Boeken / Kunstboek

Grafittikunst door onschuldige ogen

recensie: Herakut - After the laughter

.

Zo vol als de beelden van de Duitse graffitikunstenaars Herakut, zo druk is het boek Herakut: after the laughter. Zo kleurrijk als hun spray paint, zo visueel prikkelend is het overzicht van hun recente werk.

~

De twee Duitse grafitti-artiesten Akut en Heras ontmoetten elkaar in 2004 en smolten de assertiviteit van Heras en de technische kwaliteiten van Akut samen tot een eigenheid in muurschilderingen, die ondermeer in Bristol, Mannheim, Tel Aviv en Portsmouth te zien zijn. Daarnaast produceert het duo werk op canvas voor de kunstkoper. Het werk van de verschillende plekken is samengevoegd als urban art in boekvorm. Een overzicht dat overspringt van de ene context naar de andere, als een drukke collage.

Bewijs van mijn bestaan

Waar hun eerdere publicatie The Perfect Merge hun werk uit de periode 2004-2008 verzamelde is het nieuwe boek een reis door de jaren 2009 tot 2011. Herakut: After the Laughter exposeert hun donkere werk. De stijlelementen die van het vroegere werk overblijven zijn de jonge gezichten en honden. De kunstenaars hebben echter hun stijl geperfectioneerd doordat ze een sterker engagement hebben gevonden. De betrokkenheid uit zich in beelden die schuren met de begeleidende teksten en hun omgeving.

~

De boodschap die Herakuts werk uitdraagt is er altijd een die het publiek direct vastgrijpt, zoals No place like home waarop de mond van een kind met mooie grote ogen afgeplakt is. Heel direct willen de makers een gedachte of reactie los maken bij het publiek. In het boek zeggen ze zelf: ‘Mijn schilderijen zijn het bewijs van mijn bestaan’. De werken appelleren heel direct aan de voorbijgangers. Ze lichten plaatsen in de informele ruimte uit om  vervolgens vragen te stellen. Vragen op levensgroot formaat. Herakut noemt het zelf een dialoog met de straat.

Compassie en assertieve soundbites

De spuitbus is natuurlijk wel vaker een middel voor activisme. Net als andere grote namen in urban art zoals Shepard Fairey (Obey) en Banksy willen de Duitsers het publiek op straat een onheimelijk gevoel geven. Waar Obey echter kiest voor rauw politiek commentaar maakt Herakut humane beelden die bij het publiek de compassie op willen wekken voor het onderwerp van de muurschildering. Kinderen die je met grote onschuldige ogen aankijken. Het is zo net een goede doelencampagne.

~

De kinderen dragen echter een wat minder hoopvolle boodschap met zich mee. Onschuld vermengd zich met assertieve soundbites en diepere overdenkingen. I took my world apart to be here with you is een meisje dat haar hoofd van haar nek heeft getild, een grafittiwerk in Tel Aviv. Uitkijkend op water is het een gelaten beeld dat direct emoties oproept van persoonlijke onmacht en medeleven maar tegelijkertijd ook een donker commentaar kan zijn op de maatschappij.

Het schijnbare gemak en de onbevangenheid die de kunstenaars in hun werk stoppen komt een op een terug in de weergave in het boek. Canvas vermengd met polaroids, pagina’s die veelheid aan beelden met memootjes en plakband bij elkaar houden. Het is een grote hoeveelheid werken die op de lezer worden afgevuurd. After the Laughter is zo een boek waar je doorheen kijkt als een drukke straat waar het ene beeld na de ander over je heen valt. Als lezer zit je met grote ogen te kijken naar alle onschuld die je je eigen leven doen overdenken.

 

Theater / Voorstelling

‘De Hulp’ wordt nergens gevaarlijk

recensie: De Hulp

Wie is er nu eigenlijk slechter? Hulp in de huishouding Lucas, die zijn werkgever Arnoud gebruikt voor de financiering van zijn bedrijf, of Arnoud, die zijn hulp welgezind is als hij hem nodig heeft, maar hem even zo goed weer genadeloos laat vallen? In De Hulp, geschreven en geregisseerd door Maria Goos, krijgen we het antwoord in een keurige whodunit in de schoot geworpen.

~

Toen acteurs Sieger Sloot en Michiel de Jong vier jaar geleden bij Maria Goos aanklopten om te vragen of ze een toneelstuk voor hen wilde schrijven, zag Goos in eerste instantie weinig heil in de door hen voorgestelde vorm. Het was echter een prettig gesprek; er volgden er meer. Steeds kwam tijdens de gesprekken de vraag terug hoe het de huishoudelijke hulp van Goos verging. De problemen van de werkster waren niet voldoende materiaal voor een toneelstuk, maar toen de bankencrisis in Amerika zich ontvouwde, was het idee voor De Hulp geboren: een werkeloze investment banker zit thuis noodgedwongen opgescheept met zijn Afrikaanse hulp in de huishouding.

