Muziek / Concert

Grote muzikaliteit en scherts met ondertoon

recensie: Corrie en de Grote Brokken

Feest moest het worden en feest werd het. Corrie en de Grote Brokken vierden in het Bimhuis  de hoogste der kunsten en het leven zelf. Een duidelijke boodschap ook richting de politiek in Den Haag, want ‘we gaan door, hoe dan ook’.

Gitariste, componiste en bandleider Corrie van Binsbergen startte precies vijfentwintig jaar geleden met haar Brokken, tien jaar later gevolgd door de Grote Brokken. De tour die deze verjaardag moet markeren wordt vergezeld van een cd-uitgave, VIER!, Het Beste van de Grote Brokken, die vanavond flink aftrek vindt bij het Amsterdamse publiek. Het mengen van stijlen en overschrijden van grenzen in de muziek is tegenwoordig meer regel dan uitzondering, maar Van Binsbergen deed dat toentertijd al. In die tijd was dat nog verwarrend voor programmeurs, want waar moest je de muziek onderbrengen en op welk podium moest je de band presenteren?

Jazzhuis versus poptempel

~

Nu staat de groep in een jazzhuis, maar zou de Grote Brokken niet net zo goed in Paradiso kunnen aantreden? Dat Van Binsbergen toch vaak met jazz wordt vereenzelvigd, komt waarschijnlijk door haar voorliefde voor improvisatie. Ook vanavond is er weer volop ruimte voor spontaniteit, die op onnavolgbare wijze is vervlochten met de geschreven compositie. De gitariste heeft uitgesproken jazzmuzikanten in haar gezelschap, zoals saxofonist Jasper Blom, voor wie het vrije spel een tweede natuur is, maar ook mensen uit de popmuziek zoals zanger/gitarist Wouter Planteijdt en zanger Bob Fosko. De meesten werken al jaren samen en dat betaalt zich uit. Alles klopt, in een meesterlijk samenspel.

Voor Van Binsbergen is de grote variëteit aan genres binnen de muziek nog niet genoeg. Theater en literatuur hebben altijd een rol gespeeld in haar werk, bijvoorbeeld in optredens met Toon Tellegen, Remco Campert en Ramsey Nasr. In het Bimhuis leeft zangeres Beatrice van der Poel haar theatraliteit uit, vaak samen met Fosko. Het stel vormt een fraai duo, de wat grover gebekte en ogende zanger/acteur en de wat fijner besnaarde Van der Poel bieden elkaar goed tegenspel in de vaak absurdistische dialogen. ‘Mag ik mijn hart aan uw voeten leggen?’ ‘Als u ze maar niet vuil maakt.’

~

Even later klinkt een Nederlandstalige blues met een bulderende Fosko: ‘Fietsen is gezond, trappen, trappen, trappen.’ De tekst is van schrijver Lévi Weemoedt, elders klinken ook de woorden van Drs. P.

In een onvervalst rock-‘n-rollnummer stelt Fosko: ‘Liefde is de grootste straf die God ons heeft gegeven.’ Van der Poel ontkent dit ten stelligste. Zo is het concert doorregen van humor op een cabareteske wijze, maar altijd vergezeld van die overweldigende klankenrijkdom van de tienkoppige band.

Opvallende prestaties

~

Brokkenman van het eerste uur drummer Arend Niks is geveld door een hernia, zijn plaats wordt ingenomen door Yonga Sun. Sun is een voortreffelijk vervanger, die precisie paart aan soepelheid en uiterst strak opereert. Hij speelt vaker met Van Binsbergen en bassist Hein Offermans. Rietblazer Blom ondertussen, geeft het cliché van de scheurende sax nieuwe impulsen en kan ook velours klanken halen uit zijn klarinet, terwijl Van der Poel tot Kate Bush-achtige hoogten stijgt. Hans Hazebos toont zijn virtuositeit op vibrafoon, tot groot enthousiasme van de zaal, en Planteijdt is een fenomeen. Zo komen vele muzikale hoogstandjes voorbij, in stijlen als wals, mars, opera, gospel, funk, soul, filmmuziek en soundscape, en ja, toch ook jazz.

~

En Van Binsbergen zelf? Die straalt en geniet. Met een zinderende en bezielde solo opent ze na de pauze de tweede set. Ze bewijst vanavond wederom dat haar betekenis voor de Nederlandse muziekpraktijk groot is. Over vijf jaar zou er een lustrum gevierd kunnen worden. Het publiek kijkt er naar uit. Paradiso dan maar?

