Film / Serie

Nederlandse held bij ontmaskering seriemoordenaar

recensie: The Serpent - Hans Herbots en Tom Shankland

In de nieuwe Netflix-serie The Serpent komen de gruwelijke daden van seriemoordenaar Charles Sobhraj (gespeeld door Tahar Rahim) aan het licht. Het waargebeurde verhaal dat zich afspeelt in Azië in de jaren ‘70 wordt in The Serpent in een fictief jasje gestopt.

The Serpent heeft ook een Nederlands tintje. Dat is te vinden bij de Nederlandse ambassade in Thailand. Herman Knippenberg krijgt in 1976 namelijk als derde secretaris een brief in handen over twee vermiste Nederlandse backpackers. Voor een lange tijd is hij de enige die de zaak wil oplossen. Zijn collega’s zien de noodzaak er niet van in en vinden dat Knippenberg zich maar beter met zijn eigen werk kan bemoeien. Toch komt Knippenberg de moordenaar Charles Sobhraj, die een lange tijd onder de naam Alain Gautier opereert, al snel op het spoor. Al vanaf het begin is de noodzaak groot bij Knippenberg om de zaak van de Nederlanders op te lossen. In zijn zoektocht naar het lot van de backpackers komen andere louche zaken aan het licht van degene die hij kent als Alain Gautier.

Maar voor een serie over een louche seriemoordenaar duurt het vrij lang voordat het echt spannend wordt. De eerste paar afleveringen laten veel herhaling zien, om de werkwijze van Sobhraj en zijn handlangers Marie-Andrée (Jenna Coleman), die onder de valse naam Monique opereert en Ajay (Amesh Edireweera) duidelijk te maken. Daarna is er pas ruimte voor voelbare spanning, wat tot dan toe echt mist.

Taalwisselingen en slecht Nederlands

Ook al speelt The Serpent zich voornamelijk af in Bangkok en andere delen van Azië, het is niet de Thaise taal die in de serie overheerst. Naast Engels, wat in verschillende accenten te horen is, wordt er veel Frans gepraat. De afwisseling van verschillende talen brengt het tempo van de serie iets omhoog en dat is goed. Het gebrekkige Nederlands van Herman Knippenberg is echter zeer storend. Op zich heeft acteur Billy Howle, die Knippenberg speelt, zijn best gedaan om als ‘Nederlander’ steenkolen-Engels te praten en zijn eigen Britse accent achterwege te laten, maar je pikt het er binnen no-time uit. Het is vooral pijnlijk wanneer Howle volledige Nederlandse zinnen moet uitspreken. Zelfs de baas van Knippenberg, ambassadeur Van Dongen (William Brand), spreekt de naam Knippenberg beter uit dan Knippenberg zelf. Je hoort het verschil in accent ook wanneer de personages met elkaar in gesprek zijn. Behoorlijk storend als je de Nederlandse taal spreekt. Blijkbaar was er wel genoeg ruimte voor Franse, Amerikaanse en Thaise acteurs, maar vonden de makers het niet nodig om een Nederlander aan de cast toe te voegen. Dat is jammer, aangezien de Nederlandse Knippenberg een grote rol in The Serpent heeft.

Al met al geeft de serie een gedramatiseerde twist aan de waargebeurde feiten uit de jaren ‘70, maar hierdoor is The Serpent wel goed geschikt voor Netflix. Naast de in het begin wat trage dialogen wordt de serie naarmate de afleveringen verstrijken steeds vermakelijker en spannender. Tevens is The Serpent kwalitatief hoog, het heeft alleen even de tijd nodig om te settelen.

 

Film / Films

Superheldenfilm met warrig verhaal

recensie: Wonder Woman 1984 - Patty Jenkins

Diana Prince, voor de tweede keer gespeeld door Gal Gadot, moet in Wonder Woman 1984 opnieuw alle zeilen bijzetten om de wereld te redden. Dit keer neemt ze het op tegen een naar macht hunkerende Maxwell Lord (Pedro Pascal), die een wel heel bijzonder historisch artefact in handen krijgt en daarmee zijn wensen in vervulling kan laten gaan.

De film begint spectaculair, met een jonge Diana die op het fictieve eiland Themyscira de strijd aangaat met volwassen vrouwen – waaronder Doutzen Kroes – om de jaarlijkse amazonerace te winnen. De wedstrijd wordt prachtig in beeld gebracht en het snakt naar meer, maar voldoet de rest van de film ook aan deze hoge verwachtingen?

Na een kijkje in de jeugd te hebben gekregen van Diana (in welk tijdperk dit zich afspeelt is onbekend) maakt de film een sprong naar de jaren 80 met de kenmerkende kapsels en wijde kleding. Waarom de film zich in dat tijdperk afspeelt, blijft wat onduidelijk. Het is zo’n zeventig jaar na het eerste deel van Wonder Woman, dat zich afspeelde rondom de Eerste Wereldoorlog.

Traag tempo, gered door tegenspelers

Diana leeft een soort Clark Kent-achtig bestaan. Af en toe stoft ze haar lasso af om boeven aan te pakken, maar verder leidt ze haar leven vooral anoniem. Ze werkt in historisch museum The Smithsonian, waar zij oude opgegraven artefacten bestudeerd. Samen met haar collega Barbara Minerva (Kirsten Wiig) stuit Diana op een bijzondere wens-steen, die uiteindelijk op een slinkse manier terecht komt bij de slechterik in de film: Lord. Zoals een schurk betaamt, weet Lord de steen goed te misbruiken. Zonder het te weten, wenst Diana haar oude geliefde Steve (Chris Pine) terug. De komische klik die het duo had tijdens de eerste film uit 2017 is nog altijd aanwezig. De acteurs voelen en vullen elkaar goed aan en dat neemt de aandacht deels weg van een wat langzaam op gang komend plot.

De regisseur wil te veel

De film voelt met de actie, de humor, een doorgeslagen vijand, een moreel dilemma en een sterke superheld aan als een ware superheldenfilm, maar het mist ook het nodige om er een dikke 10 van te maken. Het verhaal springt – soms letterlijk – van hot naar her en lijkt te veel actuele maatschappelijke kwesties aan de kaak te willen stellen waardoor de focus af en toe een beetje zoekraakt. Het rijst de vraag op wat regisseur Patty Jenkins precies wilt vertellen met de film.

Na de hit van de eerste Wonder Woman-film, waar eindelijk een vrouw de hoofdrol kreeg in een superheldenfilm, heeft het even mogen duren voordat deel twee uitkwam. Al met al voldoet Wonder Woman 1984 grotendeels aan de hoge verwachtingen. Het is een heerlijke blockbuster om lekker bij weg te zakken, al wordt het eerste deel niet overtroffen.

Wonder Woman 1984 is nu te zien via Pathé Thuis.

 

Kunst / Expo binnenland

Smaakmaker voor straks

recensie: Collectie highlights
Arend Velsink

Het Frans Hals Museum kondigt hun online Collectie highlights als volgt aan: ‘Het allermooiste uit de collectie waar oude, moderne én hedendaagse kunstwerken elkaar ontmoeten’. En dát maakt deze tentoonstelling bijzonder. Niet verdeeld over twee locaties (Hof en Hal) in Haarlem, maar vanuit de luie stoel op één site. Als smaakmaker voor straks.

Niet alles is altijd op zaal, maar dat staat erbij. Net zoals het jaar waarin het kunstwerk werd gemaakt, de gebruikte materialen, de afmetingen en de credits. Je kunt zoeken op ingangen als kleur, periode, medium, kunstenaar en random. Onder die laatste mogelijkheid vallen gezichten, poezen, naakten en landschappen. Random is ook de standaardingang als je de expositie ‘binnenkomt’.