Reconstructie volgens het boekje

Bankier Arnoud (Michiel de Jong) weet niet meer precies hoe en waarom hij in een moment van onbezonnenheid zijn hulp Lucas (Sieger Sloot) 40.000 euro heeft beloofd voor het opzetten van een eigen bedrijf in zijn moederland. Wat volgt is een reconstructie van de voorgaande weken. Die begint met het moment dat Arnoud geen baan, maar wel een hernia heeft en zijn vrouw zojuist haar koffers heeft gepakt. Dan struikelt hij over een door Lucas achtergelaten emmer en ontdekt zo dat hij een hulp heeft. Lucas blijkt meer dan een hulp alleen: hij vangt de hulpeloze Arnoud op door zijn bed te verschonen, zijn wereld te begrijpen en zijn gevoelens te masseren.

~

Gaandeweg de voorstelling verschuift met een aantal verrassende plotwendingen de sympathie van Arnoud naar Lucas en andersom. Toch blijft het – en het vernuftige spel van Sloot kan daar niets aan veranderen – een keurige vertelling binnen de lijntjes. Goos is, zo getuigen haar andere stukken, meester in de tragikomedie. Ook De Hulp is als zwarte komedie neergezet, maar echt scherp en geestig zijn de dialogen niet en zwart wordt het al helemaal nergens.

Toneel met een glimlach

Het gebrek aan scherpte komt waarschijnlijk door de vele clichés die de revue passeren: Arnoud heeft een aardappel in de keel, een (ex-)vrouw die paardrijdt en twee dochters die Sophie en Bernadetje heten; hij draagt Oger-pakken en gaat vreemd. Lucas is een vriendelijke man met een aandoenlijk accent; hij is zorgzaam, apotheker en stiekem uit op het geld van Arnoud. Het is niet gevaarlijk genoeg om deze twee mensen in een anderhalf uur durend stuk tegenover elkaar te zetten. De toon is te licht, het gevaar om iets te verliezen te klein.

~

Ook in de vormgeving worden de grenzen niet opgezocht. Een nette bank in het midden van het toneel, een jugendstilpui als achtergrond (waar nota bene een galopperend paard op geprojecteerd wordt als het vertrek van zijn vrouw ter sprake komt), een gouden vogel op een kastje (één die in zijn eigen kooi gevangen zit?). Het onderling wisselen van het Oger-pak is wel een aardige vondst, omdat het Lucas veel te klein is.

Maar De Hulp blijft toneel met een glimlach. Het roept geen grimas, geen onderbuikgevoelens en geen buikpijn op. Dat iedereen een naar kantje heeft dat gemakkelijk naar boven kan komen, weten we wel en het inkijkje in de bankierswereld levert ook geen verrassende inzichten op. Voor wie een avondje AVRO-toneel wil: gaan. Voor wie naar het theater wil om door elkaar en wakker geschud te worden: zoek een alternatief.

De Hulp van Kik Productions (in samenwerking met Bellevue lunchtheater) wordt nog gespeeld tot 18 maart 2012. Goos heeft de voorstelling ook bewerkt tot een versie die bij mensen thuis gespeeld kan worden. Die is te boeken van half maart tot eind april.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Achtergrond
special: Authenticiteit in de popmuziek

Wil de echte artiest nu opstaan?

.

Dit artikel maakt deel uit van een reeks over belangrijke thema’s in de muziek. Lees ook over: Vrouwen in de popmuziek.

Het duurde slechts enkele weken voordat de sensatie rond popzangeres Lana Del Rey en haar nostalgische liedje ‘Videogames’ omsloeg in een ware heksenjacht. Boze tongen van invloedrijke bands en magazines fluisterden dat het verveelde en mysterieuze imago van de zangeres weinig meer was dan een handige marketingtruc.

Tot overmaat van ramp had ze ook gelogen over haar verleden, dat zich in een minder marginale omgeving afspeelde dan de biografie vermeldde. Een mooie aanleiding om de criteria voor de oprechtheid en authenticiteit van muzikanten onder de loep te nemen. Nuchter ingestelde geesten wezen al meer dan eens op de ontembaarheid van dit onderwerp. Het houdt de gemoederen van muziekliefhebbers echter al decennia bezig. Een eenvoudige zoekopdracht op internet naar bovengenoemde zangeres laat zien dat velen het nodig vonden hun toetsenbord in het gif te dopen en de nepheid van Lana Del Rey te laken.

Imago’s en klassen

~

Helemaal terecht is alle keiharde kritiek niet. Hoewel het bij Lana Del Rey inderdaad om een gepremediteerd imago gaat, is de rekening die ze hiervoor gepresenteerd krijgt onevenredig hoog. Iemand als David Bowie excelleert al jaren in het construeren van fictieve persoonlijkheden, en wordt over de hele linie toch gezien als ‘Echte Muzikant’. Ook de band The Strokes wordt over het algemeen gezien als oprechte band, terwijl ook zij toch heel wat welgestelder zijn dan hun zorgvuldig gecreëerde voorkomen ten tijde van hun debuut deed vermoeden. Een tegenwerping kan zijn dat het probleem bij Lana Del Rey is, dat de identiteitsfaçade niet uit haar eigen koker, maar uit die van producers met gevoel voor marketing komt. Het blijft dan echter wel wrang dat dit bij punkgrootheden The Sex Pistols nooit een probleem was, terwijl zij toch ook door producent Malcolm McLaren aangekleed en bij elkaar gezet zijn. Dat oprechtheid over afkomst en identiteit  geen adequate variabelen zijn om authenticiteit te meten, is duidelijk.

