Kunst / Achtergrond
special: Sanja Iveković - Urgent Matters

Urgente zaken Iveković beter buiten instituten

.

BAK, basis voor actuele kunst in Utrecht en het Van Abbemuseum tonen momenteel Urgent Matters, een dubbele solo van de Kroatische kunstenaar Sanja Iveković (1949). Met respectievelijk recente werken en een retrospectief tonen ze Iveković maatschappelijke betrokkenheid en haar fascinatie voor verbindingen tussen het publieke en private. 

Übung Macht den Meister, 1982, performance vastgelegd op video Künstlerhaus Bethanien, Berlijn, 20 min., videostill. Courtesy Dalibor Martinis.

Übung Macht den Meister, 1982, performance vastgelegd op video Künstlerhaus Bethanien, Berlijn, 20 min., videostill. Courtesy Dalibor Martinis.

Twee werken verbinden de afzonderlijke tentoonstellingen. Van Űbung Macht den Meister (1982), waarin Iveković een half uur lang met een zak over haar hoofd op de grond valt en weer opstaat wordt in Eindhoven een videoregistratie getoond. Voor de opening in BAK is de performance opnieuw uitgevoerd door danseres Sonja Pregrad. Op de achtergrond klonken geluiden uit oorlogspelletjes en de film Bus Stop – waarin Marilyn Monroe in de rol van zangeres in een bar ontvoerd wordt door een cowboy die met haar wil trouwen. Het werk toont een leerproces, in letterlijke zin van vallen en opstaan maar vooral in overdrachtelijke zin het door van vallen en opstaan wijzer en sterker worden. Het tweede werk is Shadow Report. In de zalen van beide instellingen liggen propjes rood papier. Het blijken bladzijden uit een rapport over de positie van vrouwen te zijn. Door ze in rood af te drukken lijkt Iveković de urgentie te willen benadrukken, maar doordat de bladzijden vervolgens verfrommeld zijn en op de grond gegooid wordt tegelijkertijd de suggestie gewekt dat er niet als zodanig mee om gesprongen wordt. Het is aan de bezoeker om de propjes en daarmee de op de pagina’s besproken thema’s op te pakken.

Vrouwen in publieke en private ruimte

Űbung Macht den Meister en Shadow Report illustreren de hoofdthema’s en werkwijze van Iveković. Haar werk kent een focus op de positie van vrouwen in zowel de private als publieke ruimte. Ze maakt veel gebruik van toe-eigening en het heeft vaak een performatief karakter. Iveković wordt gerekend tot de ‘New Art Practice’, een kunstenaarsbeweging die in de jaren zeventig in het toenmalige Joegoslavië opereerde. Geijkte artistieke  middelen en traditionele podia werden destijds verlaten. Bij Iveković komt dit zowel vanuit een vorm van institutionele kritiek als een interesse in de representatie van vrouwen in de massamedia voort, met name in  kranten en tijdschriften. In de collageseries uit de jaren zeventig, waarvan er zeer veel in het Van Abbe getoond worden becommentarieert Iveković deze mediabeelden door ze af te zetten tegen haar eigen realiteit. Hierbij richt ze zich in eerste instantie op de persoonlijke en relationele sfeer. In tweede instantie zijn deze identiteiten verbonden met de politieke en economische situatie waarin de kunstenaar leeft en werkt.

Double Life, 1975, collage November 1975. Trying on a skirt, made by myself.–ELLE, December 1975. Te zien bij Van Abbemuseum.

Double Life, 1975, collage November 1975. Trying on a skirt, made by myself.–ELLE, December 1975. Te zien bij Van Abbemuseum.

In Paper Women (1976-1977) bekrast en scheurt ze stukken uit de gezichten van modellen en in series als Bitter Life (1975-1976), Double Life (1975) en Tragedy of a Venus (1975) combineert ze beelden uit de massamedia met foto’s van zichzelf en haar naasten. In deze laatste serie is het wederom Marilyn Monroe die een rol speelt. De titel van het werk verwijst naar de bron van de beelden, een rijk geïllustreerde special over de Hollywoodster in het tijdschrift Duga. Foto’s van de kunstenaar en haar partner worden gerelateerd aan hoe Monroe en Arthur Miller daar in beeld gebracht zijn. Hoewel de series vaak interessante combinaties opleveren en inzichtelijk maken hoe de representatie van vrouwen in de media zich verhoudt tot de werkelijkheid van in dit geval Sanja Iveković wordt het op de tentoonstelling allemaal wat veel. Sommige series bestaan uit tientallen werken. De video’s, registraties van performances uit veelal de jaren tachtig die op de tentoonstelling te zien zijn dan een welkome afwisseling. Ook hierin heeft Iveković vaak nog zelf de hoofdrol. Zonder al te veel poespas stelt ze daarin vooral de mannelijke blik op vrouwen aan de orde.

Sociaal-cultureel werk

In later werkt treedt Iveković zelf steeds meer terug naar de achtergrond en komen andere vrouwen in beeld. Ze zoekt ook steeds meer de openbare ruimte op. In BAK neemt het project Women’s House, waar Iveković sinds 1998 aan werkt de belangrijkste plek in. De grote zaal is gevuld met witte maskers die ze samen met de bewoonsters van een opvanghuis maakte. Een video toont de kunstenares aan het werk met de vrouwen. Iveković heeft dit project in diverse landen uitgevoerd. Overal tekende ze de verhalen van deze vrouwen op om ze vervolgens terug te laten komen in de teksten bij de maskers, op ansichtkaarten en op affiches. Echt interessant werk levert het project niet op. Het maken van maskers is een nogal makkelijke en oppervlakkige werkvorm die vaak wordt toegepast in het werken met groepen in allerlei contexten. Wellicht dat het voor de vrouwen in de opvanghuizen een waardevolle ervaring geweest is maar voor de meeste bezoekers van de tentoonstelling worden de verhalen van deze vrouwen ondanks het persoonlijke karakter inwisselbaar, geen eyeopener maar eerder een clichématige verwoording van huiselijk geweld. Het voegt daardoor nauwelijks iets toe aan bestaande campagnes en sociale projecten die in Nederland al aandacht besteden aan deze kwestie.


Women’s House [Sunglasses] (Mercedes), 2002–2004, offset print. Te zien bij BAK.

Women’s House [Sunglasses] (Mercedes), 2002–2004, offset print. Te zien bij BAK.

