Muziek / Album

Over liefde en strijd

recensie: Peter Doran - Overhead the Stars

De singer-songwriters staan momenteel erg in de belangstelling. Na de eerste beluistering van Overhead the Stars is de conclusie dat ook Peter Doran groot kan  worden.

Artiesten als Passenger trekken volle zalen en staan zelfs in de TOP2000 in het jaar dat ze hun eerste hit scoren. Zo’n hit heeft Peter Doran ook zeker in zijn repertoire zitten. Op zijn derde album Overhead the Stars staan meerdere juweeltjes die de luisteraar snel in de armen zal sluiten als ze het halen tot onze nationale radiozenders. Kwalitatief tilt Doran zijn carrière in fraaie stappen op een steeds hoger plan. Tijd om ontdekt te worden en uit de schaduw te treden.

De weg omhoog
Doran debuteert in 2006 met een pretentieuze dubbele cd verpakt in een fraai houten doosje. Voor wie niet het hele pakket wil bestaat er ook een enkele uitvoering. Vooraf verscheen nog de single ‘Scenic Route’ met twee nummers die het debuutalbum Wood niet hebben gehaald. Het album dat zo’n vier jaar later volgt onder de titel Sleepless Street onttrekt Doran nog niet aan de lokale bekendheid. En thuis heeft Doran een grote schare fans die hem steunt door geld bijeen te brengen om zijn derde album op te nemen. Met Overhead the Stars en het juiste klimaat voor singer-songwriters in de rug moeten de kwaliteiten van Doran’s muziek tot een breder publiek kunnen doordringen.

De composities en uitvoering van de liedjes van de song-smid Doran zijn zonder uitzondering van hoge kwaliteit. Bovendien is er een groei naar een eigen geluid te beluisteren voor wie zijn totale oeuvre kent. De weg omhoog is fraai om te horen en deze Ier heeft met dit derde volwaardige album een moment bereikt in zijn carrière dat hij niet langer genegeerd mag worden.

Prachtige liedjes
Doran raakt met ‘Perfumed Letter’ direct de gevoelige snaar van de luisteraar. Zijn handtekening als liedjesschrijver staat daarmee stevig op papier. De melodie is dreigend en barst tegen het einde van het liedje in vreugde uit als een opwellende vulkaan. De invulling met pianoklanken is smaakvol op een bedje van elektrische gitaarklanken.

‘Julia’ is onmiskenbaar een liefdesliedje over haar tweestrijd met Isabel als ze samen vechten om een plekje in het hart van de zanger. De strijd is er een van liefde en ook van afscheid nemen. De pijn klinkt soms door in de stem van zanger Doran. Het geluid van Doran heeft een lichte snik en een fraai randje dat perfect tot bloei komt in een dergelijk liedje.Het absolute prijsnummer van het album is ‘Little Room’. Verpakt in een walsritme en een opening waarin Doran een aansprekende uithaal in zijn stem gebruikt om direct de aandacht op te eisen. Dit liedje verhaalt over het gebrek aan ruimte voor liefde in het rondtrekkende hart van de hoofdpersoon. En als hij zich bewust wordt en spijt krijgt van de geringe aandacht die hij de ander schonk is die geliefde alweer velen mijlen weg. De strijd intern is voelbaar. Doran raakt je hart met zijn prachtige liedjes.

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Fictie

Verrassende roman vol diepgang

recensie: Barbara Zitwer (vert. Nellie Keukelaar-van Rijsbergen) - De dameszwemclub

De New Yorkse Joey vertrekt naar Engeland, waar ze liefde vindt en vriendschap sluit met zwemmende dames. Het verhaal lijkt op het eerste gezicht eenvoudig maar bevat toch meerdere lagen.

De dameszwemclub begint als een doorsnee roman. De cynische Joey is architect en moet voor haar werk naar Engeland om daar een oud landhuis te renoveren. Het huis behoorde vroeger toe aan J.M. Barrie, schrijver van onder andere Peter Pan, waardoor ze hinder ondervindt van de buurtbewoners. Zij vrezen dat de authenticiteit van het landhuis verloren zal gaan en vertrouwen er niet op dat een New Yorkse de renovatie in goede banen zal leiden. Joey laat zich echter niet uit het veld slaan en begint zich steeds meer thuis te voelen in Engeland. Tijdens een rondje joggen stuit ze op een groepje vrouwen die in het koude winterweer in een vijver zwemmen. Algauw zwemt ze mee en ontstaat hier een hechte vriendschap.

Verlies verwerken

De insteek van het zwemmen heeft Barbara Zitwer niet zomaar uit haar mouw geschud. Zo is ze zelf al jaren een fervent natuurzwemmer. De vijver en de oude dames die hier dagelijks komen zwemmen worden een houvast voor Joey, die tijdens haar werk en in haar privéleven tegen problemen aanloopt. De vijver wordt haar rustpunt, een plek waar ze zichzelf kan zijn.

