Muziek / Album

Een koffer vol zonneschijn en mooie beloften

recensie: Yellow Suitcase - Maze of Mind

.

Op 1 mei trad Yellow Suitcase op in Luxor Live in Arnhem. De band had daar de cd-presentatie van hun debuutalbum Maze of Mind. Met hun muzikaliteit, hun frisse liedjes en hun driemanschap zal het niet lang meer duren voordat deze jonge band getekend wordt door een label.

Een beginnende band is vaak aan een aantal dingen te herkennen: kleinschalig, veel doe-het-zelf, en gelukkig ook trots en blij zijn met relatief kleine dingen. Zo is de cd te koop via een mailtje naar het emailadres van de band, en zijn de website en het artwork van het cd-boekje gemaakt door bassiste Dayenne Wielheesen. De optredens beperken zich voornamelijk tot het oosten van het land, en is er de oprechte blijdschap van het behalen van de finale van het Open Podium in Doetinchem. Hier tegenover staat ook de nodige professionaliteit. De cd is te koop via iTunes en te beluisteren op Spotify, en natuurlijk is Yellow Suitcase te vinden op diverse sociale media.
58.jpg
Vrolijkheid en ontluikende liefde
Het up-tempo openingsnummer ‘I’m Sick of It’ bevat naast keyboard en drums geen andere instrumenten. De aangename stem van zangeres Roos van den Broek klinkt helder en geeft het nummer mede daarmee zijn opgewekte karakter. Bij het laatste couplet wordt haar stem onnodig vervormd, maar het afsluitende refrein laat de zon weer schijnen. Het eveneens vrolijke en snelle ‘Better Condition’ bevat veel tweede en derde stem en vingergeknip.

De meeste liedjes gaan over — hoe kan het ook anders — de liefde. En dan vooral prille, ontluikende liefde, en de onzekerheid die daarbij hoort. Ongetwijfeld heeft dit te maken met de twintig jaren van tekstschrijfster en zangeres van den Broek. Hierbij moet gelijk het compliment worden gemaakt dat ze overtuigend zingt en haar gevoel goed overbrengt. Door haar (vaak verhalende) eigen taal te kiezen, vermijdt ze te clichématige teksten.

Multi-instrumentalisten
Naast de eerder genoemde zangeres die ook percussie speelt, is er bassiste Waalheesen, die ook voor percussie en zang zorgt. De enige man in het driemanschap is toetsenist Joël Groen, die hiernaast ook drums, percussie en melodica speelt. Vooral de toetsen komen goed naar voren in ‘Hold Me Tight’, en ook de stopmomentjes geven het nummer een afwijkend karakter.

Titeltrack ‘Maze of Mind’ valt ook op. Na een bijzonder intro van synthgeluiden en meerstemmige zang bouwt het nummer op, wat relatief lang duurt. Met enkel toetsen en minimale percussie zet de band met ‘Frosted Flower’ een zeer teer nummer neer, waarbij Van den Broek ook wat meer de hoogte en laagte in gaat. De band gebruikt een loop als achtergrond tijdens de outro, waardoor er een heel aardig achtergrondkoor bijkomt, waar dan weer overheen gezongen wordt.
image.jpg
Van Beatles tot Leaf
‘French Lullaby’ is langzaam en lichtelijk verdrietig, met toetsen, melodica en zang die ook bij hoge noten zuiver is. Het van de Beatles’ ‘Michelle’ geleende Engels wordt afgewisseld met een paar woordjes Frans. Bij het nummer ‘Sunwire’ denk je onbewust aan Keane, door de eenvoud en vooral de sfeer die wordt neergezet door de geluidseffecten en de lichte galm over de zangstem. Verder doet de dynamiek en de blijheid van ‘Better Condition’ denken aan ‘Wonder Woman’ van Leaf.

Door de instrumenten die beheerst worden, de soepele zangstem, en door het lef nummers niet helemaal dicht te stoppen, ontstaat een behoorlijk afwisselend album. Yellow Suitcase is nu nog te boeken voor een intiem optreden in je eigen huiskamer. Grijp die kans, want voor je het weet moet je de band zelf opzoeken op diverse podia in het land.

Boeken / Non-fictie

Een bundel geschenken

recensie: Cyrille Offermans - Wat er op het spel staat. Literatuur en kunst na 1945

Criticus Cyrille Offermans bundelt essays vol afwisselend kritische en bewonderende analyse. In Wat er op het spel staat maakt hij de balans op van de naoorlogse literatuur.

Eerst een inventarisatie. Losjes groepeert Offermans – van 1945, onder meer winnaar van de Busken Huetprijs – zijn essays in een aantal blokken. Grofweg rond enkele vijftigers en geestverwanten, dan rondom allerlei soorten vernieuwend proza en ten slotte rondom veelal nieuwer werk van voornamelijk een aantal Vlamingen (wier werk hij beschouwt als het beste van dit moment). Dit alles leidt hij in met een groot essay waarin hij de avant-garde, en dan met name André Breton en navolgers, de maat neemt, om vervolgens af te sluiten met een aantal wat mij betreft even rake als overbodige cultuurpessimistische essays.

Een cultuur van generositeit
In de inleiding zijn enkele hoofdthema’s al uiteengezet. Twee kerncitaten uit dezelfde pagina verhelderen al veel:

Een ambitieuze schrijver heeft geen boodschap aan de lezer, hij schenkt hem iets, het beste wat hij te bieden heeft – een’promesse du bonheur’. In plaats van zich hardhandig van hem af te wenden of hem stroop om de mond te smeren, bewijst hij hem eer door een beroep te doen op zijn hoogste intellectuele en creatieve vermogens.