Naast sociale projecten als Women’s House zijn beelden uit de massamedia een bron van inspiratie gebleven voor Iveković. De persoonlijke verbinding is in de meer recente werken echter vervangen door een maatschappelijke verbinding. Fotomodellen worden verbonden met het tragische lot van Kroatische vrijheidstrijdsters in de tweede wereldoorlog. De foto’s van een modereportage uit The Face uit 2001 waarin de modellen zwaarbewapend in kleurrijke outfits met legerlook poseren worden geplaatst naast nieuwsfoto’s van daadwerkelijke conflictgebieden. In het eerste geval is de relatie echter wat ver gezocht in het tweede geval wederom haast clichématig. Hoewel het terecht is kritisch te reageren op een dergelijke vorm van ‘warchique’, zeker voor iemand die uit een land komt waar nog geen decennium eerder een heftige oorlog woedde, is de behandeling van het thema zo voor de hand liggend dat het nog weinig indruk maakt. Waar Iveković vroege werk het politieke nog subtiel met het persoonlijke verbonden werd, ligt het er in deze latere werken te dik bovenop.

Kunst in de publieke sfeer

Iveković werkt veel buiten een museale context, haar werk krijgt er een extra lading die op de tentoonstellingen nogal eens verloren gaat. In BAK bestaat er geen verwarring over de Women’s House (Sunglasses) (2002-2004). De affiches worden opgevat als kunst die beelden uit reclames toe-eigenend en de betekenis veranderd. De zonnebrillenreclame wordt door de toegevoegde tekst over een mishandelde vrouw niet meer geassocieerd met het product maar met een blauw oog dat verborgen wordt achter de bril. Oorspronkelijk werden deze affiches in de openbare ruimte getoond en als advertentie opgenomen in tijdschriften. Daar ontstaat een andere blik. Gaat het om een advertentie voor zonnebrillen? Of als de tekst gelezen wordt, om een campagne die huiselijk geweld aan de orde stelt? Buiten het kunstcircuit heeft haar werk een vervreemdend effect, deze verwarring maakt dat het meer indruk maakt op de beschouwer.

Iveković functioneert met zowel haar sociale activiteiten als projecten gericht op de publieke ruimte beter buiten het museum dan daar binnen. In het kader van de tentoonstelling Luxembourg, Les Luxembourgeois in 2001 richtte Iveković een monument op. Het is een aangepaste versie van Gelle Fra, een monument ter ere van de gevallen uit de eerste wereldoorlog. Vlak bij het origineel plaatste de kunstenaar Lady Rosa of Luxembourg, een zwangere variant op de ‘gouden vrouw’. Ze vernoemde het werk naar Rosa Luxemburg, een van oorsprong Poolse revolutionaire en op de sokkel stonden teksten in het Frans: le résistance, la justice, la liberté, la indépendence, Duits: Kitch, Kultur, Kapital, Kunst en Engels: whore, bitch, Madonna, virgin. Het werk is typerend voor Iveković werkwijze en thematiek zoals zojuist beschreven. Het is daarom niet verwonderlijk dat het een centrale plek inneemt in de retrospectieve tentoonstelling in het Van Abbemuseum. Het beeld is er echter ook misplaatst. In de smalle toren kan het goudkleurige beeld op een gigantische pilaar opeens vanaf verschillende hoogtes bekeken worden. Belangrijker is dat het zijn context verliest. Hiermee gaat ook de impact van het werk verloren. De documentatie die het beeld op de tentoonstelling vergezeld laat zien wat het werk in de openbare ruimte teweeg bracht. Het zorgde daar voor veel ophef en enorme polemieken in met name de locale pers. In een museale context kan slechts verwezen worden naar dit effect. Dit geldt voor meer werken op beide Urgent Matters tentoonstellingen, waardoor ze sterk aan kracht verliezen en nauwelijks nog impact hebben op de bezoeker. De rode propjes blijven achter in de tentoonstellingsruimten van BAK en het Van Abbemuseum.

Boeken / Fictie

Irakese feitenoptekening geen roman

recensie: Judit Neurink - De bange stad

.

Batavus Droogstoppel uit de Max Havelaar betoogt al dat dichters de ‘werkelijkheid’ maar verdraaien ten gunste van de vorm: ‘Zeg niets wat niet waar is. “De lucht is guur en ’t is vier uur.” Dit laat ik gelden, als het werkelyk guur en vier uur is. Maar als ’t kwartier voor drieën is, kan ik zeggen: “de lucht is guur, en ’t is kwartier voor drieën.” Droogstoppel, wars van enige esthetisering, wil vastleggen en vergeet daarbij dat een ‘fictief’ verhaal een toepasselijke vorm nodig heeft, wil het overtuigend verteld kúnnen worden.

Neurink schrijft in haar verantwoording achterin De bange stad dat ze een roman over drie Irakese gezinnen met verschillende geloofsovertuigingen wilde schrijven, ‘die met elkaar bevriend zijn en wier vriendschap onder druk staat door de sektarische schisma’s in Irak.’ Even later: ‘Hoewel de gezinnen verzonnen zijn, kloppen de feiten in dit boek […] Slechts op een enkel punt heb ik meer vrijheid gegund dan de werkelijkheid (sic!) me toestond.’

Werkelijkheid in roman
Helaas, Neurink wil feit, roman en werkelijkheid verenigen. Dat is een basisfout van de eerste orde: een literair werk is per definitie een op zichzelf staande werkelijkheid, die kán verwijzen naar buitentekstuele non-fictie, maar nog nooit hebben journalistieke maatstaven een goede  roman opgeleverd. Schrijvers zijn geen journalisten; een krant geen roman. De bange stad is geen literair werk, maar een journalistiek verdichtsel door iemand, die begaan is met het lot van de Irakezen na de Amerikaanse inval.

Engagement is te loven. Het beste gedeelte van het boek is dan ook de verantwoording, waarin de politieke en maatschappelijke feitelijkheden in Irak sinds de inval ragfijn geanalyseerd worden. Dit historische overzichtje legt de politieke tegenstellingen in Irak haarscherp bloot en verklaart het failliet van de Amerikaanse strategie en propaganda. Dat is zeer verhelderend voor de lezer en het zou zo opnieuw afgedrukt kunnen worden, in een krant welteverstaan. 

Nijntje in Bagdad
Judit Neurink is kundig in haar journalistieke analyse, maar niet in literaire esthetisering: een verhaal behoeft een talige en beeldende vorm die oorspronkelijk is, wil het overtuigend zijn en werkelijk tot de lezer doordringen. Neurink bedient zich echter in het hele boek van korte hoofdzinnen in de tegenwoordige tijd, in het praesens dramaticum. Dat werkt goed in korte nieuwsberichten en in Nijntje Pluis-verhalen: ‘Nijntje is in Bagdad. De Amerikanen komen. Die zijn niet lief! Wat moet Nijntje nou?’

Zulke staccatozinnen beginnen te ergeren. Waar Nijntje nog volop gelegenheid biedt tot uitleg en psychologiseren, hebben Neurinks figuren onvoldoende diepgang om overtuigend over te komen. Ze worden vluchtig geschetst in auctoriaal commentaar en schijnen niet te kunnen denken. In De bange stad staat dan ook geen enkele monologue intérieur.

