Eva
Boeken / Kunst / Boeken / Kunstboek / Non-fictie

Bijbelvrouwen in een ander perspectief

recensie: Paul Sterk en Lilith - Over hoeren en madonna's. Bijbelvrouwen in een ander perspectief.
Eva

‘Over hoeren en madonna’s’, zo luidt de titel van de dichtbundel/het fotoboek van Paul Sterk en Lilith. De ondertitel, ‘Bijbelvrouwen in een ander perspectief’, klinkt al iets subtieler. Ook de inhoud van dit boekwerk laveert tussen fijnzinnigheid en grover geschut.

“Het zijn niet de omstandigheden die ons dwarszitten, maar onze vooroordelen hierover.” Met dit citaat van Marcel Aurelius (vroegere keizer van het Romeinse Rijk) opent het boek Over Hoeren en Madonna’s van dichter Paul Sterk en kunstfotografe Lilith. Beide kunstenaars slaan met deze uitspraak een brug naar de clichématige denkbeelden over vrouwen. Om die te bestrijden zetten ze een twaalftal Bijbelse vrouwen centraal. Sterk: “Het is onze bedoeling om Bijbelse vrouwen vanuit een ander, eigentijds perspectief te benaderen.”

Onafhankelijk

De Bijbelse thematiek is beiden niet vreemd. Sterk: “Verwijzingen naar de Bijbel zie je vaker terug in mijn werk, o.a. in de roman ‘Apostel van Tricht’.” Twaalf sonnetten schreef hij over Bijbelse vrouwen, voor de foto’s benaderde hij kunstfotografe Lilith (pseudoniem voor Henriette van Gasteren), die eerder verantwoordelijk was voor de fotoserie ‘I Could’ve Had Religion’. Onafhankelijk van elkaar gingen dichter en fotografe — beiden afkomstig uit Noord-Limburg — te werk. Sterk: “We hebben elkaar de foto’s en sonnetten pas laten zien toen ze klaar waren. Van beïnvloeding is dus geen sprake; de gedichten zijn niet gebaseerd op de foto’s of omgekeerd.”

Tragisch

De sonnetten van Pauk Sterk betreffen o.a. de Bijbelvrouwen Eva, Izebel, Delila, de Samaritaanse vrouw, en Maria Magdalena. Ze zijn vaak verrassend van invalshoek en met een fijne pen geschreven. Sterk dicht in een transparante en verhalende stijl, waarbij hij soms een loopje neemt met de werkelijkheid — als daarvan al sprake is, natuurlijk. In een interview met de Limburger zegt hij hierover: “Soms heb ik de rollen met opzet omgedraaid. Dan wordt Eva niet de lieflijke vrouw onder de appelboom naast Adam, maar de meest tragische vrouw van deze wereld die voor eeuwig de last draagt dat wij mensen uit het paradijs zijn verjaagd en sterfelijk zijn geworden.”

Scheidslijn

Liliths fotografie is op zijn minst opvallend te noemen. Het valt te prijzen dat ze niet kiest voor de makkelijkste weg. Ze figureert zelf — vaak naakt of halfnaakt — op de twaalf afbeeldingen die variëren van subtiel, provocatief, tot choquerend. Erotiek en humor spelen een belangrijke rol. Op de afbeelding van Eva hangt ze miniem gekleed in het struikgewas, met een hand in haar slipje. Bij het sonnet over Rachab staat ze in haar blote bibs voor het raam, met een rood koord dat ze vanuit haar bilspleet uit het venster laat hangen “zodra Jericho was overwonnen”, en op de afbeelding bij Izebel wordt ze “verslonden” door een hond. Om zichzelf aantrekkelijker te maken voor het dier smeerde ze zich van tevoren in met leverworst, zo zegt ze in een interview met de Limburgse tv-zender L1. Het moge duidelijk zijn: Lilith houdt er een geheel eigen wijze van werken op na. Haar beeldtaal is sterk, maar sommige prenten roepen ook enige weerzin op.

Aan het eind van het boek prijkt een groepsfoto van vijftien Nederlandse vrouwen, waaronder een prostituee, een non, een transgender, een moslima en een lesbienne — allemaal in hun alledaags kloffie, dus het is aan de toeschouwer om te ontwaren wie wie is. “Waar ligt de scheidslijn bij deze vrouwen?” vragen de auteurs zich af. Sommige vrouwen op de foto wisten zelf na afloop niet wie de ander was, dus voor hen is dit intrigerende fotoboek alvast geslaagd.

Over hoeren en madonna’s (2015)
Lilith, zelfportretten & Paul Sterk, sonnetten
Formaat: 17 x 24 cm, hardcover
48 pagina’s, 15 illustraties in kleur
ISBN 978-90-6216-963-4

Muziek / Album

Kopje onder

recensie: King Midas Sound & Fennesz – Edition 1

Kevin Martin is een drukke muzikant, met vele alter ego’s. Recentelijk kondigde hij een serie samenwerkingen aan met andere artiesten, en een van zijn eigen dekmantels, King Midas Sound. Op Edition 1, inderdaad de eerste worp, werkt hij samen met de Oostenrijkse gitarist/laptopmuzikant Fennesz. Een heel spannende plaat levert dat niet op.