Literatuur is een geschenk. Tegelijkertijd mag, nee moet, de lezer voor dat geschenk wel moeite doen. Offermans bekritiseert de radicale delen van de twintigste-eeuwse avant-garde omdat zij ‘de Europese oefencultuur’ overboord zetten. Dat terwijl oefening – en het reikhalzen, zou ik willen toevoegen – onontbeerlijk is om de Europese cultuurtraditie én haar literatuur in ere te kunnen houden, te begrijpen en voort te zetten. Positiever geformuleerd is de gevraagde moeite een vast onderdeel van het geschenk:

Wie met koninklijke egards wordt behandeld, wist Kant, gaat zich vanzelf een beetje koninklijk gedragen. (…) elke reële verandering begint met een fictieve. Hoger kan de betekenis van literatuur, hoezeer ook verdrongen naar de maatschappelijke periferie, niet worden aangeslagen. Wat er op het spel staat is een cultuur van de generositeit, het enige alternatief voor onze doorgeslagen consumentencultuur.

Hollanders versus Vlamingen
Offermans’ essays herbergen veel scherpe en verhelderende analyse, vaak over de relatie tussen literatuur en de (historisch-)maatschappelijke context. Evenzo bevat de bundel veel ‘genereuze’, bewonderende, zelfs liefdevolle stukken. Ik zal niet de enige lezer zijn die niet alle schrijvers, laat staan al hun werk gelezen had. Maar Offermans doet wat een criticus toch ook moet doen, namelijk aanzetten tot de gulzige wens de besproken boeken te (her)lezen. Met als gevolg dat ik nu uitkijk naar, bijvoorbeeld, het lezen van Camperts Het satijnen hart, Bernlefs Vallende ster of werk van Jacq Vogelaar.

Evenals naar werk van allerlei Vlamingen. Offermans is met name lovend over Edwin Mortier, wiens Godenslaap hij op gelijke hoogte zet met Claus’ Het verdriet van België. Door de essays heen komt vaak de tegenstelling terug tussen de stereotypen van de Nederlands-calvinistische, droge stijl en de Vlaamse opsmuk. Zijn voorkeur voor de zeer beeldend schrijvende Mortier geeft aan dat Offermans niet wars is van Vlaamse vlezige zinnen. Tegelijkertijd besluit hij als volgt een lichtvoetige recensie over ‘krullendraaier’ Pjeroo Roobjee: ‘Ik sta hoofdzakelijk paf.’

Geschenken
Uiteindelijk is dit een, weliswaar vermakelijke, non-discussie. Het gaat er gewoonweg om: is het goed, of is dat het niet. Zo vindt ook Luc Devoldere, essayist en onder meer directeur van Ons Erfdeel, een Vlaams-Nederlandse culturele instelling (met tijdschrift), die in een groot, slingerend en veel verrassingen bergend stuk door Offermans aan het woord gelaten wordt. Retorisch beschuldigt hij

alle woordomhaal die de werkelijkheid versmacht [in de betekenis van verstikt]; elke krul, elke rillerige rococo, elke beate bombastische guirlande die de helderheid van de uitdrukking aan het gezicht onttrekt, en – als laatste maar niet als minste – de beroezende, bedwelmende onanie die de taal met zichzelf bedrijft om ons te doen vergeten dat de Waarheid alleen uit Exactheid kan bestaan, de Exactheid alleen bescheiden kan worden nagestreefd en dat men over datgene waarom men niet kan spreken, moet zwijgen.

Dus de Hollandse droge stijl wint? Nee, want bij nader inzien:

Het gaat niet om waarheid, zelfs niet om exactheid, een respectabele tweede keus: het gaat om hardnekkig formuleren. In het beste geval wordt de formulering bezwerend – ofwel: literatuur.

Want dat is het geschenk literatuur toch ook: bezwering en betovering. Offermans bundelt mooie voorbeelden en toelichtingen.

Kunst / Achtergrond
special: Maurice van Es, Gordon Cheung, Levi van Veluw e.a. - Unseen Photo Fair

Een internationaal hoogtepunt voor de fotografie

Dit weekend vindt in de Westergasfabriek de Unseen Photo Fair plaats. Het thema van de beurs gaat dit jaar letterlijk in op haar naam: nog nooit getoond. Dit is met succes ingevuld want de bezoekers worden verrast door zo’n 60 Unseen Premières: werken die nog nooit in een galerie of museum, op een beurs óf online zijn getoond.

Maurice van Es, Geen titel, 2013. Uit de serie YES. Bron: <a href=

www.mauricevanes.nl” width=”223″ />Maurice van Es, Geen titel, 2013. Uit de serie YES. Bron: www.mauricevanes.nl

Dit jaar zet Unseen pas de derde editie van de beurs neer. Vorig jaar was zij met zo’n 24.000 bezoekers al een groot succes. Unseen heeft zichzelf in no time internationaal op de kaart gezet en dat zien we terug aan de 53 internationale galeries die een stand hebben op de beurs. Er is daarom een veelzijdig aanbod te zien: zowel grote namen als jonge talenten worden gepresenteerd en kunstenaars van over de hele wereld krijgen de kans hier hun werk te laten zien.

Jong talent
Unseen is het platform voor jong talent. Zo organiseert de ING de New Talent Photography Award. Het werk van de vijf genomineerden wordt op Unseen gepresenteerd en afgelopen donderdag is de prijs op Unseen uitgereikt aan Anne Geene (1985). De Gerrit Rietveld Academie, broedplaats voor jong artistiek talent, heeft ook een eigen stand waar werk van studenten en net afgestudeerden te bewonderen is.

Daarnaast besteden ook veel galeries aandacht aan jonge kunstenaars. Boetzelaer Nispen presenteert werken van de jonge kunstenaar Maurice van Es (NL, 1984). Van Es probeert alledaagse dingen op een bijzondere manier vast te leggen. Hij is gefascineerd door het tijdselement van fotografie; het vastleggen van datgene wat al is geweest. Als toeschouwer wordt je gedwongen even stil te staan, enerzijds bij wat er eigenlijk wordt afgebeeld en anderzijds bij de schoonheid van wat we zien.


