Muziek / Achtergrond
special: tindersticks-toetsenist David Boulter

A Something Rain: Een herinnering aan gestorven vrienden

.

Al dertien jaar woont Boulter in Praag, zanger Stuart Staples sinds drie jaar in Midden-Frankrijk, drummer Earl Harvin leeft in Berlijn en de twee overige vaste bandleden (gitarist Neil Fraser en bassist Dan McKinna) bleven in het Verenigd Koninkrijk. Is die grote afstand tussen elkaar niet onhandig? Volgens Boulter niet: moderne communicatiemiddelen maken het gemakkelijk te communiceren. ‘We skypen veel met elkaar,’ legt hij uit. Toen ze het nieuwe album opnamen, kwamen ze eens in de maand bij elkaar in Frankrijk, waar voorman Staples een opnamestudio naast zijn huis heeft. Van mei 2010 tot augustus 2011 werkten ze aan het opnemen van de plaat en in die periode waren ze opgeteld maar drie weken in elkaars fysieke aanwezigheid. In september en oktober werd het vervolgens gemixt tot het eindresultaat: negen stemmige liedjes vormen samen een juweel van een treurplaat.

Wat vinden jullie zelf van het nieuwe album?
‘We zijn allemaal heel gelukkig met de nieuwe plaat, na Falling Down a Mountain (het vorige album uit 2010) wilden we heel graag nieuwe manieren van werken proberen. Daarom zijn we op zoek gegaan naar nieuwe instrumenten. We hebben bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een bijzonder percussie-instrument (de “cristal baschet”) en een antieke drummachine die we ergens op een rommelmarkt hebben gekocht.’

~

Kunt u iets meer vertellen over hoe jullie te werk zijn gegaan bij het maken van het album?
‘Ongeveer eens per maand kwamen we samen bij Stuart in Frankrijk. Hij woont in een bijna uitgestorven dorp. Veel jonge mensen zijn verhuisd naar de steden, dus eigenlijk wonen er alleen oude mensen en Stuart. De opnamestudio is naast zijn huis. Een aantal van ons verbleven in een klein hotel vlakbij, want het huis is niet groot genoeg voor iedereen. Meestal waren we met z’n vijven, soms waren er gastmuzikanten, zoals Thomas Bloch (cristal baschet), Gina Foster (zang) Julian Siegel (klarinet en saxofoon) en Will Wilde (mondharmonica). ’s Ochtends kwamen we samen en bespraken de plannen en ideeën voor de dag. Na de lunch begonnen we met opnemen en meestal gingen we door tot acht, negen uur ’s avonds. Soms wilden we iets per se afmaken en dan werkten we langer door. Na het werk aten we samen en daarna ging iedereen terug naar het huis of hotel. Meestal waren we een lang weekend bij elkaar.’

U hebt de tekst van het openingsnummer “Chocolate” geschreven. Wat is het verhaal achter dat liedje?
‘Het is eigenlijk een kort verhaal dat ik geschreven heb, op het album is het een soort spokenword-liedje geworden. Op het tweede album hebben we ook zoiets gedaan: “My Sister”.  “Chocolate” is in feite een waar gebeurd verhaal: lang geleden ging ik een avond uit in Nottingham (waar ik vandaan kom) en aan het eind van de avond ging ik naar huis met een beeldschone vrouw. Maar daar houdt de realiteit op: in het liedje blijkt de vrouw een man te zijn, dat was in het echt niet het geval.’

Op jullie Facebookpagina is te lezen dat jullie met The Something Rain de naasten herinneren die jullie de laatste twee jaar hebben verloren. Is het een soort rouwalbum geworden?
‘Voor ons is het geen rouwalbum, het gaat vooral over het herinneren van geliefden die overlijden en hoe mensen hun best doen om te gaan met zo’n verlies. Over hoe je een groot verlies probeert om te vormen tot een mooie herinnering aan iemand. De laatste twee jaar hebben we best veel naasten verloren, de meesten stierven veel te jong. Ze leden aan kanker of stierven aan de gevolgen van een drank- of drugsverslaving. Het is heel droevig om een jong en talentvol persoon te zien doodgaan. Het doet je denken aan alles wat hij of zij nog had kunnen en moeten beleven en bereiken. Met dit album proberen we hen op een positieve manier te gedenken: we concentreren ons niet op de tragiek van hun dood. Het is onze manier om proberen verder te gaan met onze eigen levens zonder bitter te worden.’

In het verleden hebben jullie gewerkt met zangeres Lhasa de Sela, die op 1 januari 2010 overleed. Is zij één van de dierbaren die jullie met dit album herinneren?
‘Ja, eigenlijk begon het allemaal toen Lhasa stierf. Vanaf dat moment hebben we allemaal te maken gekregen met tragische sterfgevallen. De dood van Lhasa, die aan borstkanker leed, was achteraf een heel vreemd beginpunt van een hele moeilijke tijd voor ons allemaal.’