Vorig jaar maakte Kevin Martin als The Bug nog het wisselvallige Angels & Devils. De razende UK-hiphop en grime op de tweede helft maakte (soms erg grote) indruk, maar het atmosferische eerste deel miste spanning. Edition 1 heeft echter meer te maken met die eerste helft: het tempo blijft laag, en de nummers hebben iets weg van een redelijk tot behoorlijk wazige variant van triphop. De postdubstep-esthetiek van iemand als James Blake, of recentelijk Portico, zit er ook wel in. De eerste paar nummers pakken goed uit; ze klinken diep en bedwelmend. Door de fraaie zanglijnen zijn ze bovendien onopvallend melodieus, maar aanwezig genoeg om de aandacht erbij te houden.

Maar na een tijdje komt het wisselvalligheidsduiveltje weer om de hoek. Derde nummer ‘Waves’ eindigt in een minutenlange ambientuitloop; best fraai, maar spanningsloos. In elk geval is daar nog geen sprake van een onoverkomelijk probleem. Dat wordt anders met nummer zeven, ‘Above Water’, dat bijna veertien minuten lang door blijft zweven; bijna een kwart van de plaat lang. In dat krappe kwartier gebeurt er weinig. Ja, het nummer heeft wel iets hypnotiserends, maar je zou ook gewoon een dutje kunnen doen tijdens dat nummer.

Tijdens ‘Above Water’ zakt de plaat gewoon in, waarna ze maar moeilijk weer boven water komt (excusez le jeu de mots). Dat kost het duo punten. Er volgen nog twee langgerekte nummers waarin weer vocalen opduiken, maar het kwaad is geschied en de aandacht verslapt. Hulp van Fennesz of niet, Edition 1 heeft weer de wisselvalligheid die Martins vorige plaat teisterde. Hier had een heel sterke plaat in kunnen zitten, getuige de eerste nummers. Hopelijk wordt voor Edition 2 een medeplichtige gestrikt die Martin een trap onder zijn achterwerk geeft, voor een overtuigender en spannender eindresultaat.

 

 

Theater / Voorstelling

Daniël Arends in topvorm: “Alles wat ik hier sta te doen, is nep”

recensie: Daniël Arends - Carte Blanche

Wie ben je en wie wil je zijn? Wat is nep en wat is echt? Dat zijn de grote vragen in de show Carte Blanche van Daniël Arends. Door een imago aan te nemen, doe je zoals je wilt zijn. Maar dat is nep. De stoere motorchicks zijn ‘om te janken’, de backpackers komen er ook niet best vanaf. De toon is gezet. Al grappend en filosoferend vertelt hij over artistieke ontwikkeling, hypocrisie en verwachtingen.

Arends is slechts ‘een gast met een grote bek die niets zegt’, meent hij. Halverwege de voorstelling vertelt hij met een verhaal over zijn jeugd, waarmee hij halverwege kapt omdat hij er geen zin meer in heeft. Hij kijkt geërgerd op zijn horloge, omdat hij nóg een uur moet. Hij is door zijn stof heen, zegt hij, en besluit te kletsen met de toeschouwers.

Haat-liefdeverhouding met publiek

Met zijn harde en directe grappen maakt hij het publiek vaker belachelijk. ‘Je heet Joni? Wat leuk, dat betekent kutje in het Indisch!’ En terwijl Arends uitlegt hoe hij een meisje van veertien vingerde, zegt hij tegen een jongen: ‘Leuk hè, om hier met je moeder te zijn?’ Door te improviseren op reacties vanuit het publiek, is de grappenmaker op zijn best.

Ook zegt de artiest van zijn publiek te houden, maar de toeschouwer is telkens een geliefd mikpunt van zijn grappen. De cabaretier meent dat hij kan vertellen wat hij wil, het publiek lacht toch wel. En terwijl hij dit letterlijk zegt, lacht het publiek inderdaad. Daarmee houdt hij ons een confronterende spiegel voor.

Tweespalt en paradox

Aan het begin van de show zegt Arends dat hij er zin in heeft, halverwege vraagt de cabaretier zich af of hij niet moet stoppen. De artistieke ontwikkeling is op, want ‘dat adoptieverhaal is nu ook wel uitgemolken’.

Daarmee kijkt hij kritisch naar zichzelf: Arends was altijd de grote belofte, nu is hij een gevestigde naam die volle zalen trekt. Moet hij zo doorgaan? ‘Jullie denken een unieke show te beleven? Dat denken ze morgenavond ook. Het is allemaal nep!’. Ook in Carte Blanche is Arends weer de harde grappenmaker, maar hij laat ook zijn serieuze aard zien.

Fantasieën worden realiteit                                                                 

Want er zit een duidelijke moraal in de show. Aan het begin zeikt hij op kinderen, die fantaseren over wie ze later willen zijn. De jongen die later piloot wil worden, heeft gewoon een gebrek aan fantasie. Het wordt later toch niet wat je ervan verwachtte.
Aan het eind van de show concludeert Arends echter dat die jongen echt piloot is geworden, omdat dat is ‘wat de fantasie wou’. Je groeit naar wie je echt bent, besluit de cabaretier.