Heden en verleden

Gordon Cheung, Still Life II (New Order), 2014. Copyright Gordon Cheung, courtesy Edel Assanti  

Gordon Cheung, Still Life II (New Order), 2014. Copyright Gordon Cheung, courtesy Edel Assanti  

Galerie Edel Assanti uit Londen toont als Unseen Première werk van Gordon Cheung (China, 1975). Cheung maakte speciaal voor Unseen de bijzondere serie New Order. Cheung omschrijft zijn werk als ‘Hyper Painting by Numbers’. Hij selecteerde een aantal stillevens uit het Rijksmuseum en verdeelde de afbeeldingen in zo’n 3000 verschillende pixels. Door middel van speciale software vormt hij de pixels om tot beursgenoteerde cijfers. Het resultaat is een stilleven dat digitaal reageert op de ontwikkelingen van de economische markt. Hij liet zich inspireren door de Tulpenmanie uit de Nederlandse Gouden Eeuw, waar op het hoogtepunt één tulpenbol gelijk stond aan de waarde van een grachtenpand. Een prachtige interpretatie van de huidige crisis waar heden en verleden samenkomen en die ook nog een lust voor het oog is. Naast het werk van Cheung is er nog veel meer te zien op Unseen. Zo vinden we er werk van Levi van Veluw, Tom Butler, Lorenzo Vitturi en hangt bij The Ravenstijn Gallery één van de drie exemplaren van Horse and Rider van Freudental/Verhagen.

Freundenthal/Verhagen, Horse & Rider, 2012. Bron: <a href=

www.theravenstijngallery.nl” width=”223″ />Freundenthal/Verhagen, Horse & Rider, 2012. Bron: www.theravenstijngallery.nl

Succesformule
Unseen is niet alleen een succesvolle beurs. We kunnen gerust zeggen dat het hele Unseen-concept succesvol is. Naast de beurs is er onder andere het Unseen Magazine, een speciale uitgave waarin de deelnemende kunstenaars uitgebreid worden besproken, de Unseen Living Room, waar lezingen en andere activiteiten plaatsvinden en de Unseen Collection, waar werken met prijzen tot €1.000 worden verkocht. En laten we niet vergeten dat Unseen dé aanleiding is voor een brede randprogrammering in heel veel culturele instellingen in Amsterdam.

Boeken / Fictie

Nog immer verderfelijke waanzin

recensie: Bret Easton Ellis - American Psycho

.

De roman vormt een groteske en satirische aanklacht tegen de doorgedraaide consumptiemaatschappij, gepersonificeerd door de beurshandelaars op Wall Street. Onder die nieuwe rijken bevindt zich Patrick Bateman. Hij is jong, succesvol en hij beschikt -zoals hij niet nalaat vele malen te benadrukken – over uiterst goedgevormde gelaatstrekken. Zijn omgeving omschrijft hem als een ingetogen en timide man, maar zoals de titel van de roman al verraadt is hiermee de kous niet af. Bateman blijkt tevens een psychopaat te zijn. 

Vervagende grenzen
Wanneer hij niet bezig is met het maken van plannen om zijn videobanden terug te brengen of het uitkafferen van de Chinezen die zijn lakens maar niet bloedvrij kunnen krijgen, leeft de zakenman zich graag uit op prostituees, daklozen en anderen die hij simpelweg als afval beschouwt. Bateman is een sadist van de bovenste plank. ‘Met bloed besmeurde Kleenex-zakdoekjes zullen opgefrommeld naast het bed liggen samen met een leeg pak Italiaans kruidenzout dat ik bij Dean & Deluca vandaan heb.’

American Psycho is geschreven vanuit de eerste persoon. Hierdoor is de lezer volledig afhankelijk van het perspectief van Bateman, dat al snel niet zo betrouwbaar blijkt. Het is vreemd hoe Bateman wegkomt met de grofheden die hij spuit en het is ronduit onwaarschijnlijk dat hij wegkomt met het vermoorden van voorbijgangers op klaarlichte dag. Dit roept de vraag op of Bateman niet enkel fantaseert over martelpraktijken zonder deze daadwerkelijk uit te voeren. Aan de andere kant is zijn omgeving zo gepreoccupeerd dat het hen waarschijnlijk niet veel kan schelen.

Consumpiemaatschappij
Batemans obsessie met dure producten en merknamen vormt een belangrijke leidraad van de roman. Het boek is doorspekt met omschrijvingen van dure goederen. Voor Bateman vormen producten niet slechts statussymbolen. Hij maakt zich ook schuldig aan het fetisjeren van zaken als ongekreukt geld, dure merkpakken en luxe bedrukte visitekaartjes. De woede die Bateman dan ook ervaart wanneer één van zijn collega’s een mooier visitekaartje heeft, is sneu, lachwekkend en aandoenlijk tegelijk.

Doordat het personage van Bateman (hopelijk) ver van de lezer afstaat, zal deze zich er niet snel mee identificeren. Dit neemt niet weg dat Ellis er een gevoelige snaar mee raakt. Kijk bijvoorbeeld naar Apple, een schoolvoorbeeld van productfetisjering. Natuurlijk zweren aanhangers bij de kwaliteit van het product, maar alleen al het appeltje op de achterkant doet begeren. In die zin houdt Ellis ons een spiegel voor, zij het een vervormende.

Verborgen schoonheid
American Psycho is een klassieker die zijn schoonheid niet al te gemakkelijk prijsgeeft; Ellis verwacht namelijk het een en ander van zijn lezer. Ten eerste een sterke maag. Naarmate het verhaal vordert worden Batemans martelscenes – voor zover ze dat al niet waren – nóg krankzinniger. Wat dat betreft steekt de film karig af bij het buitenissige geweld in het boek. Ten tweede is ook engelengeduld onontbeerlijk. Er lijkt geen einde te komen aan de beschrijvingen die Bateman geeft van de dure kleding die iedereen draagt. De verleiding kan groot zijn om hier en daar een alinea over Trussardi-pakken over te slaan.