Helemaal vreemd is dit niet. Zitwer heeft namelijk het verlies van haar moeder verwerkt met hulp van een groep dames die zij zelf bij het natuurzwemmen ontmoette. De emoties die Joey ervaart na de tegenslagen in Engeland komen daardoor erg realistisch over. De hoofdpersoon krijgt hierdoor diepgang, in plaats van een standaard vrolijke, niet uit het veld te slaan, krachtige vrouw te blijven die in andere romans al zo vaak voorkomt.

Juist haar zwakheden maken van Joey een sterk karakter. De problemen die ze heeft zijn alledaags maar de manier waarop Zitwer erover schrijft is goed uitgewerkt. Zo heeft Joey moeite om de vriendschap met haar oude schoolvriendin Sarah nieuw leven in te blazen. Ruim tien jaar hebben zij elkaar niet gesproken nadat Sarah naar Engeland emigreerde, waardoor ze van elkaar zijn vervreemd, maar nu proberen ze de draad weer op te pakken. Dit gaat met vallen en opstaan, wat Zitwer rauw en eerlijk vertelt.

Obstakels in liefde en vriendschap

Ook op liefdesgebied zit het Joey niet mee. Ze valt als een blok voor weduwnaar Ian, de beheerder van het landhuis. Zoals in elk goed liefdesverhaal moeten ze obstakels overwinnen voor ze samen kunnen zijn. In dit geval is dat het nog verse verdriet van het verlies van zijn vrouw en het onbegrip van buitenstaanders. Op deze momenten wordt het boek helaas enigszins voorspelbaar. Iedereen die weleens een Hollywood-film heeft gezien weet dat het toch altijd weer goedkomt. Het is dan ook de wijze waarop het gebeurt wat in De dameszwemclub voor een verrassing zorgt.

Hoewel het boek meerdere verhaallijnen bevat is vriendschap het belangrijkste thema. Het vinden hiervan maar ook het repareren van verloren gewaande vriendschappen. Niet alleen die met de dames van de zwemvijver komt uitgebreid aan bod, maar ook de band die Joey heeft met haar middelbareschoolvriendin.

Rijke, verrassende roman

Met de ingrediënten die deze roman heeft – liefde, vriendschap, obstakels overwinnen –, had De dameszwemclub een voorspelbaar, eenvoudig boek kunnen worden. Doordat Zitwer echter onverwachte elementen als J.M. Barrie, architectuur en het natuurzwemmen heeft toegevoegd is het een rijke, verrassende roman. De personages hebben werkelijk wat te zeggen en elk voegt op zijn of haar manier een extra element toe aan het boek. Dit is een roman voor eenieder die zin heeft in een makkelijk leesbaar, maar toch onalledaags verhaal.

Muziek / Album

Teleurstellend verjaardagsfeestje

recensie: Low - The Invisible Way

Het jaar dat de band Low twintig jaar bestaat, wordt bezegeld met een tiende album: The Invisible Way. Verwacht van deze Amerikanen geen uitgelaten feestje met toeters en bellen. De mijlpaal wordt op z’n Lows gevierd met elf ingetogen treurliedjes.

Het echtpaar Alan Sparhawk en Mimi Parker is het duo achter de indieband Low. Internationaal succes heeft nooit gelonkt; in de twintig jaar dat ze de podia afgingen hebben ze toch vooral bekendheid verworven op eigen grondgebied. Als hoogtepunt van hun carrière kan tot dusver het voorprogramma van Radiohead gezien worden. Tot de dieptepunten Sparhawks depressieve instorting in 2005, een aantal shows moesten worden geannuleerd.

Duisternis en verontrusting
De wegbereiders van het genre slowcore, want zo wordt Low doorgaans omschreven, waren de afgelopen jaren vooral licht aan het experimenteren. De traag voorbijglijdende liedjes, het steevaste uitgangspunt van Low, werden dan opgedirkt met gruizige gitaren (The Great Destroyer) of elektronica (Drums and Guns). Op The Invisible Way is het echtpaar met enige gereserveerdheid aan het componeren gegaan. De verzameling liedjes die ze hier bijeenbrengen is een bevestiging van de muzikale identiteit die Low de laatste twintig jaar heeft opgebouwd: liedjes die je stiekempjes proberen mee te sleuren naar een plekje waar je je gewonnen geeft aan duisternis en verontrusting. De Low kenmerkende compromisloze teksten zijn ook weer daar. Zo luiden de twee kwatrijnen van ‘Waiting’:

~

I’m waiting like a child
Hope runs wild
The truth can hide
Sometimes right behind the sorrow

I see beyond the smile
Cheat and lie
I’m not blind
Suicide, still I’ll be here tomorrow

Leeg
Meer dan dat ze eerder deden, sturen Parker en Sparhawk, onder begeleiding van producer Jeff Tweedy (Wilco), aan op een homogener, eentoniger en bovenal minimalistischer geluid. De piano dient zich daarbij ineens wel erg ostentatief aan. De laagjes bestaan voor het gros uit eenvoudig pianomelodieën aangevuld met terughoudend akoestisch gitaarspel en ingetogen drums. De instrumentale zuinigheid leidt ertoe dat sommige liedjes langer lijken te duren dan ze daadwerkelijk doen. De duisternis en verontrusting die Low je wil laten ervaren, voelt bij vlagen wel erg leeg.

