaan toen zijn geliefde en haar zoon in een heftige onweersbui waren beland. Dat hoorde híj in de zogenaamde ‘Regendruppelprelude’.

Misschien is het ook wel zoiets, een of andere kinderangst die ik in de Pastorale van Beethoven hoorde, achter die noten van die onweersbui. Beethoven zette al een spoor uit met zijn zinnetje over een gevoel op de titelpagina van zijn Zesde symfonie. Marlies De Munck zette een stapje verder op die weg, maar het is denk ik een uitlating van een andere filosoof, Paul Ricoeur, die deze andere positie definitief bevestigt. Hoewel hij het over literatuur heeft, kan zijn stellingname zo naar muziek worden vertaald.

Ricoeur stelt dat literatuur geen directe verwijzingen geeft naar de werkelijkheid, maar ons wel degelijk indirect iets kan zeggen. Hij noemt dit ‘metaforische referentie’ die ons in staat stelt ‘over onze existentiële ervaringen te praten’. Een groot woord voor een kind, maar toch. Wanneer je dit naar muziek vertaalt, kom je uit bij een synthese van de tweedeling programmamuziek (these) en absolute muziek (antithese). De esthetiek van de Pastorale maakt haar eveneens tot een autonoom werk en zorgt voor een andere kijk erop. Het is geen onweer dat dan langer de boventoon voert. Misschien dat ik door zo te luisteren in de loop van de tijd dan ook niet meer helemaal doof voor de Zesde word en door kan dringen tot de diepere laag achter de angst die ik als kind daarvoor had.

Ik hoop het.

Literatuur

Marlies De Munck: Waarom Chopin de regen niet wilde horen. Uitgeverij Letterwerk, 2017.

Het citaat van Paul Ricoeur komt uit: Leen Verheyen, Wat de lezer leert. Uitgeverij Letterwerk, 2019.

Boeken
special: Het perspectief van de Ander verkennen op Read My World Festival

Wat het delen van tafels oplevert

Op het Read My World festival komt de Ander even wat dichterbij, zo zagen Roos Wolthers en Steffen van Zundert.

Een veilig festival organiseren is nu lastig, maar het Amsterdamse literatuurfestival Read My World (dat plaatsvond op 9 en 10 oktober, voor de coronamaatregelen strenger werden) bedacht een mooie oplossing. In plaats van een kaartje te kopen voor het festival, kocht je een kaartje voor een festivalroute. Die route leidde je langs een van tevoren bepaalde reeks programma-onderdelen. Zo kon de organisatie ervoor zorgen dat er nooit te veel mensen in de zalen en gangen waren en de anderhalve meter te waarborgen was. Het volgen van zo’n route heeft nadelen: de perfecte route, langs de programma’s die je het liefste wilt zien, bestaat niet. Je moet dus lastige keuzes maken: kies je de route waarin je je favoriete schrijver ziet voordragen of mis je dat optreden zodat je mee kan doen met bijzondere workshops?

Maar, zo blijkt al snel, het volgen van zo’n route heeft – naast de garantie van veiligheid – ook veel voordelen. Het concept zorgt voor een intieme sfeer. Het kleine groepje mensen waarmee we Route J volgen, voelt al snel als ‘ons’ groepje. Dat komt vooral door de inspanningen van onze gids Rita, die haar uiterste best doet om iedereen bij de groep te betrekken. Juist omdat je het programma niet zelf kunt samenstellen, zie je dingen die je verrassen. Als ik mijn eigen route zou hebben samengesteld, zou ik naar programma’s zijn gegaan met dichters die ik al eerder heb zien voordragen. Nu belandden we in programma’s waar ik anders nooit naartoe zou zijn gegaan. We doen mee met een interactieve workshop over de etymologie van woorden als ‘hostility’ en ‘hospitality’ en luisteren naar schrijvers van wie ik nog nooit had gehoord. Aan het einde van de dag ga ik naar huis met meerdere nieuwe boeken.

Onze route gaat over ‘de Ander’ en dat begint al wanneer we binnen komen lopen. Onze gids heeft stickers en gekleurde stiften meegenomen waarmee we een naambordje moeten maken, maar we mogen onze eigen naam niet opschrijven. We worden aangespoord om in de huid te kruipen van iemand anders: iemand tegen wie we opkijken, of iemand over wie we meer willen leren.