Het doet alles bij elkaar denken aan de manier waarop kunsthistoricus Rudi Fuchs tentoonstellingen samenstelde en vanaf 2009 wekelijks zijn rubriek ‘Kijken’ in De Groene Amsterdammer schrijft. Wat hij wil, is dat een beschouwer van kunst verbanden ontdekt tussen oude en nieuwe kunst en tussen bijvoorbeeld genres. Dit jaar brengt hij tot nu toe Dante’s Divinia Commedia samen met fresco’s van Giotto en moderne werken van bijvoorbeeld zijn lievelingen Karel Appel en Jannis Kounellis. ‘Beeldvertellen’ noemt hij dit niet alleen formeel en objectief met elkaar vergelijken van kunstwerken, maar ook het associatief en subjectief met elkaar in verband brengen daarvan.
Iets soortgelijks lukt met de digitale collectie van het Frans Hals Museum ook heel goed. Laten we de proef op de som nemen.

Kleur

61949-smaakmaker-voor-straks

Caesar van Everdingen, “Wijnoogst”, c. 1655. Foto: René Gerritsen.

Wie op de ingang ‘kleur’ gaat zoeken, stuit op een gegeven moment op het classicistische olieverfschilderij ‘Wijnoogst’ van Caesar van Everdingen (1655), uit de tijd dat hij in Haarlem woonde. Het oog valt op de rode kleiding van de oogsters. Rechtsonder is de kleding van één van hen omgord door een rode shawl, linksboven is een rood vlak aan kleding te zien.
In het verlengde van dit oude schilderij zien we een ander olieverfschilderij: ‘Veldweg aan de rand van het bos’ van Jacoba van Heemskerck (1917, zie afb. hierboven, foto: Arend Velsink). Dit dateert uit de tijd dat ze in een expressionistische stijl werkte en lijnbuigingen toepaste die wel met de antroposofie in verband werden gebracht, terwijl de kleurvlakken eveneens aan haar glasschilderkunst doen denken. Ook hier valt de kleur rood direct in het oog. Vanaf de onderkant van het schilderij loopt een rode bliksemschicht naar boven. Deze verdwijnt in een rood vlak aan de bovenkant.

Waar je niets mee kunt, zijn in dit verband de formaten, want die wijken af van elkaar. En ook de omgeving waar Van Everdingen en Van Heemskerck hun schilderij situeerden, is een andere.
Wat je wél in de schoot wordt geworpen, zijn andere verwantschappen dan alleen maar kleur. En dan hoef je niet eens te switchen naar een andere ingang.

Uitdrukking

61949-smaakmaker-voor-straks

Salomon de Bray, “Jonge vrouw in fantasiekostuum, wellicht als de legendarische Assyrische koningin Semirami”, 1652. Foto: Tom Haartsen.

Een mooi voorbeeld vormen ‘Jonge vrouw in fantasiekostuum’ van de Haarlemse kunstenaar Salomon de Bray (1652), dat ook naar het classicisme neigt, en ‘Dame met grote hoed in prieel’ van Leo Gestel (1913, zie afb. hieronder, foto: Arend Velsink). Niet alleen is hier weer de kleur rood opvallend, maar ook de houding en de blik van de vrouwen verraden over de eeuwen heen een zekere overeenkomst. En hier komen we Fuchs tegemoet: niet alleen het materiaal is, net als bij Van Everdingen en Van Heemskerck hetzelfde, namelijk olieverf, maar ook het formaat van beide kunstwerken wijkt nauwelijks van elkaar af: 99,5 x 83,5 cm. bij De Bray en 98 x 88,5 cm. bij Gestel.

Het is een leuke bezigheid in deze coronatijd, ter leerling ende vermaeck, om in de Collectie highlights te zoeken naar verbanden en verschillen. Vooral naar verbanden, over de eeuwen en museummuren heen. Eén laag mag je als bezoeker van de site zelf toevoegen: die wat bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit en directeur Ann Demeester van het Frans Hals Museum ongetwijfeld een ‘transhistorische relatie’ zou noemen. Dat wil bijvoorbeeld zeggen: welke sociaal-maatschappelijke status had die ‘Jonge vrouw in fantasiekostuum’, en welke de ‘Dame met grote hoed in prieel’? En – helemaal van deze tijd – hoe verhoud ik me daartoe? Een beetje woke dus.

Boeken / Non-fictie

Smakelijke bluesy biografie

recensie: De zeven levens van Oscar Benton – Peter Bruyn

Sommige muzikanten hebben het geluk een wereldhit te scoren en een leven lang beroemd te zijn. Soms heeft iemand het geluk een hit te scoren met een liedje geschreven door een ander. En ergens op de wereld bedenkt iemand om dat liedje in een film te verwerken. Beiden overkwam Oscar Benton met Bensonhurst Blues.

De muzikant Oscar Benton had maar één doel in zijn leven en dat was beroemd worden! Daar had hij alles voor over. Roem vergaren en als een ster kunnen leven was wat hij met overgave nastreefde. Soms leek het hem even te lukken, maar vele pogingen mislukte.

Nederlands artiestenbestaan

Het ene liedje van Oscar Benton, waarmee hij in ons collectieve geheugen zit opgeslagen als we het horen, is zijn hit Bensonhurst Blues. Pas toen het in een Franse film gebruikt werd leek het Benton te lukken om nog lang plezier aan dat succes te beleven en er voorzichtig op te teren. In sommige landen in het Oostblok werd hij daardoor als een ster gezien, terwijl we hem in Nederland zeker zo niet zagen.

Het boek De zeven levens van Oscar Benton neemt ons mee op reis door het leven van Oscar Benton, van hoe hij begon aan zijn muzikale carrière, het proeven en genieten van succes tot aan zijn comeback na het ontwaken uit een diepe coma. Alle aspecten van het muzikantenbestaan worden beschreven: het ploeteren en dingen doen die je feitelijk helemaal niet wil, maar die geld in het laatje brengen. De lezer wordt door auteur Peter Bruyn een stevig kijkje achter de schermen van het artiestenleven in Nederland gegund. Een leven dat van de buitenzijde misschien omgeven is door glitter en glamour, maar in werkelijkheid maar heel weinig daarmee te maken heeft. Wat al snel duidelijk wordt is dat Benton er alles voor over had om succesvol te zijn. En op de momenten dat hem dat lukte, zoals in Tsjechië waar hij onthaald werd als een ster en zelfs voor de president mocht zingen, genoot hij met volle teugen.

Een comeback door vrienden

Wat het boek ook helder maakt zijn de beschrijvingen van hoe de verbindingen lagen tussen de verschillende artiesten in de tijd van Oscar Benton. Hoe de liefde van de muzikanten waarmee hij samenwerkte zelfs tot het laatste moment onvoorwaardelijk bleek te zijn. Johnny Laporte is vanaf een vroeg stadium in de carrière van Benton bij hem betrokken en heeft hem ook zijn comeback gegeven, toen hij ontwaakte uit een coma die hij opliep bij een noodlottige val. De verbinding tussen de carrière van Benton en de oudste bluesband van Nederland, Barrelhouse, wordt in dit boek ineens heel duidelijk. Ook de verbinding met de allang weer vergeten Jack Jersey, waarmee Benton zijn zangtalenten op de achtergrond vervulde en zo de boterham verdiende, wordt helder beschreven.

Het bikkelen door op te treden met een orkestband in plaats van met een live band, omdat het nu eenmaal meer opleverde in geldelijke zin dan toeren met je eigen band, is minder leuk maar wel de keiharde realiteit. Benton maakte het allemaal mee. Even genoot hij van zijn comeback met het album I’m Back, dat in 2018 verscheen, en lukte het zelfs om weer op te treden, al kon hij zijn teksten moeilijk onthouden. Een tweede album, Mirrors Don’t Lie, verscheen in 2019. Beide albums werden met liefde door Johnny Laporte samen met Benton gemaakt.

In datzelfde jaar ontmoette hij een nieuwe liefde en lukte het hem om weer zelfstandig te gaan wonen vanuit het verzorgingstehuis waar Benton lange tijd verbleef. Het leek Oscar Benton weer goed te gaan, totdat zijn hart ermee ophield en het doek definitief viel. De biografie is met liefde geschreven en geeft zo betrouwbaar mogelijk een beeld van de mens en muzikant Oscar Benton en prikt vakkundig door de Bentoniaanse waarheden (leugens) heen, die vaak de kop op staken. Wie wil weten welke leugens dit zijn wordt van harte uitgenodigd om dit interessante boek te lezen.