Vanaf 22 februari touren jullie met The Something Rain door Europa. Verheugen jullie je erop het nieuwe materiaal aan het publiek voor te stellen?
‘Altijd als we een nieuw album uitbrengen zijn we heel erg benieuwd naar de reacties van ons publiek. Voor ons is het eigenlijk altijd een verassing in hoeverre de nieuwe nummers gewaardeerd worden. Eigenlijk is dit een hele spannende periode: we hebben meer dan een jaar hard gewerkt en nu willen we graag zien hoe het wordt ontvangen door liefhebbers en critici.’

Jullie gaan meer optreden op het vasteland van Europa dan in Engeland, wat is daarvan de reden? ‘We beginnen wel in Engeland. We doen vier shows in een relatief kleine zaal, vooral om de sfeer van het album goed over te brengen. Het moet klein en intiem zijn, vinden we. Maar om de vraag te beantwoorden: vanaf het begin zijn we eigenlijk een soort Europese band geweest. Onze muziek wordt vooral in Frankrijk, België, Nederland en Duitsland geapprecieerd: veel meer nog dan in het Verenigd Koninkrijk. Ik weet niet goed waarom dat is, misschien zijn we nooit een typische Engelse band geweest. De muziek van Jacques Brel is bijvoorbeeld voor ons allemaal een grote inspiratiebron. Onze muziek is in dat opzicht meer Europees dan voortbouwend op Britse tradities. Mogelijk zijn de meeste van onze fans daarom inwoners van Centraal-Europa.’

Plannen jullie na de Europese tour nog een wereldtour?
‘We willen heel graag overal spelen waar we uitgenodigd worden, ook in bijvoorbeeld de VS of Azië. Het probleem is voor ons eigenlijk altijd de financiering ervan. Een tour door de VS zou ons niets opbrengen, misschien zelfs veel geld kosten. Op dit moment is het voor ons vooral belangrijk onze muziek te laten horen aan een trouw en toegewijd publiek.’

Op 11 maart spelen jullie in de Melkweg in Amsterdam. Kijken jullie er naar uit om daar op te treden?
‘Ja, we hebben nog nooit in Melkweg gespeeld, dus we zijn nieuwsgierig naar de zaal. We hebben vroeger weleens in Paradiso gespeeld. In mijn herinnering is het publiek in Nederland is altijd vriendelijk en enthousiast: we verheugen ons op de hernieuwde kennismaking.’

Live in Nederland:
11 maart 2012: Melkweg, Amsterdam

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Non-fictie

Deeltjesversneller als jongensdroom

recensie: Peter Ginter, Rolf-Dieter Heuer en Franzobel - LHC: Large Hadron Collider

.

Hoe leg je het meest complexe, academische instrument ter wereld uit aan een leek? Door middel van prachtige foto’s en grafische voorstellingen, precies zoals het boek LHC: Large Hadron Collider dat doet. Het is een begrijpelijk jongensboek dat de gemiddelde lezer meer duidelijk maakt over de zoektocht naar de kleinste deeltjes in het universum.

Deze zoektocht wordt uitgevoerd door CERN, de Europese organisatie voor nucleair onderzoek. De LHC vormt daarbij het onmisbare, 27 kilometer lange meetinstrument dat deeltjes kleiner dan atomen moet aantonen. Het meetinstrument is op de grens van Frankrijk en Zwitserland ingegraven en vormt dé trots van de Europese academische wereld. Helaas is de LHC vrijwel onbegrijpelijk voor de gemiddelde mens. LHC is namelijk het grootste en wellicht het meest complexe academische project dat de mensheid ooit heeft voortgebracht.

Tot zover de makkelijk leesbare teksten over de techniek van de splijtmachine. De verduidelijking in LHC: Large Haldron Collider bestaat echter naast foto’s ook uit fraaie, grafische weergaven van metingen in de Collider. Het proces van waterstofatomen tot aan de hogesnelheidsbotsingen wordt zo enigszins geduid, maar blijft onbegrijpelijk. De rechte en kromme lijnen die de meetinstrumenten doorschieten zijn voor de lezer vooral kleurrijk. De allesomvattende theorie die bewezen moet worden met de LHC is wel erg veel om voor de normale man te begrijpen. Daarbij is het een boek over CERN, niet over de theorie van kwantummechanica of het Standaardmodel, de theorie die de LHC moet bewijzen.

De opening van het boek geeft het doel van LHC: Large Hadron Collider al aan. ‘Wetenschap is als seks, soms komt er iets bruikbaars uit, maar dat is niet waarom we het doen,’ aldus Richard P. Feynman, Nobelprijswinnaar 1965. Het is aardig gelukt om de LHC een beetje sexy te maken, zeker gezien het feit dat het onderzoek in de LHC ver voorbij gaat aan zichtbaarheid. De visuele uitleg maakt het besef van de complexe supergeleider tot een opwindende jongensdroom.

Door de uitleg naast de eindeloze hoeveelheid onbegrijpelijke kabels en buizen krijg je een gevoel voor de bijzondere waarde van CERN. Het is echter wel slechts een introductie die om veel meer diepgang vraagt voor de geïnteresseerde lezer. Daarmee scoort het boek minder hoog op de bruikbaarheidswaarde. Het is vooral een aardig boek om door te bladeren en je te verwonderen over de grootte van CERN. De geïnteresseerde leek zal een uitgebreidere uitleg willen hebben.