Gedurende de dag verkennen we allerlei verschillende perspectieven. Journalist en schrijver Gary Younge vertelt in een gesprek met Aldith Hunkar over zijn ervaringen als zwart persoon in het Verenigd Koninkrijk en via een intense performance duiken we in de belevingswereld van transgender kunstenaar Geo Wyeth. Via het verhaal van Simon(e) van Saarloos kijken we voor even vanuit het perspectief van iemand die niet-monogaam is en daarom als de Ander wordt gezien. Van Saarloos maakt haarfijn duidelijk dat othering doorwerkt op alle niveaus van de samenleving:

On april 7 2020, the prime minister of Quebec in Canada shares his daily briefing on Covid-19. He says: monogamy is preferred at this time. It is a lie. Monogamy is always preferred and even demanded by the state – through tax reduction for married couples; with housing and architecture aimed at nuclear families; through the legal discrimination of households including multiple parents.

Het stellen van scherpe grenzen tussen het zelf en de Ander leidt tot discriminatie. Andere programma’s proberen daarom de grens tussen het zelf en de ander te vervagen of zelfs op te heffen. In de workshop Journey of Words vertellen Astrid en Tato Martirossian over de etymologie van de woorden ‘hostility’ en ‘hospitality’. De woorden komen beide voort uit hetzelfde Proto-Indo-Europese woord voor vreemdeling. Dat woord had oorspronkelijk positieve connotaties. Het betekende ’tafelgenoot’ en dus zowel ‘gast’ als ‘gastheer’. Een vreemdeling was iemand die je hartelijk moest verwelkomen en voor wie je moest zorgen. Pas later werden vreemdelingen als een bedreiging gezien en kreeg het woord negatieve connotaties. De Ander is iemand die je dichtbij laat komen, die je aan tafel verwelkomt. En, omdat het woord zowel ‘gast’ als ‘gastheer’ betekende, is er etymologisch gezien geen onderscheid tussen het zelf en de Ander. De Ander en het zelf zijn onderdeel van dezelfde tafel, zijn gelijk en lopen in elkaar over.

In het verhaal waarmee de Griekse presentator Anastasis Sarakatsanos de avond afsluit, wordt die nabijheid die tafelgenoten ervaren concreet gemaakt. Hij vertelt over zijn jeugdliefde, met wie hij in gesprek raakt nadat ze elkaar twintig jaar niet hebben gezien. Ze maakten totaal verschillende keuzes, groeiden uit elkaar en verloren elkaar uit het oog. Sarakatsanos kwam uit de kast en emigreerde naar het Verenigd Koninkrijk, terwijl zijn jeugdliefde nooit uit de kast kwam, in zijn geboortestreek bleef, trouwde en kinderen kreeg. Wanneer Sarakatsanos tijdelijk terug in Griekenland is, staat zijn jeugdliefde opeens voor de deur. Hij schuift aan en ze praten bij, stellen vragen die ze eerder niet stelden en leren waarom ze zulke verschillende keuzes hebben gemaakt. Echt weten hoe het is om zo’n ander leven te hebben, zullen ze nooit, maar ze kregen meer begrip voor elkaar. Een avond lang werd de afstand tussen het zelf en de Ander kleiner.

Read My World was ook zo’n avond. Ik besefte hoe erg ik het gemist had om verrast te worden, even met mijn mond vol tanden te staan en verhalen te horen vanuit andere perspectieven dan het mijne. Tijdens het voordragen zei Simon(e) van Saarloos: “What I have missed most the past few months are encounters that aren’t pre-planned or arranged.” De ontmoetingen die we nog hebben zijn zorgvuldig gepland, zijn met mensen wiens perspectief we (her)kennen. Dat terwijl dit juist een periode is die vraagt om empathie en solidariteit met mensen die je níet kent. Nu onverwachte ontmoetingen van de baan zijn, is het nog belangrijker dan anders om actief op zoek te gaan naar (metaforische) tafelgenoten met een ander perspectief. Dankzij Read My World heb ik de komende weken in in ieder geval een stapeltje nieuwe boeken om mij daarbij te helpen.

Kunst / Achtergrond
special: Een muziekles van Shakespeare en Vermeer

De cultuurstekker

Plug een boek in een film of een album in een boek. In onze rubriek De cultuurstekker brengen we cultuuruitingen met elkaar in contact. Als gevaarlijk experiment, snelle energieopwekking of mysterieuze reactie. In deze editie bespreekt redacteur Els van Swol het 128ste sonnet De muziekles van William Shakespeare (1609) en het schilderij De muziekles (ca. 1660) van Johannes Vermeer.

