Boeken / Fictie

Hier wonen ook mensen

recensie: Rob van Essen - Hier wonen ook mensen

Na Elektriciteit uit 2010 is Rob van Essen terug met een tweede verhalenbundel: Hier wonen ook mensen. Een rake titel voor een raak boek. De korte baan is voor sprinters, zij moeten direct snelheid kunnen maken. Laat dat maar aan Van Essen over.

Vijftien verhalen, de een wat korter, de ander wat langer. In het eerste verhaal krijgt Richard Dawkins God in eigen persoon op bezoek. Zoals te verwachten, zit de beroemde evolutiebioloog en fervente godslasteraar hier niet op te wachten. Van Essen haalt een leuke grap met Dawkins uit, maar het verhaal is wat te melig en vooral te kort om je echt te pakken. Het is een leuke inleiding op de absurde verhalen die ons te wachten staan.

Hoe verder we in de bundel komen, hoe meer Van Essen de lezer in zijn greep krijgt. Hij schrijft met veel humor, een eigenschap die in een kort verhaal van onschatbare waarde is. Naast humor is snelheid het belangrijkste ingrediënt. In een paar zinnen moet een wereld tot leven komen. Alle ballast moet overboord, all the darlings have to be killed.

De kunst van de korte baan
Een goed kort verhaal zou meer schrijverschap vereisen dan een goede roman. Wat in ieder geval vaststaat, is dat de korteverhalenschrijver direct over de brug moet komen. Daar waar de romanschrijver de tijd neemt om alle decors op zijn dooie gemak op te bouwen, de personages rustig in te kleuren, daar moet in het korte verhaal alles direct kloppen.

Een oogopslag, een gedachte, het detail moet in één keer een personage vlees om de botten geven. Dit betekent dat de lezer moet deelnemen aan de inkleuring van het verhaal. Zoals Frans Hals een jongenslach suggereert door een enkele streek van zijn penseel, zo moet de schrijver van het korte verhaal door een enkel zenuwtrekje een personage tot leven wekken.

Absurdisme en suspense
Het titelverhaal Hier wonen ook mensen is een van de hoogtepunten uit de bundel. Het is zomer 1970. De hoofdpersoon is met zijn vader en oom op autovakantie in Portugal, op zoek naar een plek waar ze de dood van zijn moeder voor even kunnen vergeten. In Portugal aangekomen lijkt iedereen kwaad op zijn vader. Op een middag wordt er zelfs een steen naar zijn hoofd gegooid. Wat blijkt: hij lijkt sprekend op de Belgische scheidsrechter die een paar dagen eerder een doelpunt van het Portugees voetbalelftal abusievelijk heeft afgekeurd. Resultaat: Portugal mist het WK in Mexico.

Misschien is dat gedoe met die scheidsrechter dan toch wel een zegen geweest. Het gaf ons in ieder geval een reden om Portugal te verlaten en terug te keren naar huis, en dat was al heel wat. Want hoe zou het ons zijn vergaan als we niet waren geconfronteerd met mysterieuze en bedreigende onbegrijpelijkheden, en de door oom Evert geplande drie weken hadden volgemaakt?

Fietsen als meditatie
Een andere parel is Het huis aan de Amstel: een intiem en gevoelig verhaal over de vriendschap tussen twee jongemannen die begint met een ogenschijnlijke toevalligheid:

Vaak heb ik teruggedacht aan die zaterdagmiddag waarop Sybren op mijn kamerdeur klopte. En dan denk ik natuurlijk ook, en vooral, aan de gebeurtenissen die daarop volgden, en die ertoe leidden dat ik voor even aan de andere kant van de wereld belandde.

Door middel van absolute concentratie, proberen de twee vrienden een spinnenweb – dat tussen hun fietsen is geweven – intact te houden. Een meditatievorm zonder woorden die hen uiteindelijk naar een klein eiland voor de kust van Zuid-Korea voert. Daar staat het klooster waar volgens de overlevering eens twee monniken naast elkaar zaten toen een spin een web tussen hen in weefde. Net als de twee monniken spreken de twee vrienden nauwelijks. De enige band is het web dat tussen hun fietsen is gespannen.

Een fantastisch verhaal
Veel van de verhalen in deze bundel neigen naar het absurde. En wellicht hebben alle goede korte verhalen dat nodig. Een kort verhaal ontstaat door een ingeving, een gedachte die een lach- of denkrimpel veroorzaakt. Een ingeving die te klein is om er een hele roman op te bouwen, maar perfect voor een kort verhaal. Rob van Essen verzamelt zijn fantastische ideeën en brouwde er in de heksenketel tussen zijn oren wederom een mooie bundel van.