Boeken / Fictie

Teleurstellende klimaatroman

recensie: Adriaan van Dis – KliFi

Tijden als deze vragen om speculatieve fictie. Wat kan er de komende jaren gebeuren als we de klimaatcrisis en de pandemie niet onder controle krijgen en als de populisten het winnen van de gevestigde orde? Met KliFi – KlimaatFictie – formuleert Adriaan van Dis hier een niet al te geslaagd antwoord op.

In de nabije toekomst woont de 80-jarige Jákob Hemmelbahn op een terp in het Nederlandse achterland, ‘met uitzicht op een rivier en een vallei’. Het is precies die rivier die voor problemen zorgt. Tijdens een hevige storm komt het water zo hoog dat een dorp in de vallei wordt weggevaagd. De vluchtelingen komen een voor een bij Jákob aan, die hoog en droog woont. Hij noteert hun verhalen en start daarmee een aanklacht tegen de Nederlandse staat, die niks lijkt te geven om de overstroming.

Niet invoelbaar

Met een nieuwe watersnoodramp kiest Van Dis voor een urgent en relevant thema. Door de stijgende waterspiegel en zakkende bodem is de kans groot dat Nederland veel problemen met water gaat krijgen.

Het verhaal blijft echter zodanig op afstand dat het nergens invoelbaar wordt. De vriendin van Jákob woont in het ondergelopen dorp maar hij lijkt zich weinig zorgen te maken, ook al reageert ze plots niet meer op zijn berichten. De nieuwe president, een ijdele populist, is zo’n karikatuur dat je die dreiging niet serieus kunt nemen.

Hoe anders is dit in een serie als Years and Years, een Britse dramaserie die zich eveneens in de jaren 2020 en ‘30 afspeelt. Hierin leef je mee met een vluchteling die tevergeefs Engeland probeert binnen te komen en met gewone Engelsen die klimaatvluchtelingen in huis moeten nemen, omdat bepaalde delen van het Britse eiland door regenval zijn overstroomd. Zo dichtbij als hun ervaringen komen, zo op afstand blijft Jákob.

Livestream of talkshow

Hoewel de roman in de toekomst speelt, krijg je als lezer niet het gevoel in een andere tijd te zijn. Ook hier dringt een vergelijking met Years and Years zich op. In KliFi wil Jákob een maatschappelijk probleem aankaarten door in een talkshow in te breken, terwijl in de Britse dramaserie een revolutie wordt ontketend middels een livestream op social media. Jákob is dan wel hoogbejaard, maar kan hij niet een beetje met zijn tijd meegaan?

In zijn nawoord beschrijft Van Dis zich ernstig zorgen te maken om het klimaat. Ook ziet hij de getuigenissen uit het voormalig Oostblok als uiterst actueel. Je kunt echter pas mensen in beweging brengen als het verhaal binnenkomt, als je meeleeft met de karakters en je je voor kunt stellen wat de dreiging inhoudt. Met zijn gekozen thema had hij goud in handen, des te teleurstellender dat het boek niet aankomt.

Muziek / Album

Akoestische americana

recensie: Americana-update 11: The Secret Combination, Dieter van der Westen acoustic duo & Son of the Velvet Rat

We tellen lekker door met de americana update. Deze elfde editie blijft voor een groot gedeelte in Nederland, maar sluit af met muziek uit Australië met een Texas-link. En zoals de bloesem op de derde albumhoes al aantoont, gaan deze drie albums de lente kleuren!

Americanamuziek wordt, zoals we inmiddels weten, over de hele wereld gemaakt, maar de link met de USA en voornamelijk Texas waart al snel rond. Ook deze keer komen we daar niet onderuit. Toch blijven we met de broers Van der Westen en The Secret Combination heel dicht bij huis. Son of the Velvet Rat luidt ons op een bijzondere wijze het voorjaar in. Wat is ontdekken van fraaie muziek toch heerlijk!

Geheime kunstcombinatie

The Secret Combination doet haar naam eer aan. Het is een groep muzikanten, die hun sporen verdiende in bands als Urban Dance Squad, Het Goede Doel, de begeleidingsband van Ilse de Lange en nog veel meer. Deze dubbelaar Finally, hun vijfde album ondertussen, steekt in een hoes met artwork van de hand van Jeroen van Merwijk, die ons onlangs ontviel. Het album heeft een feelgood americanastijl waarbij de band over het algemeen binnen de lijntjes kleurt. Toch horen we in ‘Ain’t No Crime’ een stevig geluid, dat opvalt binnen het totale geluidsbeeld van Finally. We horen zelfs een ruw randje gitaar en een wat hoger tempo. Het nummer wordt gevolgd door een pianoliedje dat door Elton John gemaakt had kunnen zijn. Dit maakt dat ‘Rainy Day Parade’ een schril contrast vormt met het nummer daarvoor, zeker vanwege de strijkers rond de pianoklanken.

Ook de albumafsluiter ‘Real Love’ is van de stevigere snit en klinkt heviger. Hier horen we een lekker orgeltje, dat ons terug voert naar The Doors. Zo herbergt cd twee van de dubbelaar een aantal stijlelementen die het misschien wel rechtvaardigen dat het twee schijfjes zijn, terwijl het qua speelduur ook met gemak op één glimmend schijfje had gepast. Laten we echter vooral niet klagen met zo’n heerlijk album dat schreeuwt om vaak beluisterd en bekeken te worden, met het prachtig vormgegeven hoesje in de hand om de totaalbeleving compleet te maken. Wat een heerlijke, nu niet meer geheime kunstcombinatie!

Acoustic duo Dieter & Eric van der Westen

Muziek maken met je broer, terwijl je elk eigen carrières hebt die behoorlijk ver uit elkaar liggen, is natuurlijk een machtige uitdaging. En zeker ook samen in een bubbel stappen in een tijd die veel muzikanten aan huis kluistert, om vervolgens met een album op de proppen te komen dat de sfeer uitademt van ontspannen vakmanschap! Zelfs hun albumrelease is een puur online beleving zonder interactie met het publiek. De titel van het album, The Sun Will Rise Again, verhaalt al van de liedjes van onbevangenheid en hoop, die de broers willen uitdragen.

Het album is gedoopt in een leeg Paradiso op 12 maart 2021 tijdens de corona-lockdown-periode. De broers laten zich ook zonder publiek van hun beste kant horen. Tijdens dit optreden hoor je hoe goed ze op elkaar zijn ingespeeld en wordt het album in al zijn schoonheid tentoongespreid. Soms hoor je een moeilijk moment van dissonantie, wat later ook op het album te horen blijkt te zijn. Zo’n toonklank vraagt een stapje meer van de luisteraar en doet de oren spitsen. Dat zijn momenten die de ene keer meer pakken dan de andere. De geoefende luisteraar heeft hier wel oren naar, maar een achteloze luisteraar zal dat mogelijk vertalen als ‘vals klinken’. Aan de kwaliteit van de liedjes doet het helemaal niets af. De bezetting met als rode draad de akoestische bas, gitaar en stemmen van Eric en Dieter zorgt voor een aangenaam warme klank.

Son of the Velvet Rat

Sommige albums kunnen je verrassen en direct bij de figuurlijke ‘kladden’ grijpen. Solitary Company is zo’n album, dat bij de opening ‘Alicia’ al zijn belofte aankondigde, maar bij het titelnummer valt werkelijk je mond open van verbazing: hoe mooi een eerste beluistering direct de diepte van het liedje laat horen, in een muzikale uiting die van alles in je hoofd oproept en voor altijd bijblijft. Het verplaatsen van muzikale herinneringen lijkt daarmee direct een feit geworden. Son of the Velvet Rat is feitelijk een duo van twee mensen, die ook elkaars levenspartners zijn. De zang en het gitaarspel van liedjesschrijver Georg Altziebler wordt smaakvol ingevuld met zijn vaste partner Heike Binder op accordeon, orgel en zang. En dat in samenwerking met een keur van gastmuzikanten om de muziek een warme, dreigende sfeer te geven. De chemie is duidelijk voelbaar.

