Boeken / Fictie

De gelukkigste mensen op aarde

recensie: Teju Cole (vert. Paul van der Lecq) - Elke dag is voor de dief

Na jarenlang elders te hebben geleefd keert een jonge schrijver terug naar zijn geboorteland Nigeria. Het is een vreemd weerzien: hoewel hij volgens zijn familie is verwesterd en de stad Lagos een enorme woede bij hem oproept, verlangt hij er tegelijkertijd naar (voorgoed) terug te keren naar ‘de vreemde, vertrouwde omgeving’ van zijn jeugd.

Toen Teju Cole (1975) twee jaar geleden bekendheid verworf met Open stad, was Elke dag is voor de dief al verschenen, weliswaar bij een kleine Nigeriaanse uitgeverij. Na het succes van Open stad (het ontving enthousiaste kritieken en kreeg de PEN/Hemingway Award toegekend) redigeerde Cole Elke dag is voor de dief voor een nieuwe uitgave. Dit boek is een roman, maar Teju Cole liet met Open stad al zien niet veel op te hebben met conventionele eigenschappen van het genre als plot en karakterontwikkeling; deze zijn ook afwezig in dit boek. Elke dag is voor de dief bevat bovendien biografische elementen: Cole groeide zelf op in Nigeria om het op zijn zeventiende te verlaten, ook hij kwam jaren later voor een paar weken terug. Naderhand schreef hij een serie blogberichten over zijn tijd in Lagos, waar nog weer later een boek van werd gemaakt. Elke dag is voor de dief lijkt op een persoonlijk reisverslag en kent een episodische vorm, ieder hoofdstuk staat op zich.

Corruptie, religie, geluk

Nigeria is een land van corruptie, religie en geluk: hoewel het het meest religieuze land ter wereld is, en de mensen die er wonen volgens onderzoek door internationale media de gelukkigste op aarde schijnen te zijn, scoren ze ook hoog op de corruptie-index van Transparency International. ‘Als het land zo religieus is, waarom maakt men zich dan zo weinig druk om de moraal of de mensenrechten?’, schrijft Cole. Het is voor zijn progatonist onmogelijk zijn humanistische principes te negeren, en hij vraagt zich regelmatig af of hij dit milieu wel kan verdragen mocht hij terugverhuizen. Afkeer leeft echter samen met een eindeloze fascinatie voor de stad: Lagos is rijk aan verhalen, en een goudmijn voor een schrijver.

Eén zo’n verhaal is het relaas van een jonge dief. Lang nadat het incident heeft plaatsgevonden laat Cole’s protagonist zich de plek wijzen waar de dief zijn dood vond. Cole is een schrijver die zich niet laat afleiden door franje, zijn zinnen zijn helder en draaien er niet om heen:

Te midden van het stilstaande verkeer is ruimte gecreëerd. [..] De band is over de jongen heen gegooid. Hij valt flauw, maar als hij met benzine wordt overgoten, komt hij plotseling weer vervuld van paniek tot leven. [..] De rondspattende vloeistof vervliegt sneller dan water, het ruikt, het druipt van hem af, vormt kraaltjes in zijn kroeshaar. [..] Er ontbreekt nog één ding, waarin snel voorzien wordt. Het vuur laait luid suizend op en de menigte hapt naar adem en deinst achteruit. De jongen danst als een bezetene, maar door de band die hem omknelt, valt hij al snel voorover en blijft dan stil liggen.

Zonnevlekken

Zijn land is een duister land, weet Cole. Hij haalt een passage van de dichter Tomas Tranströmer aan omdat het wat hem betreft in plaats van over Zweden ook over Nigeria zou kunnen gaan:

Het mag niet worden gezegd, maar hier huist veel onderdrukt geweld. Daarom wegen de details zo zwaar. En is het zo moeilijk het andere dat er ook is te zien: een zonnevlek die over de huismuur beweegt, door het onwetende bos van opflikkerende gezichten glijdt, een Bijbelwoord dat nooit geschreven werd: ‘Kom tot mij, want ik ben even tegenstrijdig als jijzelf.’

Cole komt met veel details op de proppen in Elke dag is voor de dief, waardoor het dagelijks leven van zijn duistere land helder geïllustreerd wordt. De zonnevlekken zijn voor de schrijver echter van groter belang: nog altijd zoekt hij naar iets dat hem doet besluiten te blijven. Een groot en ambitieus muziekinstituut of een Ondaatje-lezende vrouw geeft hem hoop, maar daar staat dan weer tegenover dat het National Museum lijkt te zijn vergeten wat Nigeria allemaal heeft moeten doorstaan. De grote tegenstrijdigheden maken hem radeloos.