Het album begint veelbelovend met twee mooie ingetogen treurliedjes. Op ‘Plastic Cup’ krijgt de spanningsboog voorzichtig gestalte, een sterk effect wordt bereikt als Parker tegen het einde met haar achtergrondzang bijvalt. In ‘Amethyst’ schuilt de stille schoonheid. Hier laat Sparhawk zich van zijn kwetsbaarste kant horen. Helaas krijgen deze twee nummers een vrij suffe voortzetting. ‘So Blue’ klinkt aanvankelijk nog aardig, maar al bij een tweede luisterbeurt beginnen Parkers vocalen op de zenuwen te werken. ‘Holy Ghost’ en ‘Waiting’ herinneren slechts ergens in de schemerige verte aan de spannende en beklemmende Low-nummers waar de band om geroemd wordt. ‘Waiting’ confronteert nog door haar compromisloze tekst, maar daar blijft het bij.

Opbeurend cadeautje
The Invisible Way
lijkt af te druipen met twee bescheiden schoonheidjes, als er zich op het einde dan toch iets voordoet dat een kleine renaissance mag heten. Op ‘Mother’ laat de fijngevoeligheid weer eventjes van zich spreken. ‘On My Own’ is zo’n nummer dat door de duisternis heen hoopvol klinkt. De combinatie van Sparhawks vocalen met Parkers achtergrondzang werkt hier meeslepend, totdat na twee minuten en tien seconden de gitaren snoeihard worden aangeslagen: vreselijk, weg intimiteit. Gelukkig komt de luisteraar er met ‘To Our Knees’ niet helemaal bekaaid af. Van de vijf liedjes waarop Parker de lead vocalen op zich neemt, pakt deze onheilspellende ballade het beste uit. Zo is het slotnummer toch nog het opbeurende cadeautje dat we dankbaar in ontvangst nemen na een overwegend teleurstellend verjaardagsfeestje.

Muziek / Album

Theme Park blijft vooral bij één thema hangen

recensie: Theme Park - Theme Park

De Talking Heads noemen zij als hun grote voorbeeld. Het Britse Theme Park heeft met zijn gelijknamige debuutalbum nog weinig overeenkomsten weten te creeëren. De band biedt nu te weinig afwisseling waardoor de feel-good music vaak het glazuur van je tanden breekt.

ëren. De band biedt nu te weinig afwisseling waardoor de feel-good music vaak het glazuur van je tanden breekt.

Talking Heads dus. Deze band heeft met een aantal klassieke albums en singles een behoorlijk stempel op het geluid van de jaren tachtig weten te drukken. Zanger Byrne zong met flink wat passie, Theme Park-vocalist Miles Haughton klinkt soms wat emotieloos. Talking Heads wisten gedurende hun zestienjarige bestaan genoeg variatie in hun albums te brengen. Iets wat voor Theme Park nog maar moet blijken. De band, bestaande uit de tweelingbroers Miles en Marcus Haughton en vrienden Louis Bhose en Oscar Manthorpe, tekenden eind november bij het Britse Transgressive Records (o.a.: Two Door Cinema Club en Dry the River).

Opgewekte sfeer
Met opener ‘Big Dream’ doet Theme Park wat aan Yeasayer denken: veel elektronische geluidjes en een stabiele melodielijn die je in een bepaalde flow meenemen. De zang leunt op een beat die wordt begeleid door galmende stemmen. Opvallend is de onvaste, maar niet valse stem van Haughton bij het tweede couplet. ‘Jamaica’ doet wat je van een liedje met zo’n titel zou verwachten: je waant je in een ligstoel bij een strandbar. Het nummer bestaat bijna alleen uit refrein en geeft je een opgewekt en zonnig gevoel. Ditzelfde geldt voor ‘Ghosts’, alhoewel met een iets sneller ritme óók meer van hetzelfde.

~

Bij ‘Two Hours’ lijkt Haughton goed naar Brandon Flowers van The Killers te hebben geluisterd. De zangstijl: zelfde uitspraak en naar het extatische neigend, in een iets jongere uitvoering. Dit levert in dit geval weer vrolijke pop op. Ook komt de vergelijking met Yeasayer weer om de hoek kijken bij ‘A Place They’ll Never Know’. Met wat fijne speakertrillende bastonen en een hoge zanglijn. ‘It’s hard to make a friend and try to pretend.’