Toch is het juist deze herhaling waarin de kracht schuilt van American Psycho. Grappen over videobanden die teruggebracht moeten worden komen pas tot hun recht wanneer de roman ermee doordrengt is. Bovendien moet de lezer alert blijven omdat de verteller onbetrouwbaar is. Op deze wijze beloont Ellis de oplettende lezer, die de vrijheid heeft om zijn eigen conclusies te trekken.  Is Bateman een medogenloze slechterik, of verschilt hij nauwelijks van zijn verderfelijke omgeving?

Kunst / Expo binnenland

Kunst en waarde

recensie: Jeanne van Heeswijk, Iratxe Jaio/Klaas van Gorkum, Helmut Smits e.a. - The Value of Nothing

.

The Value of Nothing presenteert kunstenaars die zich door subtiele ingrepen of concrete voorstellen mengen in het huidige debat over waarde en economie”. Zo vat TENT de importantie van deze tentoonstelling samen. Natuurlijk krijgen we geen panklare oplossingen voorgeschoteld, maar het is goed om eens in de geest van de kunstenaar te duiken als het om zoiets banaals als de macht van het geld gaat.

Jeanne van Heeswijk, <em>Acts of Balance</em>, 2014.

Jeanne van Heeswijk, Acts of Balance, 2014.

Eigenwaarde
Het begrip waarde is volledig gegijzeld door de dictatuur van de markt en door financieel-economische afwegingen. Als we dat proberen terug te brengen tot een oorspronkelijke dimensie komen we weer uit bij onszelf: bij een zelfgebreide trui, een gekweekte komkommer in de achtertuin en een helpende hand bij een computervreemde buurman. Dat is precies waar bijna alle kunstenaars in TENT voor lijken te staan: haal waarde weg bij de banken, bij de instanties, bij de politiek en begin een nieuw universum from scratch. Laten we waarde weer zélf op waarde schatten.

Jeanne van Heeswijk doet dat op actieve wijze met haar Acts of Balance (2014) in de Rotterdamse Afrikaanderwijk. Na jarenlange inzet en participatie zorgt ze dat bewoners zich bewust worden van hun eigen positie, wat ze kunnen bijdragen aan de gemeenschap, en hoe je dat kunt omzetten in een verbetering van de persoonlijke situatie en die van de wijk. De keten van kennis, kunde, produceren, verspreiden en afnemen vormt op deze wijze een gesloten circuit van zelforganisatie en solidariteit. Een indrukwekkende mobile en een gedetailleerd uitgewerkte wandkaart representeren het geheel.

Iratxe Jaio/Klaar van Gorkum, <em>Producing time in between other things</em>, 2011.

Iratxe Jaio/Klaar van Gorkum, Producing time in between other things, 2011.

Draaibank
Het werk van Iratxe Jaio/Klaas van Gorkum heeft een bijzondere aantrekkingskracht: de installatie Producing time in between other things (2011) maakt waarde tastbaar in een ontwapenende bescheidenheid. Centraal staat een plateau met tientallen houten voorwerpen, gemaakt op een draaibank door de grootvader van Van Gorkum. Aan de wanden grote foto’s met diezelfde producten in hun oorspronkelijke omgeving. Een tweetal videoprojecties laten zien hoe grootvader, na een werkzaam leven in een metaalbedrijf, zijn vrije tijd invult met houtbewerking aan de draaibank die hij na zijn pensionering heeft meegekregen. De houtproducten vinden hun weg in de naaste omgeving. Hier wordt waarde getoond als persoonlijke drijfveer in relatie tot ambachtelijkheid en creativiteit. Dat de houten voorwerpen in hun vorm en functie (gedraaide stoelpoten, krukjes, kandelaars, fruitschalen, etc.) geheel thuishoren in de jaren zeventig geeft nog een extra dimensie aan de actuele waarde ervan.

Helmut Smits, <em>Wasting Time and Ink</em>, 2014.

Helmut Smits, Wasting Time and Ink, 2014.

Nutteloos
Een simpele verbeelding van waarde en het effect op onze samenleving toont Helmut Smits met zijn Wasting Time and Ink (2014). Met verschillende markerstiften zet hij onafgebroken lijnen onder elkaar. De felle kleuren beginnen in volle sterkte en nemen dan langzaam in kracht af. Een concept dat in al zijn eenvoud en nutteloosheid tot de meest visuele van deze tentoonstelling behoort: hier wordt de abstractie van waarde omgezet in een schitterend golvend kleurenpalet.

Een concrete bijdrage is van Jonas Lund. Het werk Projected Outcomes (2014) bestaat uit een groot schoolbord waarop met krijt de totale waarde van deze tentoonstelling wordt uitgeschreven. Van de ingekomen subsidies ter ondersteuning, de honoraria en verblijfkosten van de kunstenaars, de genoten maaltijden tijdens de opbouw, kosten van het promotiemateriaal, tot aan de verwachte kaartverkoop aan toe. Als reactie op het dictaat van de markt wordt hiermee onverbloemd en op fijnzinnige wijze de ‘waarde’ van kunst getoond.

Dat deze kunstenaars werkelijk bijdragen aan het ontrafelen van de economische problematiek hebben ze niet zichtbaar kunnen maken. Er is weinig te zien van subtiele ingrepen of concrete voorstellen op dit hoge abstractieniveau. Wel komt er door het signaleren en vastleggen ruimte vrij voor een andere blik. Juist de hierdoor ontstane verwondering of verwarring kan een zet in de goede richting geven en maakt het de moeite waard The Value of Nothing te bezoeken.

Boeken / Fictie

De bedachtzame keizer

recensie: John Williams - Augustus

.

de wankelmoedige heroïek van een zoekende man bloot te leggen. Maar nu van een man ‘on top of the world’. 

De Romeinse keizer Augustus (zijn eigenlijke naam is Gaius Octavius), bekend als de heerszuchtige adoptiezoon van Julius Caesar, wordt door zijn tegenstrever Marcus Antonius weggezet als ‘die kleine bastaard met die bleke kop’. Dat zijn kwalificaties die je niet leest in een gemiddeld geschiedenisboek maar die John Williams aan het papier toevertrouwt alsof hij uit eerste hand citeert.