Digitaal versus analoog
Een ander veelgehoord argument waarmee echtheid bewezen schijnt te kunnen worden, gaat over de gebruikte studiotechnieken. Muziek mag niet te synthetisch klinken en niet verpest worden door al te veel productionele smeermiddelen. Daarnaast is het dan ook wel prettig als bands op analoge instrumenten spelen, en niet te veel gebruik maken van de digitale trukendoos die ze tot hun beschikking hebben. De band Queen, niet bepaald een undergroundband, had op de eerste reeks van hun studioalbums altijd trots de woorden ‘No Synthesizers!’ prijken, als bewijs van echtheid. Er is ook zeker iets voor te zeggen. Als een band of artiest live ongeveer zo klinkt zoals op de studio-opnames is dat inderdaad een teken dat de plaat tot stand is gekomen door noeste arbeid, en niet door handige programmeertrucjes.

~

De auteur Philip Auslander betoogt dat de realiteit net iets complexer is. Al sinds de opkomst van de meersporenopnametechniek decennia geleden, luisteren we in feite naar een muzikale illusie, die live nooit gereproduceerd kan worden. Ook bands die zichzelf live staande weten te houden, gebruiken op hun platen meer technische hulpmiddelen en sporen dan de beperkingen van een podium ooit toe zullen laten. Met de opkomst van serieuze elektronische muziek wordt het argument helemaal wazig. Je hoeft niet ver te zoeken om acts en dj’s te vinden die gerespecteerd worden door muziekliefhebbers, terwijl ze geen traditioneel instrument aanraken tijdens het maken van hun muziek. Door deze emancipatie van elektronische muziek wordt de scheidslijn tussen ‘geaccepteerde’ studiotechnieken en afkeurenswaardige synthetische trucjes onduidelijker dan ooit te voren. Ook het opnameproces is te ambivalent om te gebruiken als goed criterium voor authenticiteit.

Pure zelfexpressie
Het is dus te lastig om aan de hand van imago’s, afkomst en opnameprocessen te beoordelen of we een muzikant wel kunnen vertrouwen. Een oplossing lijkt voor de hand te liggen. We kijken niet naar hoe iets wordt opgenomen of gepresenteerd, maar we kijken naar de inhoud ervan. Meent de artiest wat zij of hij speelt en zingt? Als datgene wat gezegd wordt direct uit het hart lijkt te komen, dan hebben we te maken met pure zelfexpressie en dus met authenticiteit.

~

Wederom is het minder simpel dan deze oppervlakkige beschouwing impliceert. De auteur Jason Toynbee redeneert dat autobiografische zelfexpressie een ‘delusion’ is. Hij stelt dat met de vertaalslag van emoties naar tekst er sowieso een bewustwordingscomponent om de hoek komt kijken die de uiting minder puur maakt dan wanneer ze niet werd uitgesproken. Taal is slechts een representatie van een emotie en geen emotie zelf. Daarnaast, zo stelt deze auteur, is dit beginsel in wezen uiterst reactionair. Een muzikant beknot zichzelf ernstig in zijn creatieve vrijheid wanneer hij of zij slechts over zichzelf mag zingen. Als we het onderwerp diepgaander beschouwen, lijkt het inderdaad een belediging voor de empathische vermogens van muzikanten om te stellen dat ze slechts zouden kunnen zingen over gevoelens en gebeurtenissen die ze zelf hebben meegemaakt.

Subjectief oordeel
Het is dus erg lastig om tot een collectie criteria te komen waarmee op logische wijze vast te stellen is of een muzikant en de door hem of haar gemaakte muziek authentiek is. Wanneer het thema op deze intellectualistische manier beschouwd wordt, is het eenvoudig te verdwalen in het labyrint van het concept authenticiteit. De enige conclusie die steekhoudend lijkt is dat authenticiteit een slecht meetbaar fenomeen is. Omdat het net zo subjectief als een luisterervaring is, kan het predicaat ‘authentiek’ slechts op persoonlijke titel door een luisteraar per keer worden afgegeven. Voor sommigen wellicht een al te postmodern zwaktebod, maar zelfs een eenduidig oordeel over Lana Del Rey valt niet te geven. Wellicht is het tijd de verbale loopgravenoorlog over authenticiteit definitief te staken.

Muziek / Concert

Fenomenaal

recensie: Thomas Dybdahl

Thomas Dybdahl heeft nooit een hitalbum gehad in Nederland. Toch is hij geliefd bij een vaste groep van muziekkenners. Zij hebben deze Noor het laatste decennium in hun hart gesloten.

Voor velen zal de Roepaen in Ottersum een vreemde plek zijn om Thomas Dybdahl aan het werk te zien. Achteraf zal menigeen bevestigen dat de locatie een uitstekende keuze is geweest. De sfeer van de Kapel van het oude klooster past uitstekend bij de akoestische en betoverende muziek van de Noor. De warme sfeer van kaarslicht gecombineerd met een schitterende akoestiek lenen zich perfect voor de verstilde beelden die Dybdahl met zijn muziek schildert.