Muziek / Concert

Gemompel van weinig communicatieve zanger

recensie: The War on Drugs

.

The War on Drugs bewijst de onzinnigheid van veel genreaanduidingen. Op hun cd’s smelten ze een veelheid aan stijlen tot een origineel en coherent geheel. Live gaat dit ze weliswaar ook goed af, maar overtuigen ze iets minder.

~

In een redelijk gevulde Oude Zaal van de Melkweg begint de Amerikaanse band om half tien aan  hun optreden. Veel gevoel voor overdreven theatraliteit kan de band niet verweten worden. Een schuchtere groet aan het toegestroomde publiek en een enkele ’thank you’ na een afgerond nummer zijn de enige interactie met de aanwezigen die we vanavond meemaken. Dit is echter geen negatief punt. Al snel blijkt dat The War on Drugs het live voornamelijk moeten hebben van hun meeslepende klankkleur en hypnotiserende drones. Te veel praten tussen het creëren van deze sonische landschappen door, zou de bezoeker waarschijnlijk alleen maar uit zijn of haar roes halen.

Meeslepend maar inwisselbaar
Het overweldigende geluid dat de band weet te produceren is ook meteen het grootste pluspunt van het optreden. De band klinkt strak en gefocust en weet moeiteloos te schakelen tussen rustieke folkmelodieën en bijtende noise-erupties. Wel opvallend is dat de sfeervolle en vervormde orgelklanken van de cd’s live worden ingewisseld voor een wat netter klinkend pianogeluid. Hoewel de partijen van de toetsenist hierdoor beter te onderscheiden zijn, doet het wel enigszins afbreuk aan het op de studio-opnames zo betoverend klinkende amorfe geluid. 

~

In deze livesetting is er helaas ook minder variatie in het tempo van de afzonderlijke nummers. Hierdoor komen veel tracks die op plaat verhalend en pastoraal zijn, wat gehaast over. De liedjes onderling gaan hierdoor iets te veel op elkaar lijken. Ook de vocale frasering van gitarist en zanger Adam Granduciel is live wat al te nonchalant. Dat we hier sowieso niet te maken hebben met een zanger die zijn toehoorders probeert te imponeren met zangacrobatiek, is bekend. Vanavond echter verruilt hij de mooie zangmelodieën die hij veelvuldig heeft ingezongen voor ietwat a-melodieus gemompel. Dit komt de impact van de sterke teksten niet ten goede.

En toch een voldoende
Ondanks deze tekortkomingen die de band live parten spelen, blijft de The War on Drugs een zeer originele band met erg goed songmateriaal. Dit in combinatie met het prima uitgebalanceerde en erg atmosferische geluid van de band maken dit wel een geslaagd optreden. Het blijft echter wel een optreden dat de torenhoge verwachtingen die de albums creëren, niet in kan lossen.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Concert

Hoe Eefje Tivoli stil kreeg

recensie: Eefje de Visser - De Koek

.

December 2010 in het compacte Ekko: hoofdact Lucky Fonz III; voorprogramma Eefje de Visser. Februari 2012 in het ruime Tivoli: voorprogramma Roken is dodelijk, hoofdact Eefje de Visser.

In iets meer dan een jaar tijd is Eefje de Visser van een ingetogen one-man-act, via een aangename cd uitgegroeid tot een 5-mansformatie die op een woensdagavond een vol Tivoli plat weet te krijgen.

Van 90 naar 0 decibel in 0,3 seconde
Zoals altijd is het uitermate rumoerig in het al in ruime mate volgelopen Tivoli als de ‘huidige Eefje’ het podium betreedt. Het voorprogramma wordt gevormd door sjerôme from Lille. Tenminste dat denken we te horen boven al het geroezemoes uit. En ook de overige klanken verliezen zichzelf ergens tussen het kwebbelende publiek. Een goed oordeel over dit optreden valt niet te geven, er is nauwelijks wat van te horen. Publiek: bedankt!

Dan gebeurt er iets dat zelden gezien of gehoord is in Tivoli. Eefje de Visser komt op en de zaal is…stil! Doodstil. Het meeste geluid wordt nog geproduceerd door iemand die “Ssst!” sist naar een verder niet te horen fluisteraar. Alsof de klanken van Eefje het publiek hebben gehypnotiseerd. Hier staat niet langer het timide kleine meisje van Ekko, maar hier zijn we getuige van het optreden van een volwassen artieste.

Van 0 naar 90 decibel in 0,3 seconde
Eefje de Visser rijgt aan haar openingsnummer meteen een tweede nummer en nog steeds is het muisstil in de zaal. Sterker nog: het hele optreden door is het voor Tivoli zo karakteristieke geroezemoes verstomd. Alleen na de nummers ontwaakt het publiek even voor wat geklap en gejuich om bij de eerste klanken van het volgende nummer meteen weer stil te vallen. Er zijn slechts twee uitzonderingen.

