Muziek / Album

Soundgarden zet zichzelf terug op de kaart met krachtig King Animal

recensie: Soundgarden - King Animal

.

Op de kop af vierentwintig jaar geleden (!) kwam de eerste langspeelplaat uit van Soundgarden. Na een stilte van zestien jaar is de band uit Seattle terug met een overtuigend album met twee smaken, getiteld King Animal.

In 1996 besloten frontman Chris Cornell en zijn drie bandleden een punt achter Soundgarden te zetten. De verschillende bandleden gingen ieder hun muzikale weg, waarbij vooral Cornell in beeld bleef. Niet alleen nam hij drie solo-albums op, ook werd hij zanger van de zogenaamde superband Audioslave. Van een band die begon als pionier in de grunge scene en hun doorbraak in 1994 beleefden met Superunknown, tot een band die weer terugkomt in een nieuw muzikaal en digitaal tijdperk, omdat het Soundgardengevoel toch weer de kop op stak.

T

~


Waar het genre grunge punkrock en metal samenvoegde tot een specifieke, aggresieve sound kon je de bands die het genre grootbrachten, Nirvana, Pearl Jam en Soundgarden toch goed van elkaar onderscheiden. Niet alleen hadden deze bands allen een eigen sound, de stemmen van Cobain (wanhopig) en Vedder (diep) waren uniek en zo ook die van Cornell. Een typische Cornell-techniek is de stem aan te laten zwellen en hem te laten ontaarden in rauwe schreeuwen. Dat hoor je nu ook weer goed in ‘Blood On The Valley Floor’, een nummer met een grootse opzet. ‘Attrition’, met maar één, snel tempo, is tweestemmig gezongen. Cornells stem heeft hierbij een relaxedheid over zich die een fijn contrast met de voortstuwende gitaren en drum oplevert. Hoewel misschien iets aan kracht ingeboet, blijft de rafelige stem van de frontman erg veelzijdig.

Twee smaken 
Naast de krachtige hardrocknummers herbergt King Animal gelukkig ook wat rustigere nummers. ‘Black Saturday’, met akoestische gitaar, schudei en langzame zang is hier een voorbeeld van. ‘Halfway There’ geeft een ander beeld doordat Cornell in een hoger register zingt, wat zorgt voor een fris, helder geluid. ‘Eyelid’s Mouth’ is ook zo’n rustig nummer, maar pakt toch weer anders uit omdat de band zingt en Cornell antwoordt. Een oud recept dat goed uit de verf komt. De afwisseling tussen de vurige rock/metal nummers en de rustigere nummers geeft de plaat een goede balans, met als gemene deler de kracht die die tracks uitademen.

Een bijzondere vermelding verdient nog slotnummer ‘Rowing’. Het nummer heeft het ploegende tempo van een roeiboot of slavenschip, vooral door de slepende drums. Don’t know where Im going, I just keep on rowing, I just keep on pulling, gotta row.‘ Een tekst die de huidige conditie van Soundgarden niet helemaal beschrijft: de groep roeit zeker door, maar weet wel degelijk welk pad zij volgt. Hoewel de jaren gaan tellen en de vocalen iets minder krachtig zijn geworden, blijft de kwaliteit van Soundgarden onverminderd aanwezig.

Boeken / Fictie

Een zakelijke opsomming van gebeurtenissen

recensie: Arjan Visser - Hotel Linda

Arjan Visser vertelt in Hotel Linda het levensverhaal van de hoogbejaarde Jonah Jacobson. Het is een levensverhaal dat door de afstandelijke manier van vertellen niet beroert, maar de lezer onverschillig laat.

Jonah Jacobson keert na vijfenzestig jaar terug naar Amsterdam om op zoek te gaan naar Linda, de vrouw die hem tijdens de oorlog hielp vluchten. Op het moment echter dat hij voet zet in Amsterdam, belandt hij in een draaikolk van herinneringen en waanbeelden. Jacobson herbeleeft zijn jeugd in een stad waar hij inmiddels van vervreemd is geraakt.

Een oplosbare puzzel
De lezer wordt meegenomen in Jacobsons herinneringen. Herinneringen aan zijn jeugd, zijn leven als jood in Amsterdam tijdens de oorlog, zijn vlucht naar Brazilië en het leven dat hij opbouwde in Brazilië lopen kriskras door elkaar. Het zijn puzzelstukjes waarmee de lezer uiteindelijk in staat is het levensverhaal van Jacobson te construeren.

Het is bovendien voor de lezer niet moeilijk om Jacobsons waanbeelden van echte herinneringen te onderscheiden. En dat is raar, want de lezer leest het verhaal door de ogen van een hoogbejaarde, zeer verwarde man. Het lijkt er dan ook op dat het idee om een oude man verstrikt te laten raken in een web van herinneringen en waanbeelden slechts een middel is om het levensverhaal van een slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog te vertellen. Dit hoeft natuurlijk niet af te doen aan de kwaliteit van de roman, maar in het geval van Hotel Linda wordt de middelmaat helaas niet ontstegen.

Gebrek aan reflectie
Het grote mankement van de roman is dat de personages, inclusief Jacobson, heel vlak blijven en geen enkele ontwikkeling doormaken. Jacobson verhoudt zich op geen enkele manier tot wat hem overkomt als hij eenmaal in Amsterdam is of tot de gebeurtenissen van vroeger. Iedere emotie of reflectie ontbreekt. Een voorbeeld daarvan is Jacobson die zich inbeeldt dat hij een gesprek heeft met Delmonte, de man die Linda neerschoot en die een prominente rol heeft gespeeld in het leven van Jacobson. Aan het einde van het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat dit een waanbeeld was: ‘De man die te lang te dichtbij is geweest, komt eindelijk overeind. Het is Delmonte niet.’