De boodschap die Arends in Carte Blanche wil meegeven, zit door de gehele show vervlochten. Toch overheerst die moraal niet. Door zichzelf ineens tegen te spreken, creëert het ‘kleine, bruine negertje’ een gordijn van verwarring. De toeschouwer krijgt de ruimte om zijn eigen conclusies te trekken. Dat houdt het luchtig.

Kunst / Expo binnenland

De schrijver verbeeldt

recensie: Bit Rot - Douglas Coupland

Er is veel aan te merken op de wereld waarin we leven – dat wordt met felle commentaren, hemelbestormende ideeën en bruut geweld dagelijks over ons uitgestrooid. Douglas Coupland heeft een andere manier gevonden: signaleren en naar je hand zetten. Zoals een schrijver hoort te doen.

Douglas Coupland (1961) is wereldberoemd geworden met zijn in 1991 gepubliceerde debuutroman Generation X. Een indringend portret van een groep jonge mensen, geboren in de jaren zestig, die gedesillusioneerd de consumptiemaatschappij ontvluchten en op zoek gaan naar zichzelf. Met de tijdgeest continue voor ogen heeft Coupland een substantieel literair oeuvre opgebouwd en zich tegelijkertijd aan de beeldende kunsten gewijd. In de tentoonstelling Bit Rot (benaming voor de spontane ontbinding van digitale data) toont hij zijn betrokkenheid bij de actualiteit in een uitgekiende reeks naar zijn hand gezette observaties.

Crime scene

Tropical birds (Columbine Cafeteria), 2003, courtesy of the Daniel Faria Gallery, Toronto

Tropical birds (Columbine Cafeteria), 2003, courtesy of the Daniel Faria Gallery, Toronto

Naast schrijver en beeldend kunstenaar is Coupland ook verzamelaar. Hij vult de expositie in Witte de With aan met stukken uit eigen collectie (van o.a. James Rosenquist en Jenny Holzer) die in kleur, vorm en betekenis naadloos passen in zijn persoonlijke vocabulaire. Dat roept direct de vraag op hoe het met de oorspronkelijkheid van deze kunstenaar zit. Een aantal werken van zijn hand vormen een directe verbinding met zijn verzameling, maar maken tegelijkertijd ook duidelijk dat inspiratie niet hetzelfde is als eenvoudige na-aperij. Het terrein waarop Coupland zich begeeft is van een popart-achtige dimensie, waarbij het citeren van anderen en het weergeven van doodgewone bijzonderheden tot opmerkelijke beelden leidt.

Die beelden beheersen vooral de wereld van globalisering, terreur, digitalisering, internet, sociale media en de daaruit ontwikkelde iconische adapties. Het geënsceneerde werk Tropical Birds (Columbine Cafetaria) toont een verlaten high school-kantine na een plotselinge schietpartij; een met regelmaat terugkerende geweldsuitbarsting in de VS die als een doodstille crime scene aan de muur hangt. De vervreemding die Coupland hier bijna aanraakbaar maakt, is tekenend voor zijn positie: de verbeelde werkelijkheid als gevolg van een nieuwsfeit, waarmee hij de kijker telkens meesleept in zijn terugblik.

Kinderlijke onschuld

Vietnam Swamp Soldier, 2000, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

Vietnam Swamp Soldier, 2000, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

Op die manier worden diverse onderwerpen aangepakt: een vechtpartij in het parlement van Kiev, de rechtszaak tegen drie volgelingen van sekteleider Charles Manson, de aanslag op het World Trade Center in New York, enzovoort. Midden in de zaal staat een manshoge speelgoedversie van een soldaat – Vietnam Swamp Soldier – die met het geweer boven zijn hoofd een virtueel moeras doorwaadt. Oorlogsgeweld uit een ver verleden dat hier op ontwapenende wijze wordt uitgedrukt: een duistere herinnering van volwassenen als kinderlijke onschuld gepresenteerd.

The Living Internet, 2015, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

The Living Internet, 2015, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

Tijdens zijn verblijf als artist in residence bij het Google Cultural Institute in Parijs werkt Coupland aan een grote installatie genaamd The Living Internet. In een bescheiden arena plaatst hij een grote hoeveelheid witgepleisterde voorwerpen en figuren die, zelfstandig over de vloer bewegend op een robotstofzuiger, elkaar benaderen, aanraken en afstoten om vervolgens weer een nieuwe richting te kiezen. Het is confronterend en amusant tegelijk om de onverstoorbare voortgang van ruimtelijk gemaakte informatie te observeren, waarmee de kunstenaar ons surfgedrag op internet aan de kaak stelt.

Coupland legt op een heldere en kleurrijke manier verbanden tussen hedendaagse fenomenen en zijn eigen visie daarop. In al zijn werken, verzameld of zelf gemaakt, is vooral ook de hand van de schrijver aanwezig. Sterk tekstgeörienteerd weet hij op directe wijze de kijker te boeien met een eenvoudige signalering die ook een achterliggend verhaal onthult. Dat is een opvallende combinatie die Bit Rot tot een aantrekkelijke tentoonstelling maakt.