Oom Julius
Het is de bedwelmende kracht van Augustus: Williams laat een keur aan tijdgenoten van de keizer aan het woord die in hun persoonlijke berichten en verslagen een compleet beeld boetseren van het tijdperk Augustus. De levensloop van de jonge Gaius Octavius, die na de dood van zijn oom Julius diens status en titel erft, laat zich lezen als een energiek ooggetuigenverslag dat een haast actuele sfeer uitstraalt.

In een vroege brief van Julius Caesar aan zijn nicht Atia, Augustus’ moeder, deelt hij mee Gaius Octavius naar het Griekse Apollonia te sturen. Daar kan hij, buiten de invloedssfeer van het ontaarde Rome, een degelijke – lees: militaire – opleiding krijgen om klaargestoomd te worden voor de veldtochten tegen de opstandige Parthen. Eenmaal gearriveerd, krijgt Octavius het bericht dat Caesar is vermoord.

Tactisch heerser
Vanaf dat moment eigent de twintigjarige erfgenaam zich de macht toe en omringt hij zich met loyale legioenen om naar Rome te marcheren. Er volgt een confrontatie met de machtsbeluste Marcus Antonius die zich vreselijk ergert aan de ‘pompeuze, weinig indrukwekkende knaap’ die zich gedraagt ‘als een diepbedroefde weduwe, terwijl hij zich Caesar noemt, wat een onzin allemaal’.

Door de correspondentie en berichtgeving van de hoofd- en bijrolspelers – zoals Marcus Agrippa, Cicero, Livius, Horatius, Marcus Antonius en Cleopatra – laat John Williams op fraaie wijze zien hoe Octavius/Augustus zich staande houdt als dictator van Rome. Hoe hij de grenzen van het Rijk moet verdedigen, terwijl er doorlopend aan zijn stoelpoten wordt gezaagd en hij tegelijk ook in familiekring de boel op orde moet houden. Er is roddel en achterklap, machtsmisbruik en repressie, er worden allianties gesmeed die maken dat vrienden niet meer van vijanden onderscheiden kunnen worden.

In dit geweld blijft de bedachtzame Augustus een tactisch heerser die niet terugdeinst om met harde hand zijn visie en veiligheid te waarborgen. De onbetrouwbare Marcus Antonius – inmiddels gelieerd aan Cleopatra – wordt definitief verslagen, de ooit bevriende Cicero wordt verbannen en vermoord, zelfs zijn eigen losbandige dochter Julia krijgt levenslang op een afgelegen eiland.

Vergeefsheid
Het zijn de fictieve woorden van anderen waarmee John Williams een levendig portret schetst van een man die goed weet dat hij slechts een radertje in het geheel is. Hoe machtig ook, het is vooral de onmacht die Augustus telkens weer te lijf moet gaan. Zijn verwantschap met dichters en filosofen, meer dan met militairen en senatoren, kenmerkt zijn diepste gedachten over de vergeefsheid van het bestaan. Maar voor de continuïteit van Rome moet gezorgd en desnoods gestreden worden.

De ontroerende laatste brief van Augustus is het meest indrukwekkend. In een openhartig afscheid van het leven beschrijft hij de ambitie van de jeugd, de magie van de erotische liefde en de angst van de Romein voor zowel de onvoorspelbare zee als de ongrijpbare dichters. Een staaltje vroege zelfkennis:

Ik ben een mens, en even dwaas en zwak als de meeste mensen. Als ik iets op mijn medemensen heb voorgehad, dan is het dat ik dat van mijzelf heb geweten, en dus hun zwakheden heb gekend, en nooit heb gedaan alsof ik meer kracht en wijsheid in mijzelf aantrof dan in een ander. Dat ik dat wist, was een van de bronnen van mijn macht.

Geschiedschrijving in optima forma: geen deskundige historicus die terugblikt en conclusies trekt, maar de belangrijkste personages die in hun eigen woorden – en met een eigen stem – de werkelijkheid verbeelden. John Williams werkt dat perfect uit, behalve dat hij in de brieven soms teveel informatie kwijt wil om de draad van het verhaal helder te houden. Dat wringt met het adagium ‘show, don’t tell’, maar doet niets af aan de geweldige indruk die deze roman achterlaat.

Theater / Achtergrond
special: Antwerpen Fringe Festival

Torens, techno en hyena’s

.

Een buslading verdwaalde Italiaanse toeristen als publiek voor je eerste voorstelling: het is niet veel jonge kunstenaars gegund, maar tijdens de eerste editie van het Fringe Festival in Antwerpen was het mogelijk. Daar kwam op 5, 6 en 7 september op verschillende publieke en besloten locaties in de historische binnenstad een bijzondere mix tot stand van beginnende theatermakers, doorgewinterde theaterbezoekers en nieuwsgierige voorbijgangers. De jonge organisatoren van het festival zijn dan ook meer dan geslaagd in het eerste deel van hun opzet: het toegankelijk en zichtbaar maken van theater voor een breed publiek. Hoe zit dat met de culturele vernieuwing en het experiment in de marge dat zo typisch is voor het wereldwijd bekende Fringe-concept, dat ooit in Edinburgh ontstaan is als antwoord op de selectie van het reguliere theaterfestival? Voor het Antwerpse programma werden via een open oproep 25 projecten van een honderdtal performers geselecteerd, met speciale aandacht voor nieuw aanstormend talent.