Zelfs de sjiitische Ali, het interessantste karakter, komt niet uit de vingerverf. Dat is jammer, want hij moet de antiheld, de schurk, de heuler zijn. Hij wil overleven, werkt met de vijand, terwijl hij toch ook zijn eigen, deels christelijke, deels soennitische familie helpt vluchten naar het veilige Koerdistan. Althans, zo lijkt het. Had de lezer nog enige hoop op thrillerspanning in Ali’s dubbelspel; Neurink legt de plot helemaal uit in dit verhaaltje van oppervlakkig geschetste figuren, daarbij zoetige zinnetjes niet schuwend: ‘Een tank beschilderd door kinderen. […] Vrij van angst. Een kleurig geschilderde tank boezemt geen angst meer in. “Zo moet het zijn”, zegt ze beslist.’

Neurinks werkelijkheid is de mijne niet: verscheurdheid laat zich niet weergeven in zoet verdichte verslaggeving.

 

Boeken / Non-fictie

Naar de Führer tóewerken

recensie: Ian Kershaw - Hitler, de Duitsers en de Holocaust

De Britse historicus Ian Kershaw is vooral bekend geworden met zijn tweedelige Hitler-biografie (2000). De internationaal erkende autoriteit op het gebied van het Derde Rijk houdt zich al decennia bezig met de sociale aspecten van de naziperiode. De bundel opstellen die nu verschenen is onder de titel Hitler, de Duitsers en de Holocaust, geeft een afgewogen beeld van Kershaws werk.

Kershaw was in de jaren zeventig een van de eerste historici die de naziperiode onderzochten vanuit een sociale invalshoek. Bij hen staat niet de overtuigde nazi, de virulente antisemiet of de opportunistische carrièremaker centraal, maar de ‘gewone’ Duitser, die te maken kreeg met een ingrijpend veranderende samenleving. In dat kader komt Kershaw tot de conclusie dat de doorsnee Duitser zich meer bekommerde om de eigen problemen, zoals verslechterende werkomstandigheden en lage lonen, dan om het lot van de Joden of andere gemarginaliseerde groepen. Nagenoeg iedereen kon weten welke grootschalige wreedheden er met name in Oost–Europa tegen de Joden werden gepleegd, maar er waren evenveel gelegenheden om die informatie niet op te nemen. Velen maakten wijselijk van die mogelijkheid gebruik.

Ook houdt Kershaw zich bezig met de vraag hoe het besluit tot de ‘Endlösung’ tot stand is gekomen. Was er een vooropgezet plan van Hitler dat hij vervolgens stap voor stap uitvoerde, of was er sprake van een escalerend proces dat vervolgens door hem gefiatteerd werd? Kershaw gelooft het laatste. Daarbij wijst hij op de wijze waarop Hitler leiding gaf aan partij en staatsapparaat. Hitler liet geen twijfel bestaan over zijn uiteindelijke bedoelingen – een Jodenvrij Europa – maar zette zelf weinig concrete stappen. Dat was ook niet nodig, aangezien er genoeg mensen waren die dat wél deden. Met name vanaf het vastlopen van de invasie in de Sovjet–Unie in 1941, toen er een enorm capaciteitsgebrek ontstond voor de naar het Oosten gedeporteerde Joden, begonnen plaatselijke leidinggevenden zelf te experimenteren met het uitmoorden van Joden. Via het doodschieten, vergassen in vrachtauto’s en andere methoden, ontwikkelden zich de vernietigingskampen. Alles telkens met goedkeuring en onder aanmoediging van Hitler. Kershaw noemt dat initiatiefrijke optreden ‘naar de Führer toewerken’. Dat Hitler zich niet (openlijk) met concreet beleid bezighield, versterkte zijn onaantastbare positie. Verkeerde beslissingen werden nooit op zijn conto geschreven.

Uniciteit en Historikerstreit
Behalve toegang tot Kershaws eigen wetenschappelijke inzichten, geeft deze bundel een afgewogen overzicht van de historiografie van het Derde Rijk. Het debat omtrent de uniciteit van de Holocaust, de ‘Historikerstreit’ over de stelling dat de excessen van nazi–Duitsland gezien moeten worden als reactie op Stalins excessen in de Sovjet–Unie, werd (en wordt nog steeds) nogal eens uiterst verhit gevoerd. Kershaw neemt een genuanceerde positie in in dat debat. Hij verwerpt op wetenschappelijk gronden Goldhagens boek Hitlers gewillige beulen (1996), maar merkt hij op dat het niettemin een functie heeft gehad, met name in het publieke debat in Duitsland zelf. Tenslotte wijst hij op de veranderingen van het onderzoek naar het Derde Rijk sinds de val van de muur. De marxistische benadering van die periode is sindsdien niet meer te horen en tegelijkertijd zijn er in de voormalige DDR vele archieven beschikbaar gekomen. Dat biedt volop mogelijkheden voor verder onderzoek.

Nog steeds wordt er een niet aflatende stroom boeken over nazi-Duitsland gepubliceerd. Het is voor de niet–specialist onmogelijk om dat allemaal te lezen. Voor de relatieve leek die toch enigszins bij wil blijven en af en toe tijd heeft voor een welgekozen boek, is dit werk zeer aan te raden. Dat er zo nu en dan enige herhaling of overlap zit in de artikelen, is maar een heel klein beetje storend.

Boeken / Achtergrond
special: Mieters! De avond van de stoffige literatuur, 29 mei in het Comedy Theater

Een avondje PC voor vrienden van PC

Wanneer je 120 jaar wordt, geef je een feestje. En als je dan als 120-jarige een beetje modern wilt wezen, dan geef je een themafeestje, liefst met een thema waarvan niemand begrijpt waarom dát nu juist het thema is. Dit uit overwegingen van originaliteit. Nodig je dan nog een paar bevriende BN’ers uit, dan is de verjaardag al bij voorbaat geslaagd.

Propria Cures, Neêrlands oudste én bekendste (al denken ze over dat laatste bij Folia heel anders) studentenblad, gaat zijn dertiende decennium in en dat wordt gevierd met een avondje literair vermaak op niveau. Het thema van de avond is ‘Mieters!’, een pleidooi voor stoffige literatuur, als tegenwicht voor de Klunen en de Heleen van Royens, over wie met zoveel minachting gesproken wordt dat het lijkt alsof de happy few in het Comedy Theater die ploeteraars hun succesjes misgunt, alsof chronisch gebrek aan talent een fout is die men slechte schrijvers persoonlijk aan kan rekenen.

Gelukkig hebben ze bij PC vanavond een programma vol onversneden stoffige sufneuzen: Robert Vuijsje, Tommy Wieringa, Herman Koch, Henk Spaan, Nico Dijkshoorn, Thomas Rosenboom en P.F. Thomése, om maar eens een paar onbekende pennenlikkers te noemen.