Aan het eind van het optreden wordt er wat langer geschreeuwd, wat resulteert in een lekkere toegift. Deze toegift wordt geopend door de warm ontvangen ‘Call me’ DWDD-cover. En via ‘De stad’ wordt de finale ingezet met ‘Afdwaalt’. Nog één maal gaat de band helemaal los. Alles wordt net iets vetter aangezet. Eefje swingt, de synthesizers gieren en de blaasinstrumenten stoten hun klanken de zaal in. Je zou niet verwachten dat dat bescheiden voorprogramma uit de Ekko het dak van Tivoli zou blazen, maar op deze woensdagavond gebeurt dat precies. Waarmee de tweede uitzondering een feit is: “the crowd goes wild!”

Herkenningspuntje
Kleine meisjes worden duidelijk groot. Ze maken in eerste instantie in hun eentje de eerste onzekere stapjes de muzikale wereld in. Ze doen ervaringen op en verzamelen mensen om zich heen. En plots staan ze daar dan zelfverzekerd de wereld in te zingen. Gelukkig zijn er altijd dingen die je dat kleine meisje van weleer doen herinneren: Eefje stond gewoon weer in een broekpak op podium.

http://youtu.be/tZoaHg7-VJY

Boeken / Fictie

Eindeloze verrukking

recensie: Terry Pratchett (vert. Venugopalan Ittekot) - Ik ga in middernacht

Ik ga in middernacht is een feest van rare wezens, fijn taalgebruik, een doordacht plot en heerlijke woordspelingen. Een boek waar niets, maar dan ook niets aan geperfectioneerd hoeft te worden.

Sir Terry Pratchett begon zijn fantasieserie Schijfwereld (Discworld) in 1983. Inmiddels staat de teller op 39 Engelstalige titels, waarvan I Shall Wear Midnight op dit moment de voorlaatste is. Met zijn verbeeldingskracht en humor heeft Pratchett veel lezers aan zich verbonden. Zijn boeken zijn in 37 talen vertaald en verkoopcijfers lopen in de 60 miljoen. De auteur lijdt al jaren aan alzheimer, maar dat mag hem er niet van weerhouden door te gaan met schrijven.

Fameuze wereld


Schijfwereld behoeft slechts een korte introductie: het is een wereld als de aarde, ware het niet dat het een platte schijf is die, ondersteund door vier olifanten en een schildpad, door de ruimte zweeft. De bevolking bestaat uit onder andere dwergen, dieven, politieagenten en heksen. Lezers die nog niet eerder hebben kennisgemaakt met de serie kunnen bij elk willekeurig boek beginnen. Hoewel sommige titels gegroepeerd kunnen worden, zijn de verhalen rondom de centrale figuren individueel te lezen.

De bijna zestienjarige heks Tiffanie Verweerd is het hoofdpersonage in Ik ga in middernacht. Heksen worden niet geschuwd in Schijfwereld, integendeel, ze zijn uiterst handig om in de buurt te hebben, maar toch horen ze er niet bij. Want heksen hebben geheimen. Tiffanie heeft zich tot doel gemaakt de zieken en zwakken te helpen en wordt daarbij geholpen door Fiegels: luidruchtige, ruwe, blauwe wezentjes met een Schots accent. Maar een eeuwenoude kracht, de Listenman, werkt haar tegen.

Heksen en Fiegels

Tiffanie is een krachtig personage, met een angstaanjagende volwassenheid voor zo’n jongedame. Ze is autoritair, begripvol en verantwoordelijk. Het is dan ook heerlijk haar te volgen tijdens haar dagelijkse beslommeringen en problemen. De jonge heks krijgt heel wat voor haar kiezen, want heksen doen de smerigste klussen. De Fiegels zorgen daarbij voor de komische noot, door hun simpele, maar rake opvattingen en destructieve gedrag.

Schijfwereld is zo over de top clichématig dat Pratchett een persiflage creëert op zijn genre, maar dit staat de leesbaarheid van de boeken geen moment in de weg. Het zorgt juist voor een fijne dosis zelfspot. De personages zijn bijzonder nuchter en handelen volgens het credo ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Dit zorgt voor een fascinerende tegenstelling met de fantasievolle wereld waarin zij vertoeven.

Bijzonder intelligent

Pratchett legt in zijn werk een mix van kinderlijke logica, licht sarcasme en vooral creatief, intelligent taalgebruik aan de dag. Hij heeft een vocabulaire ontwikkeld dat op speelse wijze wordt uitgelegd in voetnoten en woordenlijsten. Zijn enorme verbeeldingskracht geven de boeken rijke details mee, en een schijnbare moeiteloosheid waarmee hij het ongewone, ongelovige neerzet alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Daardoor hoef je als lezer niet overal vragen bij te stellen, en kan je oprecht genieten van de wereld die de auteur schept.

Bij tijden probeert de schrijver iets te zeggen over onze samenleving. Daar kan je je over buigen, maar je kan er evengoed voor kiezen om deze diepere lagen te laten voor wat ze zijn. De leeservaring zal er niet minder om worden. Hetzelfde geldt voor de vele, soms obscure grapjes en verwijzingen die Pratchett in zijn boeken verwerkt. Juich wanneer je er een tegenkomt, maar laat je leesplezier niet beperken door als een dolle op te zoek te gaan naar deze parels. De plotlijnen, personages en woordspelingen alleen zorgen al voor een hevig kloppend hart.

Muziek / Voorstelling

Een religieuze opera van een atheïst

recensie: Nikolaj Rimski-Korsakov - De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja

.