Theater / Voorstelling

Familieleed in abstractie

recensie: Toneelgroep Amsterdam - Een bruid in de morgen

In vogelvlucht wordt de witte tent met diverse torentjes omhoog getrokken. Daaronder vandaan komen vader en moeder, waarna moeder de gordijnen snel nog even recht trekt, alsof het bezoek zo de deur binnen valt. Dit gebeurt met een zalmroze zonnebril op haar neus; vanwege het spierwitte interieur, om haar gebroken ogen te verbergen óf om de werkelijkheid niet onder ogen te hoeven komen. Als het doek van het witte ‘paleis’ vanachter wordt uitgelicht is dit laatste het meest waarschijnlijke. Met enkel hun silhouet zien we broer en zus naakt in elkaars armen ontwaken.

In de openingsdialoog al zetten vader (Fred Goessens) en moeder (Marieke Heebink) zich letterlijk meters van elkaar af. Het zwart van hun kleding snijdt met het wit van hun omgeving. De poging van moeder om Thomas (Alwin Pulinckx), hun zoon, te huwen met zijn rijke nicht Hilda (Camilla Siegeritsz), loopt uit tot een rouwige bedoeling in plaats van de bruiloft waar het stuk in eerste instantie naar toe lijkt te werken. Andrea (Hélène Devos) – dochter – staakt, maar durft dan ook weer niet toe te geven aan haar opstand.

In Een bruid in de morgen van Hugo Claus (1929-2008) zien we hoe een gezin geheel geïsoleerd van de samenleving de kromme verstandshouding tot elkaar ontkent. Maren E. Bjørseth werd al geprezen als regietalent na haar afstudeervoorstelling van Ibsens Een Poppenhuis (2012). Na twee jaar theatermaken bij Frascati Producties presenteert zij in coproductie haar debuut bij TA-2, het platform van Toneelgroep Amsterdam waarin jonge regisseurs hun talenten kunnen ontwikkelen.

Nog even over die nicht
Siegeritsz belichaamt in haar rol als nicht Hilda de stereotypering van ons nepgedrag naar de buitenwereld; de hysterie waarmee wij ons als maatschappij in overvloed druk maken om wat wij van elkaar vinden, of beter gezegd, wat die ander van ons vindt. In Een bruid in de morgen wordt in spel de wereld binnenshuis lijnrecht en quasi-cartoonesk uitvergroot tegenover de wereld buitenshuis. Het contrast dat ontstaat ondersteunt het idee van een groot familiegeheim dat ons al in beeld is voorgeschoteld.

De vormgeving van Marjolijn Brouwer is wederom prachtig. Haar werk staat inmiddels bekend om het concrete gebruik van de ruimte, waarin abstractie een belangrijke rol speelt. Grofweg lijkt haar kracht te zitten in het minimale gebruik van diverse materialen. Door de durf om te kiezen voor één duidelijke vorm, krijgt haar ontwerp diverse poëtische invullingen. Het licht en de geheime luiken in de houten speelvloer maken van de witte ’tent’ een huis met – bij wijze van – acht geheime kamers. Hierdoor wordt het voor de acteurs mogelijk om het een en ander te spieken en af te luisteren bij intieme scènes.
De muziek van onder andere Franz Schubert hangt als een onweersbui boven de scène. De zware tonen vullen de ruimte en perst de druk op ieders schouder nog een tikkie extra de aarde in. Eindigend met het strijkkwartet nr. 14, De Dood en het Meisje, slaat de werkelijkheid in als een bom.

Muziek / Album

Geslaagde artistieke symbiose

recensie: Ginman / Eivør - The Color of Dark

.

De hoesfoto doet denken aan the beauty and the beast. Een combinatie die we onlangs ook nog zagen bij Tarja Turunen & Mike Terrana, waarbij een zangeres wonderlijk samenwerkt met een drummer. Nu is het de bassist Lennart Ginman die de uitdaging aangaat met de Faeröersche Eivør Palsdottir. Een combinatie die in de praktijk een schitterend album, zwevend tussen jazz en pop, oplevert.

Filmklanken
Het album The Color of Dark opent met ‘My Little Blue Star’ dat zich laat luisteren als de titelsong van een nog niet gefilmde James Bond. Niet heel verwonderlijk als we het cv van Ginman lezen: Hij heeft zijn sporen ook verdiend in de filmwereld. Het is een mooie hint voor de Bond-filmmakers. Overigens draagt Linman dit nummer op aan zijn vader Mans Ginman.

‘The Sinner Or The Saint’ waaiert over de luisteraar uit als een landschap in de mist, die de wandelaar opslokt en omsluit. Het tempo is aanstekelijk, het akoestische gitaarspel bovenop het bedje van synthesizerklanken en elektronische ritmes even behaaglijk als van een mysterieuze snit die past bij de stem van Eivør. Het beste valt de compositie te vergelijken met een Yellow-nummer met dameszang. Misschien een idee voor een volgend project? Ondanks het talent van Ginman om zelf passende liedjes te schrijven voor de stem van Eivør, kiest hij ervoor het van Billie Holliday bekende ‘Gloomy Sunday’ samen met haar naar een nieuw hoogtepunt te spelen.