Stof tot nadenken

De presentatie is in handen van Ellen Dikker, een meisje dat ooit bij een cabaretfestival een prijs heeft mogen ophalen en vanavond in een zwaar gedecolleteerde jurk de optredens middels een praatje of een mopje aan elkaar moet lijmen. Ellen spreekt met een Vlaams accent. Waarom ze dat doet, wordt niet echt duidelijk; iedereen in de zaal kan horen dat zij even Vlaams is als de gemiddelde inwoner van Harlingen. Na de pauze houdt ze er dan ook maar weer mee op. Haar Karin Bloemen-imitatieact houdt ze wel de hele avond vol.

De avond wordt ingeleid door twee PC-redacteuren, die ieder een verhaaltje voorlezen dat ze helemaal zelf hebben geschreven. Eerst worden de afgelopen 120 jaar even samengevat in een hilarisch zinnetje of drie en vervolgens leest iemand het manifest voor deze avond voor. Daar houden ze wel van bij PC, manifesten.

Robert Vuijsje komt op. Hij is minder dik dan op tv en daarmee uniek in de wereld. Hij hakkelt wat over zijn knaller Alleen maar nette mensen. Dat had een stoffige roman over de multiculturele samenleving moeten worden, maar dankzij een paar opgewonden negerinnen en incompetente literaire jury’s is het inmiddels een bestseller van formaat. ‘Dat was niet de bedoeling’, stamelt Vuijsje. Vuijsje heeft verder opvallend vaak over ‘zwarte negers’, een pleonasme waar het publiek om moet giechelen. Die gekke Joodse man toch, en die gekke zwarte vrouwen, en die domme jury’s toch.

Na Vuijsje bestijgt iemand het podium die wordt aangekondigd als Raymond Pelikaan. Raymond Pelikaan blijkt een vastberaden meisje met krullen, dat naar de microfoon beent en een écht PC-verhaal voorleest: beledigend en vet aangezet. Raymond recenseert het nieuwe boek van Claudia de Breij en recenseert en passant Claudia zelf ook even. Een boek vol zwangerschapsgeneuzel, dan kun je het wel schudden bij die vooruitstrevende jongens en meisjes van PC.

Volgt dan: Arthur Wevers, schrijver van de roman-in-sonnetten Bittergarnituur. Hij leest een passage voor waarin seks (natuurlijk seks, altijd seks) pagina’s lang wordt teruggebracht tot vlezige viespeukerij op rijm. Net wat je stoffig noemt.

Tommy Wieringa

Tommy Wieringa

Vlak voor de pauze wandelt Tommy Wieringa met zijn handen in z’n zakken naar de microfoon. Nonchalant, maar met een stem die resoneert tot in de uithoeken van het Comedytheater en met een ritmiek waar de overige sprekers jaloers naar zullen luisteren, voert hij het publiek mee naar de camping, een van die onderwerpen waar schrijvers, columnisten en cabaretiers met gebrek aan inspiratie altijd nog wel een stukje uit kunnen halen. Wieringa weet zelfs van een kampeersessie een homerische gebeurtenis te maken, als een klassiek componist die even laat zien dat hij ook een briljant songfestivalnummertje in elkaar kan draaien.

Wieringa is trouwens oud-redacteur van PC. Henk Spaan ook, evenals Mensje van Keulen (die in de zaal zit). Het aantal oud-redacteuren dat goed terecht komt is schrikbarend hoog, zeker gezien het niveau van PC. Het kan niet anders of de functie van oud-redacteur is niet exclusief voorbehouden aan mensen die ook daadwerkelijk in de redactie hebben gezeten.

Rosenboom begrijpt het

Herman Koch (Harry Mulisch) en Henk Spaan

Herman Koch (Harry Mulisch) en Henk Spaan

Na de pauze is het de beurt aan Henk ‘Studio’ Spaan en Herman ‘Het Diner’ Koch. Samen spelen zij een wat belegen conference over Harry Mulisch (Koch) die wordt geïnterviewd over zijn nieuwste roman, Alleen maar geile mensen. De Mulisch-imitatie is goed, maar ligt enorm voor de hand. Harry M. wordt door de jongens en meisjes van PC al tientallen jaren bespot, een makkelijker doelwit is in de Nederlandse letteren dan ook moeilijk te vinden. Daarna treedt Olga Kortz aan, redactrice en binnenkort dus ook toetredend tot het eliteclubje der oud-redacteurs. Haar beste opmerking is onvoorbereid: ‘Ik wilde eigenlijk een nieuw stuk schrijven, maar omdat toch bijna niemand PC leest, kan ik net zo goed een oud stuk lezen.’

De avond vordert en het wordt rumoeriger. De organisatie – onder leiding van schrijfster en PC-veterane Janneke van der Horst – bevindt zich met aanhang en vrienden achter in de zaal en het bier begint te werken. PC’ers en vrienden van PC’ers, blozende jongens en meisjes zijn het, die komische stukjes publiceren, altijd ondertekend met hun initialen. Ze behoren al lang tot de elite die ze zeggen te verafschuwen. De avond wordt gefinancierd uit de Nieuw Amsterdam-ruif, dezelfde uitgeverij die van Claudia de Breijs boek met een grote publiciteitscampagne een bestseller maakte.

Thomas Rosenboom (slachtoffer van de beste grap van de avond: ‘In de volgende PC vindt u Thomas Rosenboom op ware grootte. U kunt hem uitknippen en als boekenlegger gebruiken.’) heeft als enige spreker het manifest van deze avond gelezen: met de hem kenmerkende, astmatische dictie leest hij een volstrekt onkomisch verhaal voor. Stoffiger kan niet, dít moet de bedoeling zijn. Het applaus dat volgt is lauw.

Echt opgewonden wordt het publiek pas als P.F. Thomése een verhaal over J. Kessels voorleest. J. Kessels, met voorsprong de meest smakeloze romanfiguur uit de moderne literatuur, ligt nu weer eens te paffen op een rode hoerensprei in een bordeel, gerund door de inmiddels hoogbejaarde prostituee Xaviera Hollander.

Aan Nico Dijkshoorn de eer de avond af te sluiten. Het recept is inmiddels bekend: Dijkshoorn leest gedichtjes voor en het publiek moet daarom schateren. Zo gaat het altijd en zo gaat het nu ook. Nog nahikkend verlaten de toeschouwers het Comedytheater. Vrienden kloppen elkaar op de schouders, vriendinnen kussen de wangen van vriendinnen. Spaan groet Koch, Koch groet Thomése, Thomése groet Dijkshoorn en Dijkshoorn bestelt nog een biertje. Buiten haalt eenieder zijn fiets van het slot en het publiek, de PC-redactie en de schrijvers gaan ervandoor. Ze moeten toch allemaal dezelfde kant op, de kant van Amsterdam-Zuid.