Je zou verwachten dat dergelijke gebeurtenissen indruk zouden maken op Jacobson, zeker omdat zijn vroegere leven weer heel dichtbij komt als hij eenmaal terug is in Amsterdam. Er wordt echter overgegaan tot de orde van de dag en er wordt met geen woord meer gerept over deze gebeurtenis. Zo gaat het met iedere herinnering en ieder waanbeeld. Dit zorgt ervoor dat het boek niet meer is dan een zakelijke, niet-chronologische vertelling van gebeurtenissen.

Overschot aan afstand
Doordat Jacobson niet reflecteert op zijn verleden, maar hij wel de verteller is van dat verleden, krijgt de roman een vlak en afstandelijk karakter. En dat kan toch niet de bedoeling geweest zijn van Arjan Visser. Het feit dat Jacobson op zoek gaat naar Linda en het feit dat zijn terugkeer hem zo verwart, maakt immers al duidelijk dat Jacobson niet onverschillig is ten aanzien van zijn verleden.

Het vlakke en afstandelijke karakter van de roman zorgt ervoor dat de lezer zich niet kan verhouden tot het vertelde. Het verhaal laat de lezer onverschillig. Hotel Linda had een intrigerend verhaal kunnen zijn waarbij zowel hoofdpersonage als lezer verstrikt raakt in een web van herinneringen. Het had ook een indringend verhaal kunnen zijn over de invloed van de Tweede Wereldoorlog. Het is echter een afstandelijke vertelling geworden die geen sporen nalaat.

Boeken / Non-fictie

Verkruimeld op herhaling

recensie: Onno Zijlstra - Kierkegaard in discussie

.

Wie als hedendaagse lezer Kierkegaard in het Nederlands wil leren kennen, is redelijk verwend. Na de eerste vertaling uit het Deens in 1880 is er een enorme hoeveelheid publicaties beschikbaar gekomen die vele verschillende facetten van Kierkegaards denken, leven en invloed belichten. Sinds december 2006 verschijnen bij Uitgeverij DAMON zelfs Kierkegaards geschriften in een nieuwe, uitstekende vertaling. Een van de leden van de redactieraad, betrokken bij publicatie van de Nederlandstalige werken, is docent filosofie Onno Zijlstra. Met Kierkegaard in discussie voegt hij een persoonlijk project toe aan de ruime bestaande bibliotheek. Het is ‘zijn boek over Kierkegaard’, met als voornaamste doel de Deen in gesprek te brengen met hedendaagse denkers over onder andere kunst, wetenschap en cultuur.

Het persoonlijke


Zijlstra’s persoonlijke project, dat iets weg heeft van een informele scriptie, voert de lezer langs enkele hoofdwerken van Kierkegaard. Verreweg de meeste aandacht gaat uit naar Vrees en beven en Of/Of, beiden uit 1843. Kierkegaards meest filosofische werk, het helaas nog steeds onvolledig in het Nederlands vertaalde Afsluitend onwetenschappelijke naschrift (1846), komt er wat bekaaid vanaf, evenals het meer religieuze werk De ziekte tot de dood (1849). Andere werken worden enkel sporadisch of ter ondersteuning genoemd. Het is zeer de vraag of zo’n complexe filosoof als Kierkegaard, als je dan toch een ambitieus persoonlijk project mag uitgeven, met 140 pagina’s kan worden afgedaan. Zijlstra doet zichzelf en Kierkegaard in ieder geval te kort door vier van zulke wijsgerige pareltjes zo compact te bespreken. Niet alleen is dat al eerder gedaan, Zijlstra lijkt bovendien niet echt veel nieuws toe te voegen.

Kruimeltjes filosofie


Zijlstra blinkt uit in het opvoeren van kruimels. Al die kruimels leiden echter nog niet tot een snee brood. Met soms een verwijzing naar een actualiteit of een film, dan weer een citaat, dan weer een naam van een denker of een schrijver, lijkt het meer op een uitgeklopte broodrooster. Dat is niet alleen ongemakkelijk voor de lezer, maar het ontbloot ook oppervlakkigheid. Op een enkele pagina passeren soms zomaar drie of meer grotere namen (Sontag, Pattison, Grunberg of Lash, Doorman, C.B. Macpherson, Marx, Verbrugge), wat een onbehaaglijk gevoel geeft. Het lijkt alsof Zijlstra wil laten zien hoe belezen hij is, in plaats van dat hij de lezer meevoert naar de werkelijke diepten van iemands inzichten. Een geweldig denker als Blaise Pascal bijvoorbeeld, behoort men niet in enkele losse zinnen (‘sinds Pascal kan oneindigheid benauwen’) als een bange man weg te zetten. Dan is het veel verstandiger om hem geheel achterwege te laten.

Stijloefening


Waar Kierkegaard een uitzonderlijk stilist was, een taalkunstenaar en een virtuoos, kan dat van Zijlstra niet gezegd worden. Sterker nog, zijn manier van schrijven is op zijn zachtst gezegd ergerniswekkend. Zijlstra heeft de neiging Kierkegaard op alle mogelijke manieren aan te spreken in zijn betoog. Willekeurig gebruikt hij daarom Søren, SAK, Kierkegaard, Søren Aabye en Søren Kierkegaard door elkaar heen, waar gewoon Kierkegaard had volstaan. En zelfs het pseudoniem Anti-Climacus wordt hier en daar met ‘Anti’ afgedaan, alsof het een koosnaam is. Daarnaast weet Zijlstra een hoop onzalige zinnen uit zijn pen te krijgen. Wat te denken van: ‘Expressie is de Velpon die innerlijk en uiterlijk als twee kanten van een medaille aan elkaar hecht,’ of erger: ‘Taal is helemaal Kierkegaards ding.’ En dat nog los van de vele, vele storende barbarismen, waar Zijlstra liefhebber van is (‘In the inner circles van cultureel Kopenhagen is de filosoof G.W.F. Hegel hot‘). Het blijft een raadsel waartoe deze taalverarming dient. Om jonge lezers aan te spreken? Get real! Om met de woorden van Zijlstra zelf te spreken…