Nog te zien:
8/10 Breda Chassé Theater
10/10 Enschede Jazzpodium Drienerlo
12/10 Utrecht Rasa
13/10 Rotterdam Lantaren/Venster
14/10 Den Bosch Muziekcentrum De Toonzaal
25/10 Haarlem Stadsschouwburg

Theater / Voorstelling

Geestig voyeurisme met weinig diepgang

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Stadsgeheimen

.

Boeken / Non-fictie

Een portret van de anorect als student

recensie: Nine Pankras - Hoe ik mijzelf halveerde en de anorexia weer te boven kwam

Wat geadverteerd wordt als ‘het eerste opgewekte boek over anorexia’ leert één ding: leven met anorexia is voornamelijk ontzettend saai.

Hoe ik mijzelf halveerde en de anorexia weer te boven kwam begint sterk: Nine Pankras was 21 jaar toen ze ziek werd, wilde nooit Kate Moss worden, maar raakte simpelweg verdwaald in haar poging een beetje af te vallen. Haar succes smaakte naar meer, en eten werd een obsessie waarin controle belangrijker bleek dan gezondheid. Helaas voegt het boek zelf weinig aan dit bondige voorwoord toe.

Weinig verzadigend

In een jonge, waarbenjij.nu-achtige blogstijl wordt elk klein incident uit Pankras’ leven gedeeld; van haar studietijd in het Britse Southampton tot haar relatie met de kleurloze Maarten. Deze verhaaltjes geven geen inzicht in de ziekte of het leven van de auteur, maar dienen enkel als paginavulling. Zie Pankras’ vakantie in Frankrijk:

We vermaken ons kostelijk (‘neem deze afslag maar.’ ‘O mijn god, je stuurt me de Champs-Élysées op!’) en het eten gaat goed. Ik zorg er nauwkeurig voor dat ik nooit over mijn eetlijst heen ga. De lastigste momenten voor mij zijn het inkopen doen voor het avondeten, keuzes maken is niet mijn sterkste kant, en het koken. Ik houd Marjolein in de gaten en loop even weg als zij naar mijn idee te veel boter in de pan mietert. Paniek! Ik sluit me vijf minuten op het toilet op om bij te komen. Daarna is de rust redelijk wedergekeerd en wandel ik terug naar de tent.

Wat kan het doel zijn van een autobiografie over anorexia? Inzicht in de ziekte of de patiënt, lijkt het antwoord, maar niet alleen slaagt Pankras daar niet in – ze lijkt het niet geprobeerd te hebben. Weliswaar besteedt ze een hoop aandacht aan de dwangmatige en verslavende aspecten van anorexia, maar ze gaat nooit de diepte in. De therapeuten uit Hoe ik… hebben gelijk: het ontbreekt Pankras aan elke zelfreflectie.

Zo is het boek gekleurd door Pankras’ karakter. Er is sprake van een totaal samenvallen van leven en narratief – maar waar de grootste memoires getekend worden door een van boven opgelegde symboliek en eenheid, bestaat de eenheid hier enkel in oppervlakkige overeenkomsten. En waar de sterkste non-fictiewerken problemen van meerdere kanten bekijken en een structuur van kennis en opinie toepassen, blijft Hoe ik… achter in de simpele alledaagse beschrijvingen van een studentikoos dagboek.

Een beperkt perspectief


Het ontbreekt het boek niet alleen aan diepte, maar ook aan breedte; in 300 pagina’s gaat Pankras nauwelijks in op de culturele of historische aspecten van haar ziekte. ‘Taking up space’, Laurie Penny’s hoofdstuk over anorexia in haar boek Meat Market (2011), bespreekt en prikkelt meer gebieden in veertien pagina’s dan Pankras beslaat in een geheel boek.

In Penny’s artikel komen het concept van vrouwelijkheid, de puberteit en zelfs de verheerlijkende benadering door populaire media aan bod. Maar het duidelijkst beschrijft Penny de angst en onzekerheid die vrouwen om het hart slaat wanneer ze zich bewust worden van hun verlangens – naar seks, eten, succes, carrière, reizen, wat dan ook – en de beperkingen die de maatschappij hen daarin opwerpt. Nu en dan lijkt Pankras ook bang te zijn voor haar eigen verlangens, al was het maar omdat ze ze niet kan benoemen.