 

De Kift
Muziek / Interview
special: 'Wee mij' - de meest droevige liedjes van De Kift
De Kift

Droefheid troef in theater Rood Noot

Aanstaande vrijdag vindt in het Utrechtse theater Rood Noot de try-out plaats van de meest droevige liedjes van De Kift, de Nederlandse band die al ruim twintig jaar een volstrekt eigenzinnig geluid laat horen.’Wee mij’, heet de voorstelling.

De muziek van de Kift valt te typeren als een aanstekelijke, soms kolderieke maar immer bezielde mix van polderpunk, theater en fanfare. Vrolijkheid wordt afgewisseld met diepe treurnis. Nostalgie is nooit ver weg. Eigen teksten schrijven doet de band uit Koog aan de Zaan niet: ze put rijkelijk uit de wereldliteratuur en -poëzie. Frontman Ferry Heijne: “Er zijn al zoveel mooie teksten om me heen, ik zou niet weten hoe ik daar een aanvulling aan moet geven. Ik kan wel heel goed bestaande teksten tot leven wekken.” Een grote en vaste schare bewonderaars van De Kift is daar al jarenlang getuige van.

Zondagmiddagsfeer

Onmiskenbaar kleeft er een flinke vleug weemoed aan De Kift, maar hoe is het idee ontstaan om een avond te vullen met alleen droevige liedjes? Heijne: “Op een zondagmiddag speelden we akoestisch in de Rode Bioscoop, een oud pluche theatertje in Amsterdam, met de bedoeling om een zogenaamde zondagmiddagsfeer te creëren. Dat beviel zo goed dat we besloten om vaker onze ingetogen kant ten gehore te brengen.” De Kift vroeg vervolgens aan mensen in hun omgeving naar de meest droevige plekken van Nederland. Uit de reacties stelde de band een top tien samen, en op die locaties spelen ze hun meest droevige liedjes.

Opgeslokt

De try-out van deze treurnis vindt plaats in theater Rood Noot, een voormalige paardenfokkerij nabij Leidsche Rijn. Waarom kreeg deze plek het stempel ‘droevig’? Heijne: “Het is een oude boerderij uit eind 19e eeuw, die er nog net zo uitziet als vroeger. Er lopen paden rond, het ruikt er naar boerderij en alles is nog in de oude stijl. Maar eromheen zie je alleen maar asfalt, industrieterreinen en Leidsche Rijn. Het is droevig om te zien dat de oude tijden worden opgeslokt door de beschaving.” De Kift speelde eerder in Rood Noot: de cd ‘Brik’ kende er zijn vuurdoop. Heijne: “Het is een inspirerende en sfeervolle plek. Vrijdag spelen we er in de oude stal die niks is veranderd sindsdien.”

Geeft Heijne de voorkeur aan het droevige repertoire van De Kift of juist aan de meer vrolijke liedjes? “Ik vind het mooi om feestelijkheid af te wisselen met verstilling. Het zit allebei in onze muziek. Het is maar net waar je op dat moment zin in hebt.”

De try-out van de meest droevige liedjes van De Kift in Rood Noot is al uitverkocht, maar niet getreurd: er verschijnt een compilatie op cd, of wordt ter download aangeboden op hun website.

Meer uitvoeringen van ‘Wee Mij’:
14 nov. 2015 Doopsgezinde Kerk in Haarlem (via het Patronaat)
20 nov. 2015 OCCII in Amsterdam
29 nov. 2015 Point Ephémère, Parijs

Theater / Voorstelling

Tofu in de vorm van een biefstuk

recensie: Ro Theater - Van Waveren

Het is gemakkelijk te denken dat dit een goede voorstelling is. En ikzelf had ook tot ongeveer twintig minuten in de voorstelling nog de illusie, de naïeve hoop bijna, getuige te gaan worden van iets bijzonders.

De voortekenen waren gunstig. Het onderwerp, de ondergang van de rijke telersfamilie Van Waveren uit de Bollenstreek, is een mooie kruisbestuiving tussen de thema’s van internationale familiedrama’s als (zeg) De Kersentuin en tegelijkertijd zo Nederlands als, het kan niet anders, een tulpenbol. Het mooie decor, deels opgebouwd uit overblijfselen van de vorige regies van Alize Zandwijk, torent als een imponerende gevangenismuur boven de acteurs uit. En de hoofdrolspeler, Sanne den Hartogh, speelt Guido van Waveren, de ongelukkige, gestoorde nazaat van de familie, met zoveel vertederend Hamletiaans onvermogen om de omringende krachten te kunnen doorzien, dat je eigenlijk niet snapt waarom ze niet gewoon de rest van de acteurs vrijaf hebben gegeven – ik kan me niet herinneren de afgelopen jaren een betere acteerprestatie te hebben gezien.