De volgende vraag roept zich wel op: hoe omschrijven we zo’n stijl en zo’n liedjes, die anderen nog nooit hebben gehoord? De stijl laat zich gedeeltelijk omschrijven als country-noir, maar heeft ook andere invloeden. De country/folk-invloeden zijn vermengd met een vleugje van de muziek van Angelo Badalamenti. De spanning van zijn werk is subtiel verweven in de klankstijlen die we horen in het lange nummer ‘Solitary Company’, dat terecht het titelnummer is geworden van dit album. Laat dit liedje de rest dan niet in de schaduw staan? Het antwoord is volmondig ‘nee’! De overige negen composities voelen als een intro en verdere uitdieping of aanvulling op dit prachtige vlaggenschip.

Achtergrond

8WEEKLY staat te trappelen

special:

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertellen onze redacteuren in ‘8WEEKLY staat te trappelen’ waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar een nieuw album, een boek en films over mensenrechten.

Gitaargrootheid van begeleider naar de schijnwerpers

Door Joost Festen

Scott McKeon heeft een enorme staat van dienst maar dan vooral ten dienste van andere grootheden. De lijst met namen waarmee deze gitarist samenwerkte is lang. Laat ik er maar een paar noemen: Tom Jones, Eric Clapton, Van Morrison, Joe Bonamassa, Gary Clark Jr., Emeli Sande, Lana Del Ray en Ed Sheeran. Maar de lijst is nog veel langer! Hij speelt gitaar vanaf zijn zevende en was gitarist van het jaar in 1998 als beste jonge gitarist in de UK. Dit album New Morning is zijn derde soloalbum. Hopelijk oogst hij er meer succes mee dan de eerste twee. Aan de kwaliteit kan het niet liggen kunnen we na een paar luisterbeurten met volle overtuiging zeggen.

Het album is grotendeels instrumentaal al bij eerste beluistering kunnen we niet heen om een vergelijking met een van de grote der aarde die alweer en tijdje niet meer onder ons is: Stevie Ray Vaughan.

Wat kan Scott McKeon heerlijk gitaar spelen. Naast het stevige openingsnummer Fight No More gaat McKeon vaak de ingetogen kant op. De langzamere en vooral heel open klinkende bluesklanken zijn van een groots karaktervolle snit met een behoorlijke referentie maar even origineel. Het onderhoudende spel van McKeon kan vele uren luisterplezier opleveren. Hoogtepunten worden eigenlijk aaneengeregen in deze negen composities tellende album. Daardoor trekken de ruim drieënvijftig minuten speelduur enorm snel voorbij. Het titel-leverende ‘New Morning’ is meteen de langste compositie in speelduur en om van te watertanden.

Het album zal op 23 april 2021 verschijnen.

 

 

 

Eindelijk weer een nieuwe Jean Giono

Door Els van Swol

Eind deze maand verschijnt er na lange tijd weer een Nederlandse vertaling van een Jean Giono verhaal: De huzaar op het dak.

Angelo Pardi, een jonge naar Frankrijk verbannen huzarenkolonel, is belast met een mysterieuze missie. Hij is op zoek naar Giuseppe, een Carbonaro zoals hij, die in Manosque woont. Maar de wegen zijn geblokkeerd, de steden gebarricadeerd en reizigers worden in quarantaine geplaatst. Daarnaast wordt Angelo ervan verdacht het water te vergiftigen. Het enige toevluchtsoord dat hij bij toeval ontdekt, zijn de daken van Manosque. Tussen hemel en aarde observeert hij de talloze lijkkarren, aanschouwt hij de pracht van het landschap en raakt hij bevriend met een kat. Maar op een nacht, tijdens een expeditie, ontmoet hij een in alle opzichten buitengewone jonge vrouw…

Movies that Matter festival

Door Joke Maas

Mensenrechten staan weer even flink in de spotlight tijdens het Movies that Matter festival. Van 16-25 april zijn dertig nationale en internationale premières te zien, evenals diverse diepgaande programma’s. Het festival opent sterk met The Man Who Sold His Skin. Dit Tunesische werk is genomineerd voor een Oscar voor Beste Internationale Film. Tickets zijn beschikbaar via de website van MtM Festival. Goed om te weten: de kaartverkoop draagt bij aan het wereldwijd mogelijk maken van gesprekken over mensenrechten.

Film / Films

Slap eerbetoon aan succesvolle vrouw

recensie: Josephine Decker - Shirley

Elisabeth Moss wordt bejubeld in haar rol als de excentrieke Amerikaanse horrorauteur Shirley Jackson. Ze zet zeker een goede performance neer, maar in haar eentje kan Elisabeth maar zoveel bereiken.

Echt biografisch is het verhaal niet te noemen. Shirley Jackson, die daadwerkelijk bestond, was moeder van vier kinderen. In de filmversie van haar leven komen ze echter niet voor. Het is een wat vreemde keus om een verhaal gebaseerd op een echt persoon op deze manier aan te passen. Het was zeker noemenswaardig geweest om te vertellen dat Shirley vier kinderen grootbracht terwijl haar carrière groeide. Het weglaten van deze prestatie bood de filmmakers echter de ruimte om Shirley als de depressieve, aan pleinvrees lijdende ongelukkige persoon neer te zetten die de film maakt tot wat het is.

Deprimerende setting

Het logeerbezoek van het pasgetrouwde stel Fred en Rose (Logan Lerman en Odessa Young) is precies wat Shirley en haar man, professor Stanley Hyman (gespeeld door Michael Stuhlbarg), nodig hebben. Hun grote huis zou kunnen bruisen van gezelligheid, maar in plaats daarvan doet het muf aan. Shirley ligt het liefst de hele dag in bed. Net als haar man, alleen prefereert hij het bed van andere vrouwen. De zwangere Rose moet stoppen met haar studie en dat komt mooi uit want de professor ziet in haar de ideale nieuwe huishoudster. Daarnaast krijgt ze de taak om op Shirley te letten. De vrouwen moeten eerst niets van elkaar hebben, maar wennen langzamerhand aan elkaars aanwezigheid. Aangezien Fred het voorbeeld volgt van Stanley, die hij op een voetstuk heeft staan, is ook hij steeds minder thuis.

Twijfelachtige vriendschap

Hoe afweziger de mannen worden, hoe dichter de vrouwen naar elkaar toe groeien. Dat zorgt voor enige spanning, maar er gebeurt niet echt iets. Gaandeweg wordt duidelijk dat Shirley Rose gebruikt als muze voor haar nieuwe verhaal. Of de vriendschap oprecht is, wordt in het midden gelaten. Als muze doet Rose het in ieder geval goed. Met dank aan haar gast baant Shirley zich een weg door een nieuw soort boek. Ondertussen wordt er medelijden opgewekt voor de schrijfster, die door haar man wordt gecontroleerd op diverse manieren. De film lijkt op een paar momenten echt spannend te worden, misschien wel zoals een van de horrorverhalen van Shirley zelf. Er is een vermist meisje – er zijn er zelfs meerdere – en soms lijkt het er even op dat de waarheid van haar vermissing boven tafel komt. Die spanning zwakt daarna echter weer af, de onderlinge relaties tussen de vier personen blijven het focuspunt van de film. Op zich is daar ook genoeg over te vertellen, alleen smaakt de film ondertussen al naar meer en die wens wordt niet vervuld.

Inspirerende vrouw

In een tijd waarin vrouwelijke auteurs niet serieus werden genomen, lukte het Shirley Jackson om zes novelles, twee memoires en meer dan tweehonderd korte verhalen te publiceren. Diverse auteurs hebben Shirley als inspiratie genoemd voor hun eigen werk, waaronder Joanne Harris en Stephen King. Dat de schrijfster van zo’n grote invloed is geweest, is niet uit deze film te halen. Dat meer mensen van haar bestaan leren is fijn, maar een eerbetoon aan de echte Shirley is deze film zeker niet te noemen.