“Gewoon een excuus”

~

Dybdahl ’s belangrijkste troef is zijn stem. Moeiteloos schakelt hij van kopstem naar gewone zangstem en weer terug. Als rode draad speelt hij vanavond natuurlijk de songs van …That Great October Sound die hij afwisselt met recenter werk. Alle composities ademen de sfeer uit die het handelsmerk is geworden van deze artiest. Een sfeer waarin de stem van Dybdahl centraal staat, gelardeerd met voorzichtige en vooral heldere inkleuringen van het begeleidende instrument. Vanavond is dat de diversiteit aan klanken van een lapsteelgitaar en een akoestische bas. Dybdahl begeleidt zichzelf op akoestische gitaar en af en toe op mondharmonica. Dat laatste vergeet hij wel eens. Zo laat hij midden in een nummer weten dat hij nu eigenlijk een mondharmonica-solo moet spelen, maar het instrument ligt op de grond. Hij laat het hierbij en speelt verder.

Op zijn eerste album wilde Dybdahl ook een uptemponummer plaatsen. Die drang is hij later verloren. Vanavond wordt de bezoeker getrakteerd op een live-uitvoering van het voor zijn doen snelle ‘Dreamweaver’.

Na een staande ovatie na afloop keert Dybdahl in eerste instantie alleen terug op het podium om achter de piano plaats te nemen. “Eigenlijk is dit wel gevaarlijk om te doen na het ontvangen van zo’n uitzinnig applaus” laat hij zich ontvallen. “Dit instrument ben ik lang niet zo machtig als de gitaar, maar ik ga het proberen.” Vervolgens betovert Dybdahl andermaal het publiek met een prachtige pianosong. Als afsluiter speelt hij een nummer met de band, en met mondharmonica. Het trio neemt zichtbaar gelukkig het overdonderende applaus in ontvangst op de rand van het podium van de Kapel. Het is verdiend na een fenomenaal optreden. Het publiek keert betoverd de donkere nacht in om het landgoed in muzikale herinneringen achter zich te laten.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Concert

Goed verzorgde snor en een dubbele toegift

recensie: tindersticks

.

De tour waarmee tindersticks hun nieuwe album The Something Rain presenteren begon eind februari met een teleurstelling. Vier kleinschalige concerten in het Londense Soho-theater werden afgezegd vanwege een keelontsteking van Staples. Na zijn herstel trad de band nog op in onder andere Parijs en Kopenhagen en dat was zondagavond in de Melkweg goed te merken. Beheerst en bezield speelden de doorknede muzikanten hun nieuwe werk voor een al even beheerst en bezield publiek. Zelfs de immer bij concerten aanwezige dranktoeristen staakten hun o zo geliefde bezigheid en verbleven twee uur lang in tindersticks’ treurig wereldje.

Iedereen is beleefd en vrijgevig

~

De band begint de avond met een oud nummer: ‘Blood’, afkomstig van het titelloze debuutalbum uit 1993. Het is een mooi ingetogen opening waarmee de Britten de handen onmiddellijk op elkaar krijgen. Ze boffen met het publiek in de Rabozaal dat stilletjes naar de nummers luistert en pas als Staples (middels een kort bedankje) zijn goedkeuring geeft, enthousiast begint te klappen en joelen. Iedereen is beleefd en vrijgevig vanavond. De nieuwe nummers worden keurig in volgorde van het album gespeeld. Het gesproken ‘Chocolate’ is live spannender dan op plaat en de krachtige uitvoering van ‘Slippin’ Shoes’ is prachtig.

De eerste climax van de show dient zich al snel aan: ‘Show Me Everything’ is het tweede nummer van The Something Rain. Op cd is het geen opvallend lied, maar op het podium in Amsterdam brengt tindersticks het met zoveel energie en overgave dat het een waarlijk luister- en schouwspel wordt. Het broze en complexe ‘Medicine’ volgt even later in superieure vorm. Staples en co sluiten af met de troostrijke ballade ‘Come Inside’ en het instrumentele ‘Goodbye Joe’, ook allebei hoogtepunten. De stemming in de zaal wordt naar het einde toe steeds meer gespannen en verstild tegelijk.

Dubbele toegift
Na het spelen van het nieuwe werk verlaat de band het podium. Tweemaal komen ze terug. Voor de toegiften kunnen de bandleden putten uit een rijk oeuvre, bijeengespeeld in meer dan twee decennia. Na het topzware nieuwe werk kiezen ze bij de eerste toegift voor ietwat lichtere liedjes, zoals ‘If You’re Looking for a Way Out’, afkomstig van Simple Pleasure uit 1999. Een applaus, weer het podium af, en nog één keer terug voor de finale toegift. De band brengt een bezeten versie van het toch al verontrustende ‘4.48 Psychosis’. De tindersticks sturen hun publiek niet met een vrolijke noot naar huis. Maar daarvoor is het ook niet gekomen. Nog eenmaal een slotapplaus, nu werkelijk het laatste, en dan is het over.

Boeken / Non-fictie

Het land van teleurgestelde optimisten en mensen die overal lak aan hebben

recensie: Thomas Friedman en Michael Mandelbaum (vert. Henk Moerdijk) - Wat is er mis met Amerika?

.