Zijn familie had gelijk: de schrijver in Elke dag is voor de dief is wel degelijk verwesterd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn woede als hij merkt dat Nigeria zichzelf als ‘land zonder verleden’lijkt te beschouwen. Teju Cole is niet meer thuis in het land omdat hij juist die ongemakkelijke verhalen op zoekt. Die ontstane afstand voelt misschien als verlies, het zorgt er echter wel voor dat de schrijver zijn gang kan gaan zoals hij doet in dit boek. Cole is een schrijver met lef, hij gaat niets uit de weg. Akelige momenten beschrijft hij zonder sentiment en zo klein mogelijk, de episode met de dansende jongen is daar een bijzonder staaltje van: Cole maakt foto’s met zijn woorden. Die kleinste observaties, en het contrast van de verhalen van de Nigeriaanse straat en Cole’s zogenoemde zonnevlekken, maken van Elke dag is voor de dief een fascinerend boek.

Muziek / Album

Net iets te vroeg gemaakt

recensie: NehruvianDOOM - NehruvianDOOM

Undergroundveteraan (MF) DOOM verrast ons door samen te werken met zeventienjarig toptalent Bishop Nehru. De potentie spat ervan af, maar imponeren doet de jonge rapper nog niet genoeg.

Van de gevierde rapper en producer DOOM (vroeger MF DOOM) hebben we nog wat tegoed. Zo staat al jaren een plaat met de legendarische Wu-Tangrapper Ghostface Killah op de planning, en wachten we nog altijd op het vervolg van klassieker Madvillainly (uit 2004), die hij met Madlib maakte. Maar de excentrieke DOOM trok zijn eigen plan en koos ervoor om eerst te werken aan een project met het zeventienjarige (!) raptalent Nehru Bishop. Bliksemcarrière is voor diens geval nog zacht uitgedrukt.

Om


Geheel in stijl kent ook dit gelijknamige album een fantastische start. Met het nummer ‘Om’ zet het duo misschien wel een van dé hiphopnummers van het jaar neer. De energieke beat stuwt de verses van Nehru zo krachtig voort dat die eigenlijk weinig meer hoeft te doen dan wat soepel lopende zinnen achter elkaar te plaatsen en dat doet hij met verve. De heerlijke hook van de charismatische DOOM maakt het plaatje compleet.

Helaas weten de twee dit niveau vervolgens niet meer te benaderen. De moeiteloos flowende Bishop Nehru laat rappend geen steken vallen, maar doet weinig meer dan dat. Hij kan in zijn eentje (nog) geen microfoon betoveren zoals DOOM dat bijvoorbeeld wel kan, en is dus te veel afhankelijk van een goede beat wil hij echt goed uit de verf te komen. Hierdoor weet hij op zijn beurt de muziek niet naar een hoger plan te tillen. En laat het op dit plaatje nou net Bishop Nehru zijn die verreweg de grootste rol krijgt als het om rappen gaat.

Oerdegelijk


Gelukkig doet DOOM het prima vanachter de productietafel. Zo krijg je oerdegelijke nummers als het dreigende ‘We’re Coming For You’ en ‘Darkness (HBU)’ met een stuiterend baslijntje dat je voeten onherroepelijk laat meetikken. Er valt weinig aan te merken op deze nummers, maar ze zijn qua niveau niet onderscheidend genoeg om bijzonder hoge toppen te scheren. De plank wordt zelfs een paar keer misgeslagen: ‘You Mean the Most’ en vooral ‘So Alone’ worden ontsierd door ontzettend slecht gezongen zeur-refreintjes. Dat is jammer, want juist ‘So Alone’, dat draait om de eenzaamheid die het gevolg is van Nehru’s strijd om succesis tekstueel sterk uitgewerkt.

DOOM komt, naast het refrein van ‘Om’, slechts tweemaal aan het woord. Vooral op het sterke ‘Caskets’ (waarop Nehru trouwens ook flink vuurspuwt) toont de veteraan nog maar even aan dat hij het rappen, met die unieke, constant op het randje zittende flow, nog lang niet verleerd is. Het is echter niet genoeg om de plaat, die slechts dertig minuten duurt, overtuigend uit de middenmoot te slepen.

De combinatie Bishop Nehru en DOOM heeft ons dus ‘Om’ en een kleine verzameling solide maar weinig opwindende hiphoptracks gebracht. Het is bewonderenswaardig hoe goed Bishop Nehru mee weet te komen als je bedenkt dat hij pas zeventien was toen hij het album inrapte. De potentie is dan ook enorm en goed hoorbaar, maar Nehru ontbeert nog wel uitstraling en eigenheid. Een man om in de gaten te houden dus, maar deze plaat is net iets te vroeg gemaakt.

 

Theater / Voorstelling

‘Ook dat is liefde’

recensie: Laura van Dolron - Liefhebben

De nieuwe voorstelling Liefhebben van stand-upfilosofe Laura van Dolron ging op 2 oktober 2014 in première in het Amsterdamse Frascati Theater. Na een jaar afwezigheid is de zwangere Laura weer terug op het toneel en weet ze een mooie voorstelling neer te zetten over dat wat er volgens haar als enige écht toe doet: de liefde.

