Boeken / Fictie

Spoken

recensie: Gipi - eenverhaal

Schrijver en tekenaar Gipi (Gianni Pacinotti) won in 2006 de prijs voor de beste graphic novel op het Internationaal Stripfestival Angoulême met Aantekeningen voor een oorlogsverhaal. Ook eenverhaal gaat over oorlog, de Eerste Wereldoorlog. En over gevolgen die jaren later pas aan het licht komen.

De schrijver Silvano Landi is opgenomen in een psychiatrische kliniek, waar hij zich volledig afsluit van alles om hem heen en alleen maar tekeningen maakt van een tankstation en een boom. Hoe de artsen ook proberen door te dringen tot Landi, een uitleg van de beelden blijft uit. Behalve voor Landi zelf lijken de boom en het tankstation geen betekenis te hebben.

Gewicht van het verleden
De persoonlijke situatie van Landi ligt ten grondslag aan zijn aandoening. Hij is geobsedeerd door brieven van zijn overgrootvader die in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog vocht. Die obsessie vergroot sluimerende problemen in zijn dagelijks leven. Problemen die zo groot worden dat Landi de grip op de realiteit verliest.

De boom die Landi voortdurend tekent is de boom waar zijn overgrootvader onder schuilt in de oorlog. Bij de wortels van die boom verstoppen hij en een andere, gewonde soldaat zich voor de Duitsers. De verwondingen zijn zo erg dat ze niet weg kunnen. Het is een definiërend moment in het leven van zowel overgrootvader Landi als zijn achterkleinzoon. Het is een last die generaties overstijgt.

Emotioneel
Het verhaal zelf van eenverhaal is vrij eenvoudig van opzet. Gipi vertelt simpelweg hoe de schrijver Landi worstelt met wat hij en zijn overgrootvader hebben meegemaakt. In flashbacks naar de Eerste Wereldoorlog ziet de lezer wat zich destijds heeft afgespeeld, zodat de crisis die Landi doormaakt langzaam steeds begrijpelijker wordt. Zeker door de combinatie met flashbacks naar Landi’s eigen verleden, waarin de relatie met zijn dochter centraal staat. Eenverhaal draait niet om een spannend plot of een ontwikkeling van een mysterie. De waarom-vraag staat centraal in het boek.

Het beantwoorden van die vraag gaat in een rustig tempo. Gipi neemt de tijd om te vertellen over beide Landis en hun strubbelingen. Door het gebruik van flashbacks en het druppelsgewijs toevoegen van informatie blijft eenverhaal interessant tot op het laatste moment. Het trage ritme van het boek past uitstekend bij wat het vertelt.

Stijlvol en gevarieerd
Waar eenverhaal absoluut in uitblinkt is in de tekeningen. Nou ja, tekeningen is een te beperkt woord. De delen over Landi in de kliniek zijn simpele lijntekeningen, in een stijl die lijkt op die van Peter van Straaten De flashbacks zijn lijntekeningen ingekleurd met aquarel-verf, in kleurenschema’s die verschillen per onderwerp of tijdsperiode. Wat zich in de oorlog afspeelt is getekend met verschillende bruine kleuren, de stukken uit het nabije verleden zijn in donkere en rode kleuren weergegeven. De tekeningen zelf zijn expressief en dragen bij aan de betekenis van het verhaal. Ze lijken allemaal uit de verbeelding van Landi te komen. Daardoor geven ze inzicht in het hoofdpersonage van het boek.

Het verhaal dat Gipi in eenverhaal vertelt is een mooi verhaal, ook als is de premisse niet heel bijzonder. Maar de manier waarop het wordt weergegeven is dat wel. De combinatie van de verschillende stijlen, het expressief gebruik van kleur en de vertekende weergave van de werkelijkheid zorgen ervoor dat eenverhaal diepgang krijgt die het in een andere vorm niet had kunnen hebben.

Boeken / Non-fictie

De monnik en het altruïsme

recensie: Matthieu Ricard (vert. Marjolijn Stoltenkamp) - Altruïsme: de kracht van compassie

Altruïsme is geen utopisch idee dat door ‘een paar halfzachte naïevelingen’ hardnekkig in stand wordt gehouden. Sterker nog, altruïsme is ‘een bepalende factor voor de kwaliteit van ons huidige en toekomstige bestaan’.

Zo betoogt althans Matthieu Ricard in zijn anderhalve kilo zware boek Altruïsme: De kracht van compassie, waarin hij het begrip altruïsme binnenstebuiten keert. Ricard doet dit aan de hand van twee denkwerelden waardoor hij zeer sterk beïnvloed is: die van het boeddhisme uit het Oosten en die van de westerse wetenschappen.

Ricard groeide op in het Westen en vertrok op twintigjarige leeftijd om in afzondering te leven. Na hernieuwde confrontatie met die westerse maatschappij verwonderde hij zich over de mate waarin het individualisme wordt gepredikt, niet zelden kapseizend naar egoïsme en narcisme. Grote denkers als Hobbes, Nietzsche en Freud, die weinig goeds en weinig altruïstisch in de mens zagen, hebben volgens de boeddhistische leraar zo’n sterke invloed gehad op de psychologie, evolutietheorie en economische theorieën, dat ze een dogma zijn geworden. ‘De koppigheid waarmee grote geesten achter elke menselijke handeling koste wat het kost een egoïstisch motief willen ontdekken, blijft verbijsterend.’

Definitie
Ricard stelt zichzelf aanvankelijk een aantal vragen. Om te beginnen, wat is altruïsme eigenlijk? Definities in overvloed, maar wellicht geeft Auguste Comte, die het woord voor het eerst in de negentiende eeuw gebruikte, de meest eenvoudige en duidelijke omschrijving: ‘uitschakeling van egoïstische verlangens en egocentrisme en een leven leiden dat gewijd is aan het welzijn van anderen.’ Maar bestaat dit feitelijk wel? Of, anders gezegd, is er een mens die níet door zijn egoïstische verlangens wordt geleid?

Zo’n mens is er, zegt Ricard en slaat de halsstarrige egoïst met tal van menslievende verhalen, positieve onderzoeksresultaten en uitspraken van wijze mannen en vrouwen om de oren. Soms volgen al deze voor het bestaan van altruïsme pleitende argumenten elkaar in zo’n hoog tempo op, dat het wat vermoeiend wordt. Het beeld van een stampend kind dat zijn gelijk wil halen dringt zich hier op. Toch moeten we het eerder zoeken in het enthousiasme waarmee de wijsgeer zijn stellingen verdedigt. Zeer helder, met slechts hier en daar een vleugje zweverigheid, verbindt hij zijn oosterse wereld met die van de westerse psychologie, filosofie, ecologie en neurowetenschappen.

Noodzakelijkheid
Via zijn zeer uitgebreide studie leidt Ricard de lezer langs tal van, in goed behapbare brokken gepresenteerde, vraagstukken. Complexe vraagstukken die hij helder, maar zonder simplificatie uitpluist en waarbij de onderlinge samenhang van groot belang is. Enkel door die samenhang kan hij tot zijn conclusie komen dat altruïsme in ons allemaal schuilt. In ons als individu en in de afzonderlijke maatschappijen waartoe wij als individuen toe behoren. Ja, altruïsme is zelfs noodzakelijk om de alarmerende toestand te weerstaan. De sociale crisis, de economische crises en de ecologische crisis; altruïsme is de sleutel tot de oplossing. Wat betreft dit laatste punt ziet Ricard een gevaarlijk punt naderen waarna terugkeer onmogelijk is. Daar de mens uit evolutionair oogpunt een ongekende vaardigheid in samenwerken heeft, dient dit wapen dan ook te worden ingezet. Hierbij citeert hij evolutiedeskundige Martin Nowak, die zegt dat:

…samenwerken niet alleen de belangrijkste architect is van vier miljard jaar evolutie, maar dat zij de meeste hoop geeft voor de toekomst van de mensheid en ons de kans zal geven de grote uitdagingen die ons te wachten het hoofd te bieden.

Om die samenwerking op gang te krijgen is het cultiveren van altruïsme noodzakelijk. Het bijbrengen van de kracht van compassie, daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Daarnaast moet er een omslag in ons denken plaatsvinden. De mens is van nature geen egoïstisch monster en echt altruïsme bestaat. In de conclusie zegt Ricard te hopen dat zijn boek ‘zijn steentje, hoe klein ook, zal mogen bijdragen aan de opbouw van een betere wereld’. En hoe kun je, als compassievolle mens, niet met hem mee hopen? Al is hopen niet genoeg. Dus laten we die aloude tegeltjesspreuk weer eens van stal halen: verander de wereld, begin bij jezelf.

Kunst / Expo binnenland

Naakt voor groot en klein

recensie: Joachim Wtewael - Liefde & Lust

Een titel als Liefde & Lust maakt iedereen nieuwsgierig. Dat kan de relatief onbekende schilder Joachim Wtewael (1566-1638) wel gebruiken met zijn ingewikkelde achternaam. Tot en met 25 mei toont het Centraal Museum Utrecht in een monografische tentoonstelling zijn gedetailleerde en levendige werk, variërend van piepkleine beschilderde koperplaatjes tot grote meesterdoeken.

Wtewaels geringe bekendheid onder de huidige bevolking steekt sterk af bij die van andere grote namen uit de Gouden Eeuw. Het Centraal Museum poogt dit recht te zetten en probeert groots uit te pakken met zo’n veertig schilderijen en tien tekeningen. Een belangrijke kanttekening bij deze vrijlustige tentoonstelling is het feit dat de Utrechtse schilder met zijn kunstenaarschap financieel gezien niet van de markt afhankelijk was. Omdat hij een succesvol vlashandelaar was, kon hij zich veel vrijer toeleggen op het kunstschilderen. Hoewel het voor Wtewael mogelijk was om kunst met zijn persoonlijke passies en wensen te verbinden, kan zijn werk toch zeker ook niet los worden gezien van zijn vierjarige studiereis naar Italië en Frankrijk (1588-1592). Zijn figuren tonen met hun langwerpige lichamen en gedraaide lichaamshoudingen Italiaanse maniëristische invloeden. En daar kon Wtewael oneindig mee variëren.

Joachim Anthonisz Wtewael, Perseus en Andromeda, 1611. Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures, don de la Société des Amis du Louvre, 1982

Joachim Anthonisz Wtewael, Perseus en Andromeda, 1611. Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures, don de la Société des Amis du Louvre, 1982

Gekrulde vingers, blozende wangen

Direct bij binnenkomst valt het oog op een verleidelijke en vrijwel naakte, levensgrote jongedame met wapperende lange haren. In een gracieuze houding duwt zij haar ene heup omhoog terwijl ze haar geboeide arm met gekrulde vingers boven haar hoofd houdt. Niet alleen de vele details in haar houding, maar ook de zachte vleestinten met de vele natuurlijke nuances, de blozende wangen, de smachtende blik, en de ‘harde tepeltjes’ (Playboy-jargon is onvermijdelijk) maken haar een bekoorlijke verschijning. De dame in kwestie is de ter dood veroordeelde Andromeda en haar redder Perseus komt al vliegend op zijn paard toegesneld in Wtewaels Perseus en Andromeda (1611). Terecht hangt dit grote, sierlijke en verleidelijke werk op zo’n prominente plek in de tentoonstelling, met een sfeervol gekozen rode achterwand.

Joachim Anthonisz Wtewael, Mars en Venus betrapt door Vulcanus, 1606-1610. The J. Paul Getty Museum, Los Angeles

Joachim Anthonisz Wtewael, Mars en Venus betrapt door Vulcanus, 1606-1610. The J. Paul Getty Museum, Los Angeles

Schitterend coloriet

Wtewael heeft niet alleen een goede kijk op de dames. Zijn talent blinkt ook uit in een gracieuze, fantasierijke en gedetailleerde weergave van het mannelijk lichaam. Hij brengt zelfs het spel van interactie en speelse verleiding tussen man en vrouw over, ondanks het feit dat zijn oeuvre grotendeels religieus of mythologisch van aard is. In Mars en Venus betrapt door Vulcanus (1606-1610) beeldt hij het overspel van Venus wel heel gewaagd af: gedurende de geslachtsdaad. Waarschijnlijk is het werk op een verborgen plek bewaard door de eigenaar, want voor de vroege zeventiende eeuw was dit toch een aardig pikante voorstelling. Zodoende lijkt het werk wel in uitstekende staat geconserveerd te zijn. Het rijke coloriet schittert op de koperen ondergrond en allerlei details van de figuren zijn nog goed te bewonderen. Eigenlijk zou de bezoeker een vergrootglas nodig hebben om alle teennageltjes en adertjes te bewonderen in Wtewaels kleine beschilderde koperwerken. Of om de overdreven gespierde bilpartij van Vulcanus te bewonderen, natuurlijk.

Liefde & Lust verrast. De kleinheid van sommige werken en de rijkdom aan details zijn toch onverwacht. Met de gedimde lichten en de donkere hoge museumwanden in kleuren die aansluiten bij Wtewaels palet, creëert het Centraal Museum een toepasselijke ambiance. Een navigatieprobleem ontstaat omdat de slottekst zich al op de zijwand van de eerste zaal bevindt en de route aldaar om de hoek lijkt te vervolgen. Dat is jammer, want de vormgeving van de tentoonstelling heeft zeker iets statigs. Wtewael had in ieder geval niet kunnen voorzien dat al zijn lusten ooit zo pontificaal uitgestald zouden worden.

Theater / Voorstelling

Tangarine gaat back to the roots met In Stereo

recensie: Tangarine - In Stereo

Gewapend met hun gitaren en twee microfoons staan Arnout en Sander Brinks daar, op 21 maart, in Schouwburg Odeon te Zwolle. Het relatief kale podium, door enkele lichten en de letters ‘In Stereo’ versterkt, maakt de setting des te sterker: Tangarine staat hier als duo, zonder begeleidingsband. En dat doen ze nog tot 17 april in diverse Nederlandse theaterzalen. Na enkele nummers opent Arnout Brinks met de aan Johnny Cash refererende woorden: ‘Hallo. Ik ben Sander en dat is Arnout… O nee, andersom!’

Na de bekendheid die Tangarine verwierf als huisband van De Wereld Draait Door, lijkt het duo in hun eerste theatertour In Stereo terug te keren naar de oorsprong. In ruim anderhalf uur spelen de tweelingbroers 21 nummers, allen even strak. Tussen de nummers door krijgt het publiek nauwelijks tijd om adem te halen. Dat maakt het spannend. Maar het verhaal dat de broers met ‘In Stereo’ willen vertellen blijft daardoor helaas onderbelicht.

Muzikaal perfect

In deze theatertour doen de tweelingbroers Arnout en Sander Brinks gewoon waar ze goed in zijn: muziek maken met zijn tweetjes. Een begeleidingsband lijken ze niet te missen. Met hun opvallende voorkomen, gekleed in pak en de één getooid met een grote hoed, liggen de vergelijkingen met Bob Dylan en Simon & Garfunkel voor de hand. Daarmee doen ze de tournaam ‘In Stereo’ eer aan. Met hun retestrakke gitaarrifjes en vloeiende duale zangpartijen is de jaren-zestigsound voelbaar. Als je je ogen dicht doet, is het makkelijk wegdromen op de melodische tokkelpartijen.

~

Theaterelement kan beter

Tangarine neemt het publiek mee op een ruim anderhalf uur durende muzikale treinreis. Mogelijkheid tot adempauze is er nauwelijks, de heren vertellen er weinig bij. Voor dat ‘niet lullen, maar spelen’-karakter is bewust gekozen, maar dat lijkt de aandachtspanne van het publiek geen goed te doen. De voorstelling zou gaan over hun jeugd, hun broederschap en de eeuwigdurende competitie, maar naar die boodschap blijft het voor het publiek lang gissen. Na vijf nummers neemt Arnout voor de eerste keer het woord. Dat zal hij in totaal nog vier keer doen tijdens de show. Van een lijn in het geheel is weinig te merken, elke anekdote lijkt meer op zichzelf te staan. Jammer, de persoonlijke songs bieden immers volop mogelijkheden tot begeleidende verhalen, om de theaterbezoeker bij de les te houden.

Humor mag wat meer

Het is een gemiste kans dat Tangarine niet meer interactie met het publiek vertoont, want wanneer Arnout het woord neemt lijkt het publiek dat met enthousiasme te verwelkomen. Eindelijk tijd om adem te halen, daarna is iedereen weer bij de les. Vooral de scherpe humor zorgt voor een lach in de zaal. Wanneer iemand in het publiek een grap maakt over Assen grapt Arnout vol zelfspot terug: ‘In Drenthe hebben we nog steeds geen euro’. Ook het dankwoord is geestig: ‘Zonder jullie stonden wij hier in een lege zaal. Bedankt daarvoor. En zonder ons keken jullie naar een leeg podium. Dus dat is ook wel een bedankje waard.’ Wat meer van zulks was welkom geweest.

Boeken / Reportage
special: Een gesprek met dichter Ingmar Heytze

‘De stad is je oester als je jong bent’

De elfde dichtbundel van Ingmar Heytze, De man die ophield te bestaan, staat in het teken van zijn vaderschap: ‘Ach, ik heb nog genoeg middagen over waarop ik in een grand café kan zitten doen of ik zit te dichten.’

De Utrechtse dichter, die kort geleden vader werd, schreef in de vele slapeloze nachten die volgden een aantal gedichten over zijn nieuwe rol. 8WEEKLY sprak met hem over zijn nieuwe dichtbundel, waarvan dit het slotstuk is:

Met je ogen

Met je ogen gaat een wereld open,
een boek over de mensen die we waren,
die er niet meer zijn, of toch niet hier.

Wat kan ik anders doen dan kijken –
er is iets van iedereen die ik ontmoet
heb, wat niet kan. En toch, ik zie

ze allemaal, door één paar ogen,
in een zeker licht. Je gaapt
en doet je ogen dicht.

Ik kijk naar elk gezicht in jouw gezicht.

~

Wanneer besloot je om een hele dichtbundel aan je vaderschap te wijden?
‘Toen ik een paar weken achter elkaar rond vier uur ’s ochtends wakker was geworden, ben ik maar begonnen gedichten te schrijven, omdat ik werkelijk niet anders kon. Eerst dacht ik: oké, een paar gedichten. Daarna: misschien een cyclus. En op een ochtend kon ik er niet meer omheen dat de nieuwe bundel daarover moest gaan. Er kwam letterlijk niets anders meer uit.’

Is je leven als dichter erg veranderd nu je een dochter hebt?
‘Een kind verandert alles, maar voor mijn levensstijl van pakweg vijf jaar geleden geldt dat er toch al een houdbaarheidsdatum op zat. De stad is je oester als je jong bent. Inmiddels loop ik tegen de 45. Dan begint die oester toch een beetje vreemd te ruiken.

En ach, ik heb nog genoeg middagen over waarop ik in een grand café kan zitten doen of ik zit te dichten. Ik mis vooral de meer bandeloze en ongeplande aspecten van mijn kinderloze leven. Ik heb echt moeten leren dat bijna alles nog kan als je een kind hebt. Je moet het alleen wel plannen, anders kun je het vergeten.’

Kun je de titel verklaren?
De man die ophield te bestaan was oorspronkelijk een liedtekst, een zingbare vertaling van ‘The man who sold the world’ van David Bowie. Uiteindelijk niet zo’n beste vertaling, daarom haalde hij de bundel niet, en hij is ook nooit uitgevoerd – maar de titel vatte alle hoop en vrees goed samen, vond ik.’

Je woont en werkt in Utrecht. Ben je te spreken over het literaire klimaat in de Domstad momenteel?
‘Absoluut. Utrecht blijft een stad met een veel uitgebreider literair klimaat dan de maat van de stad doet vermoeden. Utrecht is vooral een stad van schrijvers, dichters, goede boekhandels en antiquariaten. Het aantal uitgevers en literaire organisaties blijft er een beetje bij achter, hoewel Utrecht dan weer wel uitblinkt in poëziefestivals, zoals de Nacht van de Poëzie en het NK Poetry Slam.

De relatief geringe aanwezigheid van literaire uitgevers is misschien ook wel goed. Gevestigde schrijvers zitten hier graag omdat ze een beetje in de luwte kunnen blijven, en beginnende auteurs zijn niet per se gebaat bij een peloton op talent jagende uitgevers – ze hebben kroegen nodig om samen te komen en een universiteit om een beetje te leren denken en af en toe een bijslaap te ontmoeten.’

~

Lange tijd was je niet zo mobiel vanwege reisangst. Hoe gaat het daar eigenlijk mee?
‘Met de angst gaat het zeer slecht, ik kan weer overal naartoe. Met mij, althans in dat opzicht, gaat het dus heel goed.”

Wat is je favoriete dichtregel?


‘”Wat ben ik blij dat ik geen filosoof ben, maar in het bezit ben van een grote, blonde vrouw, het juiste middel tegen alle filosofie”, Frank Koenegracht.’

Blijf je bij de poëzie of ga je je nog eens wagen aan een grote roman?


‘Ik heb er al tien in mijn hoofd. Zodra ik kan kiezen begin ik. Geen idee of ik het kan, maar er is maar één manier om daar achter te komen. Ik ben wel bang dat het niet makkelijk wordt om zo’n ding af te maken als je in de luiers zit. Aan de andere kant zei Gerrit Komrij ooit dat als je in zes weken geen roman kunt schrijven, het je ook niet zal lukken in zes jaar. Met andere woorden, er is altijd wel wat anders dat je van het schrijven af zou kunnen houden.’

Boeken / Fictie

En nu dan echt de laatste Bernlef

recensie: Bernlef - Een onschuldig meisje

Op het moment van zijn overlijden in 2012 had schrijver Bernlef vier boeken op de plank liggen. Na Onbewaakt ogenblik volgden De ruïnebouwer en Wit geld. Met Een onschuldig meisje heeft de oude meester werkelijk zijn laatste pennenstreek geplaatst.

Na je dood nog drie jaar lang nieuwe boeken lanceren, dat is wat Bernlef door zijn literaire productie is overkomen. Maar nu is het klaar. De roman Een onschuldig meisje is met recht een sluitstuk te noemen, waarmee we ook afscheid nemen van Bernlefs ontroerende schrijfstijl. Het is alsof hij met dit boek zijn laatste ademstoot geeft: de schrijver is nog steeds aanwezig maar het echte vuur is er al uit.

Gordijnen
Onderwijzer Jos Swinkels krijgt een aanstelling op een basisschool in een dorp dat veel weg heeft van het Noord-Hollandse Schagen. Zijn voorgangster is met een burn-out buitenspel gezet, iets wat voor Jos een eerste waarschuwing zou moeten betekenen. In groep acht krijgt hij te maken met het nogal voorlijke meisje Lucille dat haar puberale vermogens bewust inzet om het de meester zo moeilijk mogelijk te maken. In zijn ambitieuze docentschap – inzichtelijk lesgeven en eigen verantwoordelijkheid – geeft Jos zijn pupillen veel ruimte, maar merkt hij niet hoe hem de maat genomen wordt en delft hij daardoor uiteindelijk het onderspit.

Bernlef schetst een mooi beeld van het bekrompen dorpsleven. Loeren vanachter de gordijnen, roddelen bij de bakker, vreemden die buitengesloten worden, het is allemaal gesneden koek voor de gemiddelde dorpeling maar Jos heeft daar geen boodschap aan. Hij gaat er als onderwijzer, iemand met een zekere positie en een moderne opvatting, vanuit dat als je er geen aandacht aan schenkt, je er ook geen last van hebt. Zijn personage wordt door de schrijver tegelijkertijd aangevuld met de moeizame verwerking van een verbroken liefdesrelatie.

Tampons
Langzaam wordt het web rond meester Jos gesponnen. Als hij op de proef wordt gesteld door Lucille en haar vriendinnen – ze faken ziek te zijn vanwege hun eerste menstruatie – zegt de eigentijdse onderwijzer doodleuk dat hij ervoor zal zorgen dat er voldoende tampons beschikbaar zijn. Dat levert hem een waarschuwing op omdat hij op grove wijze de juf seksuele voorlichting zou hebben gepasseerd. Lucille is vervolgens niet meer te stoppen en verspreidt het gerucht dat ze op een afgelegen plek seks heeft gehad met Jos.

De krachten die dan worden ontketend zijn niet meer in bedwang te houden. Jos hoeft zich niet zozeer te verweren, zijn onschuld wordt niet in twijfel getrokken, maar de stemming in het dorp is definitief tegen hem. Als Lucille, door spijt overmand, de verdachtmakingen alsnog probeert te ontzenuwen, blijkt dat er geen vat meer is te krijgen op de afwijzende houding van de dorpsbewoners. Bernlef weet mooi de vinger te leggen op de machteloze rol van beide hoofdrolspelers, ze zijn dader en slachtoffer en tot elkaar veroordeeld in het onstuitbare verloop van de affaire.

Kopje koffie

Een onschuldig meisje is een voorspelbare roman. De schrijver toont zijn onnavolgbare stijl, die vooral in de kleine subtiele beschrijvingen ligt, in een verhaal dat geen verrassing oplevert maar kalm naar een lichtelijk teleurstellend einde toe beweegt. Er is hier geen wending in de strekking, geen opvallende gezichtspunten die de boeken van Bernlef altijd hebben gekarakteriseerd, er is hier slechts een welgevormde punt achter een respectabel schrijversoeuvre gezet.

Nog iets over dat respect. Een bepaalde vorm van slordigheid begint de laatste maanden op te vallen in veel uitgegeven boeken. En dat juist in een periode waarin uitgeverijen naarstig op zoek zijn naar meer inkomsten inzake hun levensvatbaarheid. In Een onschuldig meisje wordt – ongeveer op de helft – door de hoofdpersoon op een terras een pilsje besteld, waarna hij anderhalve pagina later ‘het geld voor het kopje koffie op tafel legt’. Een uitgeversredactie zou zich moeten schamen voor zo’n faux pas, waardoor de lezer ruw en onomkeerbaar het verhaal wordt uitgeduwd en die bovendien getuigt van een achteloze behandeling van een fenomenaal auteur.

Muziek / Album

Tweede debuut

recensie: Loes Swinkels - Nothing As I Know

De heilige grond van Maria Roepaen in Ottersum is het toneel van de albumpresentatie van Loes Swinkels. Nothing As I Know wordt ten doop gehouden in de Nightclub van dit cultureel podium.

In 2014 werden de opnames al afgerond voor het tweede album van Loes Swinkels. Het mag een tweede debuut genoemd worden, omdat Swinkels zich na een stilte van zes jaar hervond. Ze maakt een stevige rentree met Nothing As I Know. Met een nieuwe stijl – die een mix is van blues, soul en Americana – weet Swinkels wat ze doet en laat ze dat ook voelen. Iedere vezel in haar is verbonden met de muziek die ze nu maakt.

Hecht geluid

Het album Nothing As I Know nam Swinkels samen met Richard van Bergen, Rob Geboers, BJ Baartmans en Gabriël Peeters op. De productie was in handen van Gabriël Peeters in de Uncle Gabe’s Soundstudio te Eindhoven. Compositorisch heeft Swinkels het heft stevig in handen, want ze heeft de muziek voor vrijwel alle nummers zelf geschreven. Slechts ‘Misty Feelings’ werd door Ruben Klabbers voorzien van een melodie met een tekst van de hand van Swinkels.

Het album ademt de sterke overtuiging dat dit de nieuwe Loes-Swinkels-stijl is, waarbij omkijken geen optie is. Swinkels klinkt zelfverzekerd en speelt de sterren van de hemel. Dat haar muziek sterk geworteld is in de genoemde muziekstijlen van blues, soul en Americana, doet de warmte van de sound heel erg goed. De muzikanten die ze in de studio om zich heen heeft verzameld, hebben een hecht geluid vastgelegd.

Bijzonder momentje

Op de avond van de albumpresentatie in De Roepaen is het na een bijzondere opwarming door fraaie liedjes van Marcel Verbeek – die, zoals Swinkels zegt, een stem heeft als een warm bad – uiteindelijk de beurt aan Loes Swinkels met haar band. Dit is niet de band die we op het album horen, maar de band waarmee ze het land doortrekt. En dat die band er staat zullen we weten! De uitgebreide voorbereiding heeft haar vruchten afgeworpen. Samen met Fabian Kraal op drums, Kai Liebrand op bas, Aldo Spadaro weergaloos op gitaar en Remco van Zandvoort op Hammond, speelt Loes Swinkels haar nieuwste album plus een kort intermezzo met enkele bijzondere liedjes.

Swinkels heeft de touwtjes stevig in handen en speelt haar album integraal en in de volgorde zoals we de songs ook op het album terug vinden. ‘Nothing As I Know’ is dan ook het eerste nummer dat we horen en de afsluiter is ‘Welcome Home’.  In een viertal nummers tussen ‘Forbidden’ en ‘Cape Rainy Days’ laat Swinkels het publiek kennismaken met andere nummers dan dan de nummers die terug zijn te vind en op het album. Een nummer schreef Swinkels ooit in het Nederlands: ‘Voor altijd’ en dat is een bijzonder momentje in het optreden. Hier zingt de breekbare Swinkels die verder als een onverwoestbare frontvrouw van haar band speelt.

Definitieve draai

Het siert Swinkels dat ze het hechte geluid op het album ook met een compleet andere band op het podium weet waar te maken. Daarmee bewijst ze dat ze de echte leider van de band is. Wat meer dan helder is, is dat Swinkels de rootsstijl stevig heeft omarmd. Dit is topmuziek van een zangeres die haar draai definitief gevonden lijkt te hebben.

Live in Nederland: 12 April 2015, 17.00u, De Bosuil, Weert

Muziek / Album

Jesse Malin stijgt alweer niet boven zichzelf uit

recensie: Jesse Malin - New York Before the War

Jesse Malin (1968) is de vleesgeworden degelijkheid. Van zo iemand weet je wat je kunt verwachten; bijvoorbeeld dat de kans heel klein is dat hij boven zichzelf uit gaat stijgen. Voor het zesde soloalbum New York Before the War gaat die vlieger wederom op.

Malin laveert ergens tussen een klassieke singer-songwriter en een rockartiest, een beetje zoals Bruce Springsteen. Daarnaast doet hij, vooral qua stem, denken aan zijn ‘BFF’ Ryan Adams, maar dan zonder de country. Verder referentiekader: snufje Lou Reed (maar dan minder spannend), mespuntje Mink DeVille (minus de latin-invloeden). Malin mist een eigen smoel, en dat mag iemand die al 35 (!) jaar muziek maakt zeker aangerekend worden.

Geen verrassingen

Ongeveer alles komt langs wat je kunt verwachten van iemand die tussen singer-songwriter- en rockmuziek in wil zitten: een paar pianoballads, een aantal gitaarnummers met een lichte punkinjectie, en ergens tussen die twee polen nummers die in de verte iets bluesachtigs hebben. Soms komt er een barpiano langs, soms een mondharmonica, er zijn scheurende gitaarsolo’s, en af en toe wordt er een strijkers- of blazersarrangement tegenaan gegooid. Verassingen blijven uit, maar alles ligt wel uitstekend in het gehoor.

New York Before the War herbergt helaas nauwelijks memorabele liedjes, melodieën of refreinen, zeker vergeleken met een eerder album als Glitter in the Gutter (2007). Uw recensent heeft die plaat al jaren niet meer gehoord en zingt soms opeens delen van nummers van die plaat. Malins nieuwe worp klinkt als een klok, maar probeer maar eens de helft van de liedjes na te zingen als het album is afgelopen.

Barleven

Malin is bovendien geen heel sterke tekstschrijver. Hij omschrijft bijvoorbeeld zijn gehechtheid aan New York als een verslaving. Hij hangt rond in de bar en beschrijft die activiteiten als ‘bar life’. Over een vrouw zingt hij ‘she’s so dangerous’, en over een andere ‘Oh Sheena, we can’t make it together / Oh Sheena, we can’t make it alone’; dat soort werk. Het klinkt allemaal net te bekend en te makkelijk. Als hij tekstueel wat verder de diepte in was gegaan, had dat het verschil kunnen maken tussen een aardige en een gewoon prima plaat.

Malin heeft geen slecht of zelfs vervelend album gemaakt, maar hij blijft te veel binnen de lijntjes. Urgentie ontbreekt op New York Before the War. De muziek roept al even hard als de albumtitel de vraag op of deze plaat wel van deze tijd is, en niet vijftien of twintig jaar geleden gemaakt had kunnen worden. Daaruit moet toch de vervelende conclusie getrokken worden dat Malin stil is blijven staan.

Muziek / Album

Racoon maakt pas op de plaats

recensie: Racoon - All in Good Time

.

Album na album maken, hits produceren, en meedraaien in de muzikale Nederlandse eredivisie: het gaat niet vanzelf. De mannen van Racoon bleven puzzelen, namen ruim de tijd, maar overtuigen slechts deels met All in Good Time.
De opener van de plaat is een oude bekende. ‘Shoes of Lightning’ werd eind december 2013 bekend doordat het als anthem van 3FM Serious Request fungeerde. Dat het een zeer mooi nummer is, staat buiten kijf. Een weemoedige melodielijn waarover zanger Bart van der Weide ingetogen en voorzichtig zijn melancholie op je laat neerdalen. Het refrein geeft juist hoop door de volle overtuiging waarmee het gezongen wordt. Waarom het nog op dit album moet staan, na ruim een jaar, blijft echter een vraagteken.

Rust

Het semi-akoestische ‘Tommy’ bezingt een jongen die altijd gepest wordt. Doordat de ditmaal dunne zang zijn kenmerkende drive mist, past dit juist bij het thema. Ook het hoog gezongen refrein springt eruit. Mooi.
‘The Little One Falls’ is eveneens rustig. Getokkel, zachte zang en akoestische gitaar geven gevoel aan verdriet. Datzelfde doet het met piano begeleide ‘Spit Your Heart Out ‘. Het zijn alle drie tracks die relatief onopgetuigd blijven, in tegenstelling tot de rest van het album.

Te volle sound


Liverpool Rain, met hits als ‘No Mercy’, ‘Don’t Give Up the Fight’ en ‘ Liverpool Rain’, was de eerste samenwerking met de Belgische producer van Belle. Hierop was al te horen dat de band wat afstand nam van de cleane, eenvoudige sound van Before You Leave (2008) en vooral Another Day (2005), door meer instrumenten in te zetten. Die lijn is doorgezet, want het onderscheid met het vorige is dat op All in Good Time volheid overheerst. Nummers met slechts zang, gitaar en drum — voorheen toch het kenmerk van de band — zijn amper te ontdekken.

In ‘Heaven Holds a Place’ wordt de familie bezongen. De mondharmonicasolo en de swingende pianosolo lijken respectievelijk moeder en vader te verbeelden, wat een prima muzikale vondst is. Een onverwachte outro met blazers dissoneert echter.

Strijkers

Een strijkersensemble is bij veel tracks behoorlijk aanwezig. Blijven ze bij ‘Boy Breaks Heart’nog redelijk op de achtergrond, het door een lome intro ingeluide en met stevige, dansende stem gezongen ‘Brick by Brick’ wordt hier fors ondersteund.

In ‘Good to See You’ wordt de keyboard vergezeld met trompetten, wat eveneens zorgt voor een compact geluid. Slotnummer ‘Fun We Had’ biedt een terugblik op “het plezier dat we hadden en het leven dat we leefden”. Wederom de strijkers en een groot koor gevende de plaat een (te) opgewekt einde, al geeft het ook aan dat het leven volgens de band de moeite waard is.

Spanning ontbreekt

Doordat de songs op All in Good Time vrijwel allemaal hetzelfde tempo hebben, wordt de plaat vrij gezapig. De liedjes zijn stuk voor stuk prima, maar zoals eerder gezegd zijn ze soms te vol gestopt. De band heeft de veelvoud aan violen bijvoorbeeld niet nodig. Het wordt nergens echt spannend, en rocksongs van vroeger zijn ver te zoeken. Alleen het broeierige ‘Guilty‘, waarbij de spanning wordt opgebouwd en vastgehouden door hi-hat en drums, is wat dat betreft een uitschieter. Racoon vindt zichzelf wel, maar weet niet te overtuigen.

Muziek / Album

Subtiele spanning, spannende subtiliteit

recensie: Mevrouw Tamara - Zo Lang Mogelijk

Toen in 2012 de ep Ik Ben Spiritus verscheen, was het een kwestie van tijd voordat Mevrouw Tamara met een sterk debuutalbum aan zou komen zetten. Dat heeft drie jaar geduurd, maar het wachten wordt beloond.

Aan Zo Lang Mogelijk, het debuutalbum van Mevrouw Tamara, gingen meerdere (digitale) ep’s vooraf. Alle nummers samen, inclusief opnieuw opgenomen versies van de meeste liedjes op Ik Ben Spiritus, zouden samen de eerste full-length worden. Geïnteresseerden konden zich op de ep’s abonneren, en uiteindelijk zouden ze Zo Lang Mogelijk in de brievenbus krijgen. De cd is verpakt in een fraai boekwerk, met illustraties en toelichtingen over het ontstaansproces van het album.

Op de ep’s die aan het album voorafgingen was al te horen dat Mevrouw Tamara echt een band is geworden. De muzikanten zijn duidelijk op elkaar ingespeeld, wisselen bijna onopvallend van tempo, en zorgen voor fraaie muzikale accenten. Op zekere hoogte maakt die subtiliteit de muziek spannend. De band klinkt hecht, maar biedt tegelijkertijd ook ruimte aan gastmuzikanten: onder meer een orkest en gitarist Anne Soldaat spelen op verschillende nummers mee.

Internationaal aandoende indiepop

Mevrouw Tamara kiest niet voor geijkte structuren à la drie coupletten, en om het couplet een refrein. Daardoor duurt het soms even voordat de liedjes landen. Vooral bij de eerste paar luisterbeurten is aandachtig luisteren min of meer vereist. De muziek zou best iets directer de aandacht op mogen eisen, zonder haar subtiliteit te verliezen. Zanger/tekstschrijver Tamara van Esch klinkt soms ook een beetje verlegen. Op ‘Prooi’ heeft ze bijvoorbeeld weer een heel orkest achter zich, maar haar zang klinkt een beetje onwennig. De muziek klinkt op zulke momenten zelfverzekerder dan de zang.

Het diverse Zo Lang Mogelijk klinkt afwisselend orkestraal, dromerig, een beetje psychedelisch, en strak en berekend. Blazers-uit-een-doosje of een slidegitaar zorgen voor opvallende muzikale accenten. Op de plaat staat eigenlijk internationaal aandoende indiepop met Nederlandstalige teksten. Iemand als Eefje de Visser liet al horen dat die combinatie heel goed mogelijk is, maar de vergelijking tussen Eefje en Mevrouw Tamara gaat eigenlijk vooral qua houding en aanpak op.

Licht-orkestrale tik

Hoewel het orkest op slechts vier van de veertien nummers meespeelt, hebben veel liedjes een licht-orkestrale of pseudo-klassieke tik meegekregen. ‘Zit Ik Vast I’ klinkt bijvoorbeeld als een dromerig bad strijkers. In ‘Zit Ik Vast II’ is een klassiek aandoende piano dan weer het prominentste instrument. Muzikaal valt er sowieso veel aan Zo Lang Mogelijk te genieten, zoals de mooie lange uitloop van ‘Yvette’.

Ook tekstueel is Zo Lang Mogelijk sterk: de vervreemdende teksten van Van Esch maken het plaatje af. Meestal komen die over als sfeerschetsen met fraaie zinnen als ‘Nu kleedde jij je uit, / baarde een kind, at beschuit’. Soms vertelt Van Esch op fragmentarische wijze een verhaal, zoals in ‘We Mogen Er Niet Uit’, dat over een treinaanrijding gaat. Zo’n nummer doet evenwel toch wel vermoeden dat de teksten nog wat aan concreetheid kunnen winnen.

Hoewel Mevrouw Tamara soms wat zelfverzekerder de aandacht op mag eisen, is Zo Lang Mogelijk een geslaagde, eigenzinnige debuutplaat geworden. Muziek en teksten zijn van niveau, en de band laat horen vol ideeën te zitten. Dat zorgt voor een tegelijkertijd subtiel en spannend debuut.