Muziek / Album

Dé volgende stap

recensie: Weightless - Matt Andersen

.

Vorig jaar toerde Matt Andersen al door Nederland. Wie deze enorme Canadees toen aan het werk heeft gezien zal bij het horen van Weightless niet anders kunnen denken dan “een verdiende volgende stap!”.

Andersen’s nieuwste album is geproduceerd door Steve Berlin. Het geluid van het album klinkt heel volwassen en staat met beide benen in een goede rocktraditie met een tikje blues. De stem van Anderson en zijn enthousiaste gitaarspel zijn het handelsmerk.

Blues met rock
Andersen debuteerde in 2008 met Something in Between dat in kleine kring direct hoge ogen gooide. In de jaren die volgden sleepte hij in zijn carrière twee prijzen in de wacht: de European Blues Award in 2013 en hij won de Memphis International Blues Challenge in 2010.

Het album Weightless borduurt voort op de reeds opgebouwde discografie van deze muzikant. Het is zijn zevende studioalbum, waaronder ook een kerstplaat. Daarnaast is er nog een live-album beschikbaar. Maar deze plaat is wel in beleving en geluid een enorme stap voorwaarts. Daarmee moet de rest van zijn oeuvre niet met de nek aangekeken worden. Maar met dit album schaart Andersen zich ineens naast artiesten als Frankie Miller en Southside Johnny uit het midden van de jaren zeventig.

De bovenstaande vergelijking brengt onmiddellijk de vraag naar voren of Andersen gewapend met zijn stem vol met soul wel de zuivere blues speelt. Het antwoord is een duidelijk nee: met een stevige scheut rock naast country en folk is Weightless voor niet-bluesliefhebbers een goed verteerbaar album geworden. Natuurlijk verloochent Anderson zijn wortels niet maar de invloeden van de rock zijn een welkome aanvulling.

De zinnen laten bespelen
Andersen stond afgelopen jaar op menig Nederlands podium. Zo ook in Eindhoven bij Meneer Frits en hij maakte daar een verpletterende indruk. Andersen speelt net zo gemakkelijk up als down tempo. Zijn zang is expressief en met de soms enorme uithalen tipt hij hogere octaven aan. Als deze virtuoos de ballad opzoekt weet hij vaak de gevoelige snaar stevig te raken zoals in het mooie ‘So Easy’. Het absolute topnummer van dit album is ‘Let’s Go To Bed’. Dat is een liedje waarvoor de recensent best gewekt mag worden om vervolgens weer lekker onder de wol te kruipen met de liefde van zijn leven. Dat klinkt natuurlijk heel cliché, maar voor een keer mag dat best.

Andersen zet deze ballad heel gevoelig in om vervolgens in het tweede deel van de compositie alle registers open te trekken in de melodie en een tikje hoger te gaan spelen en zingen. Met prachtige uithalen komt uiteindelijk het mooiste in de stem van Andersen naar boven gekoppeld aan fijn gitaarwerk. Dus geen zoetsappige ballad maar één met stevige pit. Verrassend en heel fraai die het liedje naar eenzame hoogte doen spurten. Op Weightless staan veel uitstekende liedjes wat het album maakt tot een genot om regelmatig toe te vertrouwen aan de cd-speler en de oren te verwennen en de zinnen te laten bespelen.

Live in Nederland:

7 oktober de Schalm Westwoud

8 oktober North Sea Jazz Club Amsterdam

9 oktober Musemix Concerts Den Haag

10 oktober Muziekhuis Leiden

11 oktober Muziekpodium Bakkeveen

12 oktober De Oude Veiling Aalsmeer

13 oktober Vreewijk Cultuur Rotterdam

17 oktober Roepaen Ottersum

18 oktober Café de Amer Amen

Film / Films

Heroes in a half-assed film

recensie: Ninja Turtles

De nieuwste aanwinst van een franchise die vrijwel compleet draait om plezier zonder te veel diepgang heeft de intentie redelijk goed te pakken, maar schommelt ontzettend in de kwaliteit van de uitvoering.

Nieuwsverslaggeefster April O’Neil (Megan Fox; Transformers) is ambitieus om haar carrière een vooruit te helpen door haar toegewijde verslaggeving van de misdaadgolf van de zogeheten Foot Clan in New York. Bij toeval komt ze een groep helden tegen die samen de Foot Clan bestrijden. Het blijken vier gemuteerde ninja-schildpadden-tiener-broers te zijn. Vanaf dat moment hebben de schildpadden en O’Neil elkaar hard nodig, want inmiddels zijn ze op de radar van een gevaarlijke nieuwe vijand.