Met een kop thee in haar hand en een joggingbroek aan vertelt Laura ons over de aanleiding voor het maken van de voorstelling. Een poosje geleden verloor ze haar kindje via een miskraam. Ze vond in die tijd veel steun bij haar partner en ervoer zo een intense liefde. Vervolgens is ze verhalen gaan verzamelen met dezelfde strekking waarin verdriet en de liefde elkaar raken. Vaak liep ze hierbij tegen de dood aan en kwam er zo achter dat liefde en dood vlakbij elkaar staan. Ook benadrukt ze dat het haar niet perse gaat om de romantische liefde zoals we die in films te zien krijgen maar om een universele liefde.

Voorbeelden uit de omgeving en de wereldgeschiedenis
Laura gebruikt vooral voorbeelden om haar idee van (universele) liefde over te brengen. Dit zijn soms voorbeelden uit haar omgeving, maar ook Andy Warhol, Ghandi, John Lennon en Nelson Mandela komen aan bod. Het ene na het andere korte verhaal wordt rechttoe rechtaan aan het publiek verteld. De kracht van de voorstelling zit hem dan ook vooral in de tekst zelf en de oprechtheid waarmee Laura zichzelf uitdrukt. Laura bewijst hiermee dat zij een goede tekstschrijfster en vertelster is. Omdat de voorstelling veel tekst bevat was het sterker geweest als Laura soms meer rust nam tussen de verhalende voorbeelden door. Stiltes zorgen voor meer spanning in de voorstelling en het publiek krijgt zo de kans om het vertelde even te laten zinken of er kort over na te denken. Wel werd er zo hier en daar hard gelachen en had de voorstelling ook zijn emotionele kanten. Het fragment dat veel indruk op mij maakte was het verhaal over Laura’s oma. Zij deed thuis de deur open toen er Duitse soldaten op de stoep stonden en naar de heer des huizes vroegen. Laura’s opa liep rustig naar de deur zodat de kinderen geen argwaan kregen. Opa moest mee met de soldaten waarna oma naar boven rende. Zij kwam terug met een gevuld tasje waar een tandenborstel, appel en schone onderbroek inzaten en gaf dit aan haar man. ‘Dat is liefde’ zegt Laura. Opa verliet het huis en kreeg om de hoek van de straat een nekschot. Nogmaals benadrukt Laura dat liefde zit in het kleine gebaar van haar oma om haar man vlak voordat hij stierf een tandenborstel, appel en schone onderbroek mee te geven.

Liefhebben is een mooie voorstelling over de liefde. Door de ontroerende, grappige en soms herkenbare stukken is het zeker een aanrader. De kracht zit hem vooral in de tekst zelf en de openhartigheid waarmee Laura spreekt. Een vrouw die zoveel voorbeelden van liefhebben heeft verzameld en door Nederland en België trekt om deze aan een klein publiek te tonen: ook dat is liefde. 

Kunst / Expo binnenland

Emotioneel inleven in Jezus, zijn moeder en Jan

recensie: o.a. Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling, Quinten Metsijs, Gerard David - Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en de Ontdekking van de Wereld

.

De tentoonstelling is een samenwerking tussen het Rijksmuseum Twenthe en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Beide musea leverden ongeveer de helft uit eigen depot. De kern van de tentoonstelling is de voor de kunstenaar moeilijk te accepteren dualiteit tussen de nieuwe waarheid en intense spiritualiteit.

Jan van Eyck, Madonna bij de fontein, 1439, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, © KMSKA/Lucasweb

Jan van Eyck, Madonna bij de fontein, 1439, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, © KMSKA/Lucasweb

Tederheid in onderwerp en penseel

In de eerste zaal valt meteen de belichting op. De ramen zijn verduisterd, ook die in het plafond, zodat er donkere ruimtes worden gecreëerd waarin de panelen mogen glanzen. Vanaf het plafond worden witte spotjes perfect gericht: als je van veraf naar een kunstwerk kijkt zie je noch je eigen schaduw, noch van dichtbij de weerkaatsing van de vernis.

In de Madonna bij de fontein (1439) van Jan van Eyck komt de hele tentoonstelling samen: de tederheid van de voorstelling, maar ook van de hantering van het materiaal, de prachtige, minutieuze weergave van de werkelijkheid en het nieuwe zelfbewustzijn van de kunstenaar, die ‘Jan van Eyck maakte mij’ op de omlijsting zette. De kunstenaar is op weg de wereld te tonen zoals die zonder God blijkt te zijn. Toch is er nog de religieuze emotie te zien, bijvoorbeeld in het kind dat nog steeds teder tegen zijn moeder aankruipt.