Het thema van zowel het sonnet als het schilderij is muziek. Althans, op het eerste gezicht, want er schuilt een diepere betekenis achter de woorden en het tafereel. Het is niet alleen muziek dat de boventoon voert, maar ook liefde, erotiek, verleiding en de spanning tussen realiteit en verbeelding. De linking pin tussen het sonnet en het schilderij wordt gevormd door een instrument: het virginaal, een toetsinstrument met een zachte klank, waarbij de snaren parallel aan het toetsenbord liggen en worden aangetokkeld in plaats van dat ze haaks op het toetsenbord staan en worden aangeslagen, zoals bij een piano. Dit geeft een sensuele connotatie die we in zowel het sonnet als het schilderij terugvinden.

William Shakespeare
Het 128ste sonnet van Shakespeare behoort tot het genre poëzie waarin een geliefde iets aanraakt – in dit geval de toetsen van een virginaal – terwijl de ik-figuur, de minnaar, dat aangeraakte object graag zelf zou willen zijn. Het 128ste sonnet is onderdeel van de reeks sonnetten die over de zogeheten ‘dark lady’ gaan. Er wordt altijd heerlijk over gespeculeerd wie dat geweest zou kunnen zijn. Vooral de theorie van Shakespeare-onderzoeker John Hudson gooit in dit verband hoge ogen. Hij betoogt dat Amelia Bassano (1569-1645) de dark lady was: een donker ogende vrouw, afkomstig uit een Venetiaans-joodse familie van beroemde musici en componisten die werkzaam waren aan het hof van koningin Elizabeth I. Het was een familie in goeden doen, hoewel Amelia uiteindelijk arm stierf. Het past dus helemaal, dat iemand uit zo’n familie en milieu met een virginaal in verband wordt gebracht, zoals Shakespeare doet. Van oorsprong betekent ‘my music’ ook meteen ‘mijn muze’, wat zorgt voor het samenvallen van muziek en inspirerende liefde. Hierbij moet je overigens de connotatie van het instrument (virginaal, virgin, maagd) een beetje met een korreltje zout nemen; Hudson vertelt in zijn boek Shakespeare’s Dark Lady (2014) dat Amelia Bassano heel wat minnaars had.

Het mechaniek van het virginaal roept bij sommige vertalers van Shakespeares sonnetten een dubbelzinnige woordkeus op. Bas Belleman publiceerde onlangs een vertaling van de complete sonnetten van Shakespeare, nadat hij eerder al de Sonnetten voor de Donkere Dame uitbracht. In beide edities vertaalt hij de zinsnede ‘and situation with those dancing chips’ met ‘en zorgen met deze toetsen die dansen en wippen’. Gerard Messelaar vertaalt in zijn uitgave de zin ervoor (‘to be so tickled, they would dancing chips’) met ‘hoe gaarne ruilden zij [man en vrouw] van plaats en stand’. Overigens geheel in de geest van Shakespeare, voor wie dubbelzinnigheid schering en inslag was.


Het 128ste sonnet van Shakespeare

Johannes Vemeer
Wanneer je naar het schilderij dat bekend staat als De muziekles van Johannes Vermeer kijkt, lijkt het wel of dit een uitbeelding is van het sonnet van Shakespeare. Nog helemaal los van het feit of hij het sonnet echt zou hebben gekend, past het schilderij in dezelfde traditie als de poëzie waarin een geliefde iets aanraakt, terwijl de man die ernaast staat, de leraar en in dit geval ook de minnaar, ernaar smacht dit zelf te zijn. Niet dat je het schilderij vaak in het echt zult zien; het hangt in Buckingham Palace en koningin Elizabeth II leent het zelden of nooit uit. Maar het is zó bekend, dat het tafereel vast ergens in ons geheugen ligt opgeslagen.

Vermeer woonde in een welvarend Delft, dat hij vaak verstild, intens en verfijnd weergaf. Slechts een kapot ruitje op zijn Melkmeisje geeft aan dat er ook minderbedeelden in Delft woonden. Op De muziekles zijn alle ruitjes heel, want ook hier gaat het om twee gegoede burgers, getuige hun kleding en de inrichting van de kamer.