Problemen in beeld en script

~

Voor zij die nog nooit eerder hiervan gehoord hebben zal dit verhaal waarschijnlijk uitzonderlijk belachelijk overkomen. Teenage Mutant Ninja Turtles is sinds het stripbegin in 1984 een cultureel fenomeen geworden met een immer uitbreidende franchise. Na de redelijk ontvangen trilogie van live-action films (met de acteurs in rubberen pakken) is de serie nu aan de beurt voor een moderne versie met een flink budget en net zulke flinke CGI-effecten. De Turtles (Leonardo, Donatello, Michelangelo en Raphael; vernoemd naar kunstenaars uit de Renaissance) zijn tot leven gewekt middels motion capture-technieken, wat de film zeker ten goede komt. Het zorgt ervoor dat zowel alledaagse als buitengewone bewegingen vloeiender en geloofwaardiger op beeld komen, wat vooral bij de actiescènes een aanzienlijke verbetering is. Maar waar de CGI uitstekend is gebruikt en gemaakt, daar is het ontwerp van de computercreaties afstotelijk. De Turtles en hun meester Splinter (een rat die ze nun-jitsu en karate leert) zien er onaangenaam uit en zijn niet fijn om naar te kijken. Gelukkig is dit bij de Turtles minder erg dan bij Splinter (die een veel kleinere rol heeft), waardoor er uiteindelijk redelijk aan te wennen valt, maar het staat het genieten van de filmervaring in de weg.

~

Deze filmervaring wordt verder bemoeilijkt door het afgrijselijke script. Het verhaal rammelt aan alle kanten. Het weet de Turtles voldoende afzonderlijke persoonlijkheden te geven, maar laat die vervolgens opereren in een flinterdun plot waarvan te veel van de essentiële punten onlogisch, onjuist of onwaarschijnlijk zijn. De film neemt zichzelf redelijk serieus, maar bevat ook genoeg humor en populaire cultuur (het zijn tenslotte tienerschildpadden) om een gooi te doen naar de nostalgische gevoelens van echte fans en het geheel niet te zwaar te maken. Dit is een welkome aanpak, maar alle humor is ontzettend geforceerd. Michelangelo krijgt, als de clown van de vier, het leeuwendeel van deze soms pijnlijk ongrappige momentjes, waardoor hij al vrij snel op de zenuwen begint te werken.

Actie, humor en potentie
Toch is het geheel niet zonder potentie. De vijand Shredder heeft een belachelijk plan en een vrijwel onverklaarde achtergrond, maar hij brengt wel een zekere dreiging over en zijn actiescènes zien er geweldig uit. Zo af en toe komt er een scène voorbij die aantoont dat de film meer had kunnen zijn dan hij nu is, met de achtervolging van een besneeuwde berg als spannende actiescène met een vette knipoog en de liftscène als leuk gevonden, personagegebonden humor. Maar de rest van de film is niet veel meer dan elke andere moderne CGI-actiefilm, met veel te veel schuddende camerabeelden, een belachelijk verhaal en ontwerpen die op zijn zachtst gezegd niets bijzonders zijn. De Teenage Mutant Ninja Turtles zijn geen onderwerp voor hoogstaande cinema, maar deze film weet niet te bevatten wat ze wel zo razend populair maakt.

Boeken / Fictie

Ontroerende avonturen

recensie: John Green (vert. Aleid van Eekelen-Benders) - Paper Towns & Het Grote Misschien

.

John Green schrijft boeken waarin je ’s avonds in bed veel te lang blijft lezen. Ook als je je met de beste wil van de wereld geen Young Adult meer kunt noemen en de volgende ochtend weer vroeg op kantoor wordt verwacht.

De verfilming van het tragische en tegelijk lichtvoetige verhaal The Fault In Our Stars heeft geleid tot de doorbraak bij het grote publiek die John Green verdient. Het boek (in het Nederlands Een weeffout in onze sterren) staat al enkele weken op de eerste plaats van de bestseller top 10. Hoe aangenaam is het om dan te ontdekken dat Green al heel wat boeken op zijn naam heeft staan, door Lemniscaat nu ook nog opnieuw uitgegeven.