Deze problemen, en meer, bespreken Thomas Friedman en Michael Mandelbaum in Wat is er mis met Amerika? Hoe een supermacht achterop raakte en hoe zij terug kan komen. In bijna vierhonderd pagina’s leggen Pulitzer Prize-winnaar Friedman (die velen zullen kennen van zijn invloedrijke bestseller The World is Flat) en hoogleraar buitenlandse politiek Mandelbaum waar het in de afgelopen decennia verkeerd is gegaan en voor welke uitdagingen Amerika staat.

Verlaten huis in Detroit (bron: JSmith Photo, Flickr)

Verlaten huis in Detroit (bron: JSmith Photo, Flickr)

Uitdagingen en hoe er niet mee om te gaan

De kern van de problemen ligt volgens de auteurs op het vlak van de globalisering, de IT-revolutie, de financieringstekorten en het enorme energieverbruik. De manier waarop daarmee wordt omgegaan is volgens de auteurs bepalend voor de toekomst van Amerika. Mandelbaum en Friedman demonstreren aan de hand van verschillende voorbeelden uit onder meer het onderwijs, het bedrijfsleven en de gezondheidszorg hoe deze vier factoren invloed hebben op de Amerikaanse samenleving.

Volgens de auteurs is veel het gevolg van de situatie in Washington, waar lobbyisten vrij spel hebben en de kloof tussen Democraten en Republikeinen blijft groeien. Daardoor is het vrijwel onmogelijk geworden het land efficiënt te regeren en in te spelen op de problemen in de samenleving.

Hoe het beter kan


Het is echter niet alleen kommer en kwel wat Mandelbaum en Friedman de lezer voorschotelen. Want tegenover de vele problemen stellen deze zelfbenoemde ’teleurgestelde optimisten’ – het zijn tenslotte Amerikanen – ook goede voorbeelden: innovatieve scholen, ondernemers die het gat in de markt zien en efficiënt werkende overheidsdiensten. Ze roemen hen ‘die overal lak aan hebben’, zij die risico durven te nemen.

Maar dat is niet genoeg. Om het hele land er bovenop te helpen moet volgens de auteurs in de historie van de natie gedoken worden, want ‘wat Amerika nodig heeft, is inzicht in zijn eigen geschiedenis’. Daaruit maken Mandelbaum en Friedman op dat Amerika harder moet studeren en sparen en verstandiger moet investeren. Deze principes waren in het verleden essentieel in wat de twee auteurs de Amerikaanse succesformule noemen. Daarin staan onderwijs, infrastructuur, immigratie, onderzoek en ontwikkeling en regelgeving centraal. Volgens de twee auteurs moet de formule worden afgestoft, maar is hij nog immer waardevol. Het is niet voldoende om alleen het huishoudboekje op orde stellen: Amerika moet zijn grootsheid hervinden.

Dat aan die oproep gehoor moeten worden gegeven weten Mandelbaum en Friedman al snel duidelijk te maken. De auteurs leggen aan de hand van veel aansprekende, krachtige voorbeelden (47 procent van de inwoners van Detroit is analfabeet, om er maar één te noemen) haarfijn uit waar het misging, maar ook waarom Amerika nog altijd de moeite waard is. Mandelbaum en Friedman zijn dan ook geen klassieke onheilsprofeten. De twee hebben geen werk over de ondergang van Amerika geschreven, maar weten wel feilloos en op toegankelijke wijze over te brengen hoe urgent de problemen zijn.

Michigan Central Station (bron: ktpupp, Flickr)

Michigan Central Station (bron: ktpupp, Flickr)

China en de derde partij

Toch zijn er ook minpunten. De rol die China in het boek toebedeeld krijgt is wel erg positief. De auteurs spreken regelmatig hun bewondering uit voor de Chinese innovatie, maar de keerzijden van de Chinese groei – denk bijvoorbeeld aan de Foxconn-fabrieken – en het gebrek aan vrijheid van meningsuiting en democratie komen nauwelijks aan bod. Pas in het laatste hoofdstuk doen de twee de politieke situatie af als ‘intimiderend’.

Bovendien is het jammer dat waar Friedman en Mandelbaum de problemen die Amerika kent heel helder in kaart weten te brengen, ze met weinig concrete oplossingen komen. Zo bepleiten de auteurs de deelname van derde kandidaat aan de presidentsverkiezingen. Deze onafhankelijke kandidaat moet ‘het Amerikaanse politieke bestel een schok toedienen en de aandacht vestigen op de problemen waarmee het land kampt’. Deze oplossingen kent echter de nodige nadelen, zo beseffen ook de auteurs, want ‘de cijfers voor een derde partij beloven weinig goeds’.  

Amerika herontdekken


Ondanks die zwakke punten is de overtuigende, ondubbelzinnige boodschap van verantwoordelijkheid die Mandelbaum en Friedman verkondigen er één die de Amerikaanse politieke elite ter harte zou moeten nemen. Niet iedere lezer zal zich kunnen vinden in die boodschap. En de oplossing die de auteurs aandragen is geen ideale, maar zet zonder meer aan tot nadenken, en hopelijk tot concreet beleid. De auteurs zijn geven het nog maar eens aan: ‘een wereld die wordt bepaald door een machtig Amerika (…) zal nooit een volmaakte wereld zijn, maar wel de beste wereld die wij ons kunnen voorstellen’.

Muziek / Album

Oude gospelsferen herrijzen uit de dood

recensie: Adam Arcuragi - Like A Fire That Consumes All Before It

.