Met De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja heeft De Nederlandse Opera (DNO) een weergaloze productie neergezet. Vier uur lang wordt het publiek meegevoerd in de wonderlijke wereld van Russische sprookjes, Russische orthodoxie, folkloristisch geïnspireerde muziek en een overweldigend natuurdecor.

~

De componist Nikolaj Rimski-Korsakov (1844-1908) en de schrijver Vladimir Belski ontmoetten elkaar in 1901. Samen schreven ze een libretto, gebaseerd op de legende van Kitesj, de stad die door een Tatarenhorde belegerd werd, en op een tweede verhaal over de heilige Fevronja van Murom. Het thema van de zondige stad die door God gestraft wordt met vernietiging, is vooral bekend uit het Bijbelverhaal van Sodom en Gomorra, maar komt in veel sprookjes voor. Meestal probeert in zo’n  verhaal één rechtschapen held of heldin op het laatste nippertje het dreigende onheil af te wenden.

Het natuurkind Fevronja, bij DNO schitterend gezongen door de sopraan Svetlana Ignatovich, verenigt in deze opera geloof, hoop en liefde in zich tot een totaal positieve persoonlijkheid. Fevronja staat symbool voor het Russisch ideaal van barmhartigheid en trouw. Haar tegenspeler is de sadistische dronkaard Grisjka, die haar ten slotte doodtrapt. Zij probeert tegelijk met de stad Kitesj ook de mens Grisjka te redden van de ondergang. Hier mengen zich elementen uit een romantisch-heidense natuurgodsdienst met het traditionele christelijke gedachtegoed van berouw en verlossing.

Redding in een gouden mist
Het eerste bedrijf speelt zich af diep in het bos waar de jagende prins Vsevolod de onbezorgde Fevronja ontmoet. Ze worden  verliefd, maar direct op de idylle volgt de tragedie. Kitesj bestaat uit twee gedeeltes. Het ‘slechte’ Kitesj wordt met de grond gelijk gemaakt en alle inwoners worden afgeslacht in een realistische terreuraanval, waarbij Fevronja en Grisjka gevangen worden genomen. In het ‘goede’ Kitesj, gebouwd aan de oever van een meer, wachten de vrome inwoners het einde af. Onder leiding van hun vorst Joeri bidden ze om genade. Op voorspraak van Fevronja daalt een gouden mist over Kitesj, zodat de Tataren het spoor bijster raken. Dan zien ze plotseling de stad op de bodem van het meer liggen. Door het water heen horen ze de kerkklokken luiden. Ze raken in paniek en slaan op de vlucht. Ondertussen is Grisjka waanzinnig geworden en Fevronja aan het eind van haar krachten. Ze probeert haar metgezel te bekeren, maar komt niet verder dan een ‘gebed tot Moeder Aarde’ waarna hij haar mishandelt en wegvlucht. Vogels uit het paradijs brengen Fevronja naar de verzonken stad waar zij samen met haar prins voor eeuwig gelukkig zal zijn.

Modern pantheïsme

~

Rimski-Korsakov wilde ‘nationale muziek’ schrijven. Hij baseerde zich op volksmelodieën en thema’s uit de Russisch-orthodoxe liturgie. Toch is de partituur veel moderner geworden dan een potpourri van Wolgalied, Kalinka, Sabeldans en klokgebeier. Aan Richard Wagner ontleende hij een doorgecomponeerde vorm, zonder aria’s of recitatieven die de handeling stil zetten. De chromatiek van Wagner en de daarmee verbonden lijnen van leidmotieven die een eigen muzikaal verhaal vertellen heeft Rimski-Korsakov op geheel eigen wijze verwerkt. De herhalingen van motieven suggereren een cirkelvormig tijdsverloop, samenhangend met de seizoenen in de natuur en eeuwigheid, gesymboliseerd in het liturgisch jaar. Daarachter ligt de gedachte dat het goddelijke kenbaar is in de schepping en in het harmonisch samengaan van mens en natuur. Dit pantheïstisch wereldbeeld is muzikaal verweven met de nadrukkelijk christelijke symboliek, waarin Wagner’s Parsifal naklinkt.

Zowel regie als muzikale uitvoering zijn van zeer hoog niveau. De cast, bijna uitsluitend Russische zangers, sluit door expressie en timbre naadloos aan bij de sfeer van het werk. De decors, ontworpen door regisseur Dmitri Tcherniakov zelf, raken door de feilloze balans van eenvoud en romantiek precies de ‘Russishe kern’ van de voorstelling en krijgen een apart applaus. In tegenstelling tot de orkestmuziek van Rimski-Korsakov, met name Sheherazade, worden zijn opera’s zelden of nooit uitgevoerd. Het is daarom voor alle liefhebbers van opera en van Russische muziek aan te raden deze productie te gaan zien.

Er zijn nog voorstellingen op 20, 23 en 26 februari en op 1 maart.