Voor de enkeling


Want voor wie, buiten hemzelf, schrijft Zijlstra dit boek eigenlijk? In ieder geval niet voor degenen die bekend zijn met Kierkegaard en zijn hoofdwerken, daarvoor is de analyse iets te simpel en de uitwerking van bijvoorbeeld Vrees en beven en Of/Of te bekend. Echter ook niet voor de beginners, want daarvoor vereisen alle kruimels veel te veel voorkennis om te begrijpen waarom ze worden opgevoerd en waarom ze relevant zijn. Enige kennis van filosofische stromingen, hoofdlijnen en taalgebruik lijkt onontbeerlijk. Zonder twijfel is Zijlstra een echte Kierkegaardliefhebber en weet hij hier en daar de lezer te bereiken met een leuke anekdote of scherpe vondst, maar het is allemaal te weinig origineel en vooral te vluchtig.

Misschien is het opgevallen dat nog niets concreet is gezegd over de inhoud van het boek. Dat komt waarschijnlijk omdat de inhoud uit zoveel verschillende aanrakingen bestaat, dat een rode draad nauwelijks te ontwarren valt. Individualiteit? Stilte? Moderniteit? Kunst? Literatuur? Het komt allemaal voorbij. Maar dat is de Kierkegaard van Zijlstra. Is het misschien ook uw Kierkegaard? ‘Alles wat indruk op ons maakt, bevindt zich in onszelf.’ U zou de sprong kunnen wagen…

Muziek / Achtergrond
special:

Crossing Border: de vrijdag

.

Maggie Björklund

~

Vindt u de pedal-steel stiekem ook een beetje een zeikerig instrument? Luister dan eens naar Maggie Björklund. Zelden wordt het instrument zo smaakvol ingezet. Reden waarom de Deense een veelgevraagd sessiemuzikant is in de Verenigde Staten. Vanavond speelt ze voornamelijk liedjes van haar solodebuut Coming Home, dat eerder dit jaar verscheen. Ze laat zich begeleiden door een contrabassiste, een celliste en een gitarist, en daarmee komen haar liedjes goed tot hun recht in de Duitse Kerk. Vocaal valt Björklund een beetje tegen: ze heeft een mooie stem, maar die blijkt live niet altijd even zuiver. Ze weet dat goed op te lossen door een instrumental te spelen en andere zangers de lead te laten vertolken. Naast haar vaste gitarist Johnny Sangster is dat vanavond ook Mark Lanegan, die toch in de buurt was. Lanegan zingt op Coming Home twee duetten met Bjorkland, waaronder het titelnummer dat vanavond een hoogtepunt van Björklunds optreden is. En zo heeft de Deense, met een beetje hulp van haar vrienden, het Crossing Border-festival sfeervol ingeluid.

Hannah Cohen
Even later treedt Hannah Cohen aan. Haar carrière als singer-songwriter is nog in een pril stadium. Misschien dat haar debuutalbum door haar connecties in de New Yorkse scene en haar reputatie als fotomodel iets te snel is gekomen. Cohen blijkt live namelijk een voortreffelijke zangeres – denk aan Marissa Nadler – maar haar liedjes zijn al te conventioneel. Dat er meer in zit blijkt wanneer ze de akoestische gitaar weglegt en over een eenvoudige discogroove haar ‘Sunrise’ zingt. Dan wordt het ineens hip en sensueel. Als Cohen dat zelf ook oppikt komt het wel goed met dit prille talent.

Daughter
Ondertussen is in de Buchanan-zaal Daughter aan het spelen. Oorspronkelijk zou dit drietal in de veel kleinere Waterloo optreden, maar de programmeurs hadden op tijd door dat er iets speciaals gaande is met Daughter. Zelfs de grote Buchanan-zaal kan het publiek dat op deze act afkomt vanavond niet herbergen. De EP The Wild Youth kan de ophef nauwelijks verklaren. Live blijken zangeres en bassiste Elena Tonra, gitarist Igor Haefeli en drummer Remi Aguillera echter meesterlijk de dynamiek van deze nummers uit te buiten. De minimalistische benadering, Torna’s stem, Haefeli’s gitaar; we hebben zoiets eerder gehoord bij stadsgenoten the XX. Doet er niet toe, want Daughter overtuigt op eigen kracht. Wanneer ze dit geluid in de studio vast weten te leggen gaat dat een prachtdebuut opleveren. 