Rotterdam, 30-09-2015. Beeld uit de voorstelling"Familie van Waveren" bij het Ro-theater, regie Alize Zandwijk. Foto: Leo van Velzen.Te statisch

Maar als je wat kritischer kijkt, en over een voortstelling die rond de tweeënhalf uur duurt en geen pauze heeft ben je nu eenmaal kritischer dan wanneer er minder van de toeschouwers gevraagd wordt (was het niet Churchill die zei dat het brein niet meer in zich op kan nemen dan de billen kunnen verdragen?), blijkt al snel dat er grote bezwaren tegen de voorstelling gemaakt kunnen worden. De manier van vertellen, bijvoorbeeld. Al in de allereerste scènes wordt duidelijk gemaakt waarnaar je de hele avond gaat kijken. De voorstelling speelt zich af in het hoofd van Guido van Waveren, de emotionele erfgenaam van vier strijdende broers die na de dood van de pater familias in 1930 een internationaal bollenimperium te verdelen krijgt.

En vervolgens?

Goed, denk je als je een paar minuten hebt opgelet, ik heb het door, ik begrijp hoe het in elkaar steekt. Je nestelt je billen dieper in je stoel en wacht. En vervolgens? Helemaal niets, blijkt al snel. Alle dramatische gegevens zijn namelijk al verteld. Alle conflicten zijn al geanalyseerd voordat je ze op het toneel te zien krijgt. De vier broers die ten onder gaan nadat ze het juk van het familiebedrijf op zich nemen ken je in de laatste scène niet beter dan in de eerste. Er zit geen enkele ontwikkeling in de karakters, er gebeurt niets verrassend.

De theatrale “reis” waar een familiedrama als Van Waveren naar hoort te streven – de stuwende, onomkeerbare esculaap van plot en karakter – is van een amateuristische klungeligheid. Waarom zou je tweeënhalf uur willen staren naar iets dat al na het eerste kwartier haar verassingen kwijt is?

Regieloos

Wel wordt er niet een berg maar een heuse alp aan regietrucjes de kast uit gesleurd om schwung aan de voorstelling te geven: de acteurs “bevriezen” wanneer ze op de foto gezet worden, zodat Guido ze kan becommentariëren; ze dansen, klimmen, zakken door hun hoeven, schuifelen tergend traag voorbij op de achtergrond. Ze “spelen” zelfs slow motion. Het is nauwelijks overtuigend. Want wat wil dat nu eigenlijk zeggen, slow motion op het toneel? Dat de tijd “kneedbaar” is? Dat we diep weggestoken zitten in onze eigen fantasieën? Of heeft het alleen een esthetische functie?

Het lijkt me voornamelijk een trucje, afleiding terwijl je wordt opgelicht – zoals goochelaars die obstinaat met hun vingers knippen terwijl ze met hun andere hand snel een gemarkeerde speelkaart verstoppen.

vWaverenEen interessant gegeven

Het is veelzeggend dat het persbericht eigenlijk interessanter is dan de voorstelling zelf. De voorstelling is gebaseerd op een doos audiobanden die de documentairemaker Wim van der Aar in 1996 bij toeval op een Amsterdamse markt aantrof. Op de banden bleken urenlange telefoongesprekken te staan die de paranoïde Guido van Waveren in het geheim opnam; uit de opnames kwam een intrigerend beeld van een getraumatiseerde familie boven, van een verstoorde moeder-zoonrelatie, en van een verzopen huwelijk dat ooit met schuchtere liefde begon.

Op het toneel wordt er niks meer aan toegevoegd. En daarmee was het toch een wat teleurstellende avond. Hoewel het er allemaal imposant uitziet – hoewel het allemaal leek op een ambitieuze toneelvoorstelling – bleek het eigenlijk gewoon nogal mat. Bleek het tofu in de vorm van een biefstuk.

Film / Serie

Artsen zonder grenzen

recensie: The Knick

Wie zegt dat een kostuumdrama braaf moet zijn? The Knick laat met liters gutsend bloed en een dreunende electroscore zien en horen dat een historische ziekenhuisserie allesbehalve keurig hoeft te zijn.

New York, 1900. The Knickerbocker Hospital staat in een wijk waar vroeger de beter gesitueerden woonden, maar waar nu immigranten en zwarten zijn ingetrokken. Door deze arme klandizie heeft het ziekenhuis moeite het hoofd boven water te houden. Met revolutionaire operatietechnieken en schimmige handeltjes proberen de directeur en hoofdchirurg het hospitaal rendabel te houden.

37220-artsen-zonder-grenzenDe hoofdpersoon is John Thackery (gespeeld door een koortsige Clive Owen). Wanneer zijn leermeester overlijdt komt hij als chirurg aan het hoofd te staan van de medische staf van The Knick, zoals de bijnaam van het ziekenhuis luidt. In een tijd dat operaties nog niet vanzelfsprekend waren en ook barbiers een mes hanteerden, zorgt de ambitieuze Thackery met zijn revolutonaire operatietechnieken voor de ene medische doorbraak na de andere. Op een paar mislukte experimenten meer of minder kijkt hij niet. Alles voor de wetenschap is zijn motto. Ook wordt er een leuk centje bijverdiend met de verkoop van de overleden patiënten.