Boeken / Fictie

Een robot als vriendin

recensie: Klara en de zon - Kazuo Ishiguro

Klara en de zon is Kazuo Ishiguro’s eerste roman sinds hij in 2017 de Nobelprijs voor de Literatuur ontving. Opnieuw doet hij zijn titel eer aan, in een vertelling die even meeslepend als relevant is.

Klara is een KV: een Kunstmatige Vriendin, ofwel een robot. Haar bijna griezelige menselijke gelijkenis doet mensen soms twijfelen hoe ze haar dienen te benaderen: als persoon of zoals een stofzuiger? Ze wordt in huis gehaald voor de 14-jarige Josie, die vaak ziek is en volgens haar moeder gebaat is bij gezelschap. Een onbetrouwbare verteller is zo’n beetje het handelsmerk van Ishiguro en ook in Klara en de zon zijn we afhankelijk van Klara’s beperkte referentiekader. Zo leren we dat sommige kinderen in Ishiguro’s universum ‘opgetild’ zijn, en andere niet. Wat dat opgetild zijn betekent, blijft lange tijd onduidelijk. Langzaam ontrafelt zich het grotere plan van Josies ouders, wat vragen oproept over wat het betekent om het beste met je kind voor te hebben.

Machine learning

Hoewel Google en Facebook in alle toonaarden ontkennen, hebben veel gebruikers het gevoel dat ze afgeluisterd worden door hun apparaten. Het ene moment praat je over de geisers in IJsland en het volgende moment krijg je een reclame voor een mooie vakantie op het Scandinavische eiland. Ishiguro geeft bezieling aan dit fenomeen door Klara te laten kampen met twijfels over het al dan niet respecteren van Josies privacy:

‘Ik hoorde onwillekeurig wat er achter me werd gezegd, en hoewel ik soms dacht dat ik niet hoorde te luisteren, herinnerde ik me dat het mijn plicht was zo veel mogelijk over Josie te weten te komen, en dat ik door op deze manier te luisteren nieuwe observaties zou kunnen doen die me anders onthouden zouden blijven.’

Het is duidelijk dat Ishiguro met de nodige AI-experts heeft gesproken, want ook Klara’s zicht is gebaseerd op hoe kunstmatige intelligentie omgaat met stimuli. Haar blikveld is opgesplitst in een raster; aan de hand van kleine stukjes informatie trekt ze conclusies (linksboven kleine bomen, rechtsonder een plukje haar en een oog: iemand bevindt zich vlak voor haar). Dat kunstmatige intelligentie niet feilloos is, wordt al vroeg duidelijk. Ze kent de zon bovennatuurlijke krachten toe doordat ze in haar begindagen in de winkel verkeerde conclusies trekt. De zon gaat onder achter het RPO-gebouw en dus moet hij daar wel wonen.

Eenzame hoogte

Je zou Klara en de zon als sciencefiction kunnen bestempelen. Ishiguro slaagde er al eerder in: Laat me nooit alleen valt ook als sciencefiction te classificeren en zijn vorige roman Vergeten reus vertoont fantasy-kenmerken. Hoewel genrefictie meer en meer omarmd wordt door de literaire wereld, is Ishiguros subtiele en sensitieve omgang hiermee volstrekt uniek.

Bovendien is Klara en de zon qua thematiek genre overstijgend en handelt het over universele onderwerpen als wat het betekent om van iemand te houden en welke grenzen hieraan zitten. Ishiguro houdt ons een confronterende spiegel voor, te midden van een wereld die meer en meer vertrouwt op kunstmatige intelligentie.

 

Boeken / Non-fictie

2020: “DOE EENS NORMAAL!” SPRAK DE PSYCHIATER

recensie: Het tekort van het teveel, de paradox van de mentale zorg - Damiaan Denys

Het boek van Damiaan Denys laat een gespleten indruk na. Enerzijds is sprake van een moedige en geslaagde poging het complexe veld van psychiatrie, psychologie en Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) in onderlinge dynamiek enigszins te verhelderen in relatie met een door Denys gesignaleerde crisis.

Anderzijds trekt Denys de verkeerde conclusies. Er rammelt van alles aan de interne consistentie van het betoog. Deze psychiater Denys vraagt zich zelfs letterlijk hardop af of het nu werkelijk nodig is dat de mensen al het lijden verwoorden. Slik… die hadden we nog niet gehoord uit de mond van een psychiater.

Ook deinst Denys niet terug voor een extra eigen bijdrage voor die burgers die last hebben van (“normale”) psychische problematiek. Een groep collega-professoren riep minister Schippers in 2012 nog op van zo’n plan af te zien vanwege een door hen gesignaleerd “gevaar voor de volksgezondheid”. Onderzoek heeft ondertussen laten zien dat de invoering van een eigen bijdrage ook helemaal geen financiële voordelen opleverde. Integendeel.

Filosoof Denys lukt het zelfs in dit boek onderscheid aan te brengen in menselijk lijden. Hij herkent normaal lijden en abnormaal lijden en rekent daar nu opeens als econoom in geestelijke gezondheidszorg meer of minder euro’s voor. Hoe hij dat lijden kan wegen en hoe financiële besparingen daaruit zouden moeten voortvloeien blijft onhelder.

Denys pleit uiteindelijk voor een continuering van het verguisde DSM (het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) model in de psychische hulpverlening om tot classificaties en diagnoses te komen waarbij psychiatrische behandeling wel of niet vergoed gaat worden. Dit is een herhaling van zetten: dit DSM-model werd binnen de GGZ ingevoerd eind jaren ‘80 van de vorige eeuw vanuit dezelfde gedachtegang. Het heeft dus niet gewerkt of zelfs erger: de indruk ontstaat dat dit systeem de problemen waar Denys een oplossing voor zoekt juist heeft veroorzaakt. Denk in dit geval aan de uitspraak van Albert Einstein: “We cannot solve our problems with the same thinking we used when we created them.”

De vraag is overigens bij dit alles wat nu precies het probleem is waar Denys mee worstelt. De indruk ontstaat dat Denys’ primaire gedrevenheid daarin gelegen is de psychiatrie als discipline maar ook als vak boven water te houden waarbij het als psychiater zo enerverend is, zoals Denys betoogt, op zoek te gaan en in contact te kunnen komen met “de ziel” van de patiënt. De “ziel”, dat woord hadden we al een tijdje niet gehoord. Heeft Denys de toekomst voor ogen of wil hij terug naar ver vervlogen tijden? Denys lijkt decennia van zeer waardevol toenemend psychisch zelfbewustzijn bij de bevolking en bij diegenen die kampen met psychische klachten los te willen laten of helemaal niet op waarde te kunnen schatten.

Werden de wachtkamers in de psychiatrie eind vorige eeuw nog opgesierd door een zilverspiegelende poster waarop met witte letters geschreven stond: “Ooit een normaal mens ontmoet? en… beviel ’t?” Nu is er in de gedachtegang van Denys een U-turn genomen en roept hij de patiënt op om ook eens te overwegen normaal te doen.

Wat is er aan de hand volgens Denys?

Denys signaleert patronen op het terrein van de Geestelijke Gezondheidszorg die hij benoemt als een crisissituatie. Waarom komen mentale stoornissen zo vaak voor, met name in westerse rijke landen? Waarom is de impact zo groot? Waarom worden zo weinig mensen geholpen?

Volgens het World Happiness Report staat Nederland op de vijfde plaats van gelukkigste landen. Toch loopt wie in Nederland wordt geboren een goede kans “gek” te worden, laat Denys weten. Vier op de tien zullen ooit aan een psychische stoornis lijden. Nederland heeft binnen Europa het hoogste budget aan GGZ onkosten als percentage van het nationaal inkomen.