 

 

Kunst / Achtergrond
special: diverse kunstenaars - Cuba! Kunst en geschiedenis van 1868 tot heden

Cuba! Een kleurrijke zoektocht naar identiteit

.

Osvaldo Sales, 'Sigaar', 1967

Osvaldo Sales, ‘Sigaar’, 1967

Het zwaartepunt van de expositie ligt bij de schilderkunst, verder is er veel aandacht voor fotografie, maar ook zijn er verschillende video’s, grafiek en installaties te zien. Zeer bijzonder en typerend zijn de posters uit de jaren zestig en zeventig. Sinds het bestaan zijn ze internationaal vermaard om hun grafische kwaliteiten. De kracht van de posters lag de heldere en sterke politieke boodschap; ingegeven door een vormentaal die voort kwam uit het noodgedwongen gebruik van minimale middelen door een gebrek aan technische middelen. De composities zijn kleurrijk en eenvoudig, de stijlmiddelen doen denken aan die van de Pop Art, maar de boodschap is geheel anders. In Cuba zou gesproken kunnen worden van een politiek-sociale Pop Artstijl.

Keerpunten Cubaanse geschiedenis

Alberto Korda, 'David en Goliath', 1959

Alberto Korda, ‘David en Goliath’, 1959

In de expositie komen verschillende keerpunten van de moderne Cubaanse geschiedenis aan bod. Zo zijn er oude foto’s uit de tijd van de onafhankelijkheidsoorlogen van eind negentiende eeuw, maar ook foto’s uit de veertiger jaren waarin de maffioso en jetset uit Amerika zich in het bruisende nachtleven van Havana begeven. De foto’s tonen de clichés waar men in die tijd naar op zoek was, terwijl de bevolking armoede leed. Tijdens de revolutie van Fidel Castro en Che Guevara speelt fotografie een dienende rol. Het moest de glorie van de revolutie bevestigen. Het leverde legendarische foto’s op van bijvoorbeeld Alberto Korda (1928-2001), zoals David en Goliath (1959) met David (Fidel) uitdagend staande tegenover de grote Goliath (de V.S. in de hoedanigheid van Abraham Lincoln). Toch zijn deze revolutiefoto’s misschien wel het minst interessant van de expositie. Ze zijn deels bekend, hebben maar één boodschap en het betreft herdrukken. Wel geven ze een levendig tijdsbeeld. De oudere en onbekende foto’s van het Cuba van voor Castro tonen vaak een meer veelzijdig beeld.

Zoeken naar identiteit

Amelia Pelaez, 'Vissen', 1943

Amelia Pelaez, ‘Vissen’, 1943

Het eiland riep de onafhankelijkheid uit in 1868, de kunst toont sindsdien een rijke culturele achtergrond. Er zijn inheemse, Europese maar vooral Afro-Cubaanse invloeden in te ontwaren. Cuba vormde in de negentiende eeuw een van de belangrijkste culturele centra van Latijns-Amerika. Al in 1818 verschenen de eerste kunstopleidingen, naar Europees voorbeeld. Hierdoor zijn de vroege schilderijen dan ook in klassieke stijl, maar nadien oefenen typische stromingen als de romantiek of impressionisme hun invloed uit. Vanaf het begin zoekt men een eigen identiteit als jonge natie. De expositie toont deze zoektocht tot en met de hedendaagse kunst.

In de veertiger jaren verwerkten kunstenaars typisch architecturale elementen uit Havana, die daardoor het Cubaanse zelfbewustzijn moesten bevestigen. Amelia Peláez verwerkte bijvoorbeeld in haar stilleven Vissen (1943) de karakteristieke balkons in Havana.

Cuba collectiva, 1967 (o.a. Wifredo Lam)

Cuba collectiva, 1967 (o.a. Wifredo Lam)

In de loop der tijd zijn er vaak Cubaanse kunstenaars naar Europa en Amerika gereisd en hebben daar gewerkt of gestudeerd. De belangrijkste is Wilfredo Lam. Hij kwam in Parijs in contact met Picasso en Andre Bréton. Lam verwerkte het kubisme en surrealisme tot een geheel eigen stijl en inspireerde vele kunstenaars uit Cuba na hem. Topstuk van de expositie is een kleurrijk, expressief en monumentaal schilderij uit 1967. Vele internationale kunstenaars, onder wie Corneille, hebben in één nacht aan de muurschildering Cuba colectiva samengewerkt! Het schilderij was Lams idee, de teksten en beelden vormen een vrolijke ode aan de revolutie. 

Abstractie niet verboden
In de jaren tachtig ontwikkelde zich de conceptuele kunst, kunstenaars werden kritischer en streven naar een vrije kunst. Op de expositie zelf is er betrekkelijk weinig van dit kritische werk aanwezig. Opvallend is dat de tentoonstelling maar één abstract werk toont. Dit komt echter niet, zoals allicht verwacht, door het communistische regime zoals in de Sovjet-Unie, China en Noord-Korea, waar kunstenaars verplicht waren realistisch te werken. Castro stond namelijk abstracte kunst toe. De tentoonstellingsmakers lijken voor de figuratie te hebben gekozen om zodoende beter het historische verhaal te kunnen vertellen. Helaas wordt er in de catalogus ook nauwelijks stil gestaan bij de abstracte kunst. Ten onrechte wordt nu het beeld geschapen dat men in Cuba de abstracte kunst aan zich voorbij heeft laten gaan.

Deze unieke en diverse tentoonstelling is zeer de moeite waard voor iedereen en gunt een interessante blik op hoe kunstenaars vanaf 1868 vorm hebben proberen te geven aan de ontwikkeling van Cuba. Het is makkelijk om kritiek te hebben op het niet aanwezig zijn van meer dissidente kunstenaars op deze expositie en te roepen om meer expliciete anti-Castro kunst. Het Groninger Museum biedt echter voldoende kansen hierover na te denken en heeft naast de tentoonstelling een speciaal Cubaprogramma samengesteld met onder andere lezingen en films die wel degelijk terecht kritische vragen stellen over het regime.

Boeken / Fictie

Twee identiteiten zijn samen geen identiteit

recensie: Tessa de Loo - Harlekino

In het nieuwste boek van Tessa de Loo, Harlekino, gaat de jonge Saïd op zoek naar zijn Marokkaanse vader. Samen met zijn jeugdvriend Hassan doorkruist hij daarvoor Marokko. Naarmate het land en de cultuur meer vat op hem krijgen, wordt de reis een zoektocht naar zijn eigen identiteit. Uiteindelijk, door aanhoudende twijfel gedwongen, neemt hij een verschrikkelijke beslissing.