Albrecht Bouts, Man van Smarten, ca. 1500-1550, Rijks Museum Twenthe

Albrecht Bouts, Man van Smarten, ca. 1500-1550, Rijks Museum Twenthe

Presentatie van

emotie


Het is mooi hoe de kleine werkjes opvallen, doordat de wand erachter in een andere kleur is geschilderd. Pièce de resistance hiervan is de gehele gouden achterwand bij het belangrijkste stuk van de tentoonstelling, de Madonna bij de Fontein. De presentatie doet denken aan het andere Rijksmuseum, dat ook zonder schroom zijn Nachtwacht de eer geeft die hij verdient. Functioneel is het ook nog: in een oogopslag wordt duidelijk dat we hierbij stil moeten staan.

Achter de paneeltjes is een verdikking gemaakt zodat ze van de muur naar voren komen. Zo wordt de gelegenheid gecreëerd om elk werkje goed te bekijken. Het pijnlijke Man van Smarten (eerste helft 16de eeuw) van Albrecht Bouts, een portret van Christus die lijdt onder zijn doornenkroon, doet de bezoeker als vanzelf stil staan. De stekels die blauw onder de huid te zien zijn, de prachtig doorzichtige tranen en bloeddoorlopen ogen zijn elementen die door merg en been gaan. Wallen heeft hij, en ingevallen wangen. Blauwe lippen wijken uiteen. Dit is precies waar het in die tijd om draaide: emotie.

L

aten kijken en begeleiden

De bezoeker kan zelf kiezen hoe hij de schilderijen en uitleg tot zich neemt: via de zaalteksten of per schilderij met audiotour. Daarbij worden de werken die men niet mag missen goed uitgelicht. In de balans tussen bijvoorbeeld de eerbied opwekkende Gentiaans blauwe achterwand in de eerste zaal en de losjes verhalende tekst daarop loopt de bezoeker enthousiast en toch getemperd rond.

De tentoonstelling heeft vele lagen die niet verwarren. Door frisse, soms gedurfde zaalteksten is slim een midden gevonden tussen de bezoeker laten kijken en begeleiden. Laconieke frasen als ‘ver-van ons-bed-show’, en ‘poedelen in het aardse paradijs’ worden hierbij niet geschuwd.

Boeken / Fictie

Hamsun op de schrijversvakschool?

recensie: Karl Ove Knausgård - Schrijver

In het vijfde deel van zijn epos Mijn Strijd legt protagonist Karl Ove langzaam maar zeker de weg naar de volwassenheid af. In een directe, openhartige stijl worden de eerste schreden gezet in de literaire wereld en op het liefdespad, beiden aanvankelijk zonder enige vooruitgang. Schaamte en hoofdbrekens zijn, net als in de voorafgaande delen, de voornaamste thema’s. Ook de vreeswekkende vader is terug. Een must voor de Knausgård-junks.

Het zou beter zijn om de zes dikke delen van Mijn strijd achter elkaar te lezen in plaats van iedere keer een klein jaar te wachten tot weer een volgend deel vertaald is. De elementen van het verhaal zijn niet in chronologische volgorde geplaatst en sommige thema’s komen steeds opnieuw terug in andere gedaantes. Van de eerste tot en met de laatste zin horen de episodes in deze Noorse megaroman bij elkaar. Knausgårds protagonist Karl Ove zwoegt zich een weg door het leven in een poging los te komen uit zijn ingekapselde persoonlijkheid. Naast de liefde neemt de weg naar het schrijverschap een belangrijke plaats in. De directe toon en losse, toegankelijke stijl houdt Knausgård duizenden pagina’s vol en een lange onderbreking van het lezen is bijna problematisch. Het is even lastig om de spanning er weer opnieuw in te krijgen.

Honger
In Schrijver volgen we Karl Ove, na een korte introductie als volwassene in zijn werkkamer, op de schrijversacademie van Bergen. Hij is negentien jaar, ambitieus en hoopvol, maar slaat een slecht figuur. Op al zijn literaire ondernemingen krijgt hij negatieve reacties. Uiteindelijk houdt hij het voor gezien. In plaats van zelf schrijver worden gaat hij literatuurwetenschap en kunstgeschiedenis  studeren.

Een van zijn grote voorbeelden is Knut Hamsun. Schrijver weerspiegelt dan ook elementen uit de roman Honger van Hamsun. Ook daar arriveert een jonge, ambitieuze man in de stad met het vaste voornemen beroemd te worden en iedereen die tot dan toe op hem neerkeek versteld te doen staan. Hij heeft geen cent. Van de niet aflatende honger krijgt hij hallucinaties: vrouwen veranderen in sprookjesprinsessen en de stad wordt een verslavend labyrint. Knausgård weet met dezelfde bedrieglijk eenvoudige middelen het regenachtige Bergen haast tot een zelfstandig personage te maken. De eenzame Karl Ove zwerft er rond, niet high van de honger maar gewoon stomdronken. Niet bij machte om contact met zijn medestudenten te krijgen – en al helemaal niet met het meisje waar hij verliefd op is – komt hij keer op keer terecht in bizarre en vernederende situaties. Net als bij Hamsun wordt de lezer binnengevoerd in een afgesloten wereld van faalangst en gefantaseerde genialiteit. Karl Oves lage zelfbeeld en faalangst worden breed uitgemeten, en ook als mens deugt hij niet:

Die kilte in mijn hart was iets verschrikkelijks, soms dacht ik dat ik geen mens was, dat ik een soort Dracula was die zich voedde met de gevoelens van andere mensen maar er zelf geen had.