Theater / Voorstelling

Overdadige Flow my tears

recensie: Flow my tears

We willen alles, moeten ze bij de Veenfabriek gedacht hebben. De muziek van de zestiende-eeuwse componist John Dowland, de poëtische teksten van Annelies Verbeke en het thema geloof/ongeloof, dat dit jaar in meer voorstellingen van de Veenfabriek het uitgangspunt is. In Flow my tears komt alles samen in een wonderlijke mix van miskende indianen, ijle klaagzangen en live-videoprojecties. Soms levert het samenvoegen van stijlen en ideeën goud op, maar nu raak je als kijker verstrikt in de overdaad ervan.

Flow my tears komt alles samen in een wonderlijke mix van miskende indianen, ijle klaagzangen en live-videoprojecties. Soms levert het samenvoegen van stijlen en ideeën goud op, maar nu raak je als kijker verstrikt in de overdaad ervan.

Jeroen Willems en Marleen Scholten spelen een stel dat een groep muzikanten heeft ontmoet op de indianenbeurs in Den Bosch. Beiden zijn geïnspireerd geraakt door Dowland en zijn relatie met de indianen. Volgens hen was Dowland misschien wel een indiaan. In zijn muziek is dat duidelijk te horen, vinden ze. Willems’ personage, dat zich Kwekwekibiness noemt, heeft zich realistisch uitgedost als indiaan. Zijn geliefde, zijn amazone, ondersteunt hem hem in zijn verlangen naar de tijd van krijgers. Samen zingen ze – statisch, als een act – in de microfoon liederen van zestiende-eeuwse componisten. De muziek bindt hen, alles valt samen. Hier spelen ze geen spel, ze voelen zich echte indianen.

Verwarrende signalen

~

Helaas voor Kwekwekibiness brokkelt het opgebouwde leven al snel af: het decor van zijn act valt om, de muzikanten ondermijnen zijn ideeën, zijn geliefde verdraait zijn gezang als het niet goed genoeg is. Misschien was Dowland wel helemaal geen indiaan. Zijn teleurstelling hierover leidt ertoe dat Kwekwekibiness zijn pijl en boog op de klavecimbel spelende Frans richt. De indiaan ontdoet zich van zijn kostuum en samen met zijn vrouw zingt en speelt hij de scène opnieuw. Nu vallen tekst en muziek niet meer samen, de tekst gaat te snel. Hij staat ontdaan op het toneel: ‘Wie ben ik nu nog? Nu ik geen krijger ben?’ Zijn droom is uiteengespat.

Zo eenvoudig kan het echter niet zijn wat Veenfabriek ons hier wil vertellen. Dit gaat niet simpelweg over het niet mogen geloven in je eigen droom of waarheid. Er zijn te veel symbolen, te veel geduide teksten en wisselende speelstijlen die meer lijken te willen vertellen. Wat doet de levensgrote Nederlandse vlag bijvoorbeeld boven het toneel, waarom wordt er geschakeld tussen haast kluchtige elementen en poëtische teksten, waarom spelen de acteurs zo ingehouden en lijken ze zelf niet te mogen geloven in deze voorstelling?

Geloof/ongeloof?

~

Het lijkt alsof alle aandacht en energie in de compositie en het omgaan met de muzikale erfenis van Dowland zijn gaan zitten. Het verband met de indiaan in Dowland lijkt vergezocht – is het een manier om zijn muziek in het keurslijf van een hedendaags thema te wurmen? Mogen we niet meer geloven dat dromen waar zijn en bestaat er tegenwoordig geen puur muzikale schoonheid meer? Is deze maatschappij tot een holle samenleving verworden, waarin dromen, fantasie en schoonheid niet meer thuishoren?

De muziek ontroert, maar wringt met het achteloze spel en de verwarrende symbolen. In veel opzichten lijkt de première te vroeg te zijn gekomen; misschien dat aan het eind van de tournee de elementen wél in elkaar passen, en uiteindelijk een prachtig Gesamtkunstwerk overblijft. Helaas is dat nu nog niet het geval.

Flow my tears wordt nog gespeeld tot en met 27 april. Klik hier voor de speellijst.

Kunst / Expo binnenland

Grafische ontdekking in De Hallen

recensie: Daan van Golden, Marijn van Kreij, Annesas Appel - Daan van Golden

Elk kind heeft het wel eens gedaan: al kijkend naar de lucht vormen zoeken in de wolken. Wie blijft kijken, blijft ontdekken. Met het gevarieerde werk van Daan van Golden biedt museum De Hallen de gelegenheid tot zo’n ontdekkingstocht.

Gevestigd in de voormalige vleeshal in het hart van de stad, toont museum De Hallen in Haarlem deze winter een overzichtstentoonstelling van een drietal kunstenaars: Marijn van Kreij, Annesas Appel en Daan van Golden. De kunstenaars delen een liefde voor grafische patronen, waarbij het museum laat zien op welke manier de kunst van de jongere generatie aansluit op het werk van Daan van Golden (1936).

Variatie of eenheid?

Daan van Golden, Studie Pollock, 1991.

Daan van Golden, Studie Pollock, 1991.