Paper Towns
Paper Towns (2008) is het verslag van de zoektocht naar Quentins buurmeisje Margo, die hij beschouwt als het ‘schitterend mooiste schepsel dat God ooit had geschapen.’ Het boek begint buitengewoon grappig, als Margo ’s avonds laat voor het slaapkamerraam van Quentin verschijnt. Ze neemt hem mee op een nachtelijke wraaktocht langs haar voormalige vriend en beste vriendin die een affaire blijken te hebben. Het tamelijk onschuldige kattenkwaad (met bijvoorbeeld ontharingscrème op wenkbrauwen en exploderende visingewanden onder de achterbank van een SUV) wordt afgewisseld met scherpe dialogen waaruit blijkt dat deze hoofdpersonages (net als in The Fault In Our Stars) wat humor en intelligentie betreft aan elkaar gewaagd zijn.

De volgende ochtend wordt het grimmiger, als Margo niet op school verschijnt. De grote zoektocht kan beginnen. Quentin wordt geheel in beslag genomen door de mysterieuze verdwijning van zijn buurmeisje, en probeert de sporen te volgen die ze al dan niet bewust voor hem heeft uitgezet. Steeds meer blijkt hoe zwaarmoedig Margo was, hoe weinig ze op had met de wereld waarin ze leefde. Maar dit is ook een boek dat me hardop heeft doen lachen, om de maffe vrienden van Quentin en de wraakactie met de exploderende visingewanden.

Het Grote Misschien
In de debuutroman van John Green, Het Grote Misschien (2005) speelt een zelfde soort meisje een hoofdrol. Even intelligent als zwaarmoedig, even grappig als grenzeloos. Miles gaat op zijn vijftiende ‘op kostschool’ en ontmoet daar Alaska. Zijn onmiddellijke adoratie voor haar (‘het meest sexy meisje uit de hele geschiedenis van de mensheid stond voor mijn neus’) lijkt ook op die van Quentin voor Margo. Tel daarbij een vriendengroep die vooral de taak heeft het verhaal van humor te voorzien, en filosofische citaten die het verhaal ondersteunen. Veel overeenkomsten, maar desalniettemin twee verrukkelijke boeken.

Modelkinderen
Greens hoofdpersonen worden steevast gedreven door fascinaties, eigenaardigheden die een grote rol spelen in het verhaal. Hazel is in The Fault In Our Stars geobsedeerd door een roman die middenin een zin ophoudt, het boek dat de leidraad vormt voor haar avonturen met Augustus Waters. In Het Grote Misschien weet Miles alles over laatste woorden van beroemde mensen.

‘Die van Henrik Ibsen vind ik goed. Dat was een toneelschrijver. (…) hij was al een tijd ziek en zijn verpleegster zei tegen hem: “U lijkt u vanochtend beter te voelen,” en Ibsen zei: “Integendeel,” en toen ging hij dood.’

Het zou triviale feitenkennis kunnen zijn, maar het wordt keer op keer zo knap met het verhaal verweven. En ja, het wordt vaak sentimenteel, maar nooit wordt het een trucje.

In zekere zin zijn de personages van John Green allemaal modelkinderen. Brave jongens die hun ouders knuffels geven en hoge cijfers halen. Ook de meisjes die het hun ouders en zichzelf knap lastig maken met hun hang naar destructie – in deze boeken Margo en Alaska – doen dat alsnog op een heel intelligente wijze. Ze lenen zich uitstekend voor het vertelplezier van Green, waarvan de boeken bol staan. Verpakt in scherpzinnige dialogen, ontroerende avonturen en altijd met een filosofische (en verantwoorde) boodschap.

Kunst / Achtergrond
special: Loek Grootjans - Storage for Distorted Matter (Case P.M.). Rainer Ganahl - Manhattan Marxism

Storage for Distorted Matter

.

