Theater / Voorstelling

Tofu in de vorm van een biefstuk

recensie: Ro Theater - Van Waveren

Het is gemakkelijk te denken dat dit een goede voorstelling is. En ikzelf had ook tot ongeveer twintig minuten in de voorstelling nog de illusie, de naïeve hoop bijna, getuige te gaan worden van iets bijzonders.

De voortekenen waren gunstig. Het onderwerp, de ondergang van de rijke telersfamilie Van Waveren uit de Bollenstreek, is een mooie kruisbestuiving tussen de thema’s van internationale familiedrama’s als (zeg) De Kersentuin en tegelijkertijd zo Nederlands als, het kan niet anders, een tulpenbol. Het mooie decor, deels opgebouwd uit overblijfselen van de vorige regies van Alize Zandwijk, torent als een imponerende gevangenismuur boven de acteurs uit. En de hoofdrolspeler, Sanne den Hartogh, speelt Guido van Waveren, de ongelukkige, gestoorde nazaat van de familie, met zoveel vertederend Hamletiaans onvermogen om de omringende krachten te kunnen doorzien, dat je eigenlijk niet snapt waarom ze niet gewoon de rest van de acteurs vrijaf hebben gegeven – ik kan me niet herinneren de afgelopen jaren een betere acteerprestatie te hebben gezien.

Rotterdam, 30-09-2015. Beeld uit de voorstelling"Familie van Waveren" bij het Ro-theater, regie Alize Zandwijk. Foto: Leo van Velzen.Te statisch

Maar als je wat kritischer kijkt, en over een voortstelling die rond de tweeënhalf uur duurt en geen pauze heeft ben je nu eenmaal kritischer dan wanneer er minder van de toeschouwers gevraagd wordt (was het niet Churchill die zei dat het brein niet meer in zich op kan nemen dan de billen kunnen verdragen?), blijkt al snel dat er grote bezwaren tegen de voorstelling gemaakt kunnen worden. De manier van vertellen, bijvoorbeeld. Al in de allereerste scènes wordt duidelijk gemaakt waarnaar je de hele avond gaat kijken. De voorstelling speelt zich af in het hoofd van Guido van Waveren, de emotionele erfgenaam van vier strijdende broers die na de dood van de pater familias in 1930 een internationaal bollenimperium te verdelen krijgt.

En vervolgens?

Goed, denk je als je een paar minuten hebt opgelet, ik heb het door, ik begrijp hoe het in elkaar steekt. Je nestelt je billen dieper in je stoel en wacht. En vervolgens? Helemaal niets, blijkt al snel. Alle dramatische gegevens zijn namelijk al verteld. Alle conflicten zijn al geanalyseerd voordat je ze op het toneel te zien krijgt. De vier broers die ten onder gaan nadat ze het juk van het familiebedrijf op zich nemen ken je in de laatste scène niet beter dan in de eerste. Er zit geen enkele ontwikkeling in de karakters, er gebeurt niets verrassend.

De theatrale “reis” waar een familiedrama als Van Waveren naar hoort te streven – de stuwende, onomkeerbare esculaap van plot en karakter – is van een amateuristische klungeligheid. Waarom zou je tweeënhalf uur willen staren naar iets dat al na het eerste kwartier haar verassingen kwijt is?

Regieloos

Wel wordt er niet een berg maar een heuse alp aan regietrucjes de kast uit gesleurd om schwung aan de voorstelling te geven: de acteurs “bevriezen” wanneer ze op de foto gezet worden, zodat Guido ze kan becommentariëren; ze dansen, klimmen, zakken door hun hoeven, schuifelen tergend traag voorbij op de achtergrond. Ze “spelen” zelfs slow motion. Het is nauwelijks overtuigend. Want wat wil dat nu eigenlijk zeggen, slow motion op het toneel? Dat de tijd “kneedbaar” is? Dat we diep weggestoken zitten in onze eigen fantasieën? Of heeft het alleen een esthetische functie?

Het lijkt me voornamelijk een trucje, afleiding terwijl je wordt opgelicht – zoals goochelaars die obstinaat met hun vingers knippen terwijl ze met hun andere hand snel een gemarkeerde speelkaart verstoppen.

vWaverenEen interessant gegeven

Het is veelzeggend dat het persbericht eigenlijk interessanter is dan de voorstelling zelf. De voorstelling is gebaseerd op een doos audiobanden die de documentairemaker Wim van der Aar in 1996 bij toeval op een Amsterdamse markt aantrof. Op de banden bleken urenlange telefoongesprekken te staan die de paranoïde Guido van Waveren in het geheim opnam; uit de opnames kwam een intrigerend beeld van een getraumatiseerde familie boven, van een verstoorde moeder-zoonrelatie, en van een verzopen huwelijk dat ooit met schuchtere liefde begon.