Een onbepaald publiek


Pankras heeft geen studie over de eetstoornis geschreven, maar geprobeerd een beeld te geven van de ziekte. Maar voor wie is dit beeld bedoeld? Niet voor (ex-)eetgestoorden; de talloze beschrijvingen van (het gebrek aan) eten kunnen hun geestesgesteldheid nauwelijks ten goede komen. Ook familie en bekenden van patiënten zullen weinig in het boek vinden wat ze niet zelf al wisten; anorecten zijn frustrerende, vermoeiende en tragische schepsels vol zelfdestructie.

Pankras’ boek lijkt misschien het stereotype van de anorect als meisje dat koste wat kost dun wil zijn te weerleggen, maar eenieder die enige ervaring heeft met een eetstoornis kent het tweede stereotype: dat van de geobsedeerde, hulpeloze patiënt. Dit boek bevestigt slechts de anorect als hulpeloos en oppervlakkig mens, en gaat elke diepere reflectie en bredere vraagstelling uit de weg. Pankras’ verhaal mist de urgentie, levenswijsheid en expertise om gedeeld te worden.

Boeken / Fictie

De klappen van de toekomst

recensie: Jennifer Egan (vert. Ton Heuvelmans) - Bezoek van de knokploeg

Deze roman handelt over het ontzagwekkende onderwerp van de verstreken tijd. En doet dat met de allure van een klassieker.

Jennifer Egan heeft met Bezoek van de knokploeg onder meer al een Pulitzer binnen. De lay-out en het begin zijn die van een rock-‘n’-rollroman. Bennie Salazar is hoofd van een succesvolle, maar enkel kitschmuziek producerende platenmaatschappij. Bennie verlangt almaar meer terug naar echte muziek en naar zijn – in het boek centraal staande – punkjeugd in San Francisco. Dan is er Sacha, op wie je om verschillende redenen verliefd moet worden – wat meerdere personages dan ook doen. Zij is Bennies assistente en bovendien kleptomaan. De twee rollen blijken compatibel, want zij vindt altijd alles waarvan hij nog niet eens weet dat hij het kwijt is.

Satire
Dergelijke satirische verhaalelementen heeft Egan in de gehele roman vervlochten. Het levert vele heerlijke momenten op, die balanceren met ademstokkende momenten. Het werkelijke thema is namelijk dat van de metaforische knokploeg. Deze representeert dat wat de toekomst anders heeft gebracht dan gehoopt. De knokploeg is bij vele personages langsgekomen om dromen kapot te slaan, de subjecten uiteindelijk verward achterlatend.

Dat dit donker-romantische grondthema zich zo aan de lezer opdringt is vooral een gevolg van de ingenieuze compositie. Ieder van de dertien hoofdstukken heeft een of meerdere nieuwe hoofdpersonen, steeds iemand naar wie in een eerder hoofdstuk al is verwezen (waarbij Sacha en Bennie in de meeste verhalen voorkomen). Ook verschilt het jaar waarin het hoofdstuk speelt, variërend van 1970 tot een decennium ná 2011.

De toekomst intact

~

Hierdoor zijn allerlei onderlinge verwijzingen en al dan niet impliciete hints mogelijk, wat onbedaarlijk mooie effecten oplevert. De lezer ziet steeds vanuit het perspectief van een ander personage een vorige of volgende hoofdpersoon en diens situatie en dromen van een of twee decennia eerder, ofwel het resultaat daarvan jaren later. Zo zie je dus hoe het was toen de jeugd en dromen nog intact waren, of juist wat het effect is geweest van de langsgekomen knokploeg.

Gelukkig komen sommigen de klappen van de toekomst te boven. Zoals Jules, zwager van Bennie, die na vijf jaar gevangenis zijn hoop weer hervindt: ‘Natuurlijk loopt alles op zijn einde, maar voorlopig nog niet.’ Geen heel verrassende constatering, maar de lezer is na 100 pagina’s Bezoek van de knokploeg bijna verrukt dit te horen.

In andere gevallen blijkt het personage zelf de toekomst te kunnen inrichten. Rhea, een meisje uit Bennies punkjeugd dat zich een groene hanenkam aanmat om haar sproeten minder op te laten vallen, blijkt dat te hebben gedaan. Het gouden advies kwam verrassend genoeg van Lou, egoïst pur sang en platenbaas van de generatie voor Bennie:

Op een goeie dag komt er een vent die helemaal gek is van die sproeten. En die ze een voor een zal zoenen.
(…)
Hij zegt: de wereld zit vol met klootzakken, Rhea. Luister niet naar ze – luister naar mij.
Ik weet dat Lou een van de klootzakken is. Maar naar hem luister ik toch.