Weinig spanning
Nieuwste single ‘Tonight’ geeft het idee dat je al langer naar het nummer zit te luisteren. Zoete pop, die al te gemakkelijk in het oor ligt. Hetzelfde gevoel krijg je bij ‘Wax’, waarin uitspraak en ‘mooi’ lijken te prevaleren boven een inhoudelijk interessant liedje. Jammer. Slotnummer ‘Blind’ wordt zelfs zo gezongen dat het lijkt alsof de zanger aan het eind van zijn Latijn is.

Iets meer afwisseling
‘Saccades (Lines We Delay)’ is gelukkig wat experimenteler van aard. Een zwaar vervormde stem begint, wordt later kort overgenomen door een stem in de verte, zingend over keyboardtonen. Op tweederde van het nummer komt er pas een melodie om de hoek kijken (keyboards en gitaren) die het liedje langzaam naar een einde brengt. Ook ‘Los Chikas’ is een positieve uitzondering door zijn lengte (kort), afwijkende ritme en het terugkerende ‘whoohoohoo’.

Een goede cocktail, in dit geval bestaande uit meeslepende ritmes, opgewekte zang en koortjes, is niet verkeerd. Een teveel aan cocktails gaat echter vervelen. Minder koortjes en minder zoet zou in dit geval zeker niet verkeerd zijn. Theme Park biedt nu niet genoeg variatie of sterke songs om de sleur te vermijden. Met het volgende album zien we of de band wat meer variatie weet aan te brengen, net als voorbeelden Talking Heads dat in de vorige eeuw deden.

Boeken / Fictie

Niets is wat het lijkt

recensie: CS Richardson (vert. Laura van Campenhout) - De keizer van Parijs

In het achtste arrondissement van Parijs wordt op 8-08-1908 een bakkerszoon geboren, Octavio. Ook arriveert een jonge kunstenaar in de lichtstad en wordt Isabeau geboren. Een boekverkoper op de kade van de Seine blijkt een knooppunt in hun levens.

Zo op het eerste oog hebben de verschillende personages die worden opgevoerd in De keizer van Parijs weinig tot niets met elkaar te maken. De verschillende verhaallijnen ontwikkelen zich onafhankelijk van elkaar en lijken niet naar elkaar toe te groeien, tot ze dat wel doen. Wel is er een bepaalde mate van overlap, vooral door de boekverkoper, maar pas aan het eind van het boek valt alles samen. Wel is het al snel duidelijk welke personages aan elkaar voorbestemd zijn.

Verhalen
Wat door het hele boek heen naar voren komt, is het belang van verhalen. Octavio, de bakkerszoon, leert verhalen vertellen van zijn vader. Aan de hand van plaatjes, foto’s of schilderijen kunnen de meest fantastische hersenspinsels ontstaan. Isabeau krijgt op jonge leeftijd een litteken waardoor haar moeder haar probeert te verstoppen – schoonheid is alles, littekens geven een verkeerd beeld. Als Isabeau een bezoekersgids van het Louvre krijgt, begint ze verhalen bij de schilderijen te verzinnen.

Henri, laatste in een lijn van boekverkopers, wordt door zijn grootvader opgeleid om van boeken te houden. Zijn vader wil ze alleen maar verkopen, maar opa heeft voelt er een diepe liefde voor die hij wil overdragen. Henri leert aan de echte wereld te ontsnappen door in een boek te stappen – letterlijk. En dan is er ook nog de kunstenaar Kalb, die hoopvol naar Parijs is getogen in het jaar dat Isabeau en Octavio werden geboren, 1908. Hoewel hij van de kunstacademie wordt weggestuurd, blijft hij vasthouden aan zijn droom, ook al wordt hij daardoor een van de zwervers van Parijs.

Springen door de tijd
De vorm waarin De keizer van Parijs wordt verteld, heeft wat gewenning nodig. Er wordt nergens dialoog weergegeven. Gesprekken worden beschreven op dezelfde manier als landschappen of personen worden beschreven en dat zorgt voor een wat statisch geheel.

De tuinknecht zwaaide met zijn borstel. Octavio liet zich voorovervallen en krabbelde overeind. Zijn vader trok zijn schouders op en sloeg zijn armen om zijn hoofd. Octavio keek op en verontschuldigde zich.
We zijn op weg naar het museum, monsieur. We wilden alleen even uitrusten.
De tuinknecht bromde wat en wees met zijn duim naar het Louvre, dat tussen de bomen door te zien was. Zet de stoelen terug als u weggaat, zei hij

De stijl heeft wel zijn aantrekkingskracht, het is er een die weinig wordt gebruikt. Maar pas aan het einde van het verhaal, als alles verteld is, wordt de meerwaarde ervan echt duidelijk.