Op het toneel wordt er niks meer aan toegevoegd. En daarmee was het toch een wat teleurstellende avond. Hoewel het er allemaal imposant uitziet – hoewel het allemaal leek op een ambitieuze toneelvoorstelling – bleek het eigenlijk gewoon nogal mat. Bleek het tofu in de vorm van een biefstuk.

Film / Serie

Artsen zonder grenzen

recensie: The Knick

Wie zegt dat een kostuumdrama braaf moet zijn? The Knick laat met liters gutsend bloed en een dreunende electroscore zien en horen dat een historische ziekenhuisserie allesbehalve keurig hoeft te zijn.

New York, 1900. The Knickerbocker Hospital staat in een wijk waar vroeger de beter gesitueerden woonden, maar waar nu immigranten en zwarten zijn ingetrokken. Door deze arme klandizie heeft het ziekenhuis moeite het hoofd boven water te houden. Met revolutionaire operatietechnieken en schimmige handeltjes proberen de directeur en hoofdchirurg het hospitaal rendabel te houden.

37220-artsen-zonder-grenzenDe hoofdpersoon is John Thackery (gespeeld door een koortsige Clive Owen). Wanneer zijn leermeester overlijdt komt hij als chirurg aan het hoofd te staan van de medische staf van The Knick, zoals de bijnaam van het ziekenhuis luidt. In een tijd dat operaties nog niet vanzelfsprekend waren en ook barbiers een mes hanteerden, zorgt de ambitieuze Thackery met zijn revolutonaire operatietechnieken voor de ene medische doorbraak na de andere. Op een paar mislukte experimenten meer of minder kijkt hij niet. Alles voor de wetenschap is zijn motto. Ook wordt er een leuk centje bijverdiend met de verkoop van de overleden patiënten.

Tussen de tenen

Met Thackery heeft The Knick een ijzersterk centraal karakter in huis. Om het hectische bestaan vol te kunnen houden, begint hij de dag met een spuit cocaïne tussen de tenen. De nachten brengt hij door in een Chinese hoerenkit, over artsen zonder grenzen gesproken. En zo progressief als zijn ideeën zijn over de medische wetenschap, zo conservatief denkt hij als het gaat om sociale klasse en ras. Wanneer een hoogopgeleide chirurg met Europese kennis zich aandient als plaatsvervangend hoofd, weigert hij met hem samen te werken omdat hij zwart is. De geboycotte arts begint vervolgens een illegale kliniek voor zwarten in de stookkelder van het ziekenhuis.

Gruwelscènes

Iedere aflevering wordt opgeluisterd met een tot in detail in beeld gebrachte, vaak bloederige, operatie. Niet geschikt voor 37220-artsen-zonder-grenzenzwakke magen, maar, op vierdubbele snelheid
zijn deze gruwelscènes zo weer voorbij. The Knick werd gemaakt door Steven Soderbergh, die enkele jaren geleden het filmmaken er aan gaf. Hij richt zich nu volledig op televisie waar verhalen van een langere adem te vertellen zijn. Vergelijk het met het korte verhaal en de roman. In The Knick doet hij dat met verve. De serie schetst een complexe wereld waarin de gelaagde personages naadloos aansluiten op de historische context. Voor Soderbergh het ideale speelveld om thema’s als racisme, seksisme en sociale ongelijkheid te behandelen. De pulserende electromuziek en de surrealistische sfeer maken deze serie weer helemaal van nu. Een aanrader.

Kunst
special: Verhuizen naar Canada

Zomerspecial: Canada

Ik ben dit jaar niet op vakantie gegaan. Geen tijd, om over geld maar te zwijgen. Ik ben net afgestudeerd en druk op zoek naar een baan. Op vakantie gaan was dus even geen optie. In plaats daarvan ben ik verhuisd naar Canada.

Canada, land van de elanden, hockey, en esdoorns (van het blad en de siroop). Van de stereotype beleefde mensen, die minstens één keer per uur ‘sorry’ zeggen. Van de op één na grootste landmassa ter wereld. Canada biedt genoeg ruimte om te doen en laten wat je wilt, zolang het maar niet iets is wat Amerikanen zouden doen, want Canadezen houden niet van Amerikanen. Lees hier over vijf verschillende plekken in Canada, voor verschillende type mensen, om verschillende dingen te doen.

1. De suburbs

Verrassend genoeg is de hardst groeiende locatie op dit moment het meest Amerikaanse wat je je kan voorstellen: de suburbs. Elke stad, groot of klein, heeft een aantal suburbs. Wil je niets met andere mensen te maken hebben, je