Continue beweging
Die klootzakken vormen knokploegen (en Lou is deel van een knokploeg die iemand anders visiteert). Rhea luistert en met haar komt het goed, voor haar is het niet nodig in de verstreken tijd te duiken. Maar samen met de andere personages verwondert de lezer zich over waarvandaan en wanneer precies de knokploeg is gekomen die de weg van A naar B heeft geblokkeerd of afgebogen.

In het begin zou je even kunnen vrezen dat de roman verzandt in soms net te gemakkelijke symboliek. Het is een vrees waarvoor je je gaandeweg gaat schamen, want niets blijkt meer ongegrond. Dankzij Egans originele vertelstijl blijft het boek continu bewegen en verrassen. En bovenal volgt in Een bezoek van de knokploeg moment op moment, satirisch en verdrietig, dat aankomt als een mokerslag. Voortreffelijk.

Boeken / Fictie

De schaduwkant van gezamenlijk individualisme

recensie: Joe Dunthorne (vert. Theo Scholten) - Het feest is voorbij

.

Een krachtig begin van Joe Dunthornes tweede boek, Het feest is voorbij, waarmee hij tracht om zijn debuut te evenaren, zo niet te overtreffen. Wat bepaald geen sinecure is. Toen Dunthorne in 2008 doorbrak met zijn boek Submarien werd het onthaald als briljant, scherp, grappig en onbeschoft en werd de auteur gezien als een moderne Salinger. Vanaf september jongstleden is van Submarien zelfs een boekverfilming (geproduceerd door Ben Stiller) in de Nederlandse bioscopen te zien.

Isolatie door vrijheid
In Het feest is voorbij maakt de lezer kennis met het reilen en zeilen van een commune in Wales. De schrijver doet dit door eerst stuk voor stuk de relaties die binnen de commune bestaan te schetsen, om vervolgens afwisselend de meest elementaire banden uit te diepen. Het verhaal beschrijft aan de ene kant het dwangmatige pogen van leider Don om de communeleden te passioneren voor zijn idealisme, en aan de andere kant de toch negatieve effecten die de commune heeft op het denken, voelen en gedragen van de individuele leden. Waar Don de communeregels als heilig ziet, zien de overige personages ze meer als noodzakelijkheid, een gevolg van het vrije denken binnen de commune. Iets wat paradoxaal genoeg juist voortkomt uit de gezamenlijke denkwijze.

Gevolg van het verschil tussen de beide belevingswerelden is dat er spanning ontstaat tussen de leden. Langzaamaan lijkt de hechte band tussen de personen af te brokkelen, daar waar Don uit alle macht probeert om alle neuzen dezelfde kant op te houden. Terwijl ieder zich steeds verder opsluit in de eigen leefwereld en zich afzet tegen de anderen, wordt door Dunthorne toegewerkt naar een climax; een feest door Don georganiseerd om de commune een nieuwe impuls te geven, hoewel heimelijk ook om zijn relaties weer op te vijzelen. Een climax waarbinnen de individuele ontwikkelingen tot een confrontatie komen met die van de anderen en het pleit tussen iedereen voor eens en altijd wordt beslecht.

Salinger II
Het feest is voorbij kan worden gezien als een protest tegen het hedendaagse individualisme. Want hoewel de essentie van de geportretteerde commune het delen en samenzijn is, heeft de vrije geest die daar heerst juist tot gevolg dat ieder zich ontwikkelt volgens de manier die hij of zij zelf het prettigst vindt. Dit maakt dat men elkaar niet langer begrijpt, zich van de ander verwijdert en in een isolement komt, met desastreuze gevolgen. Een ander thema dat Dunthorne aansnijdt is dat van de spanning tussen idealisme en realisme, die onverenigbaar lijken te zijn. Hoezeer andere leden ook bij Don wijzen op het verval binnen de commune, hij kan zijn idealisme niet opgeven omdat dat voor hem zijn reden van bestaan is.

Qua stijl lijkt de auteur te hebben voortgeborduurd op Submarien. Ook dit boek is scherp, grappig en onbeschoft. Mogelijk heeft Dunthorne hiermee zijn handschrift definitief neergezet. Toch is deze publicatie niet briljant. Er wordt te hard geprobeerd om originele woordspelingen te vormen en veel lijkt een herhaling van Submarien te zijn, niet in het minste het personage van de onorthodoxe tiener, die ook in het nieuwste boek een grote rol speelt. Dunthorne mag door zijn karakterschetsen dan wel de moderne Salinger worden genoemd, maar feit blijft: Salinger was hem voor.