Een van de jonge makers die op het menu staan is geluidskunstenaar Jillis Kruk. In de kleine kunstgalerie Nunc brengt hij een muzikale performance over een van de meest elementaire bewegingen van de mens: de val. De overvloedige stillevens aan de muur van de galerie vormen een groot contrast met de sobere installatie van Kruk, die met twee papieren torens, twee ballen van piepschuim, een hoop elektrische draden en een verdwaalde steen het publiek en toevallige voorbijgangers op straat twintig minuten lang weet te vangen in een spanningsveld van stilte en geluid. In opperste concentratie plaatst hij de twee torens tegenover elkaar en laat de piepschuimen ballen erop balanceren. In die gespannen stilte is een centrale rol weggelegd voor de onbedoelde muzikaliteit van het menselijk lichaam. Niet voor niets noemde Kruk zijn performance Soma, naar het Oudgriekse woord voor lichaam. Schuifelende schoenen, incidentele zuchten en een krakend gewricht hier en daar vormen de belangrijkste elementen in deze fysieke symfonie, die echter bruut wordt verstoord zodra de installatie die Kruk om zich heen heeft opgebouwd in werking treedt. De zorgvuldig geplaatste torens storten tegen de vlakte en hun val ontketent een plotselinge ontlading in de vorm van een soundscape waarin resonerende en weerkaatsende geluidsgolven naar alle kanten van de ruimte rollen. De beweging van de val is omgezet in geluid: een elektronisch antwoord op de fysieke aanwezigheid van de performer en de bezoekers in de ruimte. Jillis Kruk bouwt als een ware geluidsarchitect een wereld van zowel stilte als geluid, waarin beide componenten de bezoeker even indringend dwingen om te luisteren naar zijn of haar omgeving en lichaam.

The never ending love story of Sisyphos
Van de uitgepuurde geluidscompositie van Jillis Kruk kwam ik vervolgens terecht in het technogeweld van Das Lemniscaat, een groep die ontstaan is aan de acteursopleiding van de HKU. Voor hun gelijknamige eerste voorstelling deden de spelers in Berlijn onderzoek naar de technoscene rond clubs als Berghain en Sisyphos, waar bezoekers van vrijdagnacht tot maandagochtend aan één stuk door kunnen losgaan. Das Lemniscaat bracht deze ervaring terug tot een hallucinante montagevoorstelling waarin een immer voortdreunende technobeat het ritme aangeeft. ‘This is the story of Sisyphos. A never ending love story’, krijgen de bezoekers aan het begin van hun onderdompeling in het nachtleven van de Duitse hoofdstad te horen. Sisyphos’ liefdesverhaal neemt de vorm aan van een choreografie, waarbij de spelers in steeds terugkerende formaties identieke danspasjes uitvoeren. Ondertussen zien we op een catwalk een breed scala aan nachtbrakers de revue passeren, van iets te fanatieke drugsgebruikers tot verdwaalde plattelandsmeisjes. De clichés worden niet geschuwd in deze karakterisering van de Berlijnse clubscene, waarbij de coke overvloedig aanwezig is en iedereen met elkaar de (op het podium aanwezige) tent induikt. Gelukkig belicht Das Lemniscaat ook interessantere aspecten van de technocultuur. Zo staat het kleurrijke en ‘unieke’ uiterlijk van de personages in schril contrast met de uniforme danspasjes die ze als groep gezamenlijk uitvoeren, pasjes die door de strakke uitvoering soms zelfs doen denken aan militaire oefeningen. De manier waarop deze individuen opgaan in de groep en in de muziek heeft bovendien niet alleen een militaristische, maar ook een rituele dimensie. Das Lemniscaat maakt van de discobal een religieus object. Eén van de dansers verandert in het licht van de stroboscoop zelfs in een hindoeïstische godheid. Opvallend genoeg is in deze transcendentale technotrip ook een gastrolletje weggelegd voor Freddy Mercury. I want to break free van Queen wordt namelijk ingezet als een soort wake up call, die blijft steken bij het zinnetje ‘But life still goes on’. De boodschap die Das Lemniscaat wil overbrengen met deze eclectische voorstelling is dan ook duidelijk: het liefdesverhaal van een collectieve ontsnapping aan het dagelijkse leven is misschien toch niet zo never ending als de bezoekers van Berghain en Sisyphos willen geloven.

Alledaagse absurditeit
Ontsnappen aan de dagelijkse sleur is ook het thema van If I am a hyena, I am a lean and hungry one, de voorstelling waarmee Silke Verslype dit jaar afstudeerde aan de kleinkunstafdeling van het conservatorium in Antwerpen. Haar titel ontleende ze aan Henry Millers beruchte roman Tropic of Cancer (1934), die vanwege zijn vermeende obsceniteit pas dertig jaar later in de VS mocht verschijnen. Net als Millers roman draait haar voorstelling om zintuiglijk verlangen en de verwildering van de zeden, maar Verslypes zintuiglijke verwildering is van een andere soort dan die van de Amerikaanse auteur. Zij zoekt het verlangen niet in seksuele escapades, maar in dagelijkse handelingen als het lakken van teennagels, het aantrekken van kleren, het nemen van een bad of het uitlepelen van bakjes hagelslag. Handelingen die door de precisie en de manier waarop ze worden uitgevoerd een absurditeit krijgen die doet denken aan films als Du Levande (2007) van Roy Andersson. Juist deze uitvergrote, ‘verwilderde’ dagelijkse handelingen zijn voor het koppel dat Verslype en haar tegenspeler Niels Poiz verbeelden een manier om de alledaagsheid van hun bestaan te verjagen. Verslype weet de algehele moeheid en verveling van de man en de vrouw te vangen in originele beelden die door de mooie belichting niet zouden misstaan als fotografische stillevens. Juist die woordeloze zeggingskracht maakt If I am a hyena zo sterk. Als de personages na twintig minuten opeens een kort gesprek voeren, verbreekt dat dan ook enigszins de betovering van de voorstelling. De vrouw zegt in het gesprek onder andere ooit een boek te hebben gelezen waarin niets gebeurde, maar dat toch heel spannend was. De beelden spreken echter voor zich en hebben deze ‘verklaring’ niet nodig. Het commentaar van haar tegenspeler kan dan ook zowel voor haar als voor de voorstelling gelden: ‘I liked you better when you didn’t speak’.