Het Zeeuwse Licht

Storage for Distorted Matter (Case P.M.). Foto: Kitty van Leeuwen

Storage for Distorted Matter (Case P.M.). Foto: Kitty van Leeuwen

Beroepsverzamelaar Loek Grootjans heeft in het kader van zijn project Storage for Distorted Matter, proposals and objects al vele stukjes kunstenaar geprobeerd te vangen. Denk hierbij aan verfsporen uit het leefgebied van Vincent van Gogh in Arles of de lippenstift van een kus die hij kreeg van de weduwe van Marcel Broodthaers. Deze ‘kunstenaarssporen’ bottelt hij om zo dichter bij de bekende kunstenaars te komen. Grootjans’ meest recente project focust zich op Piet Mondriaan, meer specifiek op het ‘Zeeuwse licht’ dat Mondriaan voor het eerst in Domburg zag, wat als grote inspiratie diende voor zijn schilderscarrière. In De Kabinetten van de Vleeshal in Middelburg is dit project, getiteld Storage for Distorted Matter (Case P.M.). De zaak Piet Mondriaan, te zien. Grootjans stelt dat het specifieke licht wat Mondriaan zo raakte werd veroorzaakt door de stroming van de Noordzee en het Nauw van Calais. De door Grootjans verzamelde sporen bestaan in dit geval dan ook uit 52 flessen gebotteld water uit de Noordzee met bijbehorende petrischalen waarop zoutkristallen liggen. Volgens zijn onderzoek is het zeewater in september het warmst, wat grotere kristallen oplevert. Het licht dat wordt weerkaatst door deze kristallen levert het unieke effect op dat Mondriaan heeft gezien.

Manhattan Marxism

Manhattan Marxism. Foto: Kitty van Leeuwen

Manhattan Marxism. Foto: Kitty van Leeuwen

Een geheel andere tentoonstelling, zij het van de hand van dezelfde curator (Lorenzo Benedetti), is eveneens te zien in Middelburg, in De Vleeshal zelf. Kunstenaar Rainer Ganahl probeert zijn fascinatie voor het Marxisme op het kapitalistische eiland Manhattan uit te beelden. Alhoewel de gelegde connecties interessant zijn, veroorzaakt de hoeveelheid werken rondom hetzelfde onderwerp een lichte overkill. De werken die in Manhattan Marxism getoond worden roepen enige vragen op, maar worden door de kunstenaar van zoveel uitleggende tekst voorzien dat er voor de toeschouwer weinig mogelijkheid tot analyse overblijft. Een van de interessantere werken is het uit twee video’s bestaande: El Mundo — A Classical Music Concert At Former Eagle Theatre, Spanish Harlem, NYC (2013) waarin een klassiek concert te zien is dat wordt opgevoerd in een budgetwinkel in Harlem, waar een voormalig theater huishield. Het levert een poëtische referentie op naar de economische en culturele verschillen die in korte tijd in het gebouw plaatsvonden.

Film / Films

De ideale bajesklant

recensie: Labor Day

Een film van Jason Juno Reitman die meteen op dvd uitkomt? Dat moet wel een zeperd zijn.

Met de namen op het affiche van Labor Day is niets mis. Kate Winslet en Josh Brolin zijn acteurs van de buitencategorie. En ook regisseur Jason Reitman – Juno, Thank you for smoking, Up in the air – maakt de ene na de andere interessante film. Tot hij zijn tanden zette in deze romanverfilming van Joyce Maynard.

Slappe hap


~

Nou ja, tanden … Labor Day is nogal een slappe hap. Brolin speelt de ontsnapte bajesklant Frank, die enkele dagen schuilt in het gezinnetje van alleenstaande moeder Adele (Winslet). Zij is haar scheiding nooit te boven gekomen en lijdt een ongezond symbiotisch leven met haar puberzoon Henry, die de rol van surrogaatechtgenoot vervult.

Het geïsoleerde duo bloeit helemaal op na de komst van de vriendelijke gijzelnemer. Frank ontpopt zich al snel tot de ideale man. Hij kookt, bakt, doet de huishouding en pakt achterstallig onderhoud aan. De naar liefde snakkende Adele wordt bediend met een portie erotische intimiteit. Zoonlief leert beter honkballen èn koken.

Samen deeg kneden


~

Een regisseur van minder allooi zou Labor Day wellicht tot een draak van een melodrama hebben gemaakt. Reitman weet, met zijn talent, alles nog wel aantrekkelijk in beeld te brengen. Ook Brolin en Winslet weten ondanks de kleffe Ghost-romantiek – liefde is … samen deeg kneden – hun karakters toch nog wat diepte mee te geven.