Alle beschrijvingen zorgen er wel voor dat er een zeer specifieke sfeer in het boek ontstaat. Het Parijs van rond de eeuwwisseling lijkt gevangen te worden in de woorden van Richardson. Dat de tijd verstrijkt en dat er over verschillende tijdvakken verteld wordt, maakt het lezen niet altijd even makkelijk. Op een enkele keer na worden er geen data genoemd en ook termen als ‘eerder’ en ‘later’ zijn nauwelijks terug te vinden.

Beeldend
De stijl waarin De keizer van Parijs is geschreven past qua vaagheid uitstekend bij de verhalen. Veel daarin draait om beelden, of het nu afbeeldingen of visies zijn. Het beeldend taalgebruik en de beschrijvende vorm van vertellen sluiten op die manier aan bij wat er in de verschillende verhalen gebeurt.

Eén boodschap lijkt er voortdurend van af te druipen: niet alles is wat het lijkt. Soms is de buitenkant slechts een gemankeerde weerspiegeling van het innerlijk, van de geschiedenis. De liefde, die in het hele boek terug te vinden is, is niet zozeer een liefde voor uiterlijkheden, maar voor verhalen en het vermogen ze te kunnen vertellen. Door een goed verhaal wordt zelfs het lelijkste iets om van te houden.

Muziek / Album

Het eeuwige kind dat groot werd

recensie: Devendra Banhart - Mala

Tot de ‘eeuwige kinderen’ werd Devendra Banhart gerekend in de documentaire The Eternal Children (2006), die gaat over een groep vrijgevochten Amerikaanse muzikanten die bekend staan als de freak-folk beweging. Maar niemand bezit de eeuwige jeugd, ook Banhart niet, zo valt te horen op zijn nieuwe plaat Mala.

De naam Devendra Banhart zal niet bij iedereen een belletje doen rinkelen. Binnen de beweging van New Weird America is Banhart wel een goede bekende. Hij wordt samen met Antony Hegarty (Antony and the Johnsons) en CocoRosie gezien als een van zijn voornaamste vertegenwoordigers. New Weird America is aan het begin van dit millennium aan een opmars begonnen. De muzikale beweging zet zich af tegen de maatschappij en wordt muzikaal getypeerd door het eclectisch combineren van een mikmak aan genres, waartoe onder meer (psychedelische) rock, folk, blues, country, jazz en hip hop behoren.

Metamodernisme
Om wat van Banharts muziek te begrijpen (en het misschien te appreciëren), kan een korte excursie naar de context geen kwaad. Banharts liedjes zijn gitaarliedjes waarin flink wat invloeden doorsijpelen, met als inzet het verlangen naar authenticiteit, weg van de mainstream. Zijn teksten zijn surrealistisch, dromerig en gaan veelal over het kind-zijn. De concerten van Banhart schijnen, zoals het freak-folk optredens betaamt, bijna spirituele ervaringen te zijn. Volgens Niels van Poecke, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is New Weird America een beweging die gezien zou kunnen worden als een expressie van een hedendaagse culturele verschuiving. Van Poecke plaatst Banhart en zijn vrienden in het metamodernisme, een contemporaine kunststroming, in 2010 geïntroduceerd door cultuurfilosofen Robin van den Akker en Timotheus Vermeulen en inmiddels wereldwijd opgepikt. Kern van het metamodernisme is de afrekening met het cynische en relativerende postmoderne denken. Deze nieuwe generatie ‘does not turn to anger or defeatism, but instead seeks to create alternate spaces for hope and desire,’ zo schrijft Van Poecke.

Down to earth
Bejubeld werden Banharts songs binnen het freak-folk-wereldje, maar daarbuiten is er kritiek te proeven, in het bijzonder over de ongrijpbaarheid van de Amerikaanse-Venezuelaanse musicus. Dat zijn muziek zich nauwelijks laat vastpinnen in een denksysteem van eenduidige betekenissen, is voor het grote publiek reden geweest deze muzikant ter zijde te schuiven. Banharts nieuwe plaat Mala is echter helemaal niet zo ontoegankelijk. De overdosis surrealisme waarmee Banhart zijn platen normaliter injecteert, is op het recente album teruggebracht tot een gezondere hoeveelheid. Mala is meer down to earth.

~

De lijn die immer op Banharts albums te ontdekken valt is het gebrek aan een vaste structuur. Dat geldt ook voor Mala. De luisteraar wordt meegenomen naar een diversiteit van sferen, van bijvoorbeeld het exotische ‘Mi Negrita’ gaat het naar prima in het gehoor liggende gitaargetokkel op ‘The Ballad of Keenan Milton’ of het reggae-achtige ‘Won’t You Come Over’. De mooiste nummers zijn te vinden aan het begin van de plaat: het rustige voortkabbelende ‘Daniel’ en ‘Für Hildegard von Bingen’, waar Banhart zich durft in te laten met wat elektronica.