Toevallig genoeg zijn Soma, Das Lemniscaat en If I am a hyena alle drie voorstellingen van jonge makers waarin beweging en geluid belangrijker zijn dan de tekst. Ook in de rest van het programma van het Antwerpse Fringe Festival zijn dans en fysiek theater goed vertegenwoordigd, net als het aandeel kersvers afgestudeerde performers van de Vlaamse en Nederlandse theaterscholen. Hoewel niet alle voorstellingen even evenwichtig in elkaar zaten, heeft de eerste editie van het Fringe Festival in Antwerpen zich bewezen als een goede plaats voor het spotten van nieuw talent. Juist de mogelijkheid om te experimenteren en te falen maakt het initiatief zo interessant. Fringe is dan ook een welkome aanvulling op het Antwerpse theaterfestivallandschap.

Boeken / Fictie

Bizarre belevenissen in braakliggend Berlijn

recensie: Hans Fallada (vert. Anne Folkertsma) - Een waanzinnig begin

.

.

Het verhaal begint in april 1945. De Russen rukken op in het oostelijk deel van nazi-Duitsland. Doll en zijn jonge vrouw Alma wachten op de komst van de bevrijders in een provinciestadje niet ver van Berlijn. Alma heeft medicijnen nodig – later blijkt dat ze, net als haar man, verslaafd is aan morfine – en fietst naar de apotheek. Op de hobbelige keien van de hoofdstraat komen de Russische tanks aanrijden, wiebelend en schuivend, alsof ze een grappig spelletje doen. De soldaten zijn beleefd, behulpzaam en nemen verder weinig notitie van de paar achtergebleven burgers.

Onbegrensd opportunisme
De Russen zijn niet agressief; ze kijken als het ware door de Duitsers heen met een nietszeggende blik. Ze willen de zaken op een rijtje zetten en het land opbouwen. Dr. Doll past goed in dat voornemen en wordt, na een toespraak over de bevrijding van de misdadige nazi’s, tot burgemeester van het stadje benoemd. De inwoners haten hem, om zijn politieke standpunten en zijn eigenzinnige optreden, maar de Russen zijn vriendelijk  en nemen hem in bescherming. Dr. Doll probeert, meestal tevergeefs, voormalige nazi’s, gewone schurken, hamsteraars en zwarthandelaars te ontmaskeren. Hij wordt verteerd door haat en woede. Hij walgt van de opportunistische omslag van de nationaalsocialisten die nu allemaal een verzetsverleden hebben.

Kunstmatige paradijzen
Met zijn vrouw samen zakt hij steeds dieper weg in de kunstmatige paradijzen van de morfine, of ‘de spuit’, al is het lastig om steeds een nieuwe arts te vinden die gelooft in hun verzonnen pijnklachten. Hans Fallada schildert weergaloos de droomwereld waarin de Dolls leven. Totdat Dr. Doll toevallig een stapel oude kranten in handen krijgt en een hele nacht lang leest wat er zich in de  rest van de samenleving – ook het Russische deel van Berlijn – afspeelt. Dan volgt het besluit weer voluit te gaan leven en zijn schrijfwerk op te pakken. Hij wendt zich met succes tot een collega, die veel invloed heeft onder het nieuwe regime. Doll krijgt een huis, geld en de belofte dat zijn verslag van het nazibewind in boekvorm zal kunnen verschijnen.

De indeling van de roman in een neerwaartse en vervolgens opwaartse beweging is autobiografisch, evenals het tweede huwelijk van hoofdpersoon Doll met een veel jongere vrouw. Hans Fallada verliet zijn eerste vrouw en drie kinderen om helemaal weg te zinken in verliefdheid en morfineroes na een wisselende carrière onder het Hitler-regime. Onder het DDR-bewind  kreeg hij, mede door zijn politieke overtuiging, nieuwe kansen.

Bewegingloos in een bomkrater
In een ingehouden, doch kleurrijke stijl, getuigend van grote mensenkennis, schildert Fallada de gruwelijke realiteit van het verslagen land en zijn bevolking. De oorlog is voorbij en gaat toch gewoon door: oorlog van allen tegen allen. De nachtmerrie waar de roman mee begint en eindigt toont de innerlijke toestand van Dr. Doll. Hij ligt onbeweeglijk op de bodem van een diepe bomkrater, wachtend op een overstroming die zijn mond zal vullen met gelige leem. Hoog boven zich ziet hij kraaien- en ravenzwermen overvliegen. De Grote Drie – Roosevelt, Stalin en Churchill – buigen zich over de kraterrand. Zij gaan (misschien) na de vernietiging een nieuw land helpen opbouwen. Vervuld van schaamte, wanhoop en apathie ligt Doll te wachten. Op het naderende einde, of de ultieme verlossing.

Muziek / Concert

Uitverkocht huis voor countryzanger

recensie: Daniel Romano

Daniel Romano trok met zijn derde album Come Cry With Me onverwacht veel aandacht van de pers. Maar ook het publiek omarmde deze uit Canada afkomstige ster. Het Lux theater in Nijmegen mag een uitverkochte zaal bijschrijven.

Echte countrymuziek van de strakke snit staat in Nederland niet zo snel in de belangstelling. De trieste liedjes vinden altijd wel redelijk goed aftrek in een kleine kring liefhebbers. Zo niet het derde, opvallende album van Daniel Romano. Come Cry With Me werd door de serieuze pop-/rockpers met open armen ontvangen en de hemel in geschreven.

Geen karakterfiguur

~

Wie in Doornroosjes Lux theater staat te wachten op de man met de hangsnor en het hoedje die stond afgebeeld op de albumhoes van Come Cry With Me moet even schakelen als het podium wordt gevuld. Het aanvankelijke applaus dat oplaait verstomt snel in een soort verwarring. Een zesmansformatie vult het podium, alle microfoons zijn bezet, maar waar is nu de hoofdrolspeler? Dan zet Daniel Romano het eerste nummer in en is de herkenning groot. Romano heeft zich niet uitgedost als de karakterfiguur op zijn albumhoes, met bloemetjesjasje en hoed, en hij draagt geen gezichtsbeharing. De muziek is daarentegen uit het goede hout gesneden. In een prima show baant Romano zich een weg door zijn oeuvre en raakt iedere bezoeker in het hart.