Maar, ook dat kan Labor Day niet echt redden. De derde akte is zo lachwekkend voorspelbaar, dat de film alsnog uit de bocht vliegt. Daar had Reitman wel wat van zijn cynisme en ironie uit eerdere films mogen gebruiken.    

 

Boeken / Fictie

De schrijver die zijn vorm zocht

recensie: John Boyne (vert. Ton Heuvelmans) - De jongen die zijn vader zocht

.

Of het nu voor volwassenen of voor kinderen is bedoeld, voor geen van beide categorieën blijkt de laatste roman van John Boyne echt gemaakt. De oorlogservaringen van een jongen in het Engeland van 1914/1918 worden vooral overschaduwd door het eenzijdige verloop en een verwarrende aanpak.

De titel is het eerste struikelblok. Waar de Engelse roman het prachtige Stay where you are and then leave meekrijgt – de strijdkreet waarmee vanuit de loopgraven een aanval werd ingezet – kiest de Nederlandse uitgever voor het armzalige De jongen die zijn vader zocht. Natuurlijk om aan te haken bij het daverende succes van De jongen in de gestreepte pyjama (2007) maar geheel voorbijgaand aan de veelzeggende betekenis van de originele naamgeving. De marketingafdeling zal tevreden zijn.

Schoenpoetser
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog staat heel Engeland op de achterste benen om deel te nemen aan de strijd. Vol enthousiasme melden jonge mannen zich aan om deelgenoot te worden van wat algemeen gezien wordt als ‘even de Duitsers op hun nummer zetten’. En vóór de kerst weer thuis. Dat het helemaal anders liep is inmiddels bekend.

De vijfjarige Alfie Summerfield ziet zijn vader eveneens naar het vasteland vertrekken en beleeft de oorlog vanuit zijn eigen kinderlijke perspectief. Het is een zwaar leven aan het thuisfront, er is tekort aan alles en iedereen moet zijn steentje bijdragen. Alfie vindt zijn weg als schoenpoetser op Kings Cross Station en kan zo zijn moeder, zonder dat ze het weet, met extra geld ondersteunen.

Dienstweigeraar
Als er gaandeweg geen brieven meer komen uit Frankrijk wordt Alfie voorgehouden dat zijn vader op een geheime missie is gestuurd en geen contact meer mag hebben. Met een gezond wantrouwen gaat Alfie ervan uit hij dood is, totdat hij op wonderlijke wijze ontdekt dat zijn vader op Engelse bodem in een ziekenhuis is opgenomen. Waarop hij tot actie overgaat.

John Boyne heeft een eendimensionale geschiedenis geschreven met een keurige kop-en-staart structuur. Alfie neemt het initiatief zijn vader te gaan zoeken en aan het einde van het verhaal komt alles weer op zijn pootjes terecht. Niks mis mee, behalve dat Boyne onderweg in de val loopt door als volwassen schrijver door de ogen van een kind te willen kijken. Naast de primaire observaties en overdenkingen van Alfie is er een permanent commentaar op de achtergrond aanwezig. Er moeten – zo vindt de schrijver – nu eenmaal veel dingen uitgelegd worden.

Bijvoorbeeld het fenomeen ‘dienstweigeraar’, dat Alfie in een paginalang betoog uit de doeken wordt gedaan door Joe (what’s in a name) Patience. Deze achtergebleven pacifist probeert de oorlog uit te zitten en wordt als een melaatse kluizenaar door de buurtbewoners gemeden. Het is alsof Alfie telkens even uit z’n eigen beschouwende wereld wordt gehaald om een lesje maatschappijleer toegeschoven te krijgen.

Weeskind
In deze vorm is dat een tamelijk aanmatigende leeservaring maar het levert hier en daar wel boeiende informatie op. John Boyne geeft aardig weer hoe de sfeer in het door mannen verlaten Engeland werkelijk was: de achtergebleven vrouwen vormden een gesloten burcht van angst en hoop. Op straat werden mannen van onder de vijftig jaar aangeklampt door wildvreemde vrouwen die hen een witte veer in de hand drukten: het symbool van lafheid. Mensen met een Duitse achtergrond of een Oost-Europees klinkende naam – zoals de bevriende familie Janácek – werden weggevoerd en onder ellendige omstandigheden geïnterneerd op het Isle of Man. De aanvankelijke euforie verandert in een steeds wanhopiger beklemming.