Worden echter The Catcher in the Rye en Die Blechtrommel terzijde geschoven dan blijft een boek liggen dat verbaast, prikkelt en doet hunkeren naar meer bladzijden. Geen Salinger dus, maar definitief een Dunthorne.

Theater / Voorstelling

Kicks en snelheid als zoekhulp naar je identiteit

recensie: de Kiss Moves - NOW or (N)EVER

.

~

‘Hello, my name is Dorottya, my sofinumber is 129034775’, met een ferme handdruk stelt de danseres zich voor en loopt weer verder. Nog voor de voorstelling NOW or (N)EVER begint, lopen enkele dansers beurtelings naar boven om zich voor te stellen en enkele cijfermatige feiten over zichzelf te melden. Een paar rijen lager stelt danseres Astrid zich voor en dreunt haar pincode op. Op de vloer lopen de dertien dansers door elkaar en botsen soms per ongeluk. In een oogwenk staan ze allemaal op een rij voor het publiek en beginnen hard door elkaar hun persoonlijke verhaal te vertellen. Van het opzeggen van hun pincode en sofinummer tot hun lengte en geboorteplaats. Zo nu en dan vang je een kreet uit een verhaal op:’…blauw…’, ‘…Hungaria…’, ‘…77…’, ‘…Gouda…’.

Oppervlakkigheid en kicks
De KISS moves is het huisgezelschap van Theater de Meervaart. Hun identiteit ontlenen ze aan een combinatie van verschillende leeftijden, dansstijlen, culturele achtergronden en de bijdrage die de dansers leveren aan de groep. Naast de vrije publieksvoorstelling geven ze schoolvoorstellingen en educatieve workshops.

~

In twee choreografieën geeft de KISS moves hun eigen visie op NOW or (N)EVER. De  huischoreografen Dorottya Kiss en René Vrielink en gastchoreograaf Alfredo Fernández geven elk op hun eigen manier invulling aan de waanzin, snelheid, kicks en oppervlakkigheid van deze tijd.
Het is NOW or (N)EVER; alles is altijd in beweging en verliest zijn vaste vorm. Op verschillende muziekgenres zijn de dansers constant op zoek naar ‘kicks’ en hun eigen identiteit.

Rust
In alles is het tweede deel een tegenstelling van het eerste deel. De rust is teruggekeerd. Niet alleen in de muziekkeuze, maar ook in de choreografie. In While We’re Here stappen de dansers uit de hectiek van de eerdere voorstelling. In alle rust zitten ze verspreid op de grond. Om de beurt laten ze op de fel verlichte vloer zien wat hun expertise is. Moderne dans, ballet of hiphop. De KISS moves werkte voor dit deel samen met de choreograaf Alfredo Fernandez. Na een carrière als balletdanser bij het Nationale ballet maakte hij de oversprong naar moderne dans en choreografie.

Hysterie
NOW or (N)EVER begint als een hysterische clip op MTV, maar eindigt rustig en beheerst. Het is een indringende voorstelling over de verbinding en tegenstrijdigheden tussen massa en individu. De snelheid waarin de dansers wisselen van samenstelling en dans zal het zeker bij de jongere kijker goed doen. Geen lange zelfde choreografieën, maar snel switchen en zappen. Op sommige momenten is er in iedere hoek op de vloer een andere choreografie, waardoor het voor de kijker even moeilijk te volgen is. Het is de tegenstelling tussen de twee delen waardoor je met verbazing naar de dansers blijft kijken. Het is NOW or (N)EVER, willen we onze eigen identiteit behouden.

 

Muziek / Album

Prikkelend scherp

recensie: EMA - Past Life Martyred Saints

EMA kiest met haar debuut Past Life Martyred Saints voor een solocarrière na haar werk in Gowns. De pittige tante verwerft met dit album een plaatsje tussen PJ Harvey en Patti Smith.

EMA is de samentrekking van de initialen van Erika M. Anderson. Anderson was frontvrouwe van Gowns die in de vijf jaar van haar bestaan niet boven het maaiveld van de middelmatigheid wist uit te steken. Met EMA gaat het haar wellicht wel lukken; het debuutalbum bevat venijnige noise-folk die hard de aandacht trekt en je raakt.