Op het schilderij is naast het uit Shakespeares sonnet al bekende virginaal nog een ander muziekinstrument afgebeeld: een viola da gamba. Op een tekstbord in het Vermeercentrum in Delft lezen we dat dit instrument een ‘mannelijk instrument’ is. Het ligt onbespeeld te wachten tot de man samen met het meisje (hier wel degelijk een ‘virgin’, maagd) gaat spelen, om – zoals het tekstbordje zegt – ‘met haar in harmonie te komen’. Op het schilderij Zittende virginaalspeelster, eveneens van Vermeer, is ook een viola da gamba te zien, hier zelfs met een strijkstok tussen de snaren; op z’n minst even dubbelzinnig als Shakespeare.

In de spiegel zien we een paar interessante dingen. In de eerste plaats nog net de poot van een schildersezel – wellicht die van een toekijkende Vermeer, maar volgens geleerden valt er ook een fout op te zien: het meisje dat in het echt naar de toetsen van het virginaal kijkt, kijkt in de spiegel schuin naar de man die ernaast staat. Maar misschien is het gezien het thema van het schilderij geen fout en gewoon opzet en is het uiteindelijk niet de man die aan het roer staat, maar de vrouw. Zij bepaalt immers waar haar blik heengaat, en welke toetsen haar handen aanraken.


De muziekles van Vermeer

Vragen
Ja, maar, zeggen veel eenentwintigste-eeuwers: roept dat sonnet van Shakespeare en dat schilderij van Vermeer op die manier dan geen vragen op? Vragen over de rolverdeling, over de machtsverhouding tussen man en vrouw, leraar en leerling? Deels lijkt de schilder er al aan tegemoet te komen; aan de ene kant is de man niet de enige meer van wie de blik telt, omdat de vrouw haar blik laat gaan waarheen zíj wil. Aan de andere kant is er die voyeur met zijn onvervulbare verlangen: de schilder die je door de poot van de schildersezel vermoedt in de spiegel, zoals je de dichter vermoedt die achter de woorden van het sonnet schuilgaat.

Kunst kan als het goed is tot een gesprek over zaken als rolverdeling, machtsverhoudingen en dergelijke leiden; het is niet alleen maar entertainment of verfraaiing van een huiskamer. In zo’n gesprek kun je de geschiedenis, het genre poëzie van Shakespeare en het genre schilderijen van Vermeer meenemen, net als je eigen ervaring bij het ernaar kijken. Zo’n Vermeercentrum zou daar bijvoorbeeld best een rol in kunnen spelen. Onderzoekend en in alle openheid. Op die manier gaan sonnet en schilderij leven als op de dag van ontstaan.

 

De foto bovenaan dit artikel is vrijgegeven door Stichting Vermeer Centrum te Delft (fotograaf: Thijs Tuurenhout).

Muziek / Album

Buitenaardse beleving

recensie: Sufjan Stevens - The Ascension

Sufjan Stevens staat niet bekend om luidruchtige, uitbundige muziek, maar nu maakt hij er met The Ascension toch wel een gekke geluidenmix van. Eerder dan een ‘hemelvaart’ voelt zijn nieuwste album aan als een beklemmende, buitenaardse ruimte- of zeevaart.

De muzikale magicus uit Detroit staat eerder wel bekend om zijn verfijnde en mystieke fluisterpop. Daarmee heeft hij al veertien uiteenlopende albums op de teller, met hits als ‘Mystery of love’ en ‘Futile Devices’. Vaak slaagt hij er sterk in om een beeld te creëren waarin we onszelf herkennen. Maar in tegenstelling tot zijn geprezen soundtracks voor de film Call me by your name, zal zijn laatste album wellicht minder impact nalaten. Het heeft iets claustrofobisch, en geeft een verwrongen, gelaten en futiel gevoel…

Volgeladen muziek voor een leeg hoofd

Vanaf het begin word je al in Stevens’ vreemde wereld gezogen. Met een beetje verbeeldingskracht waan je je zo onder zee, tussen duizend flitsende visjes, ruwe stenen en glibberig zeewier dat langs je benen streelt. De middelste nummers op Stevens’ nieuwe album kabbelen maar wat voort op de golven. Er zijn weinig extremen te horen en helaas blijft er ook weinig hangen. De repetitieve teksten vliegen voorbij en af en toe dringen de vele geluiden zich zodanig aan je op – zoals bij ‘Ursa Major’ of ‘Landslide’ – dat je gaat verlangen naar de ontknoping van het volgende nummer. De rumoerige achtergrondruis overstemt soms zodanig dat het moeilijk is om de muziek te laten binnendringen.