De jongen die zijn vader zocht leert over de thuisblijvers in een onmenselijke oorlog. We worden bekendgemaakt met het begrip ‘shellshock’ en met de moraliteit tussen patriottisme en onverdraagzaamheid. Het probleem is dat Boyne ons over de rug van een negenjarige jongen heel veel te vertellen heeft en dat niet weet onder te brengen in één krachtig en overtuigend verhaal. Het resultaat, voor wie dan ook, is een boek als een ongelukkig weeskind.

Theater / Voorstelling

Het spektakel van Circus Treurdier

recensie: Circus Treurdier - Spektakel X

.

Twee aan elkaar grenzende rijtjeshuizen, met eenzelfde tuinhek en beide een kliko en bankje in de voortuin: hoe simpel en alledaags het decor ook oogt, des te tegendraadser zijn de levens van de bewoners. In de voorstelling Spektakel X van Circus Treurdier woont de zestienjarige Bella met haar gescheiden vader in het linkerhuis. Jacco Smith en zijn kunstzinnige vrouw vormen hun buren. In iets meer dan twee uur zie je hun levens meerdere malen veranderen, om over de operazingende eenhoorn nog maar te zwijgen.De titel Spektakel X – verwijzend naar Project X Haren waarbij door een uitnodiging op Facebook bewezen werd hoe groot de impact van (sociale) media op de maatschappij kan zijn – dekt de lading van de hele voorstelling. Met een operazingende eenhoorn of doorgeslagen kunstenares kun je je moeilijk identificeren. De haat tegenover pedofielen, de dupe zijn van een fietsendief en de ophef rondom een tienermoeder roepen wel veel herkenning op. Deze voorbeelden worden uitvergroot en op absurdistische wijze met veel muziek aan het publiek getoond; de voorstelling is zo maatschappijkritisch te noemen. De operazingende eenhoorn – gespeeld door Thomas Spijkerman, tevens artistiek leider van het gezelschap – maakt grote indruk. Ook de inmiddels doorgedraaide kunstenares is hilarisch om naar te kijken. Met iets meer dan twee uur is het stuk echter wat aan de lange kant. Het deel voor de pauze is krachtiger dan dat na de pauze, maar tegen het einde aan is de voorstelling weer net zo sterk als aan het begin. Het stuk werkt uiteindelijk naar een slot toe waardoor het zijn absurdistische naam hoog mag houden: een buitenaards wezen kondigt het einde van de wereld aan, het spektakel is ten einde. 

Muziek / Album

Bijzondere klasse

recensie: Luluc - Passerby

.

Het tweede album van Luluc komt zes jaar na het in kleine kring gewaardeerde debuut Dear Hamlyn. Het duo heeft met Passerby een folk-album van bijzonder hoge klasse gemaakt.

Wie Zoe Randell en Steve Hassett, die samen Luluc vormen, aan het werk hoort en ingevoerd is in bijzonder werk van de folk-scene van vandaag en gisteren hoort vergelijkingen in het hoofd die niet alledaags zijn. Luluc grijpt zonder te kopiëren terug in de rijke folk-traditie terwijl ze toch heel hedendaags klinken. Er is geen zweem van een retro-gevoel.

Tijdloos en helder
De herinneringen aan dames als Linda Perhacs en Vashti Bunyan zijn maar moeilijk uit het brein te bannen bij het beluisteren van het fraaie Passerby. Ook namen als Nick Drake en Gillian Welch borrelen op als de stijl van deze band geduid moet worden. Het tweede album van Luluc klinkt enorm tijdloos en helder.

Het duo heeft als thuishaven Melbourne, Australië. Ze ontmoetten elkaar echter in Schotland tijdens een festival in Edinburgh zo’n negen jaar voordat ze hun debuutalbum uitbrachten. Die plaat was een ode aan de zojuist overleden vader van Randell om een moeilijke periode in haar leven te kunnen afronden.

De zang van Zoe Randell is van alle tijden. De fijne hand van liedjes schrijven die Randell samen met haar muzikale partner Hassett tentoonspreidt is tijdloos. De begeleiding van een band vol met akoestische instrumenten en blazers is uit een heel fijn en voorzichtig hout gesneden. Hassett zelf speelt een groot assortiment aan instrumenten zoals gitaar, bas, fluit, mandoloncello, percussie en toetsen, terwijl de zang van Randell ondersteund wordt door haar eigen gitaarspel.