IJskoud

~

Past Life Martyred Saints opent met ‘The Grey Ship’ dat naast de vergelijking met PJ Harvey en Patti Smith ook een relatie met Joy Division oproept. Het broeierige en toch soms ijskoude geluid van EMA grijpt de luisteraar bij de lurven. Het doet denken aan een fabriekshal of een koude kelder met scherp Tl-licht. De zware basklanken voegen een heerlijk gevoel toe. Als het zes minuten durende openingsnummer je niet pakt, zal de rest van het album ook niet bekoren. De composities die volgen, ‘California’, ‘Anteroom’ en ‘Milkman’, passen prima in het opgebouwde beeld. Midden tussen de scherpe liedjes verrast EMA in ‘Coda’ met a-capella zang die klinkt als een samenzang van schoolmeisjes. Een vreemde eend op een album dat de grenzen verkent van de noisy-folk.

Dondersteen
Het ongepolijste geluid van EMA klinkt prikkelend. Met Past Life Martyred Saints wil Erika M. Anderson doorbreken naar het grote publiek. Lukt dit niet, dan horen we wellicht nooit meer iets van haar, zo heeft ze zich laten ontvallen. Voor de liefhebber van het minder beschaafde geluid van PJ Harvey en Patti Smith is er met EMA een nieuwe ster aan het firmament die het ruwe muzikale hart sneller laat kloppen. Hopelijk behoudt ze de scherpe kantjes van het debuut. En laat je niet op het verkeerde been zetten door de lieflijke hoes van dit album: het engelachtige meisje met een aureooltje herbergt een dondersteen die je wakker schudt.

8WEEKLY MediaPlayer

 

http://www.youtube.com/watch?v=BacPDrDeY8U

Boeken / Fictie

Afstandelijke intimiteit

recensie: Lydia Davis (vert. Peter Bergsma) - Bezoek aan haar man

.

Ze schreef een roman en zeven verhalenbundels. Ze ontving veel internationale waardering voor haar verhalen. Ze is vertaalster uit het Frans (naar het Engels) en ontving ook hiervoor een onderscheiding. En nu is dan ook eindelijk een gedeelte van haar werk in het Nederlands vertaald.

In de verhalenbundel Bezoek aan haar man – en andere verhalen kan het Nederlandse publiek kennismaken met Lydia Davis. En dat is een prettige kennismaking, hoewel Davis’ verhalen misschien niet direct als ‘prettig’ omschreven zullen worden.

90 keer oppervlakkige diepgang

In nog geen driehonderd pagina’s vertelt Davis bijna negentig verhalen, hoewel de term ‘verhalen’ hier enigszins misleidend is. Wat de lezer in die pagina’s over zich heen krijgt, zijn voornamelijk fragmenten uit een leven, flarden van een gedachtestroom en dit vaak in niet meer dan enkele zinnen. Uitvoerige beschrijvingen van de personages ontbreken. Zo kan het dat het hoogtepunt van informatieverstrekking plaatsvindt in het verhaal ‘Het dienstmeisje’, waarin, de titel verraadt het al, duidelijk wordt wat de hoofdpersoon beroepsmatig doet. 

Het uitje

Een woede-uitbarsting langs de weg, een weigering om te praten op het pad, zwijgen in de dennenbossen, zwijgen bij het oversteken van de oude spoorbrug, een poging tot vriendelijkheid in het water, een weigering de ruzie te beëindigen op de platte stenen, een kreet van woede op de steile zandoever, huilen tussen de bosjes.

In bovenstaand voorbeeld ontspint zich een hele wereld in slechts een zin. Dit verhaal is exemplarisch voor deze bundel. 

Twee raak schietende lagen

‘Schrijven is schrappen’ wordt hier tot in de perfectie toegepast en zo krijgen de handelingen en gebeurtenissen hun vorm en samenhang. Davis schrijft geen woord te veel, alles is teruggebracht tot de essentie. Een essentie die de lezer raakt, juist door de uitgeklede, kale vorm die de auteur hanteert. De wereld van Davis is grauw, eenzaam, fatalistisch en paranoïde en daar worden we op een ruwe, directe wijze mee geconfronteerd.

Maar er is meer: onder de troosteloosheid zit een sprankje hoop en troost verborgen, al is het door de spaarzame schrijfstijl soms wel even zoeken naar deze tweede laag. Neem het onderstaande voorbeeld uit het verhaal ‘Moeders’. Hier wordt de onbegrepen tragiek van het moederschap prachtig gecombineerd met de onnoembare liefde voor diezelfde moeder.