Ondertussen kaart Stevens actuele problematieken aan. Zo moet ‘Video Game’ met de bijhorende digitale bliepjes wel erg herkenbaar zijn voor de jongste generatie die met manipulatieve computergames en online kuddegedrag opgegroeid is. En ‘Die Happy’ klinkt als een zwaarmoedig feestje, met een ingebeelde groep jongeren in trance, op en neer deinend op een doorgedraaid cassetje, hopend op een mooie(re) toekomst. Want zoals hij in de titelsong ‘The Ascension’ zingt, denken we allemaal wel eens: “I thought I could change the world”.

Tussen rust en onrust

Vele nummers op de plaats lijken te zijn ontstaan rond Stevens’ kritische toekomstvisie, weerspiegeld in profetische harmonieën, out-of-tune synths en soms zelfs irritant geruis. Zeker bij de laatste track ‘America’ gooit hij alles in de strijd. Het wordt een beklijvend nummer, doorheen het drukke zoevende verkeer en de bedroevende realiteit in de Verenigde Staten, tot alles uiteindelijk heel langzaam uitdooft.

Als je volledig wil wegdrijven of net wil stilstaan bij wat er allemaal gaande is in de wereld, dan kan je dit album inderdaad niet gemist hebben. De gecreëerde ruimtelijke sfeer zal sommigen echter gegarandeerd onrustig en gedesoriënteerd maken, terwijl anderen in dat organische decor misschien toch ook rust kunnen vinden. Er is in elk geval overduidelijk geëxperimenteerd met akoestiek en ruimtegevoel.

Muziek / Concert

Je bek houden bij Bongeziwe Mabandla?

recensie: Bongeziwe Mabandla (live)

De Zuid-Afrikaanse zanger en gitarist Bongeziwe Mabandla speelde dinsdag 6 oktober in Paradiso in Amsterdam. Het was een bijzondere avond, zowel muzikaal gezien als vanwege de coronamaatregelen. Maar ondanks alle restricties wist Mabandla een intieme en dynamische set neer te zetten.

Nette poptempel
Waar het normaal vaak dringen is bij het naar binnengaan van een concert, hangt er nu een relaxte sfeer in Paradiso. Iedereen houdt genoeg afstand en draagt tijdens het lopen naar z’n plek een mondkapje. In de zaal staan stoelen netjes in rijen opgesteld waar iedereen op afstand van elkaar kan plaatsnemen. Ook voor een biertje hoef je niet te dringen, want via een app kun je iets bestellen en krijg je een berichtje als je het kunt komen ophalen. Niet meer wachten in de rij dus!

Voorafgaand aan de show wordt het publiek verzocht om niet te ‘juichen of joelen’, maar klappen mag gelukkig wel. Toch is, zoals Rutte het verwoordde, ‘gewoon zitten en je bek houden’ bijna niet mogelijk. In het begin probeert iedereen nog zo min mogelijk aerosolen te verspreiden, maar aan het eind van de show is iedereen dermate enthousiast dat het niet alleen bij klappen blijft.

Xhosa
De kans op besmetting door zangkoren zal deze avond echter klein zijn geweest. Niet veel mensen waren in staat om met Mabandla mee te zingen omdat hij voornamelijk zingt in Xhosa; een kliktaal die je op z’n Engelse kunt uitspreken als ‘Kosa’ en welke een van de elf officiële talen in Zuid-Afrika is. In een interview met het tv-programma Vrije Geluiden vertelt Mabandla dat er een reden is waarom hij in Xhosa zingt: ‘Toen ik als achttienjarige naar Johannesburg verhuisde, was er een sterke ‘zwarte beweging’ waarbij mensen bewust werden van hun achtergrond en daar wilde ik ook deel van uitmaken. Taal is belangrijk. Het zegt iets over de liefde voor wie je bent en waar je vandaan komt. Xhosa is een erg mooie taal en erg lyrical. Ik kan er dingen in uitdrukken, wat ik in andere talen niet kan.’