Beth Orton, Mark Lanegan

~

Beth Orton mag de avond afsluiten in de Duitse Kerk. De singer-songwriter gaat al wat langer mee, maar wist dit jaar toch weer te verassen met haar sterke nieuweling Sugaring Season. Liedjes van dit album wisselt ze af met een paar klassiekers. Net als bij de andere artiesten die we hier vanavond hebben bewonderd verlaten na ieder nummer een paar bezoekers de kerk. Het is respectvol bedoeld – men wil het concert niet verstoren- maar je krijgt als artiest het gevoel dat na ieder nummer een kleine exodus plaats vindt. Orton reageert met bittere humor: Go on, good riddance. Close the door behind you, fuckers!‘ Ze kan er weinig aan doen, want op haar performance en haar liedjes is weinig aan te merken. Wel wordt de muzikale aankleding die zo belangrijk is op haar platen vanavond gemist. Meestal staat ze alleen op het podium met haar gitaar. Soms krijgt ze muzikale ondersteuning van violist, zanger en gitarist Sam Amidon. Dat levert de mooiste momenten op, zoals wanneer Orton en Amidon samen ‘ The Poison Tree’ zingen. Toch slaan ook wij vroegtijdig de deur achter ons dicht, om nog iets van The Mark Lanegan Band mee te pikken. Tijdens de laatste vijf nummers van zijn show is hij stevig aan het rocken, ondersteund door de jonge honden van het Vlaamse Creature with the Atom Brain. Allen keurig in het zwart. Naast solomateriaal horen we ‘Black Rose Way’  van zijn oude band Screaming Trees en Queens of the Stone Age’s ‘Hanging Tree’ voorbij komen. Lanegan toont zich in goeden doen, hij is zelfs zo voorkomend om zijn bandleden te introduceren. Toch is 8WEEKLY in gedachten bij Beth Orton. Verderop, zo alleen in dat donkere kerkje.

Muziek / Achtergrond
special:

Crossing Border: de zaterdag

Zaterdag moet je bij het Nationaal Toneel Gebouw wezen. Althans, zo gokte 8WEEKLY. De acts die we bekijken zijn in ieder geval een stuk energieker dan de zangeressen van gisteren. De Koninklijke Schouwburg komen we op de valreep ook nog even in, om daar de onnavolgbare Andrew Bird te aanschouwen.

Toy

~

Noem het shoegaze, psychedelica, krautrock, rock ’n roll. Toy speelt liedjes en repeterende grooves, bedolven onder een lawine van white noise. Straffe kost om het nog broodnuchtere Crossing Border-publiek mee te onthalen. Of die lawine opzettelijk in gang is gezet of dat men bij het soundchecken overmoedig is geworden is onduidelijk. Hoe het ook zij: onder deze omstandigheden blijft de band niet helemaal overeind. ‘Left Myself Behind’ en afsluiter ‘Kopter’ zijn behoorlijke nummers, maar kunnen de conclusie dat Toy gewoon niet zo’n interessante band is niet falsifiëren.

Spiritualized
Ook shoegaze, psychedelisch, etc. maar zeker wel interessant: Spiritualized. De band rond Jason Pierce is al sinds de jaren tachtig actief en heeft de nummers dus voor het uitzoeken. Met acht breed uitgesponnen nummers, voor de helft afkomstig van de laatste release Sweet Heart, Sweet Light, weet de band van begin tot eind te boeien. Aan de presentatie van Pierce is dat niet te danken, hij laat het aan de spacey projecties over om de show ook visueel interessant te houden. Anders dan bij de studio-versies worden bijna alle nummers vanavond in een warm bad van synths ondergedompeld. Dat komt de godvruchtige ballad’Life Is A Problem’ bijzonder ten goede. Andere hoogtepunten die niet onvermeld mogen blijven:’Ladies and Gentlemen We Are Floating in Space’, waarin ‘I Can’t Help Falling In Love With You’ nog even voorbij komt dobberen en ‘ Take Your Time’  dat gestaag naar zijn climax toewerkt.  

Poliςa
Beneden, naast de bar heeft 3voor12 zijn eigen podium waar bands die toch al optreden een kortere sessie spelen. Het is een mooie gelegenheid om Poliςa mee te pikken. Het is een wat apart geval, dat Poliςa: de band werd pas samengesteld nadat Channy Leanaugh met Ryan Olsen het debuut Give You the Ghost had opgenomen. Leanaugh wordt nu bijgestaan door een bassist en twee drummers. Leanaugh is een indrukwekkende verschijning, met haar sensuele stem, Helicon 5 voice processor en die mooie ogen. De band maakt een eigentijdse variant op triphop, al is op de een of andere manier het label ‘r&b’ aan hen gaan kleven. Live klinkt Poliςa om begrijpelijke redenen minder elektronisch en gelaagd dan op het debuut, maar de stemmanipulaties van Leanaugh zijn live extra gaaf. Bovendien zijn de twee beste nummers uit de set nog niet uitgebracht en dat schept vertrouwen in de toekomst.

Viv Albertine

~

Viv Albertine’s optreden is een combinatie van literatuur en muziek. Ooit speelde ze in de punkband the Slits, een soort Bananarama zonder banaan. Nu brengt ze drie liedjes van haar eerste solo-album The Vermillion Border, te weten ‘Don’t Believe’, ‘ I Want More’ en ‘Confessions of a MILF’. De muziek staat in dienst van de teksten, die persoonlijk, doordacht, humoristisch en confronterend tegelijk zijn. Het is een boeiende performance die wordt gevolgd door een voordracht uit een boek waaraan ze werkt en dat de titel Clothes Clothes Clothes, Music Music Music, Boys Boys Boys moet gaan krijgen. Afgaande op de voordracht belooft dat een ranzig boekje te worden.

Andrew Bird
Voor de afsluiter van het festival begeeft 8WEEKLY zich voor het eerst naar The Royal, de grote zaal van de Koninklijke Schouwburg. Daar treedt Andrew Bird op. In zijn composities combineert Bird allerhande ouderwetse stijlen op een manier die alleen in de 21ste eeuw denkbaar is. De man kan zingen, viool spelen en fluiten als de beste en dat zullen we weten. Bird maakt meteen indruk met ‘Hole In the Ocean Floor’. Bird speelt een vioolpartij die hij direct opneemt en loopt terwijl hij een tweede partij inspeelt en zo verder. Het is de manier waarop hij vanavond veel van zijn nummers uitvoert, verder begeleid door een viermansband. Het leeuwendeel van dat materiaal is terug te vinden op Break It Yourself, dat erg om zijn vioolarrangementen draait. Ook bij het recentelijk verschenen minialbum Hands of Glory wordt even stilgestaan en van het oudere Andrew Bird & the Mysterious Production of Eggs horen we ook nog een paar nummers. Na veertien werkjes sluit Bird Crossing Border af met de Townes Van Zandt-cover’If I Needed You’. Het was mooi, maar of we hier nu een echt goed, of een heel knap optreden hebben gezien, daar zullen de fans en de overige bezoekers het niet helemaal over eens zijn.