Het werk van Van Golden, onlangs nog winnaar van de oeuvreprijs van het Mondriaan Fonds, is veelzijdig maar toch duidelijk aan elkaar gerelateerd. Hij verkent behoedzaam en gedetailleerd het beeldmotief met technieken als zeefdruk, lakverf op doek en fotografie. Daarbij verwijst hij naar de ‘hoge’ kunstgeschiedenis, door zich te laten inspireren door verschillende kunstenaars. Zo maakte Van Golden een serie schilderijen waarbij hij details uit bekende werken van Jackson Pollock uitvergroot. Door deze uitvergroting krijgt het werk van Pollock opeens een nieuwe betekenis en krijgt de fantasie van de bezoeker de vrije hand. Er is dan ook van alles in dit werk te zien. De vlek wordt bijvoorbeeld opeens een vos die loert op zijn omgeving.

Een andere bron van inspiratie zijn elementen uit de muziek, zowel pop als klassiek. Zo toont het werk Mozart slechts het silhouet van de componist, maar zijn profiel is zonder twijfel toch te herkennen door de precisie waarmee het is weergegeven. Juist deze detaillering maakt het werk zo krachtig.
Beide werken zijn geheel verschillend. De één toont grote vlekken op een wit doek, waarbij de bezoeker zijn fantasie de vrije loop kan laten. De ander is zo herkenbaar in wat het voorstelt. Herkenbaar door de precisie. Juist deze precisie maakt het toch ook duidelijk dat beide werken van één en dezelfde kunstenaar zijn.

De bezoeker aan het werk

Annesas Appel, A mathematical tale, 2011.

Annesas Appel, A mathematical tale, 2011.

De tentoonstelling toont de kunstenaars op zo’n manier waarbij er voor alle drie eigen ruimte gereserveerd is. Hoewel Daan van Golden als inspirator wordt gezien, is zijn hoeveelheid werk in het museum klein. Toch geeft het wel degelijk een goed beeld van waarom hij als kunstenaar belangrijk is voor zijn jongere collega’s. Ook Marijn van Kreij (1978) verwijst graag naar de beeldende kunst en popcultuur. Zo is er een hele serie tekeningen van Nirvana tijdens de tentoonstelling te bewonderen.

De kunst van Van Golden kenmerkt zich door een obsessieve aandacht voor detail, iets wat vooral bij Annesas Appel (1978) terug te vinden is. Zij brengt op een systematische manier objecten uit haar dagelijkse omgeving in kaart en analyseert ze op hun formele kenmerken. Bij beide kunstenaars vergt het wat tijd en aandacht van de bezoeker om het volledig te begrijpen. Het is dan ook zeker aan te raden rustig de tijd te nemen voor wat De Hallen toont. 


Boeken / Fictie

Hoge pieken, diepe dalen

recensie: Justin Torres (vert. Nicolette Hoekmeijer)- Wij, de wilden

Opgroeien in een probleemgezin is een verschrikking, ook voor de hoofdpersoon in Wij, de wilden. Maar ervan weglopen is lang niet zo makkelijk als je niet anders dan die chaotische wildernis gewend bent.

De ‘Wij’ uit de titel slaat op drie broers die opgroeien in een huishouden van uitersten. De gepassioneerde en vaak destructieve relatie tussen hun blanke moeder en Puerto Ricaanse vader ‘Papi’ zorgt voor een spanningsveld waarin de drie jongens voortdurend heen en weer geslingerd worden. Nooit is er rust, alles is altijd extreem geweldig of extreem beroerd. De enige zekerheid die de broers hebben is elkaar, maar voor de jongste van de drie (en tevens ik-persoon) gaat ook dat uiteindelijk niet meer op.

Boeiend van begin tot eind
Torres vertelt zijn verhaal in korte, fragmentarische hoofdstukken. Zo laat hij bijvoorbeeld flitsen zien van bijvoorbeeld de moeder die haar kinderen eerst wanhopig, daarna berustend aankijkt terwijl ze door Papi de slaapkamer in gesleurd wordt. Of van Papi’s intense euforie als het hem lukt zijn zoon te leren zwemmen door hem midden op een meer gewoon los te laten en te wachten tot hij weer boven komt.

Dit constante in- en uitzoomen op het verhaal zorgt ervoor dat je, in tegenstelling tot de broers, regelmatig een rustmoment krijgt om het vertelde in je op te nemen. Dat voorkomt dat het boek een enorme brij aan schokkende gebeurtenissen wordt die na een tijdje voor een afgestompt gevoel zouden kunnen zorgen. Elk nieuw hoofdstuk komt net zo hard aan als het vorige.

Ook Torres’ bondige taalgebruik weet van begin tot eind te boeien. Neem bijvoorbeeld deze beschrijving van het gevoel van de ik als hij en zijn broers geconfronteerd worden met hun in elkaar geslagen moeder:

Ik legde mijn hand tegen het glas, voelde me ineens opgelaten, hunkerde naar kou. Dat had ik soms met mam; dan moest ik mezelf tegen iets kouds en hards aandrukken om niet duizelig te worden.

Met maar twee zinnen weet Torres precies aan te duiden wat een impact de moeder en haar gehavende uiterlijk hebben. En, nog belangrijker, het is geheel geloofwaardig dat het hier om de gevoelswereld van een kind gaat. 