Tessa de Loo debuteerde in 1983 met de verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek. Daarna verschenen nog acht romans en verhalenbundels, met als grootste succes De tweeling. Inmiddels is haar werk in 21 talen vertaald. Centraal in Harlekino staat de worsteling met een dubbele identiteit en de hunkering om ergens bij te horen.

Verbondenheid
Die hunkering is constant voelbaar in Saïd, net twintig, blond en knap, het product van een romance van zijn moeder met een Marokkaanse Ud-speler. Kort nadat zij zwanger bleek, vluchtte zijn vader terug naar Marokko. Saïd groeit op met zijn zweverige moeder en haar schare wisselende partners die voor langere of kortere tijd hun intrek nemen. Het zorgt er voor dat Saïd zich zelfs in zijn eigen huis niet thuis voelt.

De verhalen over zijn vader prikkelen hem dusdanig dat hij besluit om naar Marokko te gaan, met alleen een adres als aanknopingspunt. Met zijn jeugdvriend Hassan gaat hij op een moeilijke reis, waarbij ieder spoor dood lijkt te lopen tot er weer een nieuwe strohalm zich aandient. Langzaam groeit bij Saïd een gevoel van verbondenheid met de Arabische cultuur, en de lovende verhalen die hij hoort over zijn vader wakkeren het verlangen naar zijn oorsprong steeds verder aan. Als hij dan eindelijk zijn familie vindt, blijkt de realiteit er heel anders uit te zien dan hij zich had voorgesteld. 

De reis vernieuwt ook zijn vriendschap met Hassan, zoon van twee Marokkaanse ouders die zich in Marokko juist steeds minder goed thuis voelt. Ondanks het zware culturele stempel dat hij van huis uit heeft mee gekregen, bevestigt de reis vooral zijn westerse identiteit. Door de verwarrende seksuele spanning tussen Saïd en Hassan, en het verlangen naar een eigen identiteit, omarmt Saïd langzaam maar zeker de Islam. De bid- en leefregels bieden hem houvast, maar werpen tegelijkertijd de vraag op of hij zijn oude identiteit wel helemaal wil afschudden. Uiteindelijk zal Saïd een verschrikkelijk besluit nemen om zijn identiteit te bevestigen.

Eenvoudig gaat dat niet; de ondertitel van Harlekino is met reden Het boek van de twijfel. In zijn jeugd creëerde Saïd een imaginaire wereld om te kunnen vluchten voor de realiteit. Samen met Hassan geeft hij het denkbeeldige koninkrijk Saïdi-Hassanië gedetailleerd vorm, compleet met een taal, topografie, volkeren en een hofnar. Die laatste figuur wordt steeds realistischer als belichaming van Saïds geweten en twijfel. Fel gaat hij de strijd aan met Saïds keuzes, tot aan de allerlaatste toe.

Het boek van de teleurstelling
Het is een complex verhaal, vol spanningen en verwikkelingen. Maar de subtitel had beter Het boek van de teleurstelling kunnen zijn. Het is niet de twijfel die de boventoon voert, maar de reeks teleurstellingen die Saïd incasseert. De Loo voert de hoofdpersonen langdurig en traag van de ene anticlimax naar de andere. Vooral in het deel dat zich Marokko afspeelt – hoe mooi de landschappen ook worden beschreven – had een kordate redacteur er vele pagina’s uit kunnen snijden.

Het trage begin staat in schril contrast tot de versnelling aan het einde. De onbalans die daaruit voortvloeit, voert de spanning niet of nauwelijks op, maar laat het verhaal eerder uit de bocht vliegen. Harlekino is dan ook geen waardige opvolger van De tweeling; het geheel is een gekunsteld aandoend verhaal, met onnatuurlijke dialogen en ongeloofwaardige wendingen. Wat rest, is een roman met een zeer actueel thema die bij vlagen weliswaar onderhoudend is, maar uiteindelijk niet overtuigt.

 

Boeken / Reportage
special: Een gesprek met Sarah Dunant

Het verleden nu

Amsterdam, Hotel Ambassade, Herengracht. 2009. Een stralende voorjaarszon verlicht de vele bruggen over de grachten. Het water vloeit glinsterend rond de boegen van de voorbijvarende rondvaartboten. De bloesem van de kastanjebomen vult de blauwe lucht en dwarrelt neer in goten en nestelt zich in de kieren rondom de Amsterdamse paaltjes langs de weg.

Een scene die, als ze niet zo hedendaags was, in een boek van Sarah Dunant had kunnen staan. De schrijfster van De geboorte van Venus en In het gezelschap van de courtisane is tenslotte als geen ander in staat om het beeld van een stad te schetsen. En hoewel haar steden in historisch Italië gesitueerd zijn, weet ze deze te beschrijven alsof je er momenteel net zo makkelijk doorheen zou kunnen lopen als door bovenvermeld stukje Amsterdam.

Sarah Dunant in Amsterdam

Sarah Dunant in Amsterdam

Als we haar aantreffen in het hotel, blijkt dat Amsterdam op Dunant dan ook zeker een bepaalde aantrekkingskracht te hebben. Ze was een stukje gaan lopen en ging zo op in deze fascinerende stad dat ze de weg kwijt raakte. Al die op elkaar lijkende grachten hadden haar doen verdwalen. Ze was nog vol van de stad en was in een opperste stemming, ze had zin in haar cappuccino en het gesprek over haar nieuwste boek.

Steden

In haar nieuwste roman In Ongenade speelt de stad echter een veel kleinere rol dan in de vorige twee boeken. Daar waar voorheen de stad als een extra karakter in het verhaal werd opgevoerd, speelt deze roman zich af in een klooster. Een wijziging van setting die toch zeker van invloed heeft moeten zijn op Dunants schrijfwijze en de manier waarop ze met haar karakters om zou moeten gaan.

‘Het was zeker een uitdaging. Maar al sinds de vorige twee boeken wist ik dat ik een boek zou moeten schrijven dat zich in een klooster zou afspelen. In beide voorgaande romans speelt de keuzevrijheid van de vrouw in de Renaissance een grote rol. En één van die keuzes was het wel of niet terecht komen in een klooster. De helft van alle vrouwen in die periode in Noord -Italië kwam in een klooster terecht. Ik wist dus altijd al dat ik me gedurende een geheel boek binnen deze muren moest gaan begeven.’

‘Daarnaast was ik ook gewoon geïnteresseerd in het karakter van de kleinere Italiaanse steden. Als mensen naar Italië gaan, bezoeken ze altijd de grotere steden zoals Florence, Venetië en Rome. Maar het is heel moeilijk om daar een goed beeld te krijgen van het historische leven van de stad. Er is te veel van het heden aanwezig. Er zijn echter vele kleine steden die niet op de toeristische route liggen. En hier is het verleden soms nog haast in perfecte staat behouden. Ferrara is hiervan een voorbeeld. Met een prachtig middeleeuws gedeelte en een schitterende Renaissance wijk. Als je een film zou willen maken over het leven rond 1450, dan zou je die daar willen opnemen.’