Onpopulaire popliedjes
De nieuwe Banhart klinkt allemaal net wat volwassener. Hij lijkt zijn stijl te hebben verfijnd en qua zang weet hij een goede balans te vinden in het gebruik van de kopstem. De ondoorgrondelijke surrealistische teksten zij vervangen door de wederwaardigheden die komen kijken bij de liefde. Een banaler thema, dus. Het eeuwige kind dat Banhart in de documentaire The Eternal Childeren van David Kleijwegt nog was, is dan toch een beetje volwassen geworden.

Maar ondanks deze vorderingen is Banhart, net als op zijn vorige album, niet in staat de hele rit door te blijven boeien. Zeker, Mala telt een paar liedjes die het uitstekend doen; deze worden echter afgewisseld met songs die toch nauwelijks spannend genoemd kunnen worden (‘Never Seen Such Good Things’, ‘Hatchet Wound’ of ‘Taurobolium’). Zelf omschreef Devendra Banhart zijn liedjes eens als onpopulaire popliedjes, een rake, ook voor het materiaal op zijn nieuwe plaat. Mala zal het grote publiek niet bereiken. Laat dat nu juist de inzet zijn van de anti­-mainstream mentaliteit waarmee de freak-folk beweging opereert.

Boeken / Achtergrond
special: De avond van de biografie

Welke landgenoot maakt van zijn biografie een seller?

Steeds duikt weer de vraag op hoe het in Nederland met de biografie staat. Alsof we er niet helemaal gerust op zijn. Nog niet zo heel lang geleden was het een moeizaam genre. Op De avond van de biografie klonken geruststellende geluiden.

Volgens inleider Hans Renders ging het genre voor Nederland echt van start met de serie Open Domein, afgeleid van het autobiografische én succesvolle Privé Domein. De serie werd in 1982 geopend met ambtenaar-schrijver J. van Oudshoorn. Niet iedere criticus toonde zich tevreden, maar dat was er vooral aan te danken dat iedereen precies wist hoe een biografie in elkaar moest steken. Daarover raken we nog steeds niet uitgepraat.

Leest als een roman
Het verdient in ieder geval aanbeveling dat er goed geschreven wordt in een biografie, wat iets anders is dan het voeren van een vlotte pen. Daar worden journalisten nogal eens van beticht. Historici krijgen regelmatig te horen er een stoffige stijl op na te houden. Zij willen een biografie dan ook niet lezen als een roman. Toch groeien beide typen biografen meer naar elkaar toe, al houdt de journalist het voordeel te kunnen schrijven én onderzoek te kunnen doen.

Ook neemt de verzuiling binnen het genre enigszins af. Een katholiek schreef standaard over een geloofsgenoot, een socialist over een geestverwant, een vrouw over een vrouw. Begrijpelijk: een biograaf verdiept zich liefst in iemand die hem qua cultuur nabij staat. Waarom zou een sociaal-democraat straks het leven van Hans Wiegel willen aanpakken?

Verifieerbaar
Renders heeft becijferd dat er per dag één biografie verschijnt, vooral door de enorme populariteit van de eigen familiegeschiedenis. De archieven worden bestormd door allerhande liefhebbers. Het pauperparadijs van journalist Suzanna Jansen was in 2008 een zeldzaam geslaagd geval van deze soort, vooral ook doordat haar boek goed geschreven is. Daarnaast zijn biografieën niet meer louter aan kunstenaars voorbehouden: ook politici, wetenschappers, sporthelden of volkszangers krijgen hun leven van kaft tot kaft beschreven.

De biografen van de avond – Renders, Elsbeth Etty, Willem Otterspeer en Aleid Truijens – waren het er gloeiend over eens dat de feiten in een biografie altijd verifieerbaar moeten zijn. Verder is alles toegestaan. Of misschien toch ook niet. Renders noemde twee biografieën waarin de auteurs voorgaven te weten wat er omging in de hersenpan van hun onderwerp. Een biograaf is geen alwetend verteller. Ideaal is een biografie die iemands publieke werk verduidelijkt door dit werk in een zinvol verband te brengen met het persoonlijke. Voorwaarde is ook dat het onderwerp goed in zijn of haar tijd van leven wordt geplaatst.

Sleutelfiguren
Onder de noemer Sleutelfiguren en met subsidie door het Cultuurfonds krijgen acht personen uit de Nederlandse geschiedenis een nieuwe biografie. Johan Koppenol van het Cultuurfonds: ‘Cultuurdragers uit de afgelopen twee eeuwen hebben biografisch heel wat aandacht gekregen. Nu is het ook tijd voor sleutelfiguren die historisch verderaf liggen.’ De biografieën van onder anderen Jacoba van Beieren, Rutger Jan Schimmelpenninck en Herman Boerhaave zijn al verschenen. Jacob van Lennep komt ook nog en Koppenol zelf werpt zich op Jacob Cats.