Dagboekpagina’s
Toch ontbreekt in dit deel , ondanks de vele verwikkelingen en Knausgårds strijd om het schrijverschap, de betovering van de eerste keer schrijven en vrijen. Die was in deel vier, Nacht, wel sterk aanwezig. Deze Karl Ove, met zijn ruime studiebeurs, zijn netwerk van familie en kennissen die hem altijd weer uit de puree helpen, is lang niet zo boeiend als de jonge hulpleraar in de poolstreek. Die stond er echt alleen voor, in een traditionele visserscultuur die hem totaal vreemd was. Daar kregen verliefdheid en dronkenschap een andere, dreigende lading. En het schrijven was een solitaire bezigheid met een hogere inzet dan het wat melige groepsproces van de Bergense academie. Soms gaat het in Schrijver bladzijden lang door op de wijze van een uit de hand gelopen dagboekpagina. En dan opeens, een ontroerend verslag van de begrafenis van een gestorven grootvader, of een geestige beschrijving van een Zweedse vriend die met veel pijn en moeite uit de kast komt. In weerwil van zijn geflopte jaar aan de schrijversacademie  is dit deel wederom knap geschreven. Nu snel naar de finale!

Theater / Voorstelling

Opgezadeld met je lijf en wil

recensie: Alexandra Broeder - De Zone

Al bij het kopen van een toegangskaartje voor De Zone word je geconfronteerd met jouw waarde van het leven. Het kopen gaat niet zomaar, pas na het invullen van een persoonlijke vragenlijst krijg je de keuze voor dag(en) en tijd, alsof je een afspraak bij de huisarts maakt. De makers noemen het een meerdaagse theatrale ingreep in je vertrouwde dagelijkse leven. Ik noem het een ultieme kans om te ervaren en tegelijkertijd doen realiseren dat de ervaring van jouw omgeving geheel met fantasie wordt ingevuld.

Degenen die al eens eerder met het werk van Alexandra Broeder in aanraking zijn gekomen, zullen wel weten dat zij graag haar publiek de stuipen op het lijf jaagt, al is dat niet per se haar doelstelling. Het gegeven dat zij de confrontatie opzoekt maakt dat haar werk snel als horror wordt geïnterpreteerd, terwijl Broeder haar publiek misschien alleen maar iets ‘echts’ wilt laten zien. In De Zone ben je (bijna) alleen met jezelf opgezadeld. En iets ‘echters’ dan jezelf kan ze je niet geven, toch?

Om het geheim van de voorstelling te behouden zal ik dan ook niet ingaan op specifieke locaties en details van de theatrale ingreep. Het was mooi, en serieus, en lief. In tegenstelling tot haar eerdere werk, stellen de acteurs je – in woorden – gerust. Er is geen enkel moment dat zij je het gevoel geven dat je in verkeerde handen bent. Wel wijzen zij je er meerdere malen op dat jouw aanwezigheid in De Zone volledig een eigen keuze is en de mogelijkheid om op elk moment uit De Zone te stappen ook. En juist door het benadrukken van dit gegeven, wek je bij jezelf de verwachting op van iets engs waar je mogelijk acuut mee zal willen stoppen.

Het zijn twee ontmoetingen op twee diverse locaties. Het adres van de tweede locatie volgt na de test op de eerste kennismaking. Die test wordt zowel lichamelijk als geestelijk afgenomen. Aan de hand van verschillende apparatuur maken zij je bewust van je lijf en je wil, die niet apart van elkaar bestaan. Allemaal vrij logisch op papier, maar nog knap lastig als je er op het moment suprême alleen voor staat.

In coproductie met Frascati en Theater aan het Spui gaat Broeder een groots experiment aan om haar gast een kleine tot grote ontdekking te laten ondergaan. Want wát er precies gebeurt is geheim, maar het mag duidelijk genoemd worden dat – of je jezelf nu durft open te stellen of niet – De Zone haar gast zichzelf een stukje beter laat leren kennen. Het is een kwestie van geloven: niet in De Zone, maar in jezelf. Want jij bent uiteindelijk de enige die invloed heeft op jouw ervaring van het resterende om je heen. Zie dat dan toch maar als een tipje van de sluier. 

Boeken / Fictie

De vakbond voor jou

recensie: John Toxopeus - We doen of er niks aan de hand is

.