Hoogtepunt om te koesteren
Het tien liedjes tellende Passerby opent met ‘Small Window’ dat direct de staalkaart van het album is en tevens de eerste single waarmee Luluc de aandacht probeert te trekken. De rust die melodie en zang uitstralen is tekenend voor de muziek van Luluc. De soms als tweezang klinkende zang wordt gecreëerd door de stemmen van Randell en Hassett die in elkaar overvloeien en het gevoel van gedubbelde stem geven. De stem van Hassett draagt als het ware de stem van zangeres Randell.

Het album kent geen enkel zwak moment. Al zijn er altijd liedjes die net iets meer de boventoon voeren, zelfs in het zeer rustige genre van Luluc. Te denken valt daarbij aan de liedjes ‘Small Window’, ‘Passerby’ het titelnummer, ‘Tangled Heart’ en het fraaie ‘Reveric on Norfolk’, maar daarmee wordt dan meteen de andere pareltjes tekort gedaan. Laten we het er maar op houden dat we hier te maken hebben met een mooi parelsnoer waaraan ieder liedje op zich zijn belangrijke steentje in de rij bijdraagt. Als je er een tussenuit zou halen valt het snoer in duigen. Voor de folk-liefhebbers is Passerby één van de hoogtepunten van dit jaar. Een album om te koesteren.

Boeken / Fictie

Jachtsafari voor de bijzonder veeleisende klant

recensie: Trofee

Unde malum, waar komt het kwaad vandaan, vroeg Augustinus zich in de 3e eeuw al af. Er zijn in de loop der tijd al veel antwoorden bedacht op deze vraag. In Trofee van de Deense schrijver Steffen Jacobsen blijft het bij een suggestie. Een sterke maag vergroot het leesplezier van deze zeer spannende Scandinavische misdaadthriller.

Michael Sanders heeft tien jaar lang tevreden voor een Engels bewakings- en beveiligingsbedrijf gewerkt als hij besluit voor zichzelf te beginnen als privédetective. Om zichzelf en zijn gezin te beschermen maakt hij zich onvindbaar voor de gewone zoekmachines en gebruikt hij om de paar dagen een nieuw mobiel nummer. Via ‘deep web’ wordt hij opgespoord en benaderd door een erfgename van een wereldwijde firma in wapentechnologische apparatuur. Elisabeth Caspersen heeft in de kluis van haar overleden vader een afgrijselijk dvd-filmpje gevonden. Het is een soort jachttrofee – maar in plaats van de vangst en het doden van neushoorns of olifanten zijn  de laatste minuten van een mensenjacht te zien.

Perverse superrijken
Elisabeth wil dat de ‘prooi’ geïdentificeerd wordt en eventuele nabestaanden opgespoord, zodat genoegdoening kan worden gegeven. Michael Sanders neemt de opdracht aan en probeert het onderzoeksveld af te bakenen. Alleen perverse superrijken komen uiteraard in aanmerking voor dit tijdverdrijf, bijgestaan door ingehuurde jagers, helpers en cateraars. De meest afgelegen gebieden ter wereld vormen de ideale locatie: de Arctische streken, de hellingen van de Himalaya of de woestijngebieden van Afghanistan. Sanders heeft uitstekende connecties om in het geheim laboratoriumonderzoek en fotobewerkingen te laten doen en komt langzamerhand op het spoor van de betrokkenen.

Mysterieuze zelfmoord
Ondertussen lijkt er een verband te bestaan met de zelfmoord van een oud-Afghanistanstrijder. Leed hij aan PTSS, zoals vele van zijn lotgenoten, of spelen er andere dingen? Lene Jensen, rechercheur uit Kopenhagen, krijgt de zaak op haar bord. Zo weeft Jacobsen twee parallelle verhalen in elkaar, die halverwege het boek uitmonden in een uiterst gewelddadige climax. De rechercheur en de privédetective besluiten samen te gaan werken. Ondertussen tekenen zich langzamerhand contouren en patronen af van een onderwereld die verbonden is met groepen veteranen van vredesmissies en de wapenindustrie. Uit de hand gelopen machocultuur wordt afgezet tegen de vrouwelijke woede van inspecteur Jensen als haar dochter ook betrokken raakt. ‘Kom nooit tussen de berin en haar welpen’ staat ergens.