Annet Mooij bracht Branie, haar biografie van ‘sleutelfiguur’ Mina Kruseman (1839-1922), over het voetlicht. Karin Bloemen las in oogverblindend ornaat een feministisch fragment van de schrijfster voor. Of de enigszins pathetisch klinkende Kruseman gedrukt op papier net zo boeit als voorgedragen op het podium, is de vraag. Interessant is wel weer de vraag wat haar hooglopend conflict met Multatuli behelsde, in wiens Vorstenschool zij een rol speelde. Ze raakten na een succesvolle reeks voorstellingen voorgoed gebrouilleerd. Zulke sappige ingrediënten doen een biografie nooit slecht.

Mislukkingskunstenaar
Willem Otterspeer onthulde dat zijn tweedelige biografie over Willem Frederik Hermans in oktober verschijnt en De mislukkingskunstenaar gaat heten. Deel 1 gaat over wat er volgens Hermans allemaal mislukte in de wereld van het veronderstelde sadistisch universum, deel 2 over wat in zijn eigen leven navenant mislukte. Otterspeer vindt Hermans niet iemand die je voortdurend over de vloer moet hebben. Voor hem is hij als schrijver groter geworden, als mens minder groot.

Iemand als Hermans wordt nog wel herinnerd en gelezen, maar lopen we nog weg met zogeheten cultuurdragers die in ons beperkte taalgebied hun lokale rol speelden, met hoeveel verve ook? Het lijkt vooral aan grote(re) landen voorbehouden om figuren van statuur te genereren, ook van heel vroeger, die wereldwijd nog in de belangstelling staan. 

De avond van de biografie • 11 maart 2013 • Spui25 i.s.m. Uitgeverij Balans, Cultuurfonds • OBA Amsterdam

Boeken / Fictie

Romantiek, springlevend

recensie: Maarten Doorman - Je kunt bellen

.

De meeste gedichten in deze bundel geven blijk van de continue uitwisseling via internet en mobiele telefonie, al wordt daarnaast ook de dichter (en propagandist) Majakovski in een aantal licht futuristische gedichten geëerd. Doorman roept op om in te gaan tegen bellers in stiltecoupés en bedicht de voortdurende bereikbaarheid van de ander en beschikbaarheid van informatie.

Noli me tangere
Die continue beschikbaarheid van anderen en informatie is helaas ten dele een zegen. In ‘Noli me tangere’, Latijn voor ‘raak me niet aan’, lijkt bereikbaarheid geen vooruitgang te bieden in de toenadering tot de ander voor werkelijk contact:

In de telefoon van de ander
is de ander er steeds, een ander
valt makkelijk van je touchscreen
te vegen, raak mij
niet aan.
In de handen van de ander
vind je jezelf niet terug
en op een dag haal je opgelucht
adem, ontsnoerd, handsfree
in de armen van de ander.
Voor Nederlands toets 3.

Wie (nog) geen kennis heeft genomen van Doormans poëzie en alleen bekend is met zijn kritische of filosofische werk, waarvan het laatste zich concentreert op de nog altijd alomtegenwoordige stroming van de romantiek, kan onder de impressie leven dat de gedichten in Je kunt bellen stuk voor stuk uit doorwrochte verzen bestaan.

Standbeen
Dat is helaas niet zo, de bundel hinkt op twee benen. Het ene been, een strevend standbeen, ontleent zijn kracht aan soms pakkende beelden. Die beelden bestaan bijvoorbeeld uit ‘de zoemende praattaal van de ijskast’ of uit vingers die naast het beeld van ‘platgewaaide grashalmen / in de steppen achter Tomsk’ worden gezet. Een van de mooiste beelden komt uit het als e-mail opgezette ‘Brief uit Istanbul’, dat vrij voor in de bundel te vinden is en uit twee delen bestaat, waarvan hieronder het eerste is geciteerd:

Nu de stad doodvalt het gescheurd papier
van de meeuwen rond de minaretten
van de blauwe moskee weg
dwarrelt, nu de koelte
van zee moet komen schrijf ik je deze
mail om uiteen te zetten hoe een en ander
in zijn werk is gegaan terwijl ik erbij stond
zouden die meeuwen van het rondcirkelen
de hele nacht in de schijnwerpers
nu dan op het water vissen en rusten

Laat ik het zo
zeggen: ik deed het
ongedwongen en slechts half bedrukt
want uit vreugde bij te schrijven 

Ook al gaat het over niets
Prachtig: meeuwen als wegdwarrelende snippers papier. Het einde van dit deel en het van deel dat hierop volgt (‘Ik had het je ook zelf kunnen zeggen / maar een mail is wel zo persoonlijk // Zoen.’) wijst op het andere been; het speelbeen. Dat is een frivool been dat graag punten maakt, wil scoren met conclusies, grappenmakerij en knievallen aan bekende dichtvormen. Nu is er weinig mis met humor en evenmin met het willen maken van een punt. Het hele idee van literatuur is dat het ergens over gaat – zelfs al gaat het over (het) niets.