En dat deed hij: onlangs verscheen John Toxopeus’ tweede roman We doen of er niets aan de hand is, een verhalenbundel gebaseerd op zijn 25-jarige loopbaan als vakbondsbestuurder bij CNV. De verhalen geven een mooi beeld van hoe Toxopeus zich struikelend en met steeds meer onbegrip een weg zoekt in de professionaliserende vakbondswereld – soms letterlijk, over het speelgoed van zijn kinderen in zijn kantoor aan huis.

De Vakbondsbestuurder
We doen alsof er niks aan de hand is leest op dezelfde manier als Bomans’ Kopstukken of Woody Allens verhalenbundel Louter anarchie. Toxopeus is wat minder absurdistisch, maar vertelt hetzelfde soort korte sketches en heeft een scherp oog voor flauwekul. De hoofdstukjes zijn zelden langer dan vijf pagina’s en staan op zichzelf. Doorgaans behandelen ze een grap of een irritatie van de vakbondsleider, maar samen geven ze ook een schets van hoe de vakbond door de jaren heen steeds meer veranderde – van een eigenlijk wel gezellige, amateuristische vereniging, naar steeds meer een bedrijf met alle bijbehorende sores.

In de humoristische verhalen maakt Toxopeus een karikatuur van iedereen, zichzelf incluis. De rokkenjagers, drinkebroers en vergaderfetisjisten; alles is net wat aangedikt en onhandiger dan werkelijk. Alleen Ineke niet, zijn vrouw die hij op handen draagt. Zij is de reddende engel die hem en hun gezin schraagt en hem meer als regel dan bij uitzondering behoedt voor een professionele stommiteit.

De Ayatollah van Nieuwegein
Toxopeus werkte bij CNV in de tijd dat de vakbonden een grote professionalisering doormaakten. Voor lezers die bekend zijn met de wereld van vakbonden zal het boek vanwege zijn waarheidsgehalte wat extra’s hebben; over welke Friese vakbondsbestuurder heeft hij het die later voorzitter werd? Wie is de Ayatollah van Nieuwegein? En wie is de Sfinx? Is de collega over wie zijn vrouw zegt “Gadverdamme, wat een enge man” echt zo’n engerd? Vakbondslezers zullen in al deze personages (delen van) zichzelf of collega’s herkennen.

Aan de lezer die niet erg ingevoerd is in de vakbond zal soms wat voorbij gaan. Omdat de verhalen alle erg kort zijn, is er weinig sprake van een spanningsboog – met als gevolg dat de personages personages blijven en geen karakters worden. Diepgaande karakters neerzetten zal daarentegen ook niet echt Toxopeus’ bedoeling zijn geweest.

De Verhalenverteller
Het boektitelverhaal, waarmee de bundel afsluit, behelst als een mise en abyme alle strijd, dilemma’s, politiek en het aftellen tot het pensioen, wat Toxopeus op het einde letterlijk doet met behulp van een meetlint (“Nog maar twee centimeter!”). Maar vooral schrijft hij over de liefde voor het werk dat hij haat. Bij gebrek aan vakkennis zijn de politieke situaties en Toxopeus’ functioneren niet helemaal te beoordelen. Tegen het eind van zijn carrière wordt hem verteld dat hij “ongetwijfeld voortreffelijke kwaliteiten bezit”, maar dat hij “totaal ongeschikt” is als vakbondsbestuurder. Wat voor vakbondsbestuurder Toxopeus ook was – hij schrijft er een zeer amusante verhalenbundel over.

Boeken / Fictie

In een koeienvlaai vallen

recensie: Milan Kundera (vert. Martin de Haan) - Het feest der onbeduidendheid

Een nieuwe roman van de gevierde Milan Kundera is altijd reden voor een feestje, en bij een roman die de titel Het feest der onbeduidendheid draagt al helemaal. Helaas is de roman zelf daar geen reden voor.

Dertien jaar na Milan Kunderas laatste roman Onwetendheid verschijnt van zijn hand het dunne Het feest der onbeduidendheid. Vertaald door Martin de Haan, helft van duo Hofhaan en vaste vertaler van de in Frankrijk wonende Tsjech, vertelt deze korte roman over het leven van vier Parijse vrienden. ‘Wat als we een grap niet als grap herkennen?’ vraagt de achterflap van het boekje.

Het feest der onbeduidendheid ‘zou gelezen kunnen worden als een bespiegeling over die vraag – of een grap.’ Daarmee zijn we in zekere zin terug bij Kundera’s debuut De grap uit 1967. Die roman, net als hoogtepunten Het boek van de lach en de vergetelheid en De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, was geschreven in het Tsjechisch, maar daar Kundera sinds ongeveer twintig jaar romans in het Frans schrijft is zijn nieuwste dus ook uit het Frans vertaald.

Zo banaal, zo essentieel?