Boeken / Fictie

‘Alles wat was, blijft.’

recensie: Maarten Inghels - De handel in emotionele goederen

Eigenlijk gebeurt er helemaal niet zo veel, in Maarten Inghels’ debuutroman De handel in emotionele goederen. Toch loodst de schrijver de lezer moeiteloos naar een einde dat best wat steviger had mogen zijn.

Alles in Inghels’ debuut draait om de dood. De dood van de vreemde, waar handel in zit. De dood van de geliefde, waar de rouw op volgt. En de sterfelijkheid en dreigende vergetelheid van iedereen zelf, een onvermijdelijkheid waartegen niets bestand is, zelfs niet het bewaren en conserveren van alles wat aan het leven doet denken.

Enigma


De handel in emotionele goederen kent een origineel uitgangspunt: geld maken uit de dood. Niet door het lichaam van de overledene op welke wijze dan ook te behandelen of te lozen in de grond of in de verbrandingsoven, maar juist dat wat overblijft te sorteren en te verpatsen. Een vreemd werk, alsof je de herinnering overdoet aan een vreemde, aan de hoogste bieder. Liever nog bewaart Inghels’ hoofdpersoon Luukas Kolibri die herinneringen zelf, ‘in zuurvrije dozen’.

Dit gesjacher met het restafval van iemands leven maakt Kolibri interessant. Waarom kiest iemand ervoor zijn dagen te slijten te midden van dode spullen van dode mensen? Wat voor soort figuur wil dat? Daar kom je in het vervolg van De handel in emotionele goederen langzaam maar zeker achter, al blijft Luukas een geheimzinnige figuur, een schim die zich niet laat karakteriseren. Hij werkt, goed, maar verder? Verder blijft hij een enigma, een onoplosbaar raadsel, niet in de laatste plaats voor zichzelf.

Enigma


Is dat erg? Niet echt. Het is immers niet Kolibri die de werkelijk protagonist van Inghels’ debuut is, maar de fascinatie van de schrijver voor dat wat overblijft. Want, wat blijkt: ook Kolibri is een emotioneel goed, een overblijfsel van het leven van een ander, zijn ex-vriendin, Robin. In flashbacks krijgen we een idee van hoe hun relatie geweest moet zijn: Luukas als de verlegen, kalme jongen die blijft haken aan de excentrieke dierenhaatster Robin. Het moet een wonderlijke verkering zijn geweest, want in de herinnering van Luukas spat de liefde er nu niet direct af. Interesse, dat wel, in de gedragingen van zijn vreemde vriendin.

Waarom Robin is wie ze is en doet hoe ze doet, wordt langzaam duidelijk in de dagboekfragmenten van een zekere René, die door het boek heen verweven zitten. Ook die fragmenten zijn weer de tastbare herinnering aan iemand die er niet meer is. Meer nog, zij zijn de erfenis van een man die kort voor zijn dood de wereld nog iets moet nalaten. Zijn geheim, namelijk.

Zonder al te veel over het plot te verraden: Luukas komt er steeds meer achter dat in eigenlijk alles een herinnering woont, zelfs in levende dingen, zelfs herinneringen aan mensen van wie hij niet weet wie ze zijn. Het conserveren van die herinneringen wordt zijn levenstaak, zijn bestemming – tot hij nog slechts door herinnering is omringd.

Veel hooi

Maarten Inghels heeft met De handel in emotionele goederen een ambitieuzer boek geschreven dan op het eerste gezicht misschien zichtbaar is. Misschien heeft hij zelfs wel iets te veel hooi op zijn vork genomen, want wie thema’s als dementie, rouwverwerking, dood, herinnering, een verloren geliefde, eenzaamheid en de status van donoren in een enkele roman probeert uit te werken en er daarnaast ook nog een vlot leesbaar geheel van wil maken, moet hier en daar wat inleveren. Niet ieder onderwerp krijgt zo de verdieping die het had kunnen gebruiken, en datzelfde geldt voor sommige personages.

Stilistisch is het allemaal uitstekend verzorgd bij Inghels, zijn zinnen zijn de getuigen van een zich ontwikkelend vakmanschap, al vergaloppeert hij zich hier en daar in zijn al te ver gezochte metaforiek. En zo kan het zomaar gebeuren dat er over tien jaar mensen De handel in emotionele goederen ter hand zullen nemen en zij dan zeggen: wat een hoop ambitie in één boek. Niet helemaal geslaagd, maar de belofte was er toen al.

Kunst / Expo binnenland

Artiesten en outsiders

recensie: Diane Arbus in Foam

Wat hebben travestieten, geestelijk gehandicapten, vuurvreters, Joodse reuzen en bejaarde Russische dwergen met elkaar gemeen? Het zijn outsiders en fotografe Diane Arbus vond hen intrigerend. Haar visie op het bijzondere en absurde van het leven is nu te bewonderen in Foam.