Tussen de tenen

Met Thackery heeft The Knick een ijzersterk centraal karakter in huis. Om het hectische bestaan vol te kunnen houden, begint hij de dag met een spuit cocaïne tussen de tenen. De nachten brengt hij door in een Chinese hoerenkit, over artsen zonder grenzen gesproken. En zo progressief als zijn ideeën zijn over de medische wetenschap, zo conservatief denkt hij als het gaat om sociale klasse en ras. Wanneer een hoogopgeleide chirurg met Europese kennis zich aandient als plaatsvervangend hoofd, weigert hij met hem samen te werken omdat hij zwart is. De geboycotte arts begint vervolgens een illegale kliniek voor zwarten in de stookkelder van het ziekenhuis.

Gruwelscènes

Iedere aflevering wordt opgeluisterd met een tot in detail in beeld gebrachte, vaak bloederige, operatie. Niet geschikt voor 37220-artsen-zonder-grenzenzwakke magen, maar, op vierdubbele snelheid
zijn deze gruwelscènes zo weer voorbij. The Knick werd gemaakt door Steven Soderbergh, die enkele jaren geleden het filmmaken er aan gaf. Hij richt zich nu volledig op televisie waar verhalen van een langere adem te vertellen zijn. Vergelijk het met het korte verhaal en de roman. In The Knick doet hij dat met verve. De serie schetst een complexe wereld waarin de gelaagde personages naadloos aansluiten op de historische context. Voor Soderbergh het ideale speelveld om thema’s als racisme, seksisme en sociale ongelijkheid te behandelen. De pulserende electromuziek en de surrealistische sfeer maken deze serie weer helemaal van nu. Een aanrader.

Kunst
special: Verhuizen naar Canada

Zomerspecial: Canada

Ik ben dit jaar niet op vakantie gegaan. Geen tijd, om over geld maar te zwijgen. Ik ben net afgestudeerd en druk op zoek naar een baan. Op vakantie gaan was dus even geen optie. In plaats daarvan ben ik verhuisd naar Canada.

Canada, land van de elanden, hockey, en esdoorns (van het blad en de siroop). Van de stereotype beleefde mensen, die minstens één keer per uur ‘sorry’ zeggen. Van de op één na grootste landmassa ter wereld. Canada biedt genoeg ruimte om te doen en laten wat je wilt, zolang het maar niet iets is wat Amerikanen zouden doen, want Canadezen houden niet van Amerikanen. Lees hier over vijf verschillende plekken in Canada, voor verschillende type mensen, om verschillende dingen te doen.

1. De suburbs

Verrassend genoeg is de hardst groeiende locatie op dit moment het meest Amerikaanse wat je je kan voorstellen: de suburbs. Elke stad, groot of klein, heeft een aantal suburbs. Wil je niets met andere mensen te maken hebben, je je in je eigen huis verschansen, en geen enkele culturele bezigheid om je heen hebben, dan zijn de suburbs echt iets voor jou. Je hoeft niet te verwachten dat je iemand op straat tegenkomt, want mensen in de suburbs houden niet van buiten, en ook niet buurten. Ideaal voor een anoniem bestaan.

2. Toronto

Het tegenovergestelde van de verlaten suburbs is Toronto, Canada’s grootste stad en een populaire vakantiebestemming. Toronto is geen charmante stad – je hoeft er geen indrukwekkende architectuur of gezellige straatjes te verwachten. Maar er is een hoop te bezoeken, zoals het natuurhistorische Royal Ontario Museum en de iconische CN Tower. Daar kun je op 342 meter hoogte op een glazen vloer staan, voor als je een lichte hartaanval wilt creëren. Verder host Toronto het jaarlijkse filmfestival, dat vorige maand gaande was.

3. Een studentenstad

Als je de broster-look onder de knie wilt krijgen, of allang hebt, dan is studeren in Canada iets voor jou. Negen van de tien Canadese studenten in een typische studentenstad – vooral de mannelijke – dragen deze look feilloos uit. Ze combineren hun boardshorts en tanktops met haarknotjes en overtollig baardhaar. Je kunt deze look verwachten in steden als Londen en Waterloo (in Ontario – niet de Europese equivalenten), en naar verluidt in Vancouver, wat de hoofdstad van bro zou moeten zijn (de Broofdstad). Maar daar ben ik nog niet geweest, dus dat weet ik niet zeker.

Tom Thomson, Autumn birches

Tom Thomson (1877-1917), Autumn Birches, 1916, oil on wood panel, 21.6 x 26.7 cm, Gift of Mrs. H.P. de Pencier, McMichael Canadian Art Collection, 1966.2.3

4. De McMichael Art Gallery

Het lijkt misschien alsof het in Canada aan kunst schort, maar niets is minder waar. Ietwat verscholen in een park ten noorden van Toronto ligt de McMichael Gallery. Daar hangen veel werken van een kunstenaarscollectief waar de Canadezen trots op zijn: The Group of Seven. Deze zeven heren trokken er in het begin van de twintigste eeuw op uit om de wildernis van hun geboorteland op doek te zetten. Meneer en mevrouw McMichael waren fan van hun werk, kochten een boel aan, en hingen dat op in hun galerie, samen met inheemse kunst. Het resultaat is een galerie waar je je kunsthart kunt ophalen.

zonsondergang

Foto: Rainer Hilland, https://www.flickr.com/photos/rainerhilland/

5. Een huisje aan het meer

Dat de Group of Seven ontzag voor hun geboorteland had, is te begrijpen als je de stad uitgaat, richting de meren. Ten noorden van Toronto ligt het Muskoka district, met zo’n 1600 meren. Maar de rest van het land heeft er ook genoeg – naar schatting zo’n drie miljoen. Aan veel van die meren staan huisjes, of cottages, waar je eigenlijk al het goede van de rest van het land kunt combineren. Als je je compleet wilt afzonderen, dan kan dat. Als je de hele dag in je zwembroek wilt rondlopen met je haar in een knot, dan kan dat. Een hoge toren mist, maar daarvoor krijg je een levend schilderij terug, inclusief wasbeertjes in je tuin. O Canada.