‘In Ferrara bezocht ik zo’n oud klooster en ik werd geraakt door de gedachte wat het zou betekenen als je vanuit zo’n stad terecht zou komen tussen deze bedompte muren. Het claustrofobische gevoel dat dat moet opleveren. Dat je weet welke wereld er zich buiten de muren van het klooster bevindt. Maar dat je tegelijkertijd beseft dat je nooit meer een voet buiten deze vier muren zou kunnen zetten. Dat verlaten, benauwde en desolate gevoel wilde ik overbrengen.’

‘Doordat ik veel minder terug kan vallen op beschrijvingen van de stad, ben ik me veel meer gaan richten op de politieke dynamiek binnen het klooster. En uiteindelijk heb ik – ook door de grote hoeveelheid research die ik heb gedaan – de karakters en de beschrijvingen behoorlijk wat diepgang mee kunnen geven.’

~

Bevlogen

Als je Dunant zo hoort spreken over Italië en haar geschiedenis, hoor je haar bevlogenheid in elke lettergreep. Deze aan Cambridge afgestudeerde historica heeft een passie voor haar vak. Ze leeft en ademt geschiedenis. En ze brengt die passie voor het verleden met elke ademtocht over op haar toehoorders, maar ook vooral op haar lezers. Elke beschrijving in haar boeken is doordrenkt met historische feiten. Wat Dunant zo prachtig in haar fictie kan overbrengen, behelst in werkelijkheid keiharde feiten uit het verleden.

‘We weten uiteraard weinig van wat er zich in de hoofden van de vrouwen uit die tijd afspeelde, maar aan de andere kant weten we juist heel veel van die tijd. Veel van de feiten uit het boek komen voort uit rechtbankverslagen van die tijd. Aan de hand van dat soort documenten kon ik me uiteindelijk een redelijk goed beeld vormen van hoe het er toen aan toe gegaan dient te zijn. Uit al die informatie begreep ik al snel dat ik hier met een soort microcosmos te maken – een staat binnen een staat –, waarin door de nonnen een volwaardig politiek spel werd gespeeld.’

‘Toen ik het boek begon te schrijven dacht ik nog dat ik het nooit zou kunnen. Ik wist niet wat deze vrouwen dachten, wat ze tegen elkaar zeiden. Maar door de uitgebreide research en gewoon maar in het diepe te springen realiseerde ik me dat ik wel degelijk wist wat er zich in dat klooster afspeelde. Tijdens je onderzoek ben je namelijk voortdurend bezig de situatie te beleven. Je stelt je voor hoe het is om in zo’n donker klooster te leven zonder elektriciteit. Hoe het is als je omringd wordt door grijze stenen, kaarslicht en rookwalmen. Je leeft je steeds meer in in de karakters die je  gecreëerd hebt en die vervolgens hun eigen leven gaan leiden. Ze nemen hun eigen beslissingen. Die dan waarschijnlijk wel gewoon door mijn onderbewuste en de door research opgedane kennis worden ingegeven.’

Is het Dunant gelukt ook zonder stad als karakter een roman te schrijven in de trend van De geboorte van Venus? In In ongenade kunnen we dat voor onszelf bepalen. Wees echter voorbereid op een claustrofobisch avontuur van een jonge vrouw die tegen haar wil in een klooster terechtkomt. Kun je die beklemming aan, dan belooft In ongenade zeker weer veel leesplezier. Ondanks de kleine, besloten setting weet Dunant namelijk weer een breed historisch beeld te schetsen van het Noord–Italië van eind zestiende eeuw.

Film / Films

Een goede aanvulling

recensie: Buddha's Lost Children Revisited

In 2006 verscheen Buddha’s Lost Children, een documentaire van Mark Verkerk over ex-Thaibokser en boeddhistische monnik Khru Bah Nuea Chai Kossitto. Deze man had de taak op zich genomen om Thaise jongens, die het slachtoffer waren van drugs en armoede, te helpen. Verkerk keerde na twee jaar terug naar de Temple of the Golden Horse om te kijken hoe het de monnik en zijn jonge novices nu vergaat.

~

Verkerk heeft van zijn vervolgfilm een persoonlijker en kleinschaliger project gemaakt dan de voorganger uit 2006. In tegenstelling tot Buddha’s Lost Children keert de regisseur met Buddha’s Lost Children Revisited terug naar zijn wortels als documentairemaker voor televisiezenders als Discovery Channel. In deze film geen stille observatie waarbij de beelden het verhaal vertellen, maar het gebruik van een voice-over. Deze is echter onmisbaar want ook de gecentreerde focus van de vorige film is ingeruild voor een meer verbrokkelde registratie die zich richt op de sociaaleconomische problemen van de Thaise grensstreek. Daarnaast is de regisseur nu ook zelf te zien in interacties met de personen die hij volgt. Door dit alles is de film in veel mindere mate ‘bioscoopmateriaal’ en zou beter op zijn plaats zijn op het al eerder genoemde Discovery Channel.

Thaise problematiek

~

Dat neemt niet weg dat film er weer mooi uitziet en de interesse en empathie goed vastgehouden worden. Sommige momenten in de film wekken echter het verlangen op naar vraagstellingen die uitblijven. Daarbij rijst de vraag of bepaalde gevoelens van ongemak het product zijn van westerse fijngevoeligheid of dat er inderdaad kritische vraagtekens zijn te zetten bij de methodes van Khru Bah. Ook bij verlangen naar toelichting rijst de vraag of dit voortkomt uit de behoefte naar geruststelling en uitleg, of dat een kritisch vraagstuk hier en daar iets toe had kunnen voegen. Het gebruik van de voice-over lijkt deze behoefte in de hand te werken, omdat de regisseur hiermee aangeeft niet langer als neutrale observator te willen werken, maar een commentaar wil toevoegen aan de beelden die hij ons voorlegt.

~

Buddha’s Lost Children Revisited is minder gestructureerd dan zijn voorganger en lijkt teveel boodschappen tegelijk te willen geven. Verkerk springt van de kleinschalige vastlegging van een gemeenschap naar de landelijke problematiek van Thailand, waardoor de concentratie soms verloren gaat. Het moge duidelijk zijn dat de regisseur de werkzaamheden van Khru Bah in een groter perspectief wil plaatsen, maar dit gaat ten koste van de intieme sfeer die in de eerste film sterker aanwezig was. Als aanvulling op Buddha’s Lost Children is deze film een interessant vervolg, maar degenen die deze eerste film niet gezien hebben, zullen uit de tweede geen volledige voldoening halen. Toch is het een prettig weerzien met oude bekenden, wat waarschijnlijk nog prettiger was geweest als de nadruk meer op hen had gelegen.