Tot 2002 stijgen de kosten van GGZ met eenzelfde trend als het totaal van de zorguitgaven. Na 2002 wordt de toename GGZ sterker. Tussen 2000 en 2010 verdubbelen ze. De oplossing van meer geld en meer personeel lijkt een averechts effect te hebben. Het budget verdubbelde maar meer instellingen gaan failliet. Opleidingsplekken worden verruimd maar er is minder interesse voor het vak. Veiligheid en kwaliteit worden nagestreefd maar het tegendeel bereikt. Veel personeel overweegt ander werk. De wachtlijsten lopen op. Investeringen resulteren niet in betere maar in slechtere zorg.

Wat zijn de denkfouten en de verkeerde uitgangspunten die aan de oorsprong liggen van de GGZ volgens Denys?

De geestelijke gezondheidscrisis is multidimensionaal. Het is een vraagstuk van de zorg, de psychiatrie en het lijden. Zijn boek, schrijft Denys, heeft de intentie om de onderlinge dynamiek van het probleem van de GGZ bloot te leggen. Om de problematiek beter te begrijpen ontleedt Denys het gebied van de GGZ in drie componenten: het zorgstelsel, het zorgaanbod en de zorgvraag.

Het zorgstelsel – de organisatie en financiering van de hulp

De GGZ is ingedeeld naar ernst, diagnose, leeftijd, duur, financiering, gevaar, context, behandelaar, IQ, discipline, functie, professional, zorginstantie, maatschappelijk belang, behandelmethode, beleidsinstantie… Noem maar op… Iedereen spreekt over “de GGZ” maar die bestaat niet. Elk domein vereist een nieuwe communicatie en een andere interpretatie met andere bureaucratische regels. Hoe is dit te besturen? Wie snapt de financieringswijze nog? De wijze waarop dit bestuurd wordt is totaal versnipperd.

De marktwerking installeerde een nieuwe cultuur. Het principe van functionele barmhartigheid kantelde naar een model van financiële wederkerigheid. De GGZ commercialiseerde. De patiënten werden zorgconsumenten. Diagnoses en behandelingen werden “zorgproducten”.

De Nederlandse overheid bereikte met de zorgverzekeringswet het tegendeel van wat men wilde bereiken. Er ontstond minder controle, minder transparantie en minder efficiëntie. Men wilde meer, maar creëerde minder toegankelijkheid en deskundigheid en minder concurrentie dan beoogd. Men wilde de zorg aantrekkelijker maken, maar creëerde een personeelstekort.

Damiaan Denys concludeert dat de waanzin of het psychische probleem niet geschikt is voor de zakelijkheid van gereguleerde marktwerking. Denys zou hopen dat de professional meer vertrouwen kreeg. Beleidsmakers willen echter meer getallen. Maar de essentie van de psychische hulpverlening is de motivatie van de patiënt en van de behandelaar om het lijden te verzachten. Het zorgstelsel faalt omdat ze “de ziel” van de zorg is vergeten, aldus Denys. Daar heb je dat woord weer…

Het zorgaanbod – de behandelingen en behandelaren

Denys beschrijft dat de psychiatrie wordt gezien als falende discipline. Hij kan daar eigenlijk misschien wel mee  instemmen. Medische autoriteit wordt nauwelijks  meer verdragen. Psychiatrie laat zich in met thema’s als identiteit, zingeving, angst en seksualiteit waar iedereen mee worstelt en waar geen relatie is met een psychiatrische aandoening. Zelfs na 200 jaar psychiatrie is de status van psychiatrische stoornissen onzeker. Tot op heden is voor geen enkele psychiatrische stoornis een biologisch substraat gevonden.

Er gaat een miljardeneconomie schuil onder het psychische lijden. Bij dit alles staat de psychiatrie in constante wederzijdse wisselwerking met de samenleving. Daarin kan een bepaalde cultuur stoornissen mini- of maximaliseren. Medicijnen leveren ook een toename aan stoornissen op. Ziektes worden gebruikt als metaforen van organisaties en samenlevingen. Een mens kan ook verslaafd raken aan zijn ziekte. De psychiatrie zit klem. Men kan het caleidoscopische karakter aan wijsheden als een ongekende rijkdom beschouwen maar ze wordt in onze moderne maatschappij als armoede geduid. Psychiatrie irriteert.

Zullen er nog psychiaters zijn in de toekomst vraagt Denys zich af. Zullen er nog inspirerende gesprekken met patiënten zijn en zullen er nog ingenieuze behandelideeën tot stand komen die het wezen van de psychiatrie kenmerken? De droom van de vrije en creatieve omgang met de waanzin, hoe zal het daarmee verder gaan? Men kan alleen in de psychiatrie staan als men daarbuiten staat. Als men de patiënt verlaat en de mens benadert, de samenleving begrijpt en het leven verstaat. De psychiatrie heeft haar eigen aandeel in de paradox van de GGZ. Ze voldoet in geen enkel opzicht aan de voorwaarden van gereguleerde marktwerking binnen het huidige zorgstelsel.

De zorgvraag – de patiënten en cliënten

Denys voorziet ons van wat cijfers. Ruim 4 op de 10 mensen lijden ooit in hun leven aan een psychische stoornis. In 2016 werden ruim 1.000.000 volwassen mensen behandeld. Angst, depressie en verslaving zijn ongeacht kleur (dokter Denys gebruikt de term “ras”), cultuur, taal of welvaart het meest voorkomend. In de afgelopen 20 jaar zijn er geen nieuwe psychische stoornissen bijgekomen. Toch zijn in Nederland de kosten met 3 miljard gestegen. Denys vergeet hier opmerkelijk genoeg de door hemzelf populair gemaakte Body Dysmorphic Disorder en Misofonie als nieuwe in het leven geroepen stoornissen.

Volgens Denys maken er mensen gebruik van de GGZ voor iets dat niet echt voldoet aan de criteria van een psychische stoornis. De cijfers laten daarbij zien dat 89% van de Nederlanders verklaart gelukkig en gezond te zijn. Tegelijkertijd laat 42% echter weten aan een psychische stoornis te lijden. Maken psychische klachten onderdeel uit van een gelukkig gezond leven? Hoe ontstaat eigenlijk een psychische hulpvraag? Wat is abnormaal? Wordt alles gemedicaliseerd? Verschaft het lijden ons menselijkheid? Het kan jaren duren voordat de zorgvraag wordt gesteld. Welk psychisch lijden moet door de samenleving worden gedragen en welk lijden is onze eigen verantwoordelijkheid? Normaal en abnormaal… Hoewel vaak gebruikt is dit een zeer rekbaar gegeven. Normaliteit is een visie, een manier van kijken naar anderen. De psychiatrie normaliseert de abnormaliteit.

De zorgvraag is niet vastomlijnd maar vluchtig als een wolk onbehagen. Abnormaliteit wordt niet door de psychiatrie bepaald maar door maatschappelijke normen en waarden. De westerse normaliteit wordt gekoppeld aan het ideaalbeeld van de mens als productief product waarbij de samenleving geen falen tolereert. De toenemende zorgvraag leidt tot beheersende overregulering waarop professionals het vak verlaten. Er ontstaan gevaarlijke negatieve spiralen.

De oplossing volgens Denys

Naast een analyse van het probleem probeert Denys ook een oplossing te genereren en dat is natuurlijk wel zo prettig. Een oplossing ontstaat volgens Denys als op alle drie de genoemde domeinen veranderingen gaan komen: de overheid moet het systeem in onderdelen splitsen, de psychiatrie moet haar discipline beperken, de mens moet zijn hulpvraag temperen.

Aanpassing van het zorgstelsel

Denys stelt voor het terrein van de GGZ te splitsen in vier gebieden:

  • Zingeving en geluk ligt op het terrein van de filosofie;
  • Sociale problematiek behoort slechts tot het sociale domein. Het domein van het maatschappelijk werk;
  • Het helen van normale psychische klachten binnen GGZ. Dat is het domein van de psychologie;
  • Het genezen van abnormale psychische stoornissen. Dat is het domein van de psychiatrie.