In deze eerste grote overzichtstentoonstelling van Arbus’ oeuvre in Nederland zijn ongeveer 200 werken uit musea en privécollecties te zien, waaronder wereldberoemde én nooit eerder tentoongestelde foto’s. Voor bezoekers die meer verdieping zoeken, zijn bij Foam aparte kamers ingericht met stukjes uit het Arbus archief van het Metropolitan Museum of Art.

Diane Arbus (1923-1971) begon op haar achttiende met fotograferen. Vanaf 1959 maakte ze in toenemende mate fotoseries voor Harper’s Bazaar, Esquire en New York Magazine. Met een onderzoekende blik legde ze het leven van minderheden in de boven- en onderlaag van de maatschappij vast. Zo creëerde ze een antropologisch overzicht van subculturen en opmerkelijke levens in het New York van de jaren ’50 en ’60.

Travestiet en high society
Foam heeft bewust de werken uit dit zeer veelzijdige oeuvre door elkaar opgehangen, zonder te letten op onderwerp of serie. Met uitzondering van één zaal, waarin een aantal foto’s van het dagelijkse leven van geestelijk gehandicapten te zien zijn. Dit versterkt en verduidelijkt de foto’s en geeft ze meer diepte. Ook Arbus’ andere werk zou baat hebben bij zo’n gezamenlijke presentatie. Foam verklaart op de website dat de ongeorganiseerde indeling ‘de bezoeker in staat stelt de foto’s wars van vooroordelen toe te treden, zoals de fotografe haar onderwerpen’.

Foto: Diane Arbus

Foto: Diane Arbus

Die fotografische benadering was destijds gewaagd net als Arbus’ onderwerpkeuze. Ze bracht portretten terug tot de essentie: ontspannen, vaak niet geposeerd en in de vertrouwde omgeving van de geportretteerde gemaakt. Thuis op de bank of in bed, in de kleedkamer of op het werk, op straat of in het park. Het zijn portretten zonder mooimakerij of medelijden. Arbus plaatste haar onderwerpen nooit op een voetstuk, maar ze keek ook niet op hen neer. Of het nu ging om een travestiet of iemand uit de high society.

Critici wisten deze stijl niet altijd te waarderen. Ook beroemdheden die door haar gefotografeerd werden waren niet altijd gecharmeerd van haar directe stijl. Ze kwamen er niet altijd goed vanaf. Deze aanpak betekende niettemin een doorbraak in de documentaire- en straatfotografie.

Zwijgende minderheden
Als vernieuwer had Arbus het niet makkelijk. In 1971 vroeg zij een beurs aan voor haar laatste project: de Zwijgende Minderheden. In het projectvoorstel schreef ze, dat ze deze minderheden niet wilde negeren of op een hoop wilde schuiven, maar ze aandacht wilde geven in een fotoboek. De fotografe krijgt de beurs niet. Geplaagd door terugkerende depressies pleegt ze zelfmoord in datzelfde jaar.

De maatschappelijke waarde van het portretteren van zwijgende minderheden heeft wellicht in deze tijd aan kracht ingeboet. De mens van 2012 is niet snel meer te schokkeren door de werkelijkheid, hoewel de mens in al haar vormen altijd blijft fascineren.De foto’s van Diane Arbus hebben bovendien als tijdscapsule een zekere historische waarde.

Foto: Diane Arbus

Foto: Diane Arbus

De onsentimentele wijze waarop de fotografe haar onderwerpen heeft vastgelegd blijft echter actueel en modern. Ze kleurde niet, lichtte niet toe, maar liet de geportretteerden er slechts zijn. Een naakt echtpaar van middelbare leeftijd staat lachend en zonder schaamte naast bed tijdens een vakantie in een nudistenkamp. Travestieten maken zich duimendik op in de kleedkamer, terwijl harige benen door de netkousen piepen. Geestelijk gehandicapten rollen met kinderlijke uitgelatenheid in het veld.

Zij waren geen slachtoffer van hoon, spot of medelijden in Arbus’ foto’s. De fotografe liet een gestolen moment in hun dagelijks leven zien, hoe onalledaags dat leven ook mocht zijn. Zoals Arbus zelf zei: ‘Misschien moeten de foto’s (..) voor zichzelf spreken. Als ze verpletterend genoeg zijn, zal elke toelichting of oordeel over het onderwerp een verraad zijn, zowel aan hen als aan ons.’

Boeken / Fictie

Elisabeth, Coco en Esther

recensie: Esther Gerritsen - Dorst

Al meteen wordt in Dorst, de nieuwe roman van Esther Gerritsen, duidelijk dat Elisabeth door kanker is opgegeven. Dit deelt ze dochter Coco, die ze sinds haar scheiding weinig ziet, langs de neus weg mee. Het beginnend bizarre hiervan wordt echt bizar als moeder en dochter in elkaars nabijheid meer en meer profiel krijgen.

Dat gebeurt mondjesmaat door directe informatie van de alwetende verteller en goeddeels indirect door een observerende verteller. Om beurten krijgen moeder en dochter perspectivisch hun hoofdstukjes toebedeeld. Elisabeth bevreemdt door de manier waarop ze haar problematische leven en aanstaande dood bagatelliseert, maar al sinds de scheiding wordt er ‘vreemd’ naar haar gekeken: ‘Ze is pas vreemd sinds ze moeder is en ze weet dat ze dat het kind niet kan verwijten al begrijpt ze steeds minder waarom niet.’

Springerig

Deze zin laat al iets zien van de vreemde springerigheid in Elisabeths innerlijk en in de daaraan parallelle stijl van de verteller. Die springerigheid zit ook sterk in de dialogen. Daarin zegt Elisabeth nauwelijks waar het echt om gaat. Het ongemak tussen haar en Coco ‘verhinderde al zo lang gewone woorden’. Voortdurend wordt ze in verwarde overgevoeligheid afgeleid door wat zij in zichzelf en in contact met anderen als irritante ruis ervaart. Coco tobt op haar manier – ze is van een andere generatie immers – met een soortgelijk euvel. Zeker met meer dan twee personen om haar heen knettert het van de ruis en stapelen de kregelige terzijdes zich op.