De show
Ook de show is anders dan anders. Waar Bongeziwe normaal wordt bijgestaan door twee fantastische muzikanten (een drummer en een gitarist), moest hij door de coronamaatregelen het optreden nu in zijn eentje doen. Met alleen een akoestische gitaar, een loop-station en wat samples wist hij echter de zaal te vullen met een vol en afwisselend geluid. Hoewel je ziet dat hij nog moet wennen aan deze techniek, die normaal vooral voor rekening van de gitarist komt, staat hij verder vol vertrouwen op het podium. En wanneer hij eenmaal de loops en samples heeft waar hij ze wil, zie je dat hij helemaal in de muziek opgaat. Opvallend is dat de band, die er nu dus niet bij was, eigenlijk geen bassist heeft. Maar door het gebruik van samples en elektronica creëren ze toch een vol geluid, wat dus ook prima blijkt te werken wanneer Mabandla in zijn eentje speelt.

Dat Bongeziwe inmiddels een man is met veel ervaring is duidelijk. Hij heeft vanaf het eerste moment de aandacht van het publiek en creëert een gevoel van ‘samenzijn’. Hij laat merken hoe bijzonder hij het vindt om ‘in deze tijd met z’n allen te kunnen zijn’ en vertelt vaak de verhalen achter de nummers. Zo vertelt hij dat het nieuwste album iimini gaat over de reis van liefde van begin tot eind, waardoor je het gevoel krijgt de nummers iets beter te begrijpen.

Ook maakt Bongeziwe indruk met zijn stem. Waar op zijn albums zijn hoge zang soms wat aan de schelle kant kan zijn, laat hij tijdens het optreden zien dat hij een groot pallet aan stemklanken in huis heeft.

Muzikale reis
Tijdens de show speelt Bongeziwe met name nummers van zijn laatste album iimini, een album waarop hij voortbouwt op de muzikale reis die hij heeft afgelegd in zijn eerste twee albums. Op zijn eerste album Umlilo zijn het met name de akoestische gitaar, percussie en achtergrondkoortjes die het geluid kenmerken. En hoewel hij op Umlilo al af en toe een experimentele uitstap maakt, bijvoorbeeld in het nummer Gunuza, waar we opeens een zomerse loungebeat horen, is het vooral zijn tweede album Mangaliso waar hij het experiment aangaat. Dit album leverde Mabandla de South African Music Award op voor het beste alternatieve album en kenmerkt zich door een mix van afro-folk en elektropop. Een bewuste keus vertelt Mabandla in Vrije Geluiden: ‘Samen met de producer van het album, Tiago Correia-Paulo, wilden we iets doen wat je niet meteen verwacht bij Zuid-Afrikaanse muziek. We wilden deze herdefiniëren. Het is een combinatie van folkmuziek die uit het hart spreekt gemixt met wat er zich nu in de wereld afspeelt’.

Hoewel de eerste twee albums beide worden gekenmerkt door een combinatie van soms akoestische rustige liedjes zoals het nummer Philakanzima, en dan weer vrolijke toegankelijke nummers zoals Ynini, is Bengeziwe op zijn laatste album iimini een wat melancholischer kant opgegaan met over het algemeen een wat meer sferisch en zwaarder geluid. Hierdoor moet je voor dit album iets meer gaan zitten en roept het een beetje een avondsfeer op. Neem bijvoorbeeld het nummer ndanele dat begint met een indringend koor van stemmen en later wordt uitgebreid met een beat, een doordringende bas en met piano. Niet een typische popsong dus. Ook horen we op iimini vaak een mix van akoestische nummers met elektronische invloeden, maar op dit album is de elektronica meer geïntegreerd met de harmonische begeleiding dan op het voorgaande album. Het nummer mini esadibana ngayo is hier een goed voorbeeld van waarbij de elektronische harmonie echt onderdeel is van de muzikale basis.

Meteen naar huis
Na afloop van de show wordt iedereen persoonlijk gevraagd of ze nog merchandise willen kopen. Zo niet, dan word je, eveneens persoonlijk, gevraagd het pand zo snel mogelijk te verlaten. Eenmaal buiten staat iedereen wat verdwaasd te bedenken wat te doen. Normaal duik je nog even de kroeg in of neem je nog een biertje aan de bar, maar ondanks dat het nog maar net negen uur is geweest mag de horeca geen gasten meer ontvangen en takelt men toch maar meteen af naar huis. Ach ja, morgen weer een werkdag, dus een biertje minder is ook niet zo erg. We hebben in ieder geval een mooie avond gehad.