Wat de financiering betreft wil Denys marktwerking (inclusief extra eigen bijdrage) voor psychologische zorg en volledige financiële vergoeding voor de psychiatrische zorg.

Denys wil voor mensen met abnormale psychische stoornissen geoormerkte behandelcentra die carte blanche krijgen als nationaal embleem van uitzonderlijke goede zorg om trots op te zijn. Denys ziet de hier opgedane kennis ook als geschikt exportproduct waarbij hij naar ik verwacht ook een mooie rol voor zichzelf weggelegd ziet. Ik vraag mij af of de wat verwarde zorgmijder de bus zal nemen om daar op vrijdagmiddag ook even langs te gaan voor een portie uitzonderlijke zorg.

De overheid zal volgens Denys driedubbel voordeel trekken van genoemde splitsingen: de kwaliteit zal toenemen, de kosten zullen dalen en het zorggebruik zal op natuurlijke wijze worden afgeremd. Denys naast psychiater en filosoof in een nieuwe rol als nationaal financieel onderlegde organisatiedeskundige onderbouwt deze stelling nergens.

Dat filosofen als zingevers en geluksbrengers ingeschakeld gaan worden is misschien ook beter eerst even te overleggen met deze beroepsgroep, als zij zichzelf al als zodanig zouden willen bezien.

Verder stelt Denys voor een commissie van deskundigen te benoemen die niet oplossingsgericht en niet op de korte termijn redeneert. Doel is een alternatief zorgstelsel te bedenken waarin de relatie tussen de maatschappelijke rol van de GGZ, de psychiatrie als klinisch wetenschappelijke discipline en de hulpvraag van de burger worden onderzocht.

Aanpassing van de psychiatrische discipline

Beperk de psychiatrie tot de medische zorg. Denys: zolang perceptie, emotie en gedrag die aan de basis liggen van een psychische stoornis in de hersenen plaatsgrijpen en zolang de hersenen een orgaan van het lichaam zijn blijft een dokter noodzakelijk. De medische psychiatrie is aantrekkelijk volgens Denys juist omdat ze stigmatiserend werkt. De natuurlijke aversie tegen de psychiatrie moet juist worden gekoesterd. Denys laat zich ontvallen: “het is ons om de ziel te doen en niet om de mens.” Daar is dat woord weer, nu in een schokkende combinatie.

Veel psychiaters kunnen de druk en de breedte van de bij hen neergelegde taken binnen de GGZ niet meer aan. Denys wil de zorg splitsen of beter gezegd: hij wil de medische professie binnen de psychische hulpverlening uitbreiden:

  • Het benoemen van de “huisarts van de psyche”, een nieuwe medische discipline: “de GGZ arts”;
  • De psychiater als medisch specialist, die beter dan nu wordt opgeleid.

Welke toename in onkosten deze operatie met zich mee gaat brengen geeft Denys niet aan.

Denys pleit verder voor het herwaarderen van klinische expertise versus de nu in de mode zijnde Evidence-Based Medicine. Het individuele en creatieve psychiatrische reflecteren verarmde de afgelopen decennia tot collectief uitvoerend en registrerend handelen. Behandelen werd synoniem met het uitvoeren van zorgstandaarden en richtlijnen.

Diagnostiek werd het afvinken van criteria van de door Amerikaanse psychiaters ontwikkelde Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) criteria. Veel professionals gebruiken de DSM-indeling niet als handleiding maar als de waarheid. Ze klampen zich eraan vast uit angst voor klachten of uit angst om af te wijken van de regels.

Het DSM handboek staat onder scherpe kritiek. Epidemiologen betwijfelen de geldigheid van ziektecategorieën. Psychiaters missen levensaspecten. Wetenschappers ontkennen de ziektecategorieën omdat ze hun hypotheses niet ondersteunen.

Denys houdt ondanks deze door hemzelf goed omschreven kritiek echter vast aan de DSM als classificatiesysteem. Met name klinische expertise is daarbij nodig om een goede diagnose te stellen. Denys is van mening dat zijn collega-psychiaters geen goede diagnoses stellen. Zou het goed gebeuren dan zou een derde van de diagnoses vereenvoudigen. Dat zou volgens Denys dan een derde in de kosten schelen voor de overheid en een derde aan verdriet voor de patiënt. Deze rekensom grijpt Denys wederom volkomen uit de lucht.

Aanpassing van de zorgvraag

Denys geeft aan dat we zullen moeten leren zelf te evalueren of ons lijden normaal of abnormaal is, aanvaardbaar of onaanvaardbaar, betekenisvol of betekenisloos. Waar komt de onzalige behoefte vandaan om psychische problemen bespreekbaar te maken, vraagt Denys zich af. Volgens Denys abnormaliseren we het normale psychisch lijden tot stoornissen als depressie, burn-out maar ook ADHD en autisme. We moeten ons gezamenlijk verzetten tegen dit abnormaliseren. Psychiater Denys roept ons op vooral normaal te doen, wat dan weer miljoenen aan besparingen zal opleveren. Of zouden het miljarden zijn? Denys rekent het ons niet voor.

Beschouwing van strikte grenzeloze verwarring

Denys spreekt graag over paradoxen. In zijn boek speelt echter een paradox die Denys over het hoofd ziet. Het is er een in de meest verontrustende vorm van de Double-Bind communicatie. Het is niet de bevolking die al die psychiatrische DSM-categorieën tot leven heeft gewekt. Het zijn de psychiaters die deze etiketten vanaf de jaren ’80 onophoudelijk zijn gaan plakken. Nu enkele decennia later gewone mensen deze taal zijn gaan overnemen, ongemerkt patiënten geworden zijn, en deze taal gebruiken om hun situatie en lijden te verhelderen, verwijt de psychiater het “de patiënt” om in deze ziekmakende begrippen te denken. “Doe eens normaal joh” wordt dan het credo van de psychiater in de 21e eeuw. In de op communicatie georiënteerde psychologie wordt deze Double-Bind communicatie gezien als verontrustende voorbode van grote psychische problemen als schizofrenie in families. Dat geeft te denken… Speelt dit proces van etikettering en overname daarvan door de bevolking een positieve rol in het laten toenemen van “psychische problematiek” of mensen die in dit soort termen spreken?  Deze stelling ligt redelijk voor de hand. Waarom noemt Denys deze invalshoek dan niet?

Als verantwoordelijken in de psychische zorg gebruikten psychiaters het DSM-stelsel in samenwerking met verzekeraars om zorg mogelijk te maken voor mensen met echte psychische klachten, of in Denys’ termen: abnormaal psychisch lijden. Het DSM-stelsel werd eind jaren ’80 in Nederland door psychiaters omhelsd juist om psychische zorg te kunnen afbakenen van welzijnszorg. Mensen die niet aan de criteria voldeden voor een stoornis kwamen niet in aanmerking voor behandeling. Punt. Zo eenvoudig was het. Dat was het model om toename van oneigenlijk gebruik en nodeloze kosten te beteugelen eigenlijk in een tijd dat de kosten de pan nog helemaal niet aan het uitrijzen waren. Er waren in de volksmond ook echt nog niet zo veel diagnoses in die tijd. Je had ze niet alle vijf op een rijtje, was depressief of overspannen, veel te bang of zo gek als een deur of zoals u wil: een bos juin. Denys ziet wat ervan gekomen is maar pleit desalniettemin voor voortzetting van hetzelfde model van strikte classificatie met de talloze DSM-categorieën waarbij hij dan iets strikter zal classificeren dan zijn collega’s in den lande, om het goede voorbeeld en besparingen te realiseren.

Denys betrekt de geschiedenis bij zijn uiteenzetting wat op zich interessante doorkijkjes geeft. Medio 1880 werd er al net zo zorgelijk aangekeken tegen de immer voortrazende maatschappelijke ontwikkelingen die zonder twijfel grootse psychische problematiek tot gevolg zou hebben. De zorgelijkheid is van alle dag.