Meer dan verdiend
De band van Daniel Romano bevat net zoveel dames als heren. De dames verzorgen, naast het bespelen van de instrumenten, de uitstekende koortjes die de stem van Romano zo fraai kleuren in de trieste countryliedjes. Een hoogtepunt vormt het liedje dat Romano onlangs uitbracht op een heuse 45″ single: ‘Don’t Understand’. Helaas heeft hij geen exemplaren meer bij zich. Het bekende ‘Chicken Bill’ krijgt een opzwepende benadering en is een van de snelste liedjes van de set. Maar de fraaiste songs zijn toch de in rustiger tempo gezongen liedjes. Een bijzonder moment is het duet ‘Just Between You And Me’, dat hij samen zingt met violiste, organiste en accordeoniste Carleigh Aikens.

Om eens wat anders te doen verlaat Romano het podium niet voordat de band een toegift speelt. Wel verlaat de formatie het podium om al rozen uitdelend terug te keren. Met nog wat extra liedjes, waaronder een cover van The Ramones, laat Romano het publiek met een voldaan gevoel achter. Hij heeft bewezen dat de extra aandacht hem meer dan verdiend toekomt.

Kunst / Expo binnenland

Voer voor kunstnerds

recensie: Charles Avery - What’s so great about Happiness? The people and things from Onomatopoeia

.

Meer dan tien jaar geleden presenteerde Avery voor het eerst zijn imaginaire wereld The Island, waarvan Onomatopoeia de hoofdstad is. The Island kent zowel utopische elementen als gebreken, gelijk aan onze wereld. Zoals bij de meeste verhalen, schrijft Avery de vertellingen over zijn wereld ook in hoofdstukken. Deze hoofdstukken nemen de vorm aan van sculpturen, designs en zelfs boeken en posters.

Charles Avery, <em>Untitled</em> (<em>View inside the kelp bailing station</em>), 2014. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam (photography by Cooper Dodds).

Charles Avery, Untitled (View inside the kelp bailing station), 2014. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam (photography by Cooper Dodds).

Het vierkant als idealisme
De bewoners van het imaginaire eiland zijn te verdelen in verschillende groepen met elk hun eigen idealen. De jongen die kelp draagt in Untitled (View inside the kelp bailing station) uit 2014, heeft een shirt van Lescargots Quajrato aan. Het shirt komt van het gelijknamige, eveneens fictieve restaurant, dat het aan zo veel mogelijk inwoners verkoopt als reclame. Lescargots Quajrato was nauw verbonden aan een tentoonstelling met kunst uit onze wereld, die onlangs was georganiseerd op het eiland. Het shirt wordt gedragen door de enige bevolkingsgroep die in schoonheidsidealen uit onze wereld gelooft, als ware het de guldensnede of het vierkant.

De kelp wordt verkocht aan een dikke man met een groene jas, die er flink aan verdient. In zijn hoed is een lemniscaat te herkennen. De loodsen waar de paling wordt opgeslagen zijn verdeeld door de nummers nul, een, twee, drie en vijf, elk met een herziende schrijfwijze. Voor het getal vier zijn de meeste inwoners bang, omdat het zo perfect deelbaar is dat het geen ruimte bied voor progressie.

Charles Avery, Installation view met <em>Untitled</em> (<em>Boogie-Woogie</em>), 2012,<em> Untitled</em> (<em>Reactionary</em>), 2010 en <em>Untitled</em> (<em>L'Escargot Quadrato</em>), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

Charles Avery, Installation view met Untitled (Boogie-Woogie), 2012, Untitled (Reactionary), 2010 en Untitled (L’Escargot Quadrato), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

Ieder een eigen hoed
Eenzelfde jongen als degene die kelp droeg is ook in Untitled (Three guys on the steps) uit 2014 te zien. Hier zit hij tussen posters die zijn opgehangen door de bevolkingsgroep ‘de meta’s’. Naast hem staat een pot ingelegde eieren. Niemand op het eiland vind ze écht lekker, maar toch is vrijwel iedereen eraan verslaafd.

Nieuw in deze tentoonstelling is ook de serie hoeden. De acht hoeden die verspreid over de ruimtes staan, worden gedragen door een bijpassende mannequin. Elke hoed vertegenwoordigt een ander ideaal en wordt gedragen als statement. De aanhangers van de Lescargots hebben een eigen hoed in de vorm van hun restaurant. Untitled (Noumenology) uit 2014 is een hoed waar een donker bos in te herkennen is. Er zit een gat door, waaruit licht op de hoed zelf schijnt. De aanhangers van de Noumenology vullen hun dagen met het zoeken naar het mystieke, hetgeen dat niet gevonden kan worden.

Charles Avery, <em>Untitled</em> (<em>L'Escargot Quadrato Restaurant Interior</em>), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

Charles Avery, Untitled (L’Escargot Quadrato Restaurant Interior), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

De wereld heringericht
Naast maatschappelijke referenties zijn er in het werk van Avery ook verwijzingen te vinden naar de filosofie, wiskunde, kunst en meer. Deze zijn op humoristische wijze verwerkt in de tekeningen. Namen, getallen en symbolen spelen een rol en onthullen allerlei denkwijzen die de toeschouwer herkent.

Het uitgetekend zien van een andere maatschappij verduidelijkt onze eigen wereld enorm. Dat maakt deze tentoonstelling van Avery veelzijdiger dan veel andere tentoonstellingen. Zijn onderzoek dekt de hele wereld en al zijn aspecten zonder daarbij in te leveren op speelsheid of humor. What’s so great about Happiness? The people and things from Onomatopoeia is een must-see voor elke Avery liefhebber, en een must-get-to-know voor iedereen die hem niet kent.