Van wij naar zij
Maar hoe geslaagd deze formele aspecten ook zijn, de verrassende inhoud maakt dit boek écht bijzonder. Het leven in dit gezin is namelijk niet alleen keihard en verwoestend, maar gek genoeg ook erg liefdevol. Dit geldt niet alleen voor de relatie tussen de ouders, maar ook voor die tussen de broers: ‘”Drie voor allen! We zullen nooit vallen!” riepen we en staken elkaar neer met een vork.’

Deze – overigens weer mooi compact verwoorde – tegenstelling gaat, naarmate de tijd verstrijkt, steeds meer alleen voor de jongste broer gelden. In tegenstelling tot zijn broers heeft hij grote moeite zich aan te passen aan de wildernis van zijn ouderlijk huis. Hij raakt steeds verder van ze verwijderd tot het op een gegeven moment meer ‘zij, de wilden’ is.

De tragiek in Wij, de wilden bestaat uiteindelijk vooral uit de verwijdering tussen de ik en zijn familie. Tegen alle verwachtingen in wordt het daardoor meer een boek over los moeten laten dan over weg willen vluchten.

Boeken / Achtergrond
special: Over Reve, Bourdieu en meer bij Spui25

Beetje schrijver aast op vetpot

.

Edwin Praat wil met zo’n titel, die hij zelf een marketingtool zou noemen, duidelijk de aandacht vestigen op zijn dissertatie die hij in het najaar van 2011 verdedigde. Onlangs deed hij Spui25 aan voor zijn korte lezing ‘Gerard Reve en de blinde vlek van Pierre Bourdieu’.

Praat opent met de spagaat waar de Amerikaanse auteur Jonathan Franzen mee kampt: enerzijds blijft hij orthodox geloven in op papier gedrukte tekst, anderzijds gebruikt hij alle moderne media om zijn boeken te promoten. Vervolgens komt Praat met cultuursocioloog Bourdieu (1930-2002) op de proppen om naar de spagaat toe te werken waar het hem om te doen is.

Principiële bohemiens

Bourdieu stelde vast dat een schrijver van oudsher op zijn sacrale eiland dan wel in zijn heilige burcht zat of nog steeds zit, los van dominante moraal, politiek en kerk. Praat had ook naar de ivoren toren kunnen linken. Dat optrekje bevindt zich materieel veilig binnen de maatschappij, maar ideologisch erbuiten en is in één moeite door ook ertegen, haalt er althans de neus voor op.

Bourdieu zag kunstenaars als principiële bohemiens, eventueel in morsig vijfdelig pak, zoals dichter Jean Pierre Rawie. Daar zit volgens Praat de blinde vlek van Bourdieu: tegenwoordig maken kunstenaars er nauwelijks meer een geheim van dat ze geld willen verdienen en desnoods ook niet vies zijn van het grote geld. Van het aloude imago is alleen enigszins overgebleven dat kunstenaars niet geacht worden zich al te gezellig in te laten met machthebbers. Maar het is al niets bijzonders als een bestsellend auteur zich een snelle dure automobiel en een kasteeltje in la douce France veroorlooft.

Conservatief


Bourdieu bleek ook zelf niet vies van de markt toen hij uitgerekend op de tv zijn lezing ‘Sur la télévision’ hield om tegen het commerciële primaat van de kijkcijfers tekeer te gaan. De tv foeterde hij uit voor exhibitionistisch-narcistisch. Zo zocht hij vrienden door tussenkomst van de vijand. Was hij dus niet gewoon een conservatief van een enigszins voorbije generatie?

Volgens Praat nam Reve het voortouw, ongeveer sinds zijn eerste brievenboek Op weg naar het einde, om bij herhaling er open en bloot op te wijzen dat de volksschrijver prachtboeken schreef, maar ook doodgewoon een winkel te bestieren had. Zonder zich publiekelijk zo te afficheren bestierden ook de twee collega’s van Grote Drie hun winkel, net als Wolkers en Haasse, en evenals vóór hen schrijvers als Bordewijk en Vestdijk. Heel wat schrijvers hadden trouwens naast hun literaire werk een baan als universitair docent, advocaat, arts of wat ook. Een beetje bohemien was ook in die tijd al meer een randfiguur.

Twee walletjes

Is het trouwens niet universeel dat er van twee walletjes gegeten kan worden, ondanks uitgesproken voorkeur voor een van die walletjes? De mens houdt het zelden bij dat ene walletje. Hij beschikt over genoeg mobiliteit om van het ene naar het andere te zappen. Iemand kan in zijn beroep onderdanig, thuis autoritair, in de kerk vroom zijn en buitenshuis vreemdgaan, al dan niet met een knagend geweten. Je kan een sterke hang naar zaken uit het verleden hebben (zuivere lucht, fatsoen, minder verkeer, meer natuur), maar niettemin vrolijk deelnemen aan de veranderde wereld van nu. Betovergrootvader zwoer bij de postkoets, maar nam de verfoeide trein als hij tijd wilde winnen.

De vraag is of Praat iets heeft ontdekt wat met de klompen al aangevoeld wordt. Maar goed, wetenschappelijk moet af en toe met enig aplomb bevestigd worden wat voor de simpele burger al klip-en-klaar is. Vandaar waarschijnlijk dat er na de lezing geen vragen waren.