Kunst / Expo binnenland

Ontmoeting van twee iconen

recensie: Munch : Van Gogh

Edvard Munch en Vincent van Gogh, twee iconische kunstenaars met een ongekend artistieke verwantschap. Hun visies op leven en kunst waren gelijkend terwijl zij elkaar tijdens hun levens nooit ontmoet hebben. In samenwerking met het Munch Museum in Oslo, maakt het Van Gogh Museum hun ontmoeting werkelijkheid.

De tentoonstelling wordt gepresenteerd tijdens het herdenkingsjaar van Van Gogh. Deze herdenking wordt groots gevierd, niet alleen met de tentoonstelling zelf, maar ook met de recent geopende entreehal van het Van Gogh Museum. In de heropende tentoonstellingsvleugels worden meer dan 100 kunstwerken tentoongesteld, waaronder zelden uitgeleende werken uit particuliere collecties en musea. Het biedt de unieke mogelijkheid om een belangrijk deel van het oeuvre van Munch en Van Gogh samen op één locatie te bewonderen. Tevens is Munch : Van Gogh onderdeel van een gelijknamig Cultuurprogramma in Amsterdam, waarbij culturele instellingen (waaronder EYE, Toneelgroep Amsterdam, Koninklijk Concertgebouworkest) zich hebben laten inspireren door de twee kunstenaars.

Vincent van Gogh, Sterrennacht boven de Rhône, 1888, Musée D'Orsay Parijs, schenking van dhr. en mevr. Robert Kahn-Striber ter nagedachtenis van dhr. en mevr. Fernand Moch, 1975

Vincent van Gogh, Sterrennacht boven de Rhône, 1888, Musée D’Orsay Parijs, schenking van dhr. en mevr. Robert Kahn-Striber ter nagedachtenis van dhr. en mevr. Fernand Moch, 1975

Ontwikkeling van expressiviteit

De tentoonstelling start met het begin van de carrières van de twee toonaangevende kunstenaars, die voor beiden rond 1880 begon. Munch en Van Gogh lieten zich inspireren door de naturalistische schilders, maar stapten al vrij snel over op een nieuwe benaderingswijze; een persoonlijkere en expressievere manier van schilderen. Deze ontwikkeling is voor de bezoeker in deze eerste zaal goed te volgen door de verstrekte informatie en de opstelling van de werken. Per nieuwe ontwikkeling in de stijl van de kunstenaars wordt van beide kunstenaars een schilderij uitgelicht. Zo zijn Van Goghs Aardappeleters en Munchs Ochtend de prominente voorbeelden van de vernieuwende weg die zij inslaan. Destijds werden deze werken door hun omgeving niet begrepen, waardoor zij besloten hun land te verlaten.

De kunstenaars bezochten beiden Parijs, echter niet tegelijkertijd. Wel laten hun kunstwerken dezelfde invloed van de Franse moderne kunst zien; vooral Gauguin’s vernieuwende stijl speelt voor Munch en Van Gogh een grote rol. Deze rol is dan ook duidelijk zichtbaar in de tentoonstelling, waar werk van Gauguin hangt, maar ook van Monet en Manet die eveneens een belangrijke invloed hadden op de stijlontwikkeling van de kunstenaars. De werken van de Franse meesters worden getoond naast die van Munch en Van Gogh, waardoor de invloed des te meer zichtbaar is.

Edvard Munch, De Schreeuw, 1893, Munch Museum Oslo

Edvard Munch, De Schreeuw, 1893, Munch Museum Oslo

Zielsverwanten

In de tweede zaal staat de zielsverwantschap van de kunstenaars centraal. Beide kunstenaars zochten naar nieuwe manieren om hun gevoelens en ideeën zo krachtig mogelijk te vertalen naar beeld. Hierbij werd gebruik gemaakt van felle kleuren, geaccentueerde vormen en lijnen, en extreme perspectieven, met de nadruk op de structurele effecten van de verf. Deze expressieve stijl was een middel om te communiceren, om hun zoektocht naar de essentie en betekenis van het bestaan te visualiseren. Thema’s die bij beide kunstenaars centraal stonden in hun werk waren onder meer leven, dood, troost, liefde en lijden. Een versie van De Schreeuw van Munch wordt hier dan ook getoond naast Het Korenveld onder onweerslucht, waar benauwdheid en angst verbeeld is.