Maar dat literatuur een noodzaak heeft, wil niet betekenen dat auteurs hun lezers moeten onderschatten door conclusies uit te spellen. De reeks gedichten uit de afdeling ‘200 ton TNT’, die overigens over de post gaat, zijn zo flauw dat ze, als ze een vaste vorm hadden gehad, voor light verse hadden kunnen doorgaan. Ook de gedichten met strofes die op ritmische wijze steeds (vrijwel) gelijk beginnen, krijgen algauw iets dweepzuchtigs als ze serieus bedoeld zijn in plaats van ironisch. En dat lijken ze. Misschien is dat wel het meest opvallende aan de bundel: ook hierin is de romantiek nog allerminst voorbij.

Boeken / Fictie

Feelgoodboek

recensie: R.J. Palacio (vert. Esther Ottens) - Wonder

Incidenteel verschijnt er een boek met een paar gemiste kansen, maar dat zo lief is dat je er eigenlijk geen kritische noten aan wilt hangen. Wonder is dat boek.

Auggie Pullman, de tienjarige hoofdpersoon, is geboren met een ernstige gezichtsafwijking. 27 operaties later kan hij in ieder geval praten en eten/drinken zonder slangetje. Een wonder, want de artsen dachten dat hij niet lang zou hebben. Maar ja, hoe is het om te leven met een op z’n zachtst gezegd eigenaardig smoeltje? Om steeds te worden aangestaard of juist snel wegdraaiende ogen te ontmoeten? Altijd gescheld, gegniffel en gewijs te moeten gewaarworden?

Appreciatief verhaal
Auggie is een normaal joch, dol op Star Wars en zijn hond, met een overweldigend inzicht voor een tienjarige. Het is een goed ventje die zich overal dapper doorheen slaat. Hij heeft daarnaast een heerlijk zelfbewuste humor en schroomt niet om grapjes te maken over zijn uiterlijk. Door de vele operaties heeft hij tot zijn tiende thuisonderwijs gehad, maar gaat dan voor het eerst naar school. Een nieuwe school is voor elk kind spannend, maar voor Auggie ligt het extra gevoelig. Hij weet op voorhand dat hij gepest zal worden en maakt zich terecht zorgen als hij abusievelijk zijn ouders hoort praten over ‘het lam naar de slachtbank leiden’. Paps en mams hebben hem niet angstvallig thuisgehouden, zodat dit hele normale jongetje hele normale dingen deed met zijn ongewone gezichtje. En dat is niet altijd even makkelijk.

In Wonder krijgen verschillende personen uit de omgeving van Auggie de kans hun verhaal te vertellen: Auggie zelf, zijn nieuwe vrienden Jack en Summer, zijn grote zus, haar vriendje en haar voormalige beste vriendin. Helaas ontbreekt het perspectief van de pestgrage schurk, waar het verhaal meer kracht uit had kunnen ontlenen. Want zonder deze tegenhangende stem lijdt het boek aan een gebrek aan melodramatiek.

Politiek correct
Ondanks een wat belerende toon slaagt de auteur erin een spiegel voor te houden. Auggie wordt gekwetst door het gros van de mensheid, die absoluut geen kwaad in de zin heeft. Niet alleen registreert Auggie alles, maar elke onschuldige reactie – een kleine opensperring van de ogen, niet recht in zijn gezicht willen kijken, overdreven aardig doen – herinneren de jongen constant aan zijn abnormaalheid. Deze reflexen zijn niet te ontwijken en valt de ‘schuldigen’ ook niet kwalijk te nemen. Maar ze zijn er wel, constant drukken ze een stempel op Auggies identiteit. Daarbij het pesten niet te vergeten, variërend van een kinderspelletje waarbij je de ‘Pest’ krijgt als je Auggie per ongeluk aanraakt, of een moeder die hem van de klassenfoto photoshopt om het idyllische plaatje niet te ruïneren.

Ondanks deze vervelende gebeurtenissen kun je het onmogelijk geen aandoenlijk boek vinden, al is het alleen maar omdat de goeden overwinnen en de slechten bijdraaien of karma tegenkomen. Er zit alleen weinig pit in het verhaal. Alle personages hebben nagenoeg dezelfde sympathieke stem, die maar al te graag willen vertellen wat een prachtjongen Auggie is en hoe bijzonder. Ondanks hun ongemakken met Auggies uiterlijk – zuslief vertelt bijvoorbeeld eerlijk hoe ze zich altijd in zijn schaduw voelt staan – zijn de gedachtegangen van de personages bijna onmenselijk genuanceerd. Je zit vergeefs te wachten op het ruwe randje, op een vertoon van diepgravende emoties. Wonder is daarentegen een en al ingetogen feelgood. Je gelooft het niet. Maar wat wil je het graag wel geloven.