Gooi alle traditionele Amerikaanse genres bij elkaar en je hebt americana. Adam Arcuragi noemt zijn muziek liever death gospel, maar het zou een mooie boel worden wanneer artiesten zelf de naam voor hun muziek mogen bedenken! De naam death gospel is wel enigszins (voor zo’n 50%) accuraat: dit is het soort muziek dat je verwacht te horen in een stoffig kerkje op het zuidelijke platteland van de Verenigde Staten.

Back to the old… church

~

Met behulp van zijn vaste begeleiders, The Lupine Chorale Society en producer Duane Lundy wist Arcuragi dit aparte geluid tot stand te brengen. In plaats van alle partijen apart op te nemen, kozen ze ervoor het geluid in de studioruimte op te nemen: alles door elkaar, met elkaar. Zo kom je dus aan dat kerkgeluid. Met krachtige, soulvolle vocalen gaat Arcuragi zijn gemeente voor.

Like A Fire That Consumes All Before It… is het derde album van de uit Georgia afkomstige singer-songwriter. Net als de vorige keer zitten er drie jaar tussen deze plaat en zijn voorganger. Zo bouwt Arcaragi, gezegend met een op die van Eddie Vedder lijkende stem, langzaam aan zijn carrière. De kans is groot dat hij met deze plaat weer een aantal nieuwe luisteraars voor zich zal weten te winnen. Like A Fire That Consumes All Before It… (een zin uit de Ilias van Homerus) telt namelijk een paar van zijn sterkste nummers tot nu toe.

Hits(!) & Misses
De plaat opent luchtig met het gehuil dat niet van zijn Lupine Chorale Society afkomstig is, maar van een paar kinderen. Daarna volgen meteen de drie sterkste nummers van het album. Door de opvallende percussie lijken de gospelinvloeden op ‘Oh I See’ terug te gaan naar de Afrikaanse wortels. ‘Presidents’ Song’ is minder opvallend, maar gedragen door een aanstekelijk banjoriff en een opzwepende tamboerijn eigenlijk minstens zo goed. De ballad ‘You’d Think This Was Easy’ bouwt langzaam op tot een dramatisch hoogtepunt. Misschien geeft de zanger met deze titel te kennen dat hij moeite heeft zijn uitgelaten hartenkreten van de nodige spanning te voorzien, want deze ontbreekt hier en daar nog wel eens.

Wel uitermate geslaagd is het nummer ‘The Well’, waarop de hoop op verlossing krachtig van de daken wordt geschreeuwd. Heel erg gospel, maar ook hitgevoelig, zoals een Kings of Leon-single. Dit zou wel eens het nummer kunnen zijn waarmee Arcuragi een groter publiek bereikt. Het zij Arcuragi gegund, want ook al weet niet ieder nummer op dit album te beklijven, met Like A Fire That Consumes All Before It… heeft hij een onderhoudende death, eh, americana plaat afgeleverd.

Boeken / Fictie

Aan de hand van Tim Krabbé door een doolhof van geschiftheid

recensie: Tim Krabbé - Wij zijn maar wij zijn niet geschift

In een zwaar onderschat oeuvre van compacte, originele, bijzonder goed geconstrueerde en spannende romans past eigenlijk geen lijvige studie over een onderwerp waar al talloze lijvige studies over zijn verschenen. Toch is het Columbine-boek van Tim Krabbé een unieke prestatie.

Alles wat de wereld denkt te weten over Dylan Klebold en Eric Harris, de jongens die op 20 april 1999 op hun high school om zich heen begonnen te schieten, bestaat voor een groot deel uit halve waarheden en hele leugens. Klebold en Harris zijn iconen geworden van duizenden gepeste tieners over de hele wereld en voorbeelden voor tal van highschoolschutters na hen. In 2007, na een zoveelste shooting, begon Tim Krabbé zich te interesseren voor het fenomeen Columbine. Hij kwam erachter dat er beroemde documentaires, speelfilms, biografieën van nabestaanden en talloze internetsites en -fora over bestonden. Maar het ultieme Columbine-boek, de studie die feit en fictie zou kunnen scheiden en die de werkelijkheid overzichtelijk en nuchter zou kunnen presenteren, bestond niet. Dat ligt er dus nu, als het aan Krabbé ligt.

Volkomen van het pad
Krabbé moet met ijzeren volharding en precisie te werk zijn gegaan. Hij begint zijn boek bij het einde, de schietpartij zelf. Aan de hand van talloze bronnen, getuigenverklaringen en politiedossiers reconstrueerde hij de uren vóór en tijdens de schietpartij. Waar liepen de schutters heen, wat zeiden ze tegen elkaar, wie schoten ze dood en waarom. Na deze minutieuze reconstructie van de gruwelminuten die later zo gemythologiseerd werden, probeert Krabbé in de rest van het boek een antwoord te geven op de vraag: hoe hebben twee jongens, met genoeg vrienden en hobby’s om een vrolijke highschooltijd te beleven, onder de ogen van leraren, ouders en vrienden, zo van het pad kunnen raken?