Vincent van Gogh, Kreupelhout, 1889, Van Gogh Museum Amsterdam

Vincent van Gogh, Kreupelhout, 1889, Van Gogh Museum Amsterdam

Niet alleen worden dezelfde thema’s naast elkaar vertoond, ook worden werken met hetzelfde onderwerp gecombineerd, om zo gelijkenissen in stijl te kunnen zien. Erg duidelijk is dit te zien op de werken waar het bos onderwerp is. De kenmerkende expressieve, grove stijl met de contrasterende kleuren staat bij zowel Van Gogh als bij Munch krachtig op het doek. De expressiviteit wordt nog eens extra versterkt door de sfeervolle verlichting, die de emoties nog meer lijkt over te brengen.
In de laatste zaal is aandacht besteed aan de symfonie die Munch en Van Gogh wilden maken. Er zijn werken te zien die oorspronkelijk onderdeel uitmaakten van een serie, waarbij de werken elkaar zouden moeten aanvullen en verduidelijken, wanneer deze in samenhang vertoond zouden worden. De laatste zaal is ingericht met de ‘levensfriezen’ van de twee kunstenaars. Dit is in een huiskamerachtige setting gedaan waar op de achtergrond muziek te horen is, wat zorgt voor meer affiniteit.

Gelijkwaardig

Het is bewonderingswaardig te noemen dat vandaag de dag zo’n grote tentoonstelling tot stand heeft kunnen komen. Er zijn topstukken van over de hele wereld te zien, wat op zichzelf al een bezoek waard is. De ontwikkeling van de stijl van Munch en Van Gogh is erg duidelijk weergeven, evenals de gelijkenissen die de kunstenaars in hun werk vertoonden. Er is wat minder aandacht voor de verschillen tussen hun levens en carrières, wat voor meer verdieping had kunnen zorgen. Door hun voornamelijk gelijkwaardige kunstwerken samen te zien echter, worden de emoties en boodschappen versterkt overgebracht. Hierdoor lijken ze de perfecte aanvulling op elkaar te zijn.

Theater / Voorstelling

Illustratief samenspel

recensie: Nieuw Amsterdams Peil - Gezien Giacometti

Choreografe Beppie Blankert (1949) gaat een samenwerking aan met musicoloog Elmer Schönberger (1950), omwille van het boek A Giacometti Portrait (1965), geschreven door James Lord. In dit dansconcert proberen de muziek en de dans tevergeefs een dialoog aan te gaan.

Gezien Giacommetti, Beppie Blankert Dansconcerten ism NAP, altviool: Heleen Hulst, ensemble: cimbalom: Michiel Weidner, klarinet: Lars Wouters van den Oudenweijer, slagwerk: Noè Rodrigo, contrabas: Dario Calderone, piano: Gerard Bouwhuis, dans: Corneliu Ganea en Manuel Paolini, idee en compositie: Elmer Schönberger, choreografie: Beppie Blankert, scenografie: Violette Baudet, techniek: Kees van Zelst, productie: Beppie Blankert Dansconcerten,De Amerikaanse schrijver, Lord, schreef zijn boek over het poseren voor kunstenaar Alberto Giacometti. In achttien sessies werd zijn portret geschilderd, waar hij zonder medeweten van de kunstenaar over schreef. De voorstelling is gebaseerd op de compositie van Schönberger, getiteld Achttien dagen, waar Blankert vervolgens als choreograaf op gereageerd heeft. Zij wilde een samenspel creëren tussen de muzikanten en de dansers, om wisselwerking tussen de kunstenaar en de schrijver weer te geven. Dit gebeurt echter op een illustratieve wijze, zodat de creatieve intimiteit maar nauwelijks op het publiek overkomt.

Dansen met muzikanten

Als de voorstelling start met een mooi muziekstuk, mag het publiek met smart afwachten wanneer de dansers ten tonele zullen verschijnen. En als zij dan uiteindelijk komen, blijft hun houding slechts onderzoekend. Al balancerend op een stoel kijken de dansers elkaar aan, of bewegen zij rakelings langs elkaar. Het zou een veelbelovend begin van een spannende choreografie kunnen zijn, maar in plaats daarvan worden de muzikanten geforceerd bij het dansen betrokken. Doordat sommigen van hen midden op het toneel staan terwijl zij spelen, lijkt het alsof hun aanwezigheid iets zou moeten betekenen. Het is geen samenspel waarbij de livemuziek de beweging inspireert, maar een illustratie van verschillende kunstvormen die elkaar beïnvloeden.

Gezien Giacommetti, Beppie Blankert Dansconcerten ism NAPVormgeving

Het toneelbeeld is rommelig. Naast de muzikanten staan twee halfronde schermen, die lijken op lange flats. Het zijn interessante objecten an sich, maar hun schoonheid verdwijnt in het chaotische geheel. Op de achtermuur worden door het programma heen citaten geprojecteerd van Lord, om de worsteling van het creatieve proces nog eens te benadrukken. Een samenwerking is een uitdaging en niet altijd makkelijk, toch had de dans in dit dansconcert veel ruimte mogen krijgen. Giacometti schilderde een portret, Lord schreef een boek, Schönberger componeerde muziek en het toneel had Blankert geheel met beweging mogen vullen, zodat het publiek niet slechts het idee van interdisciplinaire invloed zou kunnen zien, maar deze ook daadwerkelijk zou kunnen ervaren.