Typerend in de dialogen vooral zijn de herhalingen, die eigenlijk een vorm van zwijgen zijn, en ook de talloze vragen die om de hete brij heen blijven draaien. ‘Ja, maar waar dacht je dan over na, toen je zei dat je even nadacht?’ ‘Ik dacht gewoon even na.’ ‘En hoe zou dat klinken als je dat hardop zou doen?’ Coco weet dat haar moeder ‘elke vraag te veel vond of te moeilijk’. Ze vraagt zich af hoe een vraag te formuleren: ‘Hoe kan ze het zo vragen dat ze een eerlijk antwoord krijgt. Of hoe kan ze het zo vragen dat ze het antwoord gelooft.’ Als Elisabeth op een vraag die ze zelf stelt geen reactie krijgt: ‘Nog een keer vragen is dan de regel, om te bewijzen dat ze werkelijk geïnteresseerd is.’ En anders stelt iemand wel een stomme vraag, ‘of in ieder geval op een stom moment’.

Op het persoonlijke af

De schrijfster is merkbaar gevormd in het schrijven van toneelteksten. Hier en daar gaat de dialoog wat makkelijk in galop, waardoor de spankracht vermindert. ‘Ben je moe?’ ‘Nee hoor,’ zegt Coco. ‘Zo zie je er wel uit.’ ‘Dank je.’ ‘O, sorry.’ ‘Ik sliep.’ ‘O, sliep je nog, dat wist ik niet.’ Ook wat er omgaat in de binnenwereld van moeder en dochter had niet per se letterlijk van a tot z genotuleerd hoeven te worden. De schrijfster verplaatst zich met veel verve en op het persoonlijke af in haar personages, alsof ze die door een vergrootglas gadeslaat, maar soms iets te uitgebreid.

De titel Dorst verwijst naar vluchtgedrag dat de dorst naar het relevante verdoezelt, en letterlijk naar de alcohol die Coco (en vroeger haar vader) daarbij een handje helpt. Juist een naderende dood vraagt erom wezenlijke dingen aan de orde te stellen voor het te laat is. Dat lukt moeilijk als dat niet eerder gedaan is. De scènes waarin de dood dicht op de huid zit, zijn heftig en diep tragisch, maar daarbuiten krijgt het tragische door het laconieke een welkome lichte bijtoon. Verwevenheid van ingehouden tranen en grage grappen kan in onze literatuur weleens bij Reve begonnen zijn, en pakt in Dorst in enkele passages op een verrassende manier zelfs kluchtig uit. 

Gerritsen blijkt al langer goed overweg te kunnen met allerlei vormen van lichte gekte, een thema dat meer schrijfsters min of meer bezighoudt. De vraag is hoe lang ze daarmee voort kan. Haar talent is zo specifiek dat het roer niet makkelijk lijkt om te kunnen. Dorst overtuigt echter ruim voldoende dat dat voorlopig geen bezwaar is.

Muziek / Album

Op weg naar klassieker

recensie: Simon McBride - Crossing The Line

.

Vanaf zijn vijftiende jaar leerde McBride zichzelf gitaarspelen met het geluid van zijn helden in zijn gehoor: Rory Gallagher en Gary Moore. Zij hebben het stokje overgedragen aan de volgende generatie. McBride bewaakt het erfgoed met verve en bouwt het verder uit.

Ode

~

Bij de opening van het album duikt een Gary Moore-gevoel op: ‘Lead Us Away’ zet een trend voor wat volgt. McBride begint ‘No Room To Breathe’ met een lekkere gitaarrif met galm. Zijn stem klinkt iets heftiger dan van wijlen Moore. Het is geen kopie van een bekend nummer, maar heerlijk gedreven McBride-bluesrock. Dat McBride ook Jimi Hendrix en Jeff Beck tot zijn invloeden rekent is hoorbaar. In ‘Starve This Fever’ doet de Ier een andere grootheid eer aan: Stevie Ray Vaughan. De solo in het nummer is een ode aan deze grote gitarist. McBride laat duidelijk zijn invloeden horen, maar maakt er eigen Simon McBride-composities van.  

Fluweelzacht
‘One More Try’ is een stevige bluesrock-ballad die goed past op dit album. McBride soleert er duchtig op los, maar keert tijdig terug naar het ballad-gevoel. Of dit nummer met zijn fluweelzachte slot met akoestische gitaarklanken uitgroeit tot een klassieker is twijfelachtig: hiervoor moet je als bluesartiest het geluk hebben om veel airplay te krijgen. Met Crossing The Line verloochent McBride zijn afkomst niet, maar hij doet meer dan het kopiëren van zijn voorbeelden. Het album geeft het gevoel dat McBride de potentie heeft om een top bluesrock-album te maken. Dat hij dit nog niet heeft gedaan is een kwestie van tijd en verdere ontwikkeling. Intussen is deze cd een mooi en onderhoudend moment op weg naar zo’n klassieke klapper.

8WEEKLY MediaPlayer
Muziek / Achtergrond
special: Speedfest en Distortion

‘Niemand kijkt er van op als een rolstoeler crowdsurft’

.

Een overdosis gitaargeweld kenmerkt zowel de zevende editie van Speedfest op 8 december als de première van een nieuwe loot aan de stam, Distortion, de volgende dag. Een helder label is op beide festivals niet te plakken. Bindende factor is de smaak van de mannen van Eindhovens beroemdste band, Peter Pan Speedrock, ook de organisatoren achter dit weekend.