De vier vrienden zijn Alain, Ramon, Charles en Caliban – die laatste naam is een bijnaam, overgehouden uit zijn dagen als acteur in onder andere Shakespeare-toneelstukken. Elk van hen heeft zo zijn eigen tamelijk nutteloze preoccupaties. Ze worden op hoogdravende toon geïntroduceerd. In het hoofdstukje ‘De kanker gaat niet door’ krijgt een personage te horen dat hij geen kanker heeft: ‘Maar zodra hij de glimlach op het gezicht van de arts zag, begreep hij dat de dood de afspraak had afgezegd.’ Een kwartier later is de kanker al ‘een simpele herinnering’ geworden.

Deze toon houdt Kundera consistent vol. Wanneer Alain met zijn moeder in een auto zit, zegt zij eerst: ‘Kijk om je heen: van alle mensen die je ziet is niemand hier uit vrije wil. Ik weet het, dat is natuurlijk een volkomen banale constatering. Zo banaal zelfs, en zo essentieel, dat niemand het meer ziet of hoort.’ Later gaat haar zoon hier op in:

Alain zweeg en zei toen rustig: ‘Waarom voel je je schuldig? Omdat je niet de kracht hebt gehad om mijn geboorte te verhinderen? Of omdat je je niet hebt verzoend met mijn leven, dat toevallig helemaal niet zo slecht is?’
Er viel een stilte, toen antwoordde ze: ‘Misschien heb je gelijk. Ik ben dus dubbel schuldig. Sorry.’
‘Nee, ik ben degene die sorry moet zeggen,’ zei Alain. ‘Ik ben als een koeienvlaai in jouw leven gevallen. Ik heb je helemaal naar Amerika verjaagd.’

Zwak vormgegeven

Zo praten niet alleen deze moeder en zoon, maar alle personages. Hier wordt niet met elkaar gesproken, maar door een hogere instantie dan de personages (in dit geval de auteur) een idee uitgewerkt. Deze neiging kan al bijna vijftig jaar in Kundera’s schrijven gevonden worden, maar is in Het feest der onbeduidendheid bijzonder zwak vormgegeven.

Het feest der onbeduidendheid is niet zozeer een roman, het is een Kundera-project: wanneer we de auteur zijn ideeën over en regels met betrekking tot het schrijven van een roman volgen, zou er zoiets als dit boek uitkomen. Dat maakt dit boek vooral tot een theoretische exercitie, een cerebrale fantasie. Leuk voor de fans, maar onbegrijpelijk voor wie dat niet is.

Theater / Voorstelling

Ronald Snijders spot met de realiteit in spitsvondige voorstelling

recensie: Ronald Snijders - One Man Show

.

Wie nieuwsgierig is naar wat goed cabaret inhoudt, zou de voorstelling van Ronald Snijders moeten zien. Met een enorme overgave en subtiel talent laat Ronald Snijders zien dat hij tot de top van het hedendaagse cabaret behoort. Taal, zang, absurdisme: het zit er allemaal in. Zeker in de knusse kleine zaal van Theater Bellevue komen zijn kunsten het beste tot zijn recht. Een minimaal decor bestaande uit een lamp, stoel en een cd-speler zijn de enige fysieke kenmerken van de voorstelling, voor de rest speelt Snijders moeiteloos met de verbeelding. Een fraai staaltje kunstenaarschap met uitgekiende humor.Daarbij staat miscommunicatie en verwarring telkens centraal: Snijders komt met zulke spitsvondige taalgrappen over lasbrillen en weermannen (zie zijn boek De alfabetweter voor meer voorbeelden) dat de verwarring op de loer ligt. Zo noemt zijn technicus zichzelf Ed (@), maar blijkt hij eigenlijk gewoon Apenstaart te heten. Dit soort grappen dalen langzaam in bij het publiek, wat het niveau alleen maar ten goede komt. Ook Herman Finkers is meester in woordspelingen, maar de snelheid bij Snijders is vele malen hoger; weliswaar niet zo droog, maar af en toe een tikkeltje flauw. De perfecte timing maakt het echter helemaal goed. Daarnaast is Snijders qua absurdisme frisser en gezelliger dan Hans Teeuwen, die nog wel eens zwartgallig kon zijn en bewust de grenzen van de grap op zocht. Bij Snijders is dat veel minder het geval, hij weet zelfs een grap over kanker zo goed te brengen dat het automatisch een licht onderwerp wordt. De functie van humor bij hem is duidelijk ontlading en relativering. Dat maakt het programma licht verteerbaar, met een ongekend hoog tempo en hier en daar momenten van ontroering. Zo belt zijn moeder hem te pas en te onpas dat hij wat minder moet stampen, en schrijft zijn vriendin dat hij met haar nieuwe vriend veel gelukkiger is. Dat maakt de voorstelling extra sterk: het talent van quizmaster dat Snijders graag wilt uitdragen – en dat ook met verve doet – wordt ook teniet gedaan door zijn eigen zelfspot. Het wordt nergens betweterig of moralistisch; er is simpelweg alleen een televisieprogramma, geen verhaal. De korte sketches worden telkens ingeleid met bumpers (ook door Snijders zelf uitbundig uitgevoerd) of een parodie op Herman van Veen. Dat gaat er altijd in als zoete koek. Zo raast Snijders, die een volledige controle over de zaal heeft, in iets meer dan een uur door. Toch is het einde niet helemaal bevredigend en niet in lijn met het programma. Snijders kiest voor een stille uittocht, waar entertainment misschien beter op zijn plaats was geweest. Al is er ook wat voor te zeggen dat we even hebben mogen genieten van het inkijkje in zijn hoofd, op zijn zolderkamertje, waar fictie en non-fictie dwars door elkaar lopen.