Theater / Achtergrond
special: Voetvolk - Forever Overhead

Forever Overhead, een Vlaams zaadje

.

8WEEKLY houdt van avontuur en volgt daarom graag de nieuwe theatermakers uit de Blind Date-serie van het TIN. Iedere maand is het weer een verrassing welke nieuwe theatermaker de kans krijgt om zijn of haar werk aan een groter publiek te laten zien. In april was dat het Vlaamse theatercollectief Voetvolk. 8WEEKLY sprak met hen over de voorstelling Forever Overhead, de verschillende zalen en de voordelen van Blind Date.

‘Het is bijzonder dat wij als Vlaamse theatergroep deel uitmaken van de Blind Date-tour’, zegt Lisbeth Gruwez. Samen met Maarten van Cauwenberghe het Vlaamse theatercollectief Voetvolk. Als een van de laatste staan zij in de serie Blind Date. ‘Het begon allemaal te rollen na het Something Raw-festival vorig jaar februari’, vertelt Maarten van Cauwenberghe. ‘We waren de show al een tijdje aan het spelen en het ritme zat er goed in. Naar aanleiding van deze voorstelling heeft Anita van Dolen, programmeur van de Melkweg, mensen wakker gemaakt en de dvd met de voorstelling onder de neus geduwd.’

~

Alle voorstellingen van Voetvolk worden uit een idee geboren. ‘Je plant een zaadje en daar groeit de plant uit die een vorm aanneemt. Elk blaadje heeft zijn eigen vorm. We weten nooit op voorhand hoe de voorstelling eruit komt te zien. Soms is de muziek eerst en soms begint het met een idee’, legt Lisbeth uit. ‘Soms komt Lisbeth helemaal hyper mijn studio in en vertelt over haar bewegingen’, vult Maarten aan. ‘Ik heb dan vaak wel een idee welke muziek daarbij moet.’ Volgens het duo gaat de samenwerking vanzelf. Lisbeth: ‘Maarten is rap en vaak heeft hij al iets in zijn hoofd zitten. Maarten en ik luisteren vaak samen naar platen. Hij heeft een grote platencollectie. Het hele proces is een wisselwerking tussen ons met zoeken en schrappen.’

‘Tijdens de Blind Date-tour hebben we in verschillende zalen gestaan. Sommige waren net iets leuker dan anderen. Tilburg was nog het leukst. Daar kwamen onze vrienden kijken’, vertelt Lisbeth. ‘We hebben één minder leuke ervaring gehad.  We speelden ergens voor een zaal met een grote groep jongeren. Tijdens de voorstelling zaten ze voortdurend te praten en te sms’en. Het koste mij veel moeite om geconcentreerd te blijven. Vooral tijdens mijn openingsscène. Ik steun op mijn nek en heb dan al mijn concentratie nodig anders val ik. Achteraf bleek dat het de eerste keer voor die jongeren was dat ze naar het theater gingen.’

‘Hoe de toekomst eruit ziet weten we niet. De toekomst is net als organisch zijn. Het is net als de plant, we zien wel hoe het loopt’, vertelt Maarten. ‘We willen om het jaar een voorstelling maken en spelen. We zijn een klein collectief en doen alles zelf; van spelen tot organisatorisch. We zien dus wel wat de toekomst brengt. We zijn nu nog aan het toeren met onze nieuwe voorstelling Birth of Prey.’

Theater / Achtergrond
special: Theater Maatwerk - De Camping

‘We zijn niet altijd geweldig’

.

Als voorproefje op het driedaagse festival ‘V.A.T.’ speelden de acteurs en actrices van Theater Maatwerk zaterdag 26 april de straatvoorstelling De Camping in de Koopgoot van Rotterdam. Theater Maatwerk maakt sinds 1987 fulltime theater met mensen met een verstandelijke beperking.

Enkele van de zeventien acteurs zijn al vanaf het eerste uur bij het theater betrokken. Koert Dekker, zakelijk leider, regisseur en muzikant, vertelt tijdens de repetitie enthousiast over de eerste editie van het V.A.T.-festival. ‘Met het festival willen we bereiken dat onze publieksuitingen serieus worden genomen en gelijk willen we het uit het vooroordeel halen’, vertelt Koert.

Volgens Koert wordt hij iedere dag weer geraakt door de spelers en geniet van de ‘kadootjes’, zoals hij de leuke momenten noemt, die hij tijdens de repetities krijgt. Volgens hem weten ze hem tijdens de repetities iedere keer weer te verrassen. Koert: ‘Soms denk je aan het einde dag van de dag “Oh mijn God wat is er gebeurd? We zijn zo afgeweken van het programma.” Maar dat is ook weer het leuke. De spelers dwingen je terug te gaan naar de basis.’

~

De voorstellingen van theater Maatwerk komen helemaal tot stand via improvisatie. Tijdens de repetitieperiode wordt er de hele dag geïmproviseerd tot het stuk staat zoals zij het willen hebben. Een voorstelling begint bij de regisseur, maar uiteindelijk is het helemaal aan de acteurs hoe ze het invullen. Bloedbruiloft is ook zo ontstaan. Het stuk is geënsceneerd alsof je echt op een bruiloft komt. Bij binnenkomst krijgen de bezoekers een kadootje dat ze aan het bruidspaar mogen geven. De tafels en stoelen staan door de zaal verspreid, het bruidspaar staat te wachten en schudt iedereen een hand en er lopen obers door de zaal die voor drankjes zorgen. Tijdens het bruiloftsfeest gaat het compleet mis.

Tijdens het festival doen zes landen mee, met groepen uit Spanje, Portugal, België, Oostenrijk en Frankrijk. Koert vindt het jammer dat sommige bezoekers niet over hun compassie heen kunnen komen en de acteurs en actrices blijven zien als mensen met een verstandelijke beperking. De initiatiefnemer hoopt dat de bezoekers de spelers serieus nemen als acteurs en hen laat weten wat ze ervan vinden. Koert: ‘Ook als we iets belabberds doen. We zijn niet altijd geweldig.’ Na de voorstellingen zijn er nagesprekken met verschillende belangrijke theatermakers en choreografen. Zij geven hun mening en bevindingen op de stukken die zij hebben gezien die avond. Vergeleken met journalisten en andere bezoekers verwacht de initiatiefnemer dat de theatermakers veel vrijer zullen zijn in het geven van hun mening. Koert: ‘Misschien zeggen zij wel dat de manier hoe wij repeteren voor hen niet werkt. Maar dat weten we pas na de voorstellingen.’

Het V.A.T.-Festival was van 27 tot en met 29 april te zien in theater Lantaarn in Rotterdam.