Zaterdag Suicidal Tendencies, The Toy Dolls, Monster Magnet, zondag Opeth, Mesjuggah, Fear Factory en Rompeprop. Wat een wonderlijke line-up…

~

Speedfest-organisator Peter van Elderen, gitarist van Peter Pan Speedrock (PPSP): ‘We zetten alleen maar bands neer die we zelf gaaf vinden. Niet geheel toevallig zijn dat meestal bands die je niet zo heel vaak in Nederland kunt zien. En al helemaal niet samen. Wij gaan muzikaal een stukje breder dan redelijk vergelijkbare festivals als het Belgische Sjock Festival. Bij ons is er bijvoorbeeld ook ruimte voor metal en hardcore omdat de bandleden van PPSR alle drie samen een behoorlijk brede muzikale smaak hebben. Dat vertaalt zich in ons eigen publiek:  liefhebbers van rock & roll, garage, punk, metal, psychobilly, hardcore, outlaw country en verwante stijlen. Die combinatie zie je ook op het festival en dat maakt de sfeer uniek. Er hangt een bijzonder soort van saamhorigheid van mensen die zin hebben een gaaf feestje met dito muziek. Vrienden ontmoeten, lol maken, hard feesten.’

Zit in al die variatie toch een gemene deler?
‘Authenticiteit. De oprechte drang om muziek te maken. We gebruiken zelf altijd de slogan ‘it’s loud, mean, fast & dirty’. Dat geldt veelal ook voor de muzikanten die de tent op zijn kop komen zetten.  Het zijn bands die doorgaans stevige gitaarmuziek maken, waarbij je met de ene vuist gebald en in de andere een biertje helemaal kunt los gaan. Niemand kijkt er raar van op als een rolstoeler aan het crowdsurfen is, bijvoorbeeld.’

‘We organiseren het festival zoals we het zelf als bezoeker graag zien. In een mooi gebouw met een boeiende historie, een oude Philips-fabriek. Met drie podia, Demolition, Wreckers en Thrashers Stage, in evenveel zalen, die ruimte genoeg bieden voor onze maximaal 5000 bezoekers. Alles is er in ruime mate, zodat het nooit dringen wordt: toiletten, kluisjes en natuurlijk bars. In tegenstelling tot veel andere festivals kun je bij ons heel gevarieerd eten, als je wilt ook gezond.’

Speedfest bestaat nu zeven jaar, jullie wonderlijke combinatie slaat dus aan.
‘Zeker, Speedfest is zelfs internationaal al een begrip. We krijgen bezoekers uit heel Europa, maar ook Japan, Australië en Turkije. Buitenlandse media weten ons te vinden. Dat heeft z’n weerslag op de bands uit de Speedfest-scene, die horen goeie verhalen en willen graag zelf ook komen spelen. Da’s natuurlijk een fantastische ontwikkeling.’

En dan nu een tweede festival, Distortion, what’s the story?

~

‘In 2009 en 2010 hadden we de dag na Speedfest in het Klokgebouw ook een tweede festival: de Persistence Tour. Veel Speedfestbezoekers vonden dat prachtig omdat ze dan nog een dag extra konden feesten en een combiticket konden aanschaffen voor een mooie prijs. Voor ons als organisator kwam daar als extra voordeel bij dat we de hele productie van Speedfest al hadden staan, zodat we met een tweede festival de dag erna de kosten fiks konden drukken en zo dus ook de ticketprijs. Dit jaar kon de Persistence Tour niet de dag na ons eigen feestje maar pas in januari 2013, dus moesten we dat evenement helaas laten schieten. Op veler verzoek om de dag erna toch iets te organiseren is uiteindelijk Distortion ontstaan, een gloednieuw festival waar het vooral metal is wat de klok slaat. We hadden al best snel grote namen als Opeth, Meshuggah en Devin Townsend en ook de rest van de line-up was snel gevonden.’

Inclusief een paar jonkies …
‘We hebben samen met partner Dynamo een bandjeswedstrijd georganiseerd, de METALentenjacht, om lokaal talent te supporten. De winnaar, Dystopia, speelt op Distortion. Daarnaast is er een zogeheten Grindhoven-blokje van drie brute bands uit de regio.’

Helder. Hanenkammen, metalfans, CEO’s, rockabilly’s, hardcore-liefhebbers, bikers, universiteitsdocenten, cowgirls, boeren, fotomodellen en andere stevige-muziekliefhebbers haast u.  Er zijn maar een dunne 5000 kaarten en de meeste zijn al weg.

Line-ups
Zaterdag 8 december: Speedfest, aanvang 13.30 uur
Zondag 9 december: Distortion, aanvang 14.30 uur
Klokgebouw, Eindhoven 

Het totale programma van Speedfest: Suicidal Tendencies, The Toy Dolls, Graveyard, Monster Magnet (uitvoering Spine Of God integraal), Orange Goblin, Red Fang, John Coffey, The Varukers, V.O.T., The Dirty Denims, Insanity Alert, Evil Conduct, Mad Sin, My Sleeping Karma, Candybar Planet, Demented Are Go, The Bronx, No Turning Back, El Camaro, Tio Gringo, ’77, Sick on The Bus, Drugsmokkel en Peter Pan Speedrock zelf.

De dag erna op Distortion: Opeth, Meshuggah, Fear Factory, The Devin Townsend project, Death Angel, Decapitated, Miss May I, Born From Pain, Hard Resistance, For Today, Texas in July, Heart in Hand, Spoil Engine, The Safety Fire, Brassum, Dystopia en het Grindhoven-blok: Rompeprop, Leng Tch’e en Cliteater.