Vertrouwde noordse ingrediënten
In de proloog, die bestaat uit 55 spannende, korte hoofdstukken, en de epiloog smeedt Jacobsen een razend spannend en geloofwaardig verhaal samen. De inmiddels vertrouwde ingrediënten van de Scandinavische thriller komen ook in Trofee weer aan bod. Een man en een vrouw die elkaar niet zo liggen en desondanks samenwerken, de landelijke idylle van het noordelijke landschap, de tegenstelling van grote luxe en extreem geweld. Geschreven in een neutrale, prettig leesbare stijl zonder literaire pretenties en op een paar schoonheidsfoutjes na goed vertaald door Carla Joustra. Een Deense pageturner voor het verwende thrillerpubliek.

Boeken / Fictie

(G)een grote Israëlische roman

recensie: Assaf Gavron (vert. Sylvie Hoyinck) - De nederzetting

Nieuw Amsterdam komt met de vertaling van Assaf Gavrons nieuwste roman, De nederzetting. Een klucht over Israëlische bureaucratie en illegale nederzettingen.

De avond viel op de heuveltop. Auto’s kwamen door de toegangspoort, de bestuurders kwamen terug van hun dagelijkse routine van studeren, onderwijzen, de bouwmarkt in de stad; ze wuifden naar de goedlachse Joni, parkeerden naast hun huizen en laadden de tassen uit de achterbak. De wind nam toe naarmate het licht afnam, in perfecte evenredigheid.

Op deze heuveltop wordt aan een jonge Israëlische nederzetting gebouwd, Maälè Chermesj C. Over die bouw zijn de bewoners in een slepend gevecht met hun eigen overheid verwikkeld: de huizen staan deels op private Israëlische grond, deels op grond die bij Israëlisch natuurgebied hoort en deels in de Palestijne gebieden van de Westelijke Jordaanoever. Volgens het ene ministerie bestaat de nederzetting niet (meer), volgens het andere staan er wel degelijk illegale huizen. 

Neutraal lezen?
Deze nederzetting en het politieke gesteggel er omheen vormen de kern van Assaf Gavrons De nederzetting, zijn vijfde roman alweer. De meeste personages spelen een rol in dit theaterstuk. Zo zijn er Otniël Asís, zionist en leider van de nederzetting, en de broers Ronni en Gabi Cooper, van wie de een na de dood van hun ouders in Israël is gebleven en de ander naar Amerika is gegaan. Een niet onbelangrijke rol is weggelegd voor de Amerikaanse journalist die bericht over de nederzetting.

Gavron schrijft vlot. De nederzetting wisselt gemakkelijk tussen Maälè Chermesj, het uitgaanscircuit van Tel Aviv en andere locaties. Opvallend is daarbij hoe verfrissend Tel Aviv voelt ten opzichte van de kleine nederzetting. Daar is een heel andere wereld, die weinig gemeen heeft met het zwaar religieuze en haast Bijbelse land rondom Maälè Chermesj C. Daar lijkt de tijd stil te staan en is een bestaan opbouwen de primaire bezigheid.

Het is natuurlijk onmogelijk De nederzetting in deze tijd neutraal te lezen. Na de derde oorlog tussen Hamas en Israël in zes jaar is een roman over een nederzetting controversieel, ondanks dat Gavron niet direct partij lijkt te kiezen. Wel benadrukt hij de bescherming die ook inwoners van illegale nederzettingen dienen te krijgen – een even humaan als omstreden standpunt. 

Een klucht
Als vorm voor zijn verhaal heeft Gavron de klucht gekozen. Zijn proza is niet specifiek humoristisch te noemen en de dagelijkse beslommeringen van zijn hoofdpersonages vaak al helemaal niet. Maar wanneer Gavron de Israëlische bureaucratie beschrijft, is dat komisch – al is tenenkrommend misschien een beter woord. Geen staat die beter naar Kafka gekeken heeft dan Israël.

Alleen schiet Gavron hier weer te ver door. Dat de president van de Verenigde Staten, naar aanleiding van een bericht in de krant over Maäle Chermesj C, naar Israël komt, is overtrokken. De auteur weet dit onvoldoende geloofwaardig te maken. Her en der wordt De nederzetting ‘de Grote Israëlische Roman’ genoemd, maar daarvoor mist dit boek toch echt de vereiste diepgang.