Denys heeft dan merkwaardigerwijs weer geen oog voor de eerder genoemde interessante periode van de jaren 80 van de vorige eeuw. In die tijd werden in de ambulante GGZ de versnipperde hulpverleningsmogelijkheden samengebracht in een landelijk regionaal systeem van RIAGG’s (Regionaal Instituut voor de Geestelijke Gezondheidszorg). Een 50-tal RIAGG vestigingen waarbij geheel Nederland werd voorzien. Uitgangspunt was regionale bereikbaarheid voor cliënten. De in dat gebied statistisch op wetenschappelijke gronden voorkomende psychische problematiek werd vertaald in een budget waarmee de vestiging aan de slag kon. Geen financiering in de vorm van marktwerking of u vraagt wij draaien. Financiering op basis van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Dit was een tijd waar wetenschappelijk onderzoek nog niet was verweven met allerlei maatschappelijke en commerciële belangen. Nog niet eens zo heel erg lang geleden dus.

Terugkijkend maakt het wel duidelijk waar dit hele gebied van de GGZ langs is afgegleden. Ook Denys spreekt in zijn boek over de teloorgang van de wetenschappelijke kennis door de zoveel mogelijk artikelen producerende machinerie die niet selecteert op inhoud maar op kwantiteit.  In de tijd van de RIAGG’s was er zelfs budget voor preventie. NB! Een  budget gericht op het verminderen van het ontstaan van psychische hulpvragen! Dat is nog eens het omgekeerde van marktdenken…

Concreet heeft het model van marktwerking diegenen die betrokken zijn bij de aanbodzijde van de markt bepaald geen windeieren gelegd. Verzekeraars spelen aanbieders tegen elkaar uit en versterken zodoende hun eigen positie op de markt. Hoe meer probleemgevallen hoe meer werk voor de verzekeraars. Het aantal mensen dat verkast van de ene naar de andere zorgaanbieder behoeft ook de nodige zorg van de verzekeraar dus da’s ook niet verkeerd, al vraagt het wat meer mankracht, administratie en onoverkomelijk een wat hogere premie natuurlijk. Wat het zorgaanbod betreft zijn net als in een warenhuis tal van subdivisies en gespecialiseerde teams ontwikkeld binnen een moderne GGZ-instelling wat natuurlijk ook prachtig is. Waar is tegenwoordig nog een warenhuis te vinden waar de mensen maanden in de rij gaan staan om uiteindelijk hun inkopen te doen. Qua marktwerking een geweldig commercieel succes… Toch? Helaas, de hulpvrager is de dupe van deze vercommercialiseerde op medisch model geschoeide versplintering binnen de GGZ die voor wachttijden zorgt voor kolonnes hulpvragers in het warenhuis die nog steeds niet bij de juiste afdeling zijn aangekomen… Shop till you drop… Slachtoffers van seksueel misbruik die hun nood moeten klagen in de Tweede Kamer en wachtlijstwachters die op het Binnenhof dagelijks aandacht vragen voor deze misstanden… Het moet niet gekker worden!

Is het eigenlijk wel erg dat er veel belangstelling is voor psychische ondersteuning door professionals?. Denys heeft het over een totaal gebrek aan kennis op het gebied van psychische klachten bij onze bevolking en de totale afwezigheid  van algemeen onderwijs op dit gebied op onze scholen. Het klopt dat gebrek aan verkeersles veel verkeersgewonden met zich mee kan brengen. Zo zou het ook kunnen dat heel wat Nederlanders op bepaalde momenten in hun leven bezig zijn met een inhaalslag van informatie op dit gebied? Ja dat kost geld. Onderwijs kost ook geld. We mogen kiezen waar we onze kinderen in willen onderwijzen en preventief zou dat heel wat zoden aan de dijk zetten. Hoeveel miljoen dat oplevert? Ik zou het niet durven zeggen… sowieso hoeven we ons geen illusies te maken. Als mensen zich niet meer bezig gaan houden met hun persoonlijk psychisch welzijn, waar gaan zij zich dan mee bezighouden? En wat gaat dat maatschappelijk gezien kosten?

Naast dat de door psychiaters ontwikkelde DSM-classificatie grote gevolgen heeft gehad voor het denken over psychische klachten zijn er dus ook gevolgen geweest voor het inrichten van zorginstellingen langs dezelfde lijntjes. Net als het algemeen ziekenhuis eigenlijk, want kennelijk is er een sterke drang onder professionals in de psychische zorg om ook “doktertje” te willen spelen. Tuurlijk, dat is de machtigste plek en dat willen we allemaal wel. Elke afdeling zijn eigen specialist klinkt lekker overzichtelijk maar heeft in de praktijk de uitwerking dat de ene specialist zich per definitie onkundiger zal moeten verklaren dan de andere specialist. Hier worden de handen in de lucht geheven en ontstaat systemisch gezien binnen korte tijd totale machteloosheid.

Dit alles bij elkaar maakte dat ook wetenschappelijk onderzoek naar wat werkte in behandeling eenzelfde opzet kende. Behandelingsprotocollen werden op geclassificeerde begrippen gericht en niet op personen met levenservaringen. Niet op een psychologische belevingswereld of levensfase maar op klachten sec. Therapieën ontstonden in de intellectuele wereld en zijn intellectuele puzzelwerkjes van mensen die denken dat psychische problemen rationeel op te lossen zijn. Zo vliegen ze als intellectuelen zelf immers problemen aan. Therapieprogramma’s worden gemaakt als “one size fits all” of computerprogramma’s. Het zijn therapieën voor gestandaardiseerde personen, voor geautomatiseerde personen oftewel: robotten. In uit de DSM psychobabble gegenereerde conversaties proberen mensen te voldoen aan robotalgoritmen en daarop “branden zij door”. Gemiddelde mensen hebben immers de neiging zich aan te passen of te onderwerpen binnen de heersende machtsverhoudingen. In onze tijd zijn dat robotten, computers en individualistische neo-liberalistische zelfverwerkelijkings-verkooppraatjes, protocollen en administratieve formularia en meetinstrumenten. Het gerapporteerd geluksgevoel en de toename aan psychische stress in eerder genoemde enquêtes is zodoende allebei waar! Hoe verknipt wil je het hebben? Het gaat er dus zeer zeker over dit lijden als lijden te herkennen… Zeker als de psychiatrie het (problematische) bewustzijn aanwakkerde en vervolgens cliënten met lege handen verwelkomt…

Coppola quote

Denys begint zijn boek met een quote van Francis Ford Coppola in relatie tot diens wereldberoemde film Apocalypse Now: “We were in the jungle. There were too many of us. We had access to too much money, too much equipment. And little bij little we went insane.” Ik denk dat Denys zich geïnspireerd voelt door het gedeelte dat beschrijft dat er te veel van alles was. Parafraserend is zijn boek getiteld: “Het (De) tekort(koming) van het teveel” en dat wijst in de richting van het probleem en de oplossing die Denys voor ogen ziet: er is van alles teveel en snoeien of bezuinigen is de remedie.

Wat mij betreft zit de moeilijkheid meer in wat in de eerste zin verwoord wordt: “We were in the jungle.” Deze jungle gekenmerkt door gebrek aan overzicht, wildgroei aan inzichten en een samenleving die mensen isoleert in afwijkendheid, consumentisme en prestatiedrang in combinatie met een psychische zorg die mensen vervreemdt van hun eigenheid in saamhorigheid en de klachten die dat geeft medicaliseert … ja dat is een jungle die zijn weerga niet kent en op zich krachtig genoeg is om beetje bij beetje zeer machteloos en gekmakend te maken… en dat is er dus ook van gekomen…

Maar gelukkig heeft deze jungle juist ook van alles heel veel in zich om  zich uiteindelijk te ontwikkelen naar een evenwichtiger niveau. Zeker als we dit met velen aanpakken en het vele geld goed besteden en dit doen samen met de mensen met psychische klachten. Vertrouwen op hoe goed zij dat kunnen aangeven. En trouwens… die film van Francis werd met al die mensen, al die apparatuur en centen, en al die gekte toch juist ook best wel een beetje heel erg ok?… Ja toch?! Dacht ik wel! Een meesterwerk…