Het gebeurt ook vaak dat ze niet kunnen volgen wat we doen of zeggen. Het gebeurt ook vaak dat ze alleen aan het gesprek deelnemen als het over onze jeugd gaat; of ze verzoenen als er niet te verzoenen valt; glimlachen en worden verkeerd begrepen. En toch worden moeders altijd gezien, wordt er altijd tegen hen gesproken, al is het maar op feestdagen. Zij hebben voor ons geleden, en meestal op een plek waar we hen niet konden zien.

Een beeldend en beknopt vooruitzicht
Lydia Davis had met haar kenmerkende directe, primaire schrijfwijze deze recensie in slechts één alinea kunnen schrijven maar dan net zo doeltreffend. Die bondigheid is haar kracht. Een plaatje zegt misschien meer dan honderd woorden, maar één woord van Davis zegt meer dan honderd plaatjes.

Bezoek aan haar man is een klein gedeelte van wat Lydia Davis ons te bieden heeft. Voor deze bundel zijn slechts twee delen van The collected stories of Lydia Davis vertaald, mogelijk kunnen we nog twee van dergelijke bundelingen tegemoet zien. Dat is zeker iets om naar uit te kijken. En daarmee is geen woord te veel gezegd!

Boeken / Non-fictie

Er komt geen einde aan

recensie: Ron Rosenbaum (vert. Ed van Eeden) - Hoe het einde begint

.

Hoe het einde begint is een klassiek geval van een boek dat je kunt lezen, lezen en herlezen tot je een ons weegt; ten opzichte van de inhoud sta je volstrekt machteloos. Als morgen een gek in Pakistan op een knop drukt, is de helft van de wereld verloren. Als de Russen het op de heupen krijgen, kun je er van alles van vinden, het zal niet veel uitmaken. De schrijver stelt zich als doel vragen te beantwoorden over hoe dicht we de afgelopen jaren bij totale uitroeiing van de menselijke soort zijn geweest en waarom de kans dat het alsnog misgaat snel groter wordt. Met alle antwoorden op die vragen schiet echter niemand wat op.

Bangmakerij
Rosenbaum laat zich er weinig aan gelegen liggen te benadrukken dat de dreiging ernstig is en constant aanwezig. In verschillende als-danconstructies, waaronder vanzelfsprekend de bekende Cuba Crisis in 1962, schetst hij de contouren van allerlei ‘bijna-atoomoorlogen’. Iran, India, Al-Qaida, Pakistan en de Taliban; ze komen allemaal langs in ‘voorstelbare nachtmerries’. In een passage over de onpeilbare ambities van Noord-Korea komt hij tot de conclusie dat we vrijwel niets weten over hun nucleaire kracht, en:

Dat is het slechte nieuws. Weer aan schurkenstaat die elk moment een brandhaard kan opleveren en van een potentiële nucleaire nachtmerrie in gruwelijke werkelijkheid kan overgaan. Ben je al een beetje bezorgd?

Die laatste zin is tenenkrommend. Als ironie mislukt, daarvoor is de materie te ernstig, als waarschuwing overbodig. Rosenbaum verweeft dit soort zinnetjes echter door zijn hele boek, waardoor je je haast gaat afvragen of de auteur baat heeft bij bange mensen of teleurgesteld zou zijn als er geen Derde Wereldoorlog komt. De door doemscenario’s murw gebeukte lezer wordt bovendien en passant uitgenodigd zich voor te stellen wat 70 miljoen doden in 25 minuten betekent. Het zou helpen tegen onverschilligheid, maar waarschijnlijk overschat Rosenbaum hier het menselijk inlevingsvermogen.

Tussen ellende en rampspoed
De Openbaringen van Johannes blijken kinderspel, vergeleken met Hoe het einde begint. Je gaat begrijpen wat Heidegger bedoelde toen hij zijn bezorgdheid uitte over de mens in relatie tot de techniek. Nur ein Gott kann uns noch retten – maar zelfs dat is na het lezen van dit boek twijfelachtig.

Rosenbaum haalt vele verschillende boekjes, rapporten, interviews en verslagen aan, die de lezer bewust het gevaar onder ogen moeten laten zien. Het staat er namelijk echt allemaal. Aan het einde doet hij zelf een emotionele oproep:

Als je in de positie bent om te lanceren, wie je ook bent, nu of in de toekomst, als je in de positie bent om de doelwitcodes te versturen, als het aan jou ligt, wie je ook bent, dan is mijn smeekbede: niets rechtvaardigt het volgen van orders tot genocide. Verzend die codes niet, draai die sleutels niet om.