Inspiratie tot topprestatie
Het gevoel van Yellow houdt aan als de eerste maten van ‘For Every Dream There Is A War’ worden ingezet. De toonzetting waarin Ginman en Eivør de muziek van The Color of Dark hebben gezet zweeft tussen die van film, pop, elektronica en jazz in. Gelukkig is het een van die albums die niet in één hokje te stoppen zijn. De stem van Eivør bloeit op de stevige compositorische grond van Ginman. Deze geluidstovenaar heeft goed geluisterd wat deze Faeröersche zangeres eerder in haar solocarrière heeft gemaakt en laat dat bijvoorbeeld in het lied ‘Son Of The Sin’ terug horen, waar flarden klinken van wat we kennen van albums als Room, het laatste album van Eivør zelf.

Nog niet zo lang geleden maakte deze zangeres een kinderboek en stopte daar een cd’tje bij met door haar gezongen kinderliedjes. Nu verrast ze ons met een uitstekend album dat met moeite in de vooruitstrevende jazzhoek geplaatst kan worden. Het toont aan hoe veelzijdig dit talent van de Faeröer-eilanden is. Eivør is even bijzonder als het landschap van haar moederland. Ginman heeft als katalysator gediend voor Eivør en werd op zijn beurt door haar geïnspireerd tot deze topprestatie.

Live in Nederland:
2 november Roepaen, Ottersum
4 november Bitterzoet, Amsterdam

Theater / Voorstelling

Roddel en achterklap in lichtvoetig anti-theater

recensie: Moeremans & Sons - Shoot the messenger

Hoe lang kun je geen voorstelling spelen? Hoe lang houdt je publiek dat vol en waarmee stuur je hen uiteindelijk naar huis? Moeremans & Sons probeerde het uit in het humoristische en lichtvoetige Shoot the Messenger. Vijf personages te midden van het publiek, wachtend op een voorstelling die niet komt.

~

Al in de wachtruimte voor de zaal begint de verwarring. Het publiek wordt de zaal ingestuurd en er vervolgens net zo snel weer uit gebonjourd. Twee personages verbazen zich over de gang van zaken: ‘dit is onduidelijk, we weten niet waar we aan toe zijn.’
Na deze scène, waarop sommige mensen uit het publiek ongegeneerd reageren, zakt het publiek achterover in het veilige pluche van de theaterzaalstoelen. De vijf personages vlijen zich neer op de eerste rij om daar de komende anderhalf uur niet vanaf te komen. De voorstelling kan niet beginnen door een verdwaalde slang. Alles is erop gestoeld om gezamenlijkheid met de zaal te creëren. Maar of die dat ook zo ervaart?

Wiedergutmachungssnoepjes
De boze, de meeloper, de afwachtende, de kletskous en de criticus: de personages krijgen steeds meer kleur door de sterke, soms filosofische dialogen van regisseuse en schrijfster Sarah Moeremans. Alleen het personage van de medewerkster van de schouwburg staat er buiten. Knap gespeeld door Nazanin Taheri: zij ontvangt onderkoeld de ergernis van de anderen. Maar ja, zij kan er ook niets aan doen dat de voorstelling niet kan beginnen en deelt als verzachting wiedergutmachungsnoepjes uit. Dat die vervolgens over de datum blijken te zijn, leidt tot collectieve verontwaardiging. Als de voorstelling dan echt eindelijk begint, verschijnen er op een scherm langzaam titels van songteksten en speeches, die bij zowel het publiek als de personages meer verwarring dan duidelijkheid oproepen.

~

Roddelen als bindmiddel
Net als bij de vorige voorstelling van Moeremans & Sons, Kill Your Character, staat de vraag centraal wat theater in deze tijd nog voor betekenis heeft. Maar waar daar dat bij Kill Your Character knap geïntegreerd was met het thema, blijft dat nu slechts gissen. De flyer belooft ons een voorstelling over roddelen als bindmiddel van de samenleving, maar de gezamenlijke frustratie over het uitblijven van een echte voorstelling is voor het publiek niet voelbaar genoeg. Dat komt misschien wel doordat we overduidelijk personages blijven zien (allen theatraal in het groen gekleed) die voor te weinig verwarring zorgen.
Daarom blijft deze voorstelling kunst over kunst en zet het te weinig aan het denken en werpt het geen nieuw licht op het thema. Maar misschien was dat niet de bedoeling van deze jonge hondenclub en wilde zij, zoals acteur Matthijs IJgosse in zijn aankondiging al zei, het publiek niet choqueren of ontroeren, maar vooral goed voor ze zorgen. Dat is in elk geval gelukt.

 

Boeken / Non-fictie

De beste sigaret voor uw gezondheid: Hoe roken de wereld veroverde

recensie: Friso Schotanus - De beste sigaret voor uw gezondheid

.

‘…zelfs nu de gezondheidsrisico’s al meer dan een halve eeuw vaststaan, is de opmars van de sigaret nog altijd niet gestuit.’ Het is een van de grootste paradoxen van onze tijd. Waarom roken mensen terwijl we al decennia weten dat je er ziek van wordt? Op luchtige wijze analyseert de auteur vierhonderd jaar roken in de westerse wereld. Vanaf de ‘ontdekking’ van het roken – samenvallend met de ontdekking van een nieuwe wereld – tot aan de verwoede strijd om het roken in de samenleving uit te bannen, het komt allemaal aan bod.

More doctors smoke Camel than any other cigarette
Schotanus legt uit waarom mensen gaan roken: gewoon, omdat het lekker zou zijn of omdat iedereen het doet, maar ook als passief-agressieve daad van rebellie, jongeren die zich afzetten tegen hun ouders en vrouwen die zichzelf bevrijden van het juk van vaders en echtgenoten. Met de sigaret als meest succesvolle product, veroverde het roken de hele wereld. Dat het roken ook een duistere kant had, werd decennialang vermoed, maar grotendeels onder het tapijt geveegd. Doktoren verschenen lachend in advertenties van grote sigarettenfabrikanten om hun waren aan te prijzen. Het hielp tegen stress, of zo.

Ook schetst Schotanus hoe tabaksfabrikanten veranderden in tabaksgiganten en hoe ieder merk een eigen identiteit verwierf. Camel is voor de jeugd, Marlboro voor de onafhankelijke, doch gevoelige, vrouw. Hun greep op de maatschappij werd alsmaar groter, want iedereen rookte. Alleen in Duitsland bleef het aantal rokers achter doordat het nazi-regime van de geheelonthouder Hitler, roken sterk had ontmoedigd. ‘Die Deutsche Frau raucht nicht!’

Nare bijsmaak
Roken was overal. In films, boeken en op televisie was de sigaret prominent aanwezig. Sporters maakten reclame voor roken, acteurs rookten in beroemde filmscènes en zangers schreven er liedjes over. De sigaret werd verheerlijkt. Maar er was ook een tegengeluid te horen. Roken zou slecht zijn voor de moraal, voor normen en waarden en later, met uitgebreid wetenschappelijk bewijs, de gezondheid. Vanaf dat moment krijgt de sigaret een wat nare bijsmaak en komt er een steeds sterkere antirooklobby op gang.

Schotanus levert een knappe prestatie door objectief te blijven over een polariserend en giftig onderwerp. Hoewel hij aandacht besteedt aan de gevaren van roken, is het boek eerder een ironische beschrijving van de geschiedenis van de sigaret dan een aanklacht ertegen. Hierdoor is het boek toegankelijker dan veel andere boeken zoals Richard Klugers Ashes to Ashes. De keerzijde hiervan is dat het boek een krachtige boodschap mist en vaak erg beschrijvend blijft. Dat laatste is een gemiste kans.

Boeken / Fictie

De gelukkigste mensen op aarde

recensie: Teju Cole (vert. Paul van der Lecq) - Elke dag is voor de dief

Na jarenlang elders te hebben geleefd keert een jonge schrijver terug naar zijn geboorteland Nigeria. Het is een vreemd weerzien: hoewel hij volgens zijn familie is verwesterd en de stad Lagos een enorme woede bij hem oproept, verlangt hij er tegelijkertijd naar (voorgoed) terug te keren naar ‘de vreemde, vertrouwde omgeving’ van zijn jeugd.

Toen Teju Cole (1975) twee jaar geleden bekendheid verworf met Open stad, was Elke dag is voor de dief al verschenen, weliswaar bij een kleine Nigeriaanse uitgeverij. Na het succes van Open stad (het ontving enthousiaste kritieken en kreeg de PEN/Hemingway Award toegekend) redigeerde Cole Elke dag is voor de dief voor een nieuwe uitgave. Dit boek is een roman, maar Teju Cole liet met Open stad al zien niet veel op te hebben met conventionele eigenschappen van het genre als plot en karakterontwikkeling; deze zijn ook afwezig in dit boek. Elke dag is voor de dief bevat bovendien biografische elementen: Cole groeide zelf op in Nigeria om het op zijn zeventiende te verlaten, ook hij kwam jaren later voor een paar weken terug. Naderhand schreef hij een serie blogberichten over zijn tijd in Lagos, waar nog weer later een boek van werd gemaakt. Elke dag is voor de dief lijkt op een persoonlijk reisverslag en kent een episodische vorm, ieder hoofdstuk staat op zich.

Corruptie, religie, geluk

Nigeria is een land van corruptie, religie en geluk: hoewel het het meest religieuze land ter wereld is, en de mensen die er wonen volgens onderzoek door internationale media de gelukkigste op aarde schijnen te zijn, scoren ze ook hoog op de corruptie-index van Transparency International. ‘Als het land zo religieus is, waarom maakt men zich dan zo weinig druk om de moraal of de mensenrechten?’, schrijft Cole. Het is voor zijn progatonist onmogelijk zijn humanistische principes te negeren, en hij vraagt zich regelmatig af of hij dit milieu wel kan verdragen mocht hij terugverhuizen. Afkeer leeft echter samen met een eindeloze fascinatie voor de stad: Lagos is rijk aan verhalen, en een goudmijn voor een schrijver.

Eén zo’n verhaal is het relaas van een jonge dief. Lang nadat het incident heeft plaatsgevonden laat Cole’s protagonist zich de plek wijzen waar de dief zijn dood vond. Cole is een schrijver die zich niet laat afleiden door franje, zijn zinnen zijn helder en draaien er niet om heen:

Te midden van het stilstaande verkeer is ruimte gecreëerd. [..] De band is over de jongen heen gegooid. Hij valt flauw, maar als hij met benzine wordt overgoten, komt hij plotseling weer vervuld van paniek tot leven. [..] De rondspattende vloeistof vervliegt sneller dan water, het ruikt, het druipt van hem af, vormt kraaltjes in zijn kroeshaar. [..] Er ontbreekt nog één ding, waarin snel voorzien wordt. Het vuur laait luid suizend op en de menigte hapt naar adem en deinst achteruit. De jongen danst als een bezetene, maar door de band die hem omknelt, valt hij al snel voorover en blijft dan stil liggen.

Zonnevlekken

Zijn land is een duister land, weet Cole. Hij haalt een passage van de dichter Tomas Tranströmer aan omdat het wat hem betreft in plaats van over Zweden ook over Nigeria zou kunnen gaan:

Het mag niet worden gezegd, maar hier huist veel onderdrukt geweld. Daarom wegen de details zo zwaar. En is het zo moeilijk het andere dat er ook is te zien: een zonnevlek die over de huismuur beweegt, door het onwetende bos van opflikkerende gezichten glijdt, een Bijbelwoord dat nooit geschreven werd: ‘Kom tot mij, want ik ben even tegenstrijdig als jijzelf.’

Cole komt met veel details op de proppen in Elke dag is voor de dief, waardoor het dagelijks leven van zijn duistere land helder geïllustreerd wordt. De zonnevlekken zijn voor de schrijver echter van groter belang: nog altijd zoekt hij naar iets dat hem doet besluiten te blijven. Een groot en ambitieus muziekinstituut of een Ondaatje-lezende vrouw geeft hem hoop, maar daar staat dan weer tegenover dat het National Museum lijkt te zijn vergeten wat Nigeria allemaal heeft moeten doorstaan. De grote tegenstrijdigheden maken hem radeloos.

Zijn familie had gelijk: de schrijver in Elke dag is voor de dief is wel degelijk verwesterd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn woede als hij merkt dat Nigeria zichzelf als ‘land zonder verleden’lijkt te beschouwen. Teju Cole is niet meer thuis in het land omdat hij juist die ongemakkelijke verhalen op zoekt. Die ontstane afstand voelt misschien als verlies, het zorgt er echter wel voor dat de schrijver zijn gang kan gaan zoals hij doet in dit boek. Cole is een schrijver met lef, hij gaat niets uit de weg. Akelige momenten beschrijft hij zonder sentiment en zo klein mogelijk, de episode met de dansende jongen is daar een bijzonder staaltje van: Cole maakt foto’s met zijn woorden. Die kleinste observaties, en het contrast van de verhalen van de Nigeriaanse straat en Cole’s zogenoemde zonnevlekken, maken van Elke dag is voor de dief een fascinerend boek.

Muziek / Album

Net iets te vroeg gemaakt

recensie: NehruvianDOOM - NehruvianDOOM

Undergroundveteraan (MF) DOOM verrast ons door samen te werken met zeventienjarig toptalent Bishop Nehru. De potentie spat ervan af, maar imponeren doet de jonge rapper nog niet genoeg.

Van de gevierde rapper en producer DOOM (vroeger MF DOOM) hebben we nog wat tegoed. Zo staat al jaren een plaat met de legendarische Wu-Tangrapper Ghostface Killah op de planning, en wachten we nog altijd op het vervolg van klassieker Madvillainly (uit 2004), die hij met Madlib maakte. Maar de excentrieke DOOM trok zijn eigen plan en koos ervoor om eerst te werken aan een project met het zeventienjarige (!) raptalent Nehru Bishop. Bliksemcarrière is voor diens geval nog zacht uitgedrukt.

Om


Geheel in stijl kent ook dit gelijknamige album een fantastische start. Met het nummer ‘Om’ zet het duo misschien wel een van dé hiphopnummers van het jaar neer. De energieke beat stuwt de verses van Nehru zo krachtig voort dat die eigenlijk weinig meer hoeft te doen dan wat soepel lopende zinnen achter elkaar te plaatsen en dat doet hij met verve. De heerlijke hook van de charismatische DOOM maakt het plaatje compleet.

Helaas weten de twee dit niveau vervolgens niet meer te benaderen. De moeiteloos flowende Bishop Nehru laat rappend geen steken vallen, maar doet weinig meer dan dat. Hij kan in zijn eentje (nog) geen microfoon betoveren zoals DOOM dat bijvoorbeeld wel kan, en is dus te veel afhankelijk van een goede beat wil hij echt goed uit de verf te komen. Hierdoor weet hij op zijn beurt de muziek niet naar een hoger plan te tillen. En laat het op dit plaatje nou net Bishop Nehru zijn die verreweg de grootste rol krijgt als het om rappen gaat.

Oerdegelijk


Gelukkig doet DOOM het prima vanachter de productietafel. Zo krijg je oerdegelijke nummers als het dreigende ‘We’re Coming For You’ en ‘Darkness (HBU)’ met een stuiterend baslijntje dat je voeten onherroepelijk laat meetikken. Er valt weinig aan te merken op deze nummers, maar ze zijn qua niveau niet onderscheidend genoeg om bijzonder hoge toppen te scheren. De plank wordt zelfs een paar keer misgeslagen: ‘You Mean the Most’ en vooral ‘So Alone’ worden ontsierd door ontzettend slecht gezongen zeur-refreintjes. Dat is jammer, want juist ‘So Alone’, dat draait om de eenzaamheid die het gevolg is van Nehru’s strijd om succesis tekstueel sterk uitgewerkt.

DOOM komt, naast het refrein van ‘Om’, slechts tweemaal aan het woord. Vooral op het sterke ‘Caskets’ (waarop Nehru trouwens ook flink vuurspuwt) toont de veteraan nog maar even aan dat hij het rappen, met die unieke, constant op het randje zittende flow, nog lang niet verleerd is. Het is echter niet genoeg om de plaat, die slechts dertig minuten duurt, overtuigend uit de middenmoot te slepen.

De combinatie Bishop Nehru en DOOM heeft ons dus ‘Om’ en een kleine verzameling solide maar weinig opwindende hiphoptracks gebracht. Het is bewonderenswaardig hoe goed Bishop Nehru mee weet te komen als je bedenkt dat hij pas zeventien was toen hij het album inrapte. De potentie is dan ook enorm en goed hoorbaar, maar Nehru ontbeert nog wel uitstraling en eigenheid. Een man om in de gaten te houden dus, maar deze plaat is net iets te vroeg gemaakt.

 

Theater / Voorstelling

‘Ook dat is liefde’

recensie: Laura van Dolron - Liefhebben

De nieuwe voorstelling Liefhebben van stand-upfilosofe Laura van Dolron ging op 2 oktober 2014 in première in het Amsterdamse Frascati Theater. Na een jaar afwezigheid is de zwangere Laura weer terug op het toneel en weet ze een mooie voorstelling neer te zetten over dat wat er volgens haar als enige écht toe doet: de liefde.

Met een kop thee in haar hand en een joggingbroek aan vertelt Laura ons over de aanleiding voor het maken van de voorstelling. Een poosje geleden verloor ze haar kindje via een miskraam. Ze vond in die tijd veel steun bij haar partner en ervoer zo een intense liefde. Vervolgens is ze verhalen gaan verzamelen met dezelfde strekking waarin verdriet en de liefde elkaar raken. Vaak liep ze hierbij tegen de dood aan en kwam er zo achter dat liefde en dood vlakbij elkaar staan. Ook benadrukt ze dat het haar niet perse gaat om de romantische liefde zoals we die in films te zien krijgen maar om een universele liefde.

Voorbeelden uit de omgeving en de wereldgeschiedenis
Laura gebruikt vooral voorbeelden om haar idee van (universele) liefde over te brengen. Dit zijn soms voorbeelden uit haar omgeving, maar ook Andy Warhol, Ghandi, John Lennon en Nelson Mandela komen aan bod. Het ene na het andere korte verhaal wordt rechttoe rechtaan aan het publiek verteld. De kracht van de voorstelling zit hem dan ook vooral in de tekst zelf en de oprechtheid waarmee Laura zichzelf uitdrukt. Laura bewijst hiermee dat zij een goede tekstschrijfster en vertelster is. Omdat de voorstelling veel tekst bevat was het sterker geweest als Laura soms meer rust nam tussen de verhalende voorbeelden door. Stiltes zorgen voor meer spanning in de voorstelling en het publiek krijgt zo de kans om het vertelde even te laten zinken of er kort over na te denken. Wel werd er zo hier en daar hard gelachen en had de voorstelling ook zijn emotionele kanten. Het fragment dat veel indruk op mij maakte was het verhaal over Laura’s oma. Zij deed thuis de deur open toen er Duitse soldaten op de stoep stonden en naar de heer des huizes vroegen. Laura’s opa liep rustig naar de deur zodat de kinderen geen argwaan kregen. Opa moest mee met de soldaten waarna oma naar boven rende. Zij kwam terug met een gevuld tasje waar een tandenborstel, appel en schone onderbroek inzaten en gaf dit aan haar man. ‘Dat is liefde’ zegt Laura. Opa verliet het huis en kreeg om de hoek van de straat een nekschot. Nogmaals benadrukt Laura dat liefde zit in het kleine gebaar van haar oma om haar man vlak voordat hij stierf een tandenborstel, appel en schone onderbroek mee te geven.

Liefhebben is een mooie voorstelling over de liefde. Door de ontroerende, grappige en soms herkenbare stukken is het zeker een aanrader. De kracht zit hem vooral in de tekst zelf en de openhartigheid waarmee Laura spreekt. Een vrouw die zoveel voorbeelden van liefhebben heeft verzameld en door Nederland en België trekt om deze aan een klein publiek te tonen: ook dat is liefde. 

Kunst / Expo binnenland

Emotioneel inleven in Jezus, zijn moeder en Jan

recensie: o.a. Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling, Quinten Metsijs, Gerard David - Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en de Ontdekking van de Wereld

.

De tentoonstelling is een samenwerking tussen het Rijksmuseum Twenthe en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Beide musea leverden ongeveer de helft uit eigen depot. De kern van de tentoonstelling is de voor de kunstenaar moeilijk te accepteren dualiteit tussen de nieuwe waarheid en intense spiritualiteit.

Jan van Eyck, Madonna bij de fontein, 1439, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, © KMSKA/Lucasweb

Jan van Eyck, Madonna bij de fontein, 1439, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, © KMSKA/Lucasweb

Tederheid in onderwerp en penseel

In de eerste zaal valt meteen de belichting op. De ramen zijn verduisterd, ook die in het plafond, zodat er donkere ruimtes worden gecreëerd waarin de panelen mogen glanzen. Vanaf het plafond worden witte spotjes perfect gericht: als je van veraf naar een kunstwerk kijkt zie je noch je eigen schaduw, noch van dichtbij de weerkaatsing van de vernis.

In de Madonna bij de fontein (1439) van Jan van Eyck komt de hele tentoonstelling samen: de tederheid van de voorstelling, maar ook van de hantering van het materiaal, de prachtige, minutieuze weergave van de werkelijkheid en het nieuwe zelfbewustzijn van de kunstenaar, die ‘Jan van Eyck maakte mij’ op de omlijsting zette. De kunstenaar is op weg de wereld te tonen zoals die zonder God blijkt te zijn. Toch is er nog de religieuze emotie te zien, bijvoorbeeld in het kind dat nog steeds teder tegen zijn moeder aankruipt.

Albrecht Bouts, Man van Smarten, ca. 1500-1550, Rijks Museum Twenthe

Albrecht Bouts, Man van Smarten, ca. 1500-1550, Rijks Museum Twenthe

Presentatie van

emotie


Het is mooi hoe de kleine werkjes opvallen, doordat de wand erachter in een andere kleur is geschilderd. Pièce de resistance hiervan is de gehele gouden achterwand bij het belangrijkste stuk van de tentoonstelling, de Madonna bij de Fontein. De presentatie doet denken aan het andere Rijksmuseum, dat ook zonder schroom zijn Nachtwacht de eer geeft die hij verdient. Functioneel is het ook nog: in een oogopslag wordt duidelijk dat we hierbij stil moeten staan.

Achter de paneeltjes is een verdikking gemaakt zodat ze van de muur naar voren komen. Zo wordt de gelegenheid gecreëerd om elk werkje goed te bekijken. Het pijnlijke Man van Smarten (eerste helft 16de eeuw) van Albrecht Bouts, een portret van Christus die lijdt onder zijn doornenkroon, doet de bezoeker als vanzelf stil staan. De stekels die blauw onder de huid te zien zijn, de prachtig doorzichtige tranen en bloeddoorlopen ogen zijn elementen die door merg en been gaan. Wallen heeft hij, en ingevallen wangen. Blauwe lippen wijken uiteen. Dit is precies waar het in die tijd om draaide: emotie.

L

aten kijken en begeleiden

De bezoeker kan zelf kiezen hoe hij de schilderijen en uitleg tot zich neemt: via de zaalteksten of per schilderij met audiotour. Daarbij worden de werken die men niet mag missen goed uitgelicht. In de balans tussen bijvoorbeeld de eerbied opwekkende Gentiaans blauwe achterwand in de eerste zaal en de losjes verhalende tekst daarop loopt de bezoeker enthousiast en toch getemperd rond.

De tentoonstelling heeft vele lagen die niet verwarren. Door frisse, soms gedurfde zaalteksten is slim een midden gevonden tussen de bezoeker laten kijken en begeleiden. Laconieke frasen als ‘ver-van ons-bed-show’, en ‘poedelen in het aardse paradijs’ worden hierbij niet geschuwd.

Boeken / Fictie

Hamsun op de schrijversvakschool?

recensie: Karl Ove Knausgård - Schrijver

In het vijfde deel van zijn epos Mijn Strijd legt protagonist Karl Ove langzaam maar zeker de weg naar de volwassenheid af. In een directe, openhartige stijl worden de eerste schreden gezet in de literaire wereld en op het liefdespad, beiden aanvankelijk zonder enige vooruitgang. Schaamte en hoofdbrekens zijn, net als in de voorafgaande delen, de voornaamste thema’s. Ook de vreeswekkende vader is terug. Een must voor de Knausgård-junks.

Het zou beter zijn om de zes dikke delen van Mijn strijd achter elkaar te lezen in plaats van iedere keer een klein jaar te wachten tot weer een volgend deel vertaald is. De elementen van het verhaal zijn niet in chronologische volgorde geplaatst en sommige thema’s komen steeds opnieuw terug in andere gedaantes. Van de eerste tot en met de laatste zin horen de episodes in deze Noorse megaroman bij elkaar. Knausgårds protagonist Karl Ove zwoegt zich een weg door het leven in een poging los te komen uit zijn ingekapselde persoonlijkheid. Naast de liefde neemt de weg naar het schrijverschap een belangrijke plaats in. De directe toon en losse, toegankelijke stijl houdt Knausgård duizenden pagina’s vol en een lange onderbreking van het lezen is bijna problematisch. Het is even lastig om de spanning er weer opnieuw in te krijgen.

Honger
In Schrijver volgen we Karl Ove, na een korte introductie als volwassene in zijn werkkamer, op de schrijversacademie van Bergen. Hij is negentien jaar, ambitieus en hoopvol, maar slaat een slecht figuur. Op al zijn literaire ondernemingen krijgt hij negatieve reacties. Uiteindelijk houdt hij het voor gezien. In plaats van zelf schrijver worden gaat hij literatuurwetenschap en kunstgeschiedenis  studeren.

Een van zijn grote voorbeelden is Knut Hamsun. Schrijver weerspiegelt dan ook elementen uit de roman Honger van Hamsun. Ook daar arriveert een jonge, ambitieuze man in de stad met het vaste voornemen beroemd te worden en iedereen die tot dan toe op hem neerkeek versteld te doen staan. Hij heeft geen cent. Van de niet aflatende honger krijgt hij hallucinaties: vrouwen veranderen in sprookjesprinsessen en de stad wordt een verslavend labyrint. Knausgård weet met dezelfde bedrieglijk eenvoudige middelen het regenachtige Bergen haast tot een zelfstandig personage te maken. De eenzame Karl Ove zwerft er rond, niet high van de honger maar gewoon stomdronken. Niet bij machte om contact met zijn medestudenten te krijgen – en al helemaal niet met het meisje waar hij verliefd op is – komt hij keer op keer terecht in bizarre en vernederende situaties. Net als bij Hamsun wordt de lezer binnengevoerd in een afgesloten wereld van faalangst en gefantaseerde genialiteit. Karl Oves lage zelfbeeld en faalangst worden breed uitgemeten, en ook als mens deugt hij niet:

Die kilte in mijn hart was iets verschrikkelijks, soms dacht ik dat ik geen mens was, dat ik een soort Dracula was die zich voedde met de gevoelens van andere mensen maar er zelf geen had.

Dagboekpagina’s
Toch ontbreekt in dit deel , ondanks de vele verwikkelingen en Knausgårds strijd om het schrijverschap, de betovering van de eerste keer schrijven en vrijen. Die was in deel vier, Nacht, wel sterk aanwezig. Deze Karl Ove, met zijn ruime studiebeurs, zijn netwerk van familie en kennissen die hem altijd weer uit de puree helpen, is lang niet zo boeiend als de jonge hulpleraar in de poolstreek. Die stond er echt alleen voor, in een traditionele visserscultuur die hem totaal vreemd was. Daar kregen verliefdheid en dronkenschap een andere, dreigende lading. En het schrijven was een solitaire bezigheid met een hogere inzet dan het wat melige groepsproces van de Bergense academie. Soms gaat het in Schrijver bladzijden lang door op de wijze van een uit de hand gelopen dagboekpagina. En dan opeens, een ontroerend verslag van de begrafenis van een gestorven grootvader, of een geestige beschrijving van een Zweedse vriend die met veel pijn en moeite uit de kast komt. In weerwil van zijn geflopte jaar aan de schrijversacademie  is dit deel wederom knap geschreven. Nu snel naar de finale!