Hitpotentie
Het cabaret van Ronald Snijders is uniek te noemen en ook weer niet, aangezien hij sterk refereert aan enkele andere cabaretiers. Tegelijkertijd is er niemand die op dit moment iets soortgelijks doet als hij. Het is intelligente humor, met veel aandacht voor taal en verbeelding. In ongeveer 75 minuten bestiert hij het podium als televisiestudio, die hij naar eigen inzicht ook nog even om laat bouwen en tussendoor nog Queens Bohemian Rhapsody analyseert. ‘Dit nummer heeft hitpotentie’, concludeert Snijders. Alsof hij zichzelf zojuist een correcte analyse heeft toebedeeld. Snijders maakt cabaret zoals het bedoeld is.

 

Boeken / Fictie

Niet het beste politieke theater

recensie: Elfriede Jelinek (vert. Inge Arteel) - Rijngoud

Van de Oostenrijkse Nobelprijswinnaar Elfriede Jelinek verschijnt bij uitgeverij Querido Rijngoud, in het Duits een ‘Bühnenessay’ geheten. In deze voorstelling gaan oude goden in gesprek over die ene nieuwe god: kapitaal.

Er zijn slechts twee personages in Jelineks Rijngoud: Wotan en zijn lievelingsdochter Brünhilde uit Richard Wagners operacyclus Der Ring des Nibelungen. Ze zijn met elkaar in dialoog, maar dit keer niet over vaag-middeleeuwse intriges, maar over het kapitalisme, geld en hebzucht. Die hebzucht kennen wij nu als de bancaire graaicultuur, maar is via Karl Marx’ Das Kapital terug te voeren naar de aantrekkingskracht van mythologisch goud.

In het Wagnerjaar 2013 werd Jelineks stuk op verschillende podia in Duitsland ten tonele gebracht. Het is natuurlijk een mooi eerbetoon, zo’n blijk van inspiratie, en dan ook nog met een lekker actueel thema. Het is ook erg on-Nederlands: wanneer werd hier voor een laatst een boek uitgegeven met op dergelijke wijze ‘gerecyclede’ personages?

Idee of uitvoering

Het idee is mooier dan de uitvoering. Rijngoud is een verzameling lange monologen van Wotan en Brünhilde. Die laatste opent het boek. ‘Papa heeft die burcht laten bouwen en nu kan hij de lening niet terugbetalen,’ zegt ze, en daar gaat ze, 45 pagina’s lang. Aan het einde verwoordt haar vader wat de lezer ook denkt: ‘Ik. Kind. Zo veel heb je nou nog nooit gezegd! Ik luister nu al uren naar je, maar wat heb je gezegd? Ik weet het niet meer.’ Waarna hij bijna 30 pagina’s aan het woord is.

Niet dat het zo relevant is hoe lang personages aan het woord zijn. Maar tientallen pagina’s monoloog met minimale alinea-indeling, daarmee maak je het de lezer niet gemakkelijk. Zeker niet in een moeilijke, veel informatie bevattende tekst als Rijngoud. Dit gaat uiteindelijk ook ten koste van de tekst zelf.

Interessant, maar belerend

En dat is jammer. Want ergens in die ontoegankelijke brij van woorden zitten interessante gedachten over de combinatie van politiek, economie en corruptie. Wat is macht? Wanneer is iets diefstal? Wat is schuld? De rel rondom de Duitse voormalige bondspresident Christian Wulff, die als president van de deelstaat Nedersaksen met geld van een bevriende ondernemer een huis zou hebben gekocht, komt langs, net als de moorden van de NSU, die eind 2011 aan het licht kwamen. Zo verknoopt Jelinek specifieke voorbeelden in een algemeen argument.

Rijngoud is typisch politiek theater (of een politieke roman, als je het boek zo wilt duiden), zoals wij dat in Nederland niet echt kennen. Dat is jammer: zoals ook uit dit stuk blijkt, kunnen er verbanden worden gelegd die stof tot nadenken zijn. Maar het is moeilijk de politieke boodschap subtiel te verpakken, zodat er niet een auteur predikt. In Rijngoud is Jelinek hier niet helemaal in geslaagd: haar personages zijn uithangborden, hun monologen onderdelen van een langer betoog. Dat is interessant, maar ook belerend.