De paradox dat een verstandige beslissing nooit kan betekenen dat je een ander uitroeit omdat je daarmee per definitie je eigen ondergang inluidt, is er een die de rationele lezer constant lastig valt in dit boek. Dreigen met genocide om genocide te voorkomen is als stelling hopeloos, maar daar drijft volgens Rosenbaum de wereld op. Daarmee is zijn eigen smeekbede volstrekt onzinnig: ze zou de mens die de sleutel mag omdraaien nooit kunnen raken, omdat deze al lang voor de rede verloren is.

Het einde
Hoe moet de lezer zich nu verhouden ten opzichte van een boek als dit? Of je de inhoud nu wel of niet serieus neemt, dat maakt in praktische zin weinig uit. Het boek lezen voor je plezier lijkt een contradictio in terminis en het lezen vanuit gezonde interesse kan de gezondheid schaden. Is dit dan een oproep tot naïviteit? Is onwetendheid in dit geval zalig? Nee, maar een betere wereld begint na het lezen definitief niet meer bij jezelf. Er rest ons enkel hoop en compassie. Hoop dat we verstoken blijven van dit soort onzinnige literatuur, en compassie omdat de auteur die verdient. Want iemand die zo wanhopig is over de huidige toestand in de wereld en zijn verdere leven moet balanceren tussen vrees en beven, kunnen we alleen maar een heel goed einde toewensen.

Boeken / Fictie

Ruzie met je vrouw

recensie: David Mazzucchelli (vert. Ton Heuvelmans) - Asterios Polyp

Is je persoonlijkheid een weergave van hoe je de werkelijkheid ervaart? Of juist andersom? Het is een van de grote vragen die deze beeldroman stelt, die tegelijkertijd een bescheiden vertelling blijft.

Mazzucchelli heeft Asterios Polyp, zijn eerste graphic novel, volgestopt met grote thema’s. Ideeën over filosofie, architectuur, beeldende kunst, muziek: ze komen allemaal aan bod. Het verhaal draait om een man die na een brand in zijn appartement besluit als een spook te verdwijnen. Hij laat de boel de boel. Maar waarom laat een succesvol architect en hoogleraar zijn hele hebben en houden afbranden en verruilt hij dit leven voor dat van een nederige automonteur?

Tegenstellingen en strijd
Op alle denkbare manieren laat Mazzucchelli zien dat het verhaal om tegenstellingen draait. Polyp onderscheidt bijvoorbeeld twee soorten kunst, feitelijke en fictieve. Als architect kent hij aan de ene kant de lineaire benadering, aan de andere kant de plastische. Naar zijn idee is ‘een muzikale compositie ofwel ritmisch, ofwel melodisch’. Zelf geeft hij steeds de voorkeur aan het minst sierlijke deel van de oppositie: liever functie dan design, liever feit dan fictie. Zelfs de meubels in zijn appartement zijn vierkant. Om te weten wie Polyp is, hoef je alleen maar te kijken, niet te lezen.

Maar als je je krampachtig vasthoudt aan opposities om de werkelijkheid in kaart te brengen, loop je onherroepelijk vast. Tenzij je deconstructie toepast. Ben je daar niet toe bereid, dan krijg je ruzie met je geliefde. Asterios denkt zozeer in extremen dat hij niet tot compromissen kan komen in de meningsverschillen met zijn vrouw Hana. Hun ruzies zijn leidend voor de roman en eenvoudig en mooi afgebeeld: zij is met een organische stijl getekend en hij is puur opgebouwd uit geometrische vormen. Zelfs de kleuren waarin Hana en Asterios zijn getekend, zijn complementair. Krachtiger kun je het haast niet weergeven.

Veel balletjes in de lucht
Reflecties op kunst, cultuur en godsdienst en tegelijkertijd een liefdesgeschiedenis vertellen: Mazzucchelli probeert veel balletjes in de lucht de houden. Dit lukt hem, want al die interessante ideeën en die mooie tekenstijl compenseren gelukkig het behoorlijk dunne verhaal. Als een lezer Asterios Polyp leest, kan hij kiezen: nadenken over de ondoorgrondelijkheid van Polyp of genieten van al het moois. Maar dat is ook weer een tegenstelling die uiteindelijk mank gaat.