Wij zijn maar wij zijn niet geschift (de titel verwijst naar een dagboekaantekening van Harris) beschrijft niet alleen. Het boek reflecteert ook op de talloze bronnen en de tegenstrijdigheden die in eerdere publicaties voorkomen. Zo zijn veel van de getuigenissen van de schietpartij zó met elkaar in tegenspraak dat ze bijna onbruikbaar zijn. Ook blijkt de publicatie van het dagboek van het bekendste slachtoffer (Rachel Scott, ‘het meisje dat “ja” zei’) een gefictionaliseerde weergave van de werkelijkheid te zijn ten faveure van de christelijke gemeenschap. En de verhouding tussen de schutters bleek in werkelijkheid volkomen anders dan tot nu toe altijd werd aangenomen. Die conclusie volgt in een slothoofdstuk, een orgelpunt waar Krabbé vanaf pagina 1 naartoe heeft gewerkt.

Waarom?
Het boek geeft blijk van de drang van de auteur om niets te missen, om volledig te zijn. Dat levert een wonderlijk eindresultaat op: een combinatie tussen studie, non-fictieroman en de beschrijving van de research ineen. Bovendien ziet Krabbé zichzelf genoodzaakt de chronologie van zijn vertelling regelmatig te doorbreken met vooruitwijzingen naar de uiteindelijke schietpartij en naar de tijd daarna. Af en toe herhaalt hij zichzelf, wat in dit uitzonderlijke geval juist vóór het boek pleit. Het is een fascinerend geheel, waarin je dóór moet, steeds verder. Alsof je een Krabbé-roman leest waarin alles op zijn plek valt. Dat gebeurt in de Columbine-zaak natuurlijk niet: niet alles is bekend en waar Krabbé aannames doet, benadrukt hij dat ook, om de scheiding tussen waarheid en vermoeden van waarheid nog maar eens te onderstrepen.

Het boek kent twee duidelijke hoofdrolspelers, Harris en Klebold, maar waaiert voortdurend uit naar de sfeer op school, de geschiedenis van enkele slachtoffers en de missers in Michael Moores Bowling for Columbine en Gus van Sants Elephant. Moore gebruikte de schietpartij als vehikel om zijn antiwapenlobby te ondersteunen, overigens zonder de nabestaanden hierover duidelijk te informeren. Van Sant beging de vaker gemaakte vergissing een homo-erotische verhouding tussen de daders te veronderstellen, een these die Krabbé overtuigend onderuit haalt. Alles staat in het teken van die ene vraag: waarom?

Ziekelijk zelfmedelijden
Die vraag beantwoordt Krabbé in zijn slothoofdstuk: de twee daders hadden volstrekt andere motieven voor de massamoord en de daaropvolgende zelfdoding, en vonden elkaar in het plan. Even indringend en onbegrijpelijk zijn de dagboekfragmenten van de twee, die Krabbé her en der citeert: twee ernstig gestoorde geesten vol ongerichte fantasieën van destructie en natuurlijke selectie schrijven teksten die bol staan van ziekelijk zelfmedelijden en waanzinnige filosofieën. Hoogtepunt (of dieptepunt) van die geschriften vormen de verhalen die de twee schrijven in de cursus ‘creative writing’: pagina’s van gruwelijke horror vol vooruitwijzingen naar de schietpartij, vruchten van de morbide fantasie van twee getiktelingen. Ze zijn nooit ter verantwoording geroepen.

Er is wel een en ander op Krabbés handelswijze aan te merken – zo baseert hij zich bijna uitsluitend op bestaande bronnen en ordent hij vooral hetgeen er al over Columbine bestaat – maar zijn systematische, precieze werkwijze is zelden vertoond. Die neemt eenieder die zich wil laten meevoeren aan de hand door het doolhof van de hoofden van Eric Harris en Dylan Klebold waaruit geen weg meer terug is. En dat is een ongelofelijke prestatie.

Boeken / Non-fictie

Perspectieven op een exotische havenstad

recensie: Jan Paul Hinrichs - De mythe van Odessa

De reeks Het oog in ’t Zeil beschrijft steden die een grote rol hebben gespeeld binnen de literatuur. In De mythe van Odessa gaat alle aandacht uit naar zeven schrijvers die onlosmakelijk verbonden zijn met de Oekraïense stad.

Met boeken over steden als Ascona, Oxbridge en Lemberg treedt de inmiddels gelauwerde literaire stedenreeks Het oog in ’t Zeil van uitgeverij Bas Lubberhuizen regelmatig buiten de gebaande paden van de traditionele stedengids. De mythe van Odessa vormt hierop geen uitzondering. In 1993 vormde een boek met deze titel het eerste deel van de serie. Het nieuwe boek deelt slechts zijn titel met zijn voorganger; de rest is volledig herzien. Omdat Odessa, gelegen aan de Zwarte Zee, lange tijd tot het Russische Rijk behoorde, zijn de zeven auteurs die behandeld worden ook allen van Russische afkomst. Hinrichs beschrijft de levens van Ivan Boenin, Konstantin Paustovski, Isaak Babel, Ilja Ilf, Jevgeni Petrov, Valentin Katajev en Joeri Olesja. 

Ten onrechte onbekend
Bovengenoemde namen zijn niet de eerste die in je gedachte opkomen als je aan Russische literatuur denkt. Hinrichs maakt duidelijk dat dit ten onrechte is. De zeven schrijvers – die allen hun literaire hoogtijdagen beleefden in de vroege negentiende eeuw – schreven uitgebreid over de stad Odessa en deden dat ieder op hun eigen manier. Boenin roemde Odessa als uitvalsbasis naar verre oorden; Paustovski verhaalt sfeervol over de in zijn ogen exotische stad; Babel beschreef de levendige Joodse wijk waar gangsters de dienst uitmaakten; Ilf en Petrov creëerden samen een oeuvre waarin de toenmalige situatie in de nog jonge Sovjet-Unie gedetailleerd wordt beschreven; Katajev gebruikte Odessa als sfeerbepalende factor voor vrijwel al zijn verhalen en Olesja beschreef de stad als een creatieve vrijplaats voor iedereen die geen boodschap had aan de strenge, hiërarchische communistische staat.

De uiteenlopende perspectieven van zeven verschillende schrijvers scheppen samen een gevarieerde en redelijk volledige sfeerimpressie van Odessa. Het is bewonderenswaardig dat Hinrichs zich tot de meest essentiële informatie heeft kunnen beperken zonder dat zijn boek een droge opsomming van feiten is geworden. Hij selecteerde uitsluitend toepasselijke anekdotes over de auteurs, gegevens uit hun biografieën en verwijzingen naar hun werk. Alle overbodige informatie liet hij vakkundig achterwege. Natuurlijk staat het boek alsnog bomvol nieuwe informatie: straat- en wijknamen, auteursnamen en jaartallen zijn nu eenmaal onmisbaar in een literaire reisgids. Toch is het Hinrichs gelukt efficiënt te werk te gaan en waar nodig te schrappen.

Exotisch paradijsje aan de Zwarte Zee
Wie De mythe van Odessa heeft gelezen, zal in het vervolg aan de stad denken als een exotisch paradijsje in een uithoek van de voormalige Sovjet-Unie, vol acacia’s, straten met doorkijkjes naar zee, kunstenaars en Mediterrane invloeden. Het lukt Hinrichs dan ook om nieuwsgierigheid op te wekken. Het boek is dan ook zeker niet alleen bedoeld voor mensen die al een reis naar Odessa in de planning hebben staan. Na lezing zal het grootste deel van de lezers meer dan geïnteresseerd zijn in een bezoekje aan de Oekraïense havenstad.

Boeken / Fictie

Een veranderde wereld

recensie: Jo Nesbø (vert. Annelies de Vroom) - De Schim

.

In De Schim keert Hole, na drie jaar in het buitenland te hebben vertoefd, terug in Oslo. Een goede bekende van hem wordt verdacht van een drugsmoord en Harry probeert de ware toedracht te achterhalen.

De terugkeer van een ex-alcoholist
Hole is niet een man met een geregeld en doorsnee leven; hij is het schoolvoorbeeld van een sleazy detective. Een man met een drankprobleem en een verbroken relatie, die zijn nachten in slonzige hotelkamers doorbrengt en zijn vermoeide lijf door het leven heen sleept. Maar tegelijkertijd beschikt hij over de gave van een glasheldere geest. En die geest zet hij in om misdaad te bestrijden en zo de donkere wereld een beetje lichter te maken.

Na een verblijf van drie jaar in Hong Kong keert Harry Hole weer terug naar Oslo. Het is hem namelijk ten gehore gekomen dat de zoon van zijn ex-geliefde Rakel vastzit op verdenking van moord op een drugsdealer. Hij probeert bij zijn oude politieteam aan de slag te gaan om zo deze moord op te kunnen lossen. Maar iedereen denkt dat de zaak al rond is en Harry Hole hoeft dus niet op enige medewerking te rekenen.

De ongezonde wereld genaamd drugs
Hole staat er dus alleen voor. En dat is niet handig, want hij blijkt al snel zijn neus in zaken te steken die in het algemeen niet zo gezond voor je zijn. Iemand probeert de macht op de Noorse drugsmarkt te veroveren door de introductie van een nieuwe synthetische drug. Het is niet handig wanneer je met je onderzoek midden in dit proces loopt te porren. En dat is wel precies wat Hole doet met zijn zoektocht naar de dader.

Hierdoor verkeert Harry Hole dan ook al snel in ongezonde omstandigheden. Nesbø weet als geen ander de vaart van een actiethriller te combineren met geloofwaardige driedimensionale karakters. De vaart neemt echter ongekende snelheden aan waardoor het verhaal uit de bocht dreigt te vliegen. Toch weet Nesbø dit te voorkomen, en daarin schuilt ongetwijfeld zijn kracht. 

Nooit meer hetzelfde
Net als je jezelf als lezer begint af te vragen waar al dat drugsgeweld heen moet leiden, worden je ergste nachtmerries waarheid. De beste verhalen zijn diegene waarbij je niet verder durft te lezen omdat je bang bent voor wat er komen gaat, maar die je vervolgens ook meteen dwingen de volgende bladzijde om te slaan. Met De Schim heeft Nesbø een dergelijk verhaal geschreven en misschien is hiermee wel het ultieme Harry Hole-verhaal verteld. Voor de fans van het werk van Nesbø zal de wereld na het lezen van dit boek in ieder geval nooit meer hetzelfde zijn.