Boeken / Fictie

Een individu in het geheel

recensie: Oleg Pavlov - De aardappels en de staat

De aardappels zijn verrot, zoals altijd wanneer de compagnie een nieuwe voorraad ontvangt. De helft van de zakken wordt begraven– om van de stank af te zijn. Welkom op de onherbergzame steppe van Kazachstan. Welkom bij de compagnie van kapitein Chabarov.

Koud tot op het bot, modderige wegen, kranten van een jaar oud, uitzichtloosheid, vechtpartijen en drank. Heel veel drank. De desolate sfeer in de goelag druipt, langzaam als het vertikken van de tijd aldaar, van de pagina’s in Oleg Pavlovs debuutroman De aardappels en de staat. Het boek verscheen in 1994 in Rusland, nu is daar de mooie Nederlandse vertaling van Els de Roon Hertoge en Paul van der Woerd. De schrijver baseerde zijn verhaal op zijn ervaringen als jonge soldaat. Toen hij net als de mannen in zijn vertelling bewaker was van een werkkamp in Kazachstan. Toen hij net als zij rotte aardappels vrat.

Pensioen

Kapitein Chabarov heeft zelf veel weg van een stevige zak aardappels. Een geboren krijgsman, hard wanneer het moet, maar zeer begaan met zijn mannen. Zijn pensioen nadert met rasse schreden. En wat dan? Een huis om naar terug te keren heeft hij niet. Zijn leven heeft hij op deze steppe aangelegd.

De kapitein hield kwartier in het kantoortje, kreeg zijn natje en droogje op de kazerne, at mee uit de grote pot – en hij wist niet beter.

Desondanks kijkt Chabarov uit naar de rust die in het verschiet ligt. Misschien mag hij zijn kantoortje een tijdje aanhouden, wat uitrusten en dan vredig sterven in zijn slaap. Dit nakende afscheid laat hem de vraag stellen: wat heeft mijn leven voor de mensen betekend? En wat kan ik mijn resterende tijd voor hen betekenen?

De staat

Een moestuin op de steppe. Aardappels poten. Deze, uiteindelijk, met de Kazachen ruilen voor vlees. Dat moet Chabarovs nalatenschap worden. Misschien, heel misschien, sturen ze hem dan niet met pensioen en mag hij de huishouding blijven bestieren, ‘als hij zich voor de mensen nuttig wist te maken’. Wat de fabel van Pavlov angstaanjagend duidelijk maakt is hoe alles en iedereen – ieder mens, ieder stukje land, ieder product, ja, iedere aardappel – een radartje in het geheel is. Het geheel als: de staat. Breekt er een radartje, dan is dit niet meer van nut en wordt het vervangen. Het nutteloos geworden object wordt de vergetelheid ingeworpen. Of, in kapitein Chabarovs geval, de steppe opgejaagd.

Een mens

Waar in deze oneindige troosteloosheid het individu ondergeschikt is aan het geheel, weet Pavlov ieder personage een eigen stem te geven. Een mens met een geschiedenis. Iemand met goede en slechte eigenschappen, met angsten en verlangens en zo nu en dan een momentje van geluk. Een persoon als u en ik. De schrijver is hierin op zijn best. Zijn beschrijvingen van het landschap, het kamp, het voedsel, de stank, de kameraadschap onderling.

Het verhaal zelf blijft daar wat bij achter. Zeker in vergelijking met de grote Russische schrijvers wier namen als referentie prijken op de achterflap – Boelgakov, Dostojevski en Gogol. De schrijver komt soms wat gejaagd over, alsof deze in het beperkte aantal bladzijden zoveel mogelijk moet laten gebeuren. Hierdoor is het niet altijd even gemakkelijk te volgen. Toch kan kapitein Chabarov, in een tijd waar Rusland weer volop aanwezig is in de wereldpolitiek een inspiratie zijn voor vele revolutionairen. Een man die ondanks alle tegenwerking staat voor zijn ideaal: een veld vol aardappels en een weldoorvoede compagnie. Van figuren als Chabarov zouden we er meer moeten hebben.

Boeken / Achtergrond
special: Raymond Carver (vert. Sjaak Commandeur) - Beginners

Op zoek naar oorspronkelijkheid

Achter iedere goede auteur schuilt een goede redacteur. Maar wat als er eerder sprake is van herschrijven dan redigeren? Het gebeurde met Raymond Carvers wereldberoemde verhalenbundel Waar we over praten als we over liefde praten.

Carver (1938 – 1988) geldt als een van de grootste Amerikaanse auteurs van de twintigste eeuw. Hij schreef romans en gedichten, maar staat vooral bekend om zijn bijdrage aan de revival van het Amerikaanse korte verhaal in de jaren 80. Een sleutelrol in deze revival vormde de bundel Waar we over praten als we over liefde praten. In zeventien verhalen schetst Carver een onthutsend beeld van de Amerikaanse middenklasse. Plaats delict zijn vaak de buitenwijken, waar zich tragedies tussen man, vrouw, oud en jong afspelen. Thema’s als drankmisbruik, overspel, geweld of een combinatie daarvan komen in elk verhaal terug en laten de lezer met een onthutst gevoel achter.

Gordon Lish

Oorspronkelijk gaf Carver zijn bundel de titel Beginners mee. Het was Gordon Lish, Carvers redacteur en vriend, die het werk uitbracht als What we talk about when we talk about love. Deze naamsverandering is echter nog maar het topje van de ijsberg. Eind jaren ’90 doet auteur D.T. Max in een onthullend artikel in The New York Times verslag uit van zijn onderzoek naar het oorspronkelijke manuscript. Hij ontdekt de vele wijzigingen die Lish doorvoerde. Zo sneed Lish rigoureus in Carvers teksten: Waarover we praten als we over liefde praten is zo’n vijftig procent korter dan Beginners. Sommige passages schrapte hij geheel, wat het plot van een aantal verhalen compleet veranderde.

Daarnaast herformuleerde Lish Carvers woorden. Vergelijk bijvoorbeeld onderstaande passages uit ‘Willen jullie niet dansen?’, een verhaal over een man die op een dag zijn gehele inboedel in zijn voortuin te koop aanbiedt. Het meisje dat met haar vriend een aantal meubels overneemt, denkt in deze passage terug aan de bijzondere avond waarop ze uiteindelijk samen op het bed in de tuin in slaap vielen.

Er was nog iets, dat wist ze, maar ze kreeg het niet onder woorden gebracht. Na verloop van tijd hield ze erover op. (Uit: Beginners)

Er was nog iets mee, iets wat ze zichzelf probeerde te horen zeggen. Na verloop van tijd gaf ze het op. (Uit: Waarover we praten als we over liefde praten)

Onenigheid

Lezers van Carver zijn flink verdeeld over Lish’ bewerkingen. Er valt natuurlijk wat voor te zeggen dat Lish het redigeren te ver heeft doorgevoerd. Immers, het dusdanig bewerken van teksten lijkt meer op co-auteurschap. En toch staat enkel Carvers naam op de kaft. Bovendien lijken sommige aanpassingen onnodig. Bovenstaande fragmenten tonen sterke overeenkomsten in zowel lengte, boodschap en stijl. Het roept de vraag op of het echt nodig was dat Lish deze en vele andere zinnen op dergelijke wijze aanpaste.

Desalniettemin zou het niet juist zijn Lish’s bijdrage compleet te verwerpen. In de vorm van Waar we over praten als we over liefde praten verwierven deze verhalen internationale bekendheid. Bovendien werden de teksten juist geprezen om hun minimale karakter. Hoe Carver zelf in dit dispuut stond is nooit helemaal opgehelderd. Bekend is dat hij sterk aarzelde na het zien van Lish’s aanpassingen. Toch heeft hij het drukken van het boek niet tegengehouden. In latere interviews bedankt hij Lish zelfs en houdt hij hem verantwoordelijk voor de ontwikkeling van zijn stijl.

Twee versies

Er gaat een voortdurende dreiging uit van Carvers teksten. Alledaagse ruimtes worden plots het podium voor een breed scala aan narigheden, variërend van onenigheid over de spelregels in een bingohal tot een berggebied waar een stel meisjes wordt opgejaagd, verkracht en vermoord. Carvers visie op het leven van de middenklasse in de jaren ’60 en ’70 is dus zeker niet rooskleurig. Gelukkig biedt hij zijn personages hier en daar een sprankje hoop, waarmee hij zijn verhalen van een zekere tederheid voorziet.

De door De Bezige Bij in 2010 uitgegeven vertaling door Sjaak Commandeur is getiteld Beginners, maar bevat naast Carvers oorspronkelijke teksten ook de door Lish geredigeerde verhalen. Dit stelt lezers in staat Beginners en Waarover we praten als we over liefde praten naast elkaar te lezen en te vergelijken. Waar Carver de neiging heeft zijn verhalen ‘af’ te maken, geeft Lish de verhalen vaker een open einde. Als lezer maak je zelf uit wat je aanneemt en van wie.

Theater / Reportage
special: Een rondleiding langs het kunstenfestival

Met de Groningse Noorderzon vertrokken

De liefhebber kan zichzelf er elf dagen lang verliezen in kunst en cultuur – en anders ga je gewoon één dagje. Noorderzon Performing Arts Festival 2015 in Groningen biedt van 20 tot en met 30 augustus een weelde aan artistieke acts, zoals podiumkunsten, muziek, dans, theater, komedie, literatuur en wetenschap. Nieuwsgierig? Je kunt het de komende dagen zelf nog ervaren!

Noorderzon viert dit jaar haar zilveren jubileum. In die vijfentwintig jaar is het uitgegroeid tot een festival van internationaal formaat. Dat is goed te merken: naast Nederlands is de voertaal namelijk Duits, Engels of Spaans. De binnenstad van Groningen is één groot festivalterrein. De kermis op de Grote Markt verbleekt erbij.

De stempel ‘studentenstad’ is Groningen voor eventjes kwijt. In elf dagen tijd komen er namelijk zo’n 135.000 bezoekers langs, zo is de verwachting. Veel voorstellingen zijn gratis bij te wonen, sommigen tegen een kleine vergoeding. Publiek en artiesten van over de hele wereld verzamelen zich op één van de vele locaties, verspreid door de stad, om een optreden mee te maken. 8WEEKLY is er drie dagen bij en verslaat de hoogtepunten.

Abstract theater door kinderen in het Grand Theatre

Het Grand Theatre aan de Grote Markt ging in maart 2015 failliet. In september wordt de boel overgenomen door Poppodium de Oosterpoort en de Stadsschouwburg, maar speciaal voor Noorderzon opent het theater nu alvast haar deuren. Achter die deuren is het Amerikaanse theatergezelschap 600 Highwayman te zien, met hun show Employee of the Year. De arbeidsinspectie is er ook bij op deze avond, omdat vijf meisjes van rond de elf jaar gezamenlijk de hoofdrol spelen. Deze jonge meiden vertellen beurtelings het levensverhaal van het hoofdpersonage Jay. Nadat haar huis is afgebrand, komt ze erachter dat haar moeder niet haar echte moeder is.

Het is knap hoe de jonge meisjes afwisselend dezelfde rol spelen en het verhaal achteloos van elkaar overnemen. Terwijl één iemand vertelt, is de rest onderdeel van het decor. Soms zitten ze, soms rennen ze. De meiden spreken letterlijk uit waar ze zijn en hoe de omgeving er uit ziet, terwijl de rest met hun handen in het luchtledige wijst. Dat maakt het vooral een abstracte show, onze verbeeldingskracht moet hier zelf iets van maken. Voor mij werkt dat erg slecht. Als je geen beelddenker bent, had je net zo goed naar een hoorspel kunnen gaan.

Van de arbeidsinspectie wordt niets meer vernomen. Dat is dus goed verlopen. Zoekend naar een moraal van het verhaal, gaat het om de zoektocht naar je eigen identiteit. Jay zoekt in eerste constant naar haar familie, maar vergeet zichzelf daarbij. Dit blijkt uit de zinsnede die Jay op haar vijfendertigste te horen krijgt: “Don’t spend your whole life chasing your real mother. Live your life!” Op haar tachtigste zal ze zeggen: “There was a lot of blindness in my life”. 

Stand-up radioshow; een ode aan de jazz

Een verdieping hoger verklaart acteur/regisseur Frank Boyd zijn liefde aan de Amerikaanse jazz. Met The Holler Sessions zet hij een ‘stand-up radioshow’ neer, waarbij het decor bestaat uit een kleine, viezige radiostudio. Boyd is de DJ. “Goodmorning, Kansas City! The lines are open, call me now”, spreekt hij in de microfoon. Als het publiek inbelt, ontstaat op die manier een live gesprek. Zodoende schudt hij het publiek af en toe wakker met een kleine prijsvraag.

Boyd vertelt gepassioneerd over Charlie ‘Bird’ Parker. De DJ doet een denkbeeldig interview met Miles Davis, waarbij hij de vragen stelt én de antwoorden geeft. En hij vertelt over de jeugdjaren van Louis Armstrong. Ook krijgen we een lesje ‘jazz-recovery: “The first step to recovery is to admit you have a problem”. We leren steeds meer over legendarische jazzmusici en in de tussentijd bespreekt Boyd de kranten.

Gedurende de show praat Boyd allemaal jazzplaatjes aan elkaar. Zodra de plaat aangaat, gaan de podiumlichten uit, waardoor Boyd een verrassingseffect teweeg kan brengen. Aan het eind van de show staat er opeens een lokale jazzband op het podium, voorzien van twee saxofoons, een contrabas en drums. Door zijn spottende, ironische en spitsvondige grappen blijft de show constant onderhoudend, voor zowel muziekliefhebber als grappenmakers. Een vermakelijke show, één van de absolute hoogtepunten voor de muziekliefhebber, met sterk en humorvol spel van Boyd.

Harde monoloog in de Noorderkerk

Even ten noorden van de Grote Markt bevindt zich de Noorderkerk. Eigenlijk zou Joris Luyendijk daar een lezing geven, maar dat werd afgelast. Privéomstandigheden. Jammer. Gelukkig is Robert Fariás er nog, in de voorstelling Acceso van Pablo Larraín. Eerder dit jaar won de internationaal bekende filmregisseur een Zilveren Beer in Berlijn, nu staat hij met deze theatermonoloog voor een zwart doek te schreeuwen.

Fariás speelt een jongen die spulletjes verkoopt in de bus. Daarin vertelt of schreeuwt hij over zijn lastige jeugd in Chili. Hij vermoordt de vader van zijn vriendinnetje en komt in een tehuis terecht. Daar wordt hij verkracht door de priesters. Ondanks dat hij erg boos is, blijft hij de priesters verdedigen. Zelfs voor de rechter. De priesters hadden hem namelijk wel lief!

De voorstelling is erg persoonlijk, barstend van de symboliek. Te beginnen met de locatie, ironisch genoeg een kerk. Het decor is erg sober: een zwart doek waar Fariás meerdere malen ferme klodders op spuugt. Fariás zelf marcheert, voorzien van zijn fles wijn, gedurende de gehele show door het publiek. Soms stopt hij ineens, blijft op enkele centimeters stilstaan en kijkt men recht in de ogen aan.

De gedetailleerde beschrijvingen van seksuele handelingen en de verwensingen aan het adres van de priesters gaan ver. Helaas loopt de Nederlandse‘boventiteling’ telkens enkele zinnen achter op de Spaanstalige Fariás. Daardoor is niet direct te begrijpen wat de hoofdpersoon zegt. Het publiek weet niet waar te kijken.

Dat de impact groot is, blijkt als na afloop van de show een enkeling letterlijk de zaal uit rent, applaudisserend en al. Dit rauwe verhaal, gecombineerd met het intieme contact tussen speler en publiek, creëert een ongemakkelijke sfeer. Het is knap theaterwerk. De show lijkt ook weerslag op Fariás zelf te hebben, als hij op de afterparty dansjes in zijn eentje doet en flink aan het bier slaat.

Ethische dilemma’s in de Stadsschouwburg

Vanaf de Noorderkerk gaan we ‘down’, net buiten de stadsgrachten ligt de Stadsschouwburg. Van buiten wordt die volledig gerenoveerd, maar van binnen is het nog volop in bedrijf. Hier speelt De Utvalgte, een Noors theatergezelschap bestaande uit spelers met het syndroom van Down.

De voorstelling maakt veel gebruik van 3D-beelden die op een projectiescherm worden afgebeeld. Met de 3D-bril kunnen we dit bekijken. Een verhaallijn is moeilijk te ontdekken, maar er worden tal van dilemma’s voorgelegd. Het gaat om de vraag of we perfectie moeten nastreven en of je moet beoordelen op het uiterlijk.

De show begint met twee wetenschappers die het universum onderzoeken, het eindigt met de ontdekking “dat het lichaam het universum is. Er is een begin en een einde.” In de tussentijd krijgen de acteurs nog seksuele voorlichting: mogen zij zich wel voortplanten? In een andere scène spelen ze de Ark van Noach na. Daar moeten keuzes worden gemaakt: wie mag er wel mee, en wie niet?

“In onze wereld moet alles perfect zijn, is geen ruimte om fouten te maken”, vertrouwt een theatermaker in het publiek me toe. Bij De Utvalgte wel. Één van de hoofdrolspelers moet constant zuchten. Tijdens een scène vraagt ‘ie ineens aan een medespeler wat hij moet doen. Geen enkel probleem, hier. Gewoon doorgaan. Een kalig meisje komt ineens op het projectiescherm, met een relativerend verhaal over wat er allemaal bestaat. ‘Downers’ bestaan ook! En daar is helemaal niets mis mee.

Noorderzon 2014 (c) Niels Cornelis Meijer 3Altijd wat te doen in het Noorderplantsoen

Tenslotte gaan we naar hét epicentrum van Noorderzon: het Noorderplantsoen. In dit stadspark is het grootste deel van de voorstellingen en concerten bij te wonen, met elke dag een gratis concert op ’t Dok. De hype van duurzaam en biologisch eten en drinken is in het plantsoen ook aangeslagen, getuige de enorme hoeveelheid eet- en drinkstandjes.

In de Ophelia Tent staat Daniel Koren, de Israëlische muzikant en comedian met zijn absurdistische humor. The Most Important Thing is een ont-zet-tend strakke show, waarin hij de kijker steeds weet te verrassen. Hij heeft zichzelf met audio en video opgenomen. Vaak speelt Koren de bandrecorder af en speelt hij een rol in de video op het projectiescherm. Op het podium is hij vooral non-verbaal aanwezig. Hij speelt piano en gitaar. Zijn bewegingen en gelaatsuitdrukkingen zijn ontwapenend. Het is daarin geweldig hoe hij met zichzelf samenspeelt, Koren reageert op zijn virtuele evenknie en vice versa.

Daaruit blijkt ook hoezeer alles is vastgelegd. Wanneer het publiek het idee krijgt dat de denderende trein even in snelheid lijkt te minder, blijkt dat al snel geenszins het geval. Voor improvisatie is hier nul ruimte.

De sketches volgen elkaar zo snel op, dat sommigen het nauwelijks kunnen bijbenen. “Ik ben klassieke shows gewend: dat er een verhaal wordt verteld met een moraal”, aldus een aanwezige. ”Die moraal ontbreekt hier, elke scene staat op zichzelf.” Zo wordt het ‘tomatenlied’ gevolgd door een ode aan Nalaa van The Lion King, gevolgd door een ebola-grap, een lofzang op borsten en een mash-up aan pianoliederen.

Drie dagen Noorderzon is ontzettend vermoeiend. Het is onmogelijk om alles te beschrijven. Je moet het echt zelf meemaken.

Kunst / Kunstboek

‘De kerk is deel geworden van de kunst’

recensie: Joost de Wal (red.) - Hedendaagse kunst in Nederlandse kerken 1990-2015. Van Jan Dibbets tot Tinkebel.

Het fraai uitgegeven en rijk geïllustreerde boek Hedendaagse kunst in Nederlandse kerken 1990-2015 biedt méér dan het belooft. Verwarrend of verrijkend?

In de inleiding wordt de focus van de (beeld)essays omschreven als een ‘blik vanuit de kunst op de kerk.’ Of, wat uitvoeriger: ‘het registreren van de geloofsbeleving van de mens achter de brede instituties van de kerken in Nederland door middel van beeldende kunst’ in de afgelopen vijfentwintig jaar. En waarmee opent het boek? Met een situatieschets door cultuurtheoloog Frank Bosman over – zoals de ondertitel luidt – ’kerk, cultuur en geloven in Nederland aan het begin van de eenentwintigste eeuw.’ En wat vormt het eind? Een beeldessay over kunst in buitenlandse kerken, met onder meer een installatie die in de slipstream van de Documenta 2012 in Kassel te zien was in de Sankt Elisabeth Kirche.

Maar wat tussen deze, zullen we maar zeggen extra’s in zit, valt niet te versmaden en biedt een blik op een thematiek waar inmiddels zo’n zeshonderd kerken binnen de Protestantse Kerk Nederland en vierhonderd rooms-katholieke kerken zich mee bezighouden: hedendaagse kunst in de kerk. Dieper op de inhoud van het onderwerp ingaand dan het Handboek voor kunst en kerk dat dit voorjaar verscheen en dat meer een praktisch handboek wilde zijn. En daarom ook voor een breder publiek toegankelijk.

Hedendaagse kunst in Nederlandse kerken 1990-2015

Videowerk van Eamonn Harnett (1989) in de Thomaskerk te Amsterdam (2014-2015).

Inhoud

Aan het begin zit een, gezien het uitgangspunt van het boek, ter zake doende inleiding van redacteur Joost de Wal zelf. Hij bespreekt onder meer de secularisatie, één van de redenen waarom kerk en kunst vaker toenadering tot elkaar zoeken en een gedeelde aandacht voor existentiële zaken die mensen binnen en buiten de kerk bezighoudt.

Hedendaagse kunst in de kerk ontmoet echter ook tegenwerking. Deze komt voornamelijk uit meer behoudende kringen. De een paar jaar geleden overleden voorman van kunst in de kerk, Regnerus Steensma, stelde dat men nog te vaak voorzichtig een thema tot uitgangspunt neemt voor kunst binnen een liturgische zetting en een kunstwerk niet voor zichzelf laat spreken, als een beeld naast het woord. Uiteindelijk verlegde hij zijn aandacht naar oude kerken. Henk Abma, oud-predikant van het Oude Kerkje in Kortenhoef, die thematisch werkte, heeft het wat hemzelf betreft zelfs over ‘wegpesten.’ Met één pennenstreek haalt hij gedesillusioneerd wat hij ‘af en toe nog aan kunst in kerken’ tegenkomt neer als zijnde ‘brave illustraties.’

Voorbeelden

Ten onrechte, blijkt uit het vervolg van het boek. Dat blijkt uit tijdelijke tentoonstellingen die worden genoemd, met onder meer werk van Joseph Semah in de Utrechtse Domkerk in 2011, of uit permanente kunst in de vorm van bijvoorbeeld glas-in-loodramen van Jan Dibbets in Wijlre, Ransdaal en Amsterdam, en van Marc Mulders in onder andere Rhoon. En als er dan nog een ‘uitstapje’ wordt gemaakt, dan is dat om bijvoorbeeld uit te leggen hoe de regelgeving met betrekking tot liturgische kunst in rooms-katholieke kerken in elkaar zit. Liturgische kunst – nog een extra ingang die buiten de oorspronkelijke doelstelling valt: het beschrijven van de relatie tussen hedendaagse kunst en kerk in Nederland gedurende de periode 1990-2015.

Aan de ene kant is het jammer dat het boek daardoor wat aan strakheid mist. Aan de andere kant blijkt er wél uit, dat er in de kerk niet (meer) benauwd wordt gedacht; ‘de kerk is deel geworden van de kunst’, schrijft De Wal. En dat lijkt zowel de kunst als de kerk alleen maar ten goede te kunnen komen. Al zijn er ook angstige geluiden te lezen wat de toekomst betreft: ‘Het zal moeten blijken of de landelijke hausse aan recente ontwerpen een laatste poging is geweest om de kerk te revitaliseren, of het begin van een nieuwe ontwikkeling’, aldus kunsthistoricus Evelyne Verheggen. Het laatste valt te hopen. Dat dit boek daar qua ideevorming en achtergrondinformatie een bijdrage aan mag leveren.

Uitgever: Lecturis
Prijs: € 29.50
Bladzijden: 208
Illustraties: 150
ISBN: 978-94-6226-112-9

Theater / Reportage
special: Dans en theater op Lowlands 2015

Buiten de bands om

Meer dan andere grote popfestivals in Nederland profileert Lowlands zichzelf als multidisciplinair. Toch blijft de niet-muzikale programmering in de pers wat uit het zicht. Dansfotografe Marjolijn vond dat hier verandering in moest komen en toog met theaterredacteur Daniël naar Biddinghuizen voor een dag festivaltheater.

Het Lowlandsterrein heeft meerdere plekken waar de theaterliefhebber zijn toevlucht kan zoeken. In eerste instantie is er de Juliet, de grote theatertent richting de Alpha, maar in de Romeo staat naast het literair aanbod ook jong cabarettalent geprogrammeerd. Daarnaast is er tot diep in de nacht straattheater op het Theaterplein, waar naast fysiek theater bijvoorbeeld ook bokswedstrijden te bewonderen zijn. Het animo verschilt enorm: voor sommige dansvoorstellingen moet actief voor aanvang publiek geworven worden, maar bij grote cabaretnamen als Pieter Derks heb je geluk als je na een lange tijd in de rij een plekje kunt bemachtigen.

Korte explosies en dito verhalen

Voor de eerste voorstelling waagde 8WEEKLY-delegatie zich aan een optreden van Juan Manuel Fernández Montoya, beter bekend onder de artiestennaam Farruquito. De Andalusiër met de imposante zigeunermanen stamt uit een beroemde flamencofamilie en op vijfjarige leeftijd stond hij al op Broadway. Onder begeleiding van een gitarist, een percussionist, twee zangers en een zangeres danst Farruquito in hoofdzaak alleen, al betrekt hij de vocalisten ook bij zijn grotendeels geïmproviseerde passen. De flamenco van Farruquito is een merkwaardige dans, waar lange voorbereidingen worden opgevolgd door korte, explosieve exposés van virtuoos voetenwerk, doorgaans gevolgd door luid applaus, waarna de volgende (spannings-)opbouw wordt ingezet. Tussen twee dansen door brengt de zangeres Mari Vizarraga, die in eerste instantie vrij timide haar stoel verlaat, vol statuur en expressie een lied ten gehore. De schrijver van dit stuk is nu vastbesloten zijn kennis van de Spaanse taal op te halen: de emotionele zang maakt benieuwd naar de betekenis van de tekst.
Van een geheel andere orde is Uitgelezen Verhalen in de Romeo. In het initiatief, geïnspireerd door het New Yorkse Selected Shorts, dragen acteurs korte verhalen uit van auteurs; de schrijver van een tekst is immers niet altijd de beste voordrachtskunstenaar. Op het programma stonden de korte verhalen ‘Sredni Vashtar’ van de Britse schrijver Saki, vertolkt door Marcel Faber, ‘Op Kamers’ van de Russische meester Anton Tsjechov, voorgedragen door Joske Koning, en van eigen bodem ‘De Jongen met het Mes’ van Remco Campert, tot leven gebracht door Sadettin Kırmızıyüz. De drie totaal verschillende verhalen werden afgewisseld met korte optredens van Konings band The Selfkickers. De muziek van het trio staat volledig in het teken van Johnny van Doorn, de dichter die als Johnny the Selfkicker vanaf de jaren zestig furore maakte met hoog-expressieve gedichten als ‘Een magistrale stralende zon ‘ en ‘Kom toch eens klaar klootzak’. Er is geen groter verschil in gestalte denkbaar tussen de frêle Koning en de woeste reus Van Doorn die zichzelf tijdens zijn voordrachten in extase schreeuwde. Toch weten The Selfkickers met geïmproviseerde muziek als begeleiding van de gedichten een eerbetoon aan Van Doorn te brengen dat zowel recht doet aan zijn werk als blijk geeft van oorspronkelijkheid.

Van duisternis naar een helder blauwe lucht

De choreografie The Black Piece van Ann van den Broek en Ward/waRD opent begin oktober, samen met INSIDE OUT van Conny Jansen Danst, de Nederlandse Dansdagen. De voor Lowlands ietwat aangepaste voorstelling begint in het aardedonker, waarna een cameraman vervolgens het podium aftast en zijn vondsten in stijlvol zwart-wit op het achterdoek verschijnen. De dansers verkennen de verschillende dimensies van duisternis, als het terrein van mysterie en onwennigheid, maar ook als een plaats voor geborgenheid en intimiteit. Ook de repetitieve soundtrack van Arne van Dongen is enerzijds onwennig, maar creëert tegelijkertijd een roes van vertrouwen. Het lustig dansen naar de camera resulteert in een soort videoclip-esthetiek, ongemakkelijk en uitdagend. In het slotdeel wordt een spel gespeeld tussen de veronderstelde gelijktijdigheid van het camerawerk en de dans, wat een droomachtig effect geeft. The Black Piece geeft het donker een eigen gezicht, maar het is een Janusgezicht: teder, maar ook bedrieglijk. Om geheel pretentieloos Nietzsche te parafraseren: als je lang genoeg in de duisternis kijkt, kijkt de duisternis ook in jou.
Over anderhalve maand wordt tijdens de Nederlandse Dansdagen duidelijk of het duister verguld wordt: The Black Piece is naast Inside Out en Thin Skin van het Nederlands Dans Theater door de Vereniging voor Schouwburg- en Concertgebouwdirecties genomineerd voor de Zwaan voor meest indrukwekkende dansproductie en Andreas Kuck van WArd/waRD maakt kans op de Zwaan voor meest indrukwekkende dansprestatie.

Deze duisternis wordt doorbroken in David Middendorps choreografie Flyland 2, uitgevoerd door een danser en danseres van Another Kind of Blue. Middendorps kenmerkende multimediale stijl was al onder andere te zien in de Paradevoorstelling Newton’s Duet, met danser en drone, en tijdens zijn voorstelling op Oerol in 2014. Internationale faam verkreeg Middendorp echter door America’s Got Talent, waar hij en Another Kind of Blue als tiende eindigden; het resulteerde er zelfs in dat de voorstelling dit najaar in slechts vierenveertig dagen veertig keer wordt opgevoerd in de Verenigde Staten. Middendorp verkent technologie in zijn choreografieën als een extensie van het lichaam, waarbij de onmogelijkheden van het menselijk lichaam worden opgeheven en nieuwe perspectieven zich voordoen. In Flyland 2 is de mogelijkheid om te vliegen een helder thema. Het koppel wordt vluchtig als gas, vliegt mee op de vleugels van een vogel, valt en verdwijnt tussen de wolken. Door grondopnames op het achterdoek te projecteren wordt een opmerkelijk spel gespeeld met de ruimte; juist doordat de dansers plat over de grond te kronkelen wordt een illusie van zweven gecreëerd. Animaties van de lucht en helikopteropnames van Flevoland geven een hommage aan het Hollandse polderlandschap. De voorstelling is misschien wel de letterlijkste interpretatie van A Campingflight to Lowlands Paradise.

Foto’s en tekst mogen niet gebruikt worden zonder schriftelijke toestemming van de redacteur en fotograaf. Photos and text may not be used without written permission by the writer and photographer. 

Boeken / Fictie

Vluchtelingen toen in bijzondere roman

recensie: Dola de Jong - En de akker is de wereld

Ook al klinkt En de akker is de wereld als titel niet echt wervend en stamt deze roman van Dola de Jong uit 1945, toch is de heruitgave in zekere zin een unicum.

Om te beginnen is het voor die tijd al aardig gedurfd dat duidelijkheid over personages en situatie pas naderhand wordt gegeven. De handeling begint pardoes op een nog vage plek in een nader te bepalen tijd. De voorgeschiedenis blijkt te zijn dat net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog Aart en Lies in een opgekrikte woonwagen de wijk naar het zuiden nemen. Her en der pikken ze wat kinderen op die overal vandaan op de vlucht zijn geslagen. Terwijl in Europa de oorlog in volle gang is, raken ze verzeild in Tanger. De Spanjaarden spelen in afwachting van de Duitsers de baas in de melting pot van Arabieren, vluchtelingen, avonturiers en spionnen. De refugiés stellen alle hoop op een dure plek op een overvolle boot naar Lissabon. De link met de actualiteit is snel gelegd.

Voorlopig probeert Aart op een gehuurd akkertje te verbouwen wat Lies op de markt te gelde kan maken, maar ‘de grond nam en gaf niets’. Hoe de kinderen ook de godganse dag emmers water uit een verderop gelegen put aanslepen, wat de Arabieren lukt, mislukt Aart, die nu eenmaal ‘het blijmoedige geduld miste, de fatalistische levenshouding’. Hans, de oudste van de kinderen, neemt het gezag over als Aart, onnodig en niet voor het eerst, in de gevangenis is beland.

Prettige vaart

Opmerkelijk is dat de roman nergens gedateerd aandoet, vooral door De Jongs stijl van schrijven. Heel af en toe passeert een woord of zinsnede die anno nu niet meer zo in zwang is. Ouderwets lange zinnen schrijft ze niet, wat aansluit bij het perspectief van de kinderen die de ziel van het verhaal vormen. Zij zijn op hun manier kort en kernachtig van stof, wat door De Jong sterk wordt getroffen. Bovendien laat ze zinsdelen weg die uit de hoofdzinnen al blijken, wat een prettige vaart oplevert. Vaart is ook te danken aan het perspectief dat dan weer bij de een, dan weer bij de ander ligt. Daardoor is er niet echt een hoofdpersoon aan te wijzen, hoewel Hans er gaandeweg het meest voor in aanmerking komt.

Met betrekking tot Hans tekent zich door het verhaal heen een dunne plot af, die zich op het eind ontknoopt. Het merendeel van de roman is in zekere zin een coming of age van de kinderen. Deze bestrijkt weliswaar een paar jaar, maar die tijd wordt dan ook wel doorgebracht in uitzonderlijke omstandigheden: een vreemde stad in chaos, een wereldoorlog die aan de horizon te horen is en jonge lotgenoten die door louter toeval een min of meer samenhangende groep vormen.

Van nabij meegemaakt

Deze complexe situatie wordt door de schrijfster dicht op de huid geobserveerd en beschreven. Zo draagt haar verhaal in zijn couleur locale van onversneden werkelijkheid een subtiel documentair karakter. De Jong heeft er dan ook duidelijk deel van uitgemaakt. Bovendien leeft zij zich zo sterk en soepel in de kinderen in, dat zij die stuk voor stuk van nabij meegemaakt lijkt te hebben. Het nawoord van uitgever Eva Cossée vertelt dat De Jong, Joodse van origine, in 1940 net voor de inval van de Duitsers ijlings het land verliet en via Frankrijk in Tanger verzeild raakte. Daar leerde ze een kreupel kind weer goed lopen, wat herinnert aan Pierre, een van de romankinderen. We nemen van haar aan dat de ellende voor de vluchtelingen heel wat erger was dan de roman beschrijft. ‘De armen stierven als ratten in de straten.’

Naar maatstaven van vandaag zou de roman iets bondiger uitgepakt mogen hebben, hoewel het weldadig is hoe de schrijfster tijd en ruimte neemt voor het neerzetten van de veelal levendige scènes en de verbanden daartussen. De roman boekte veel succes in Amerika, haar land van aankomst, en gaat daar nog steeds over de toonbank. Bij ons verscheen En de akker is de wereld in 1947, won een literaire prijs en werd zo goed als vergeten. Het is niet meer dan een daad van rechtvaardigheid de roman een herkansing te geven.

Boeken / Fictie

In het hoofd van een stalker

recensie: Christian Oster (vert. Kiki Coumans) - In de trein

Gelukkig bestaan er nog onafhankelijke, kleine uitgeverijen die een niet alledaags en tamelijk onbekend proza durven uit te geven. Studio 3005 komt met In de trein van de Franse auteur Christian Oster. Een fraai verzorgde uitgave over een ongemakkelijke zoektocht naar de liefde.

Die zoektocht begint met de prikkelende beginregels: ‘Op een dag stond een man van gemiddelde lengte op een perron met een heel zware tas in zijn hand. Die man was ik, maar het was niet mijn tas. Die was van een vrouw. En de tas was zwaar omdat er boeken in zaten’. Een wonderlijke start van een voortslepend relaas van de naar liefde hunkerende Frank die op een treinstation de vooralsnog afstandelijke Anne ontmoet.

Bedreigende buitenwereld

Frank is een lonely soul die zich graag op stations ophoudt om vrouwen te observeren en eventueel aan te spreken. Een wat raadselachtige, opdringerige man die door iedereen afgewezen of genegeerd wordt. Toch is hij in zijn doorlopende bespiegelingen een meeslepend verteller. Hij analyseert elke gedachte uitvoerig en probeert iedere verandering in zijn omgeving tot op het bot te verklaren. In het hoofd van Frank wordt de buitenwereld beleefd als een bedreigende en onbetrouwbare werkelijkheid waarin je nooit voldoende op je hoede kunt zijn.

Frank ziet Anne op het perron staan met een zware tas in haar hand en vraagt zich af waarom ze de tas niet op de grond zet. Na wat omzichtige bewegingen spreekt hij haar aan en biedt aan de tas van haar over te nemen. Het eerste zaadje van de toenadering is gezaaid. In de trein worden een paar woorden gewisseld maar blijft het contact tot een minimum beperkt. Ondertussen razen de gedachten – veel twijfels en verwachtingen – in Franks hoofd maar door.

Onderkoeld proza

Het voortdurende ongemak waarmee Christian Oster de lezer aan zich weet te binden, is de reden om door te blijven lezen. De dubieuze voorwendselen die Frank gebruikt om zich aan Anne op te dringen zorgen voor een beklemmende atmosfeer en voeden de verwachting dat hij afgewezen zal worden. Maar Frank heeft z’n zinnen gezet op deze vrouw, hij wil opgemerkt worden, hij wil haar liefde, en ja, hij wil ook seks. Dat hij een stugge volhouder is, maakt dat het onderkoelde proza eerder afkeer dan bijval oproept.

Het ongemakkelijke effect wordt extra benadrukt door het weglaten van interpunctie in de spaarzame dialogen. Net als Franks gedachten sijpelen die gesprekjes haast ongemerkt door en vormen samen een treurigstemmende weerslag van een obsessief persoon die op doortastende wijze zijn doel weet te bereiken. In tegenstelling tot wat de uitgever in de flaptekst beweert, wordt deze hoofdpersoon op geen enkel moment een ‘innemende antiheld’. Het is vooral plaatsvervangende schaamte die de overhand heeft bij het lezen van dit nogal liefdeloze verhaal.

Als dat de bedoeling van de schrijver is geweest, moet In de trein beoordeeld worden als een geslaagde novelle: de geforceerde wisselwerking tussen twee zoekende zielen is, hoe ongemakkelijk ook, doeltreffend weergegeven in dit uiterst verwarrende boekje.

Boeken / Non-fictie

Drugadvies van Filemon

recensie: Filemon Wesselink en David Bezemer - Drugs voor junkies en dummies: alles wat je zou moeten weten over de meest voorkomende soorten drugs.

Of je het nu afzweert, af en toe gebruikt of regelmatig: Drugs voor junkies en dummies is hoe dan ook interessant. Filemon Wesselink en David Bezemer geven in het boek een beeld van wat er zoal voor drugs zijn en wat ze met je doen.

Voor Spuiten en slikken experimenteerde Wesselink met diverse gangbare en minder gangbare drugs. De kennis en ervaring die hij opdeed heeft hij samen met Bezemer, voormalig regisseur van het BNN-programma, verzameld en gebundeld. Het resultaat is Drugs voor junkies en dummies: een gids waarin de meest voorkomende drugs worden besproken. Wesselink en Bezemer behandelen in ieder hoofdstuk een andere drug middels dezelfde structuur: aan de hand van ervaringsverhalen, geschiedenis en de wet, gebruikswijze, dosering, effecten, risico’s, de kans op verslaving en gebruikstips trachten de auteurs meer helderheid te geven over een bepaald type drug. Dit maakt de gids tot een bruikbaar naslagwerk wanneer je zelf wilt experimenteren.

Achtergrondinformatie

Ook als je niet van plan bent te zelf drugs te gebruiken heeft de gids veel te bieden. In plaats van zelf drugs te nemen, kun je ook de ervaringsverhalen lezen. Anders dan de soms wat droge opsommingen over de effecten en risico’s (deze komen voor veel drugs overeen, maar worden in ieder hoofdstuk herhaald) lees je hier hoe je een drug werkelijk beleeft. Meestal zijn deze verhalen van Filemon. Hij vertelt over zijn ervaringen met alcohol, nicotine, cannabis, xtc, coke, speed, heroïne, ghb, paddo’s, lsd, ayahuasca, lachgas, poppers en smartshopdrugs.

Deze ervaringsverhalen zijn erg eerlijk; hij vertelt zowel over de soms geweldige effecten als over de nare bijwerkingen. Waar Filemon zich echter niet aan wilde wagen, is crack. Het verslavingsrisico hiervan is namelijk enorm. Filemon vertelt over Jaap, een gebruiker die hij tegenkwam toen hij een paar dagen een zwerver volgde voor Try before you die. Nog maar 25 en na een jaar gebruiken alles al kwijt. Hij sliep in een leeg kantoorpand. Jaap geeft toe eigenlijk te moeten stoppen, maar als Filemon hem een jaar later weer tegenkomt is hij veranderd in een ‘stellage bestaande uit botten waar wat los vel overheen lubberde.’ Een krachtig beeld van de keerzijde van druggebruik.

Oordeelloos

Ook de stukken die betrekking hebben op de geschiedenis en wetgeving zijn vaak opzienbarend. Veel drugs hebben door de jaren heen verschillende toepassingen gehad. Zo werd cocaïne in de negentiende eeuw als wonderdrug aan de man gebracht. Als middel tegen onder andere hoofdpijn, keelpijn en buikkramp werd het zelfs voorgeschreven aan baby’s en kleine kinderen. Ook soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen pillen die cocaïne bevatte. Deze pillen zouden van een angsthaas een moedig man maken.

Net als we van Spuiten en slikken gewend zijn, oordelen Wesselink en Bezemer niet. Natuurlijk bespreken ze de mogelijke gevolgen van drugsgebruik. Zoals de auteurs het zelf stellen bestaat er niet zoiets als echt veilig gebruik van harddrugs, maar het is wel mogelijk om de risico’s zoveel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld door verschillende drugs niet door elkaar te gebruiken, door je drugs te laten testen en door verstandig om te springen met de dosering. Bezemer geeft in zijn nawoord te kennen dat goede, objectieve informatie volgens hem een van de belangrijkste zaken bij het voorkomen van problemen rond drugsgebruik is. Boeken als deze kunnen daar zeker aan bijdragen.

Boeken / Non-fictie

Niets anders doen dan God danken

recensie: Søren Kierkegaard (vert. Michal van Zelm) - Mijn schrijverswerkzaamheid

Bij de kleine uitgeverij Damon verschijnen sinds 2006 in de reeks ‘Kierkegaard werken’ verzorgde uitgaven met daarin het verzameld werk van de Deense voorloper van het existentialisme. In het elfde deel, getiteld Mijn schrijverswerkzaamheid, is Kierkegaards interpretatie van zijn eigen werk opgenomen.

Søren Kierkegaard (1813 – 1855) moet wel de bekendste Deense wijsgeer zijn. De invloed van deze ‘eerste existentialistische filosoof’ in de geschiedenis bleef eerst beperkt tot de Scandinavische landen, waar onder meer de Noor Henrik Ibsen zijn ideeën waardeerde. Maar sinds Kierkegaards werken ook naar andere Europese talen vertaald zijn, heeft hij een blijvend stempel op ook de twintigste-eeuwse filosofie gedrukt: zonder Kierkegaard zouden bijvoorbeeld Martin Heidegger en Jacques Derrida anders gedacht hebben.

Aan wat het einde van zijn leven zou blijken begon Kierkegaard een soort autobiografie te schrijven, die in drie verschillende versies te vinden is: het manuscript van De gewapende neutraliteit is afgemaakt in 1849, waarvan in 1851 delen terecht kwamen in Over mijn schrijverswerkzaamheid; beide stukken werden uiteindelijk opgenomen in het postuum gepubliceerde Het gezichtspunt voor mijn schrijverswerkzaamheid. Hierin probeert Kierkegaard de eigenaardigheden van zijn bibliografie te verklaren. Centraal staat de verhouding tussen zijn filosofische en theologische werken.

Filosoof en theoloog

In de jaren veertig van de negentiende eeuw was Kierkegaard ongekend productief. Hij publiceerde het ene na het andere werk, waarvan vooral Of/of en Vrees en beven bij een breder publiek bekend zullen zijn. Dit zijn beide filosofische werken, die Kierkegaard onder pseudoniem publiceerde, zoals hij met alle boeken en artikels van dit ‘genre’ deed. Zijn theologische bijdragen verschenen daarentegen wél onder zijn eigen naam.

Wij kennen Kierkegaard vooraleer als filosoof, en minder als theoloog. Ook in zijn eigen tijd was dat zo. Daarom stelde hij zich in 1848 ten taak zijn schrijverschap te verklaren, wat in feite misschien neerkwam op zijn religieuze kant verdedigen. Want dat is de centrale stelling in Mijn schrijverswerkzaamheid: hoewel Kierkegaard als auteur twee paden beloopt, is zijn werk in eerste instantie religieus en moet ook zo begrepen worden. Het filosofische werk is de voorbereiding op het ingewikkeldere theologische werk.

Kennis vereist

In Mijn schrijverswerkzaamheid is goed te zien hoe Kierkegaard zijn publicaties doordacht heeft, hoe de een als voorbereiding moest gelden voor de ander, oftewel: wat het plan achter die publicatiewoede is. Wat dat betreft is het typerend dat Het gezichtspunt van mijn schrijverswerkzaamheid eindigt met de woorden ‘om onafgebroken niets anders te doen dan God te danken’: daar zit het hele antwoord in vervat.

Daar moet echter wel bij opgemerkt worden dat Mijn schrijverswerkzaamheid flink wat kennis van en waardering voor Søren Kierkegaard vereist. Voor andere lezers is dit hoogst originele ‘egodocument’ niet interessant. Eerst de rest, dan deze.

 

 

Muziek / Interview
special: The Cosmic Carnival

Zo moet het klinken

Op een zonnige namiddag in augustus spreekt 8WEEKLY met een afvaardiging van The Cosmic Carnival op een oude schuit in de haven van Spakenburg. Dit naar aanleiding van het op 28 augustus a.s. te verschijnen live-album A Night At The Carnival & The Cosmic Carnival Express.

Op de UWK67 ontmoeten we de bandleden Nicolas Schuit, Kaj van Draiel en Ronald de Waard. Ze zijn in gezelschap van Menno Timmerman namens het platenlabel en Paul Schuurman, die verantwoordelijk is voor de techniek van de live-opnames die gaan verschijnen. Schuurman is geen onbekende op dit gebied. Hij deed dit werk onder anderen met Ilse de Lange en werkte samen met Herman Brood. Het woord wordt voornamelijk gedaan door Nicolas Schuit, de voorman van de band, liedjesschrijver, gitarist en zanger. De delegatie van de band heeft er net een sessie met Schuurman op zitten in zijn studio. Ze schaafden hier aan het beeldmateriaal dat met negen camera’s is geschoten van de twee concerten, dat de basis vormt van het nu te verschijnen live-album.

Twee live platen

Eigenlijk zijn het zelfs twee live-albums: de eerste is opgenomen met de harde kern van de band – met zeven leden, en de tweede voluit – met elf bandleden. Op vinyl zullen ze ook gescheiden op de markt komen met cd. Het losse cd-formaat zal beide albums bevatten, vertrouwt Timmerman ons toe.

Om niets aan het toeval over te laten, is Paul Schuurman ingehuurd. Op de studioalbums klonk de band nooit zoals ze live speelden. Dat prachtige live-gevoel moest nu maar eens goed vastgelegd worden. 8WEEKLY mocht natuurlijk alvast luisteren en we kunnen met een gerust hart zeggen, dat The Cosmic Carnival nu klinkt zoals ze zou moeten klinken, als je de band ooit live hebt mogen meemaken. Dit is met recht het geluid van de band! Hulde aan de techniek, maar natuurlijk ook aan de band zelf, die twee uitmuntende concerten speelde.

De eerste live-plaat bevat vooral muziek van het tweede album, getiteld Mon Cher Amour, maar nu zoals het echt moet klinken. Het Express-album bevat eigenlijk alleen maar muziek die de band nog nimmer vastlegde, maar live regelmatig speelt. Twee gezichten in één fraaie release.

Onvermijdelijk gaan we even terug naar het moment waarop ondergetekende voor het eerst kennismaakte met de band. Dat was in januari 2014 in Eindhoven in Grandcafé Meneer Frits in de tijd tussen hun eerste (Change The World Or Go Home) en tweede (Mon Cher Amour) in eigen beheer uitgegeven albums. Ze speelden toen een akoestische show.

DSC_8904

In gesprek

“Als tiener hield ik van Metallica en Iron Maiden. Pas toen het uitging met mijn toenmalige vriendinnetje, werd ik als het ware de jaren zestig in gezogen door de film The Big Lebowski. De muziek van Creedence Clearwater Revival, waar mijn moeder me vroeger naar probeerde te laten luisteren, kwam ineens binnen in mijn hart (ze had dus toch gelijk!). Het luisteren naar tijdgenoten als The Grateful Dead (wijzend naar de naam van deze legendarische band op zijn T-shirt) en The Band, die speelden op Woodstock, maken de lijst met de meest voor de hand liggende beïnvloedende bands voor The Cosmic Carnival compleet,” zo vertelt Nicolas Schuit ons.

“De muziek, waarbij het om de muziek ging, was in de jaren zestig mainstream. Dat is zo verwonderlijk, en dat is de muziek die ons tot op heden beïnvloedt. De muziek waarbij wij ons thuis voelen. Zo bijzonder is onze muziek niet.” Schuurman gaat er tegenin: “Wat jullie maken is wel degelijk uniek: uniek voor deze tijd. Velen zullen jullie nog gaan volgen, maar nu lopen jullie voorop!” De aanwezige bandleden laten het knikkend en welwillend over zich heen komen, terwijl ze toch een beetje de schouders ophalen. Meer een “als jullie dat vinden, dan zal dat wel zo zijn…”.

“Zeven jaar geleden begonnen we met de band, maar ik had toen nog nooit voor publiek gezongen,” aldus Schuit. “Dus dat we het geluid van het podium niet konden vastleggen in de studio, is niet zo vreemd. Wij hadden toen ook geen idee.” De band staat nu aan de vooravond van een drietal optredens op het Sziget festival: twee festivaloptredens en één intieme show.

Leven van muziek

“In de muziek is het momenteel heel moeilijk om geld te verdienen, tenminste in Nederland. En de invloed van de maatschappijen is momenteel vrij groot, vind ik. Kijk naar een Jett Rebel; het is een prima muzikant, maar hij wordt toch beïnvloed, omdat hij in de belangstelling staat. In zijn nieuwste uiting, een documentaire, zie je dat terug en weet hij dichter bij zichzelf te blijven. Het idee leeft dat muziek gratis is, maar toch gaat het weer veranderen. We zitten alleen in een golfbeweging en misschien zitten we nu net even in de verkeerde golf.”

“Muziek is mijn leven. Ik kan niet met minder muziek leven. Ik heb stress, omdat ik alleen maar meer muziek wil maken. Maar van de muziek leven is lastig. We doen in de zomer zo’n twee shows per week en in de winter wat minder. Clubshows zijn lastiger voor artiesten om tussen te komen; in de zomer zijn de festivals makkelijker. Je moet voor een club eerst opvallen of een radio-hit scoren. Daar word je dan weer door beïnvloed.”

Deze live-plaat wordt nu voor het eerst door een grote platenmaatschappij uitgebracht. Nu moet het natuurlijk wel worden opgepakt om een succes te worden. “Of het nu wel of niet wordt opgepakt, over zeven jaar maken wij nog steeds muziek. Wij maken muziek met bezieling.”

Meer op de radio?

Zou je wat aan de muziek willen veranderen om meer op de radio gedraaid te worden?
“Ik vind dat het van binnen nergens over gaat. Een nummer dat een hit wordt, is niet per definitie beter dan nummers die geen hit worden. Het voelt allemaal veel meer als een spelletje. Wij zijn er niet mee bezig. Wij zijn als muzikanten alleen maar bezig met een vette show spelen. Niet met hoe het zou klinken en hoe het anders zou moeten om er meer door gedraaid te worden. We willen ons niet aanpassen, anders zouden we nu ook niet met een live-album komen.”

Schuurman: “Het is wel een geweldige band. Wat zij live kunnen is echt geweldig. Je weet niet wat je meemaakt. Ze doen je versteld staan. Wat ze in Talia deden was echt geweldig.”

Welke bands van nu vinden jullie goed, wat beïnvloedt je daarvan?
“My Morning Jacket, Edward Sharpe and the Magnetic Zeroes, DeWolff en Will and the People, die ook op ons eigen festival spelen. Op het festival Once Upon A Time In The West presenteren we ook dit nieuwe album.” Dagkaarten voor dit festival zijn op 8WEEKLY te winnen.

Wanneer kunnen we wat nieuwe nummers verwachten van The Cosmic Carnival?
“Nick heeft wat demo’s gehoord van Herman Brood. Het zijn wat reggae-nummers, die ook nog zullen worden uitgebracht. Het zou leuk zijn en passen bij The Cosmic Carnival, om daar ook wat mee te doen, als de nieuwe documentaire van Herman gaat verschijnen.” Op het live-album A Night At The Carnival staat één studiotrack: de nieuwe single ‘A Thousand Miles’.

Waarom heten jullie The Cosmic Carnival?
“We willen niet in één hokje passen, we wilden een naam die de lading zou dekken. We kunnen gewoon alles maken, niet één soort muziek.”

Live in Nederland:
22 augustus De Parade, Amsterdam
29 augustus Once Upon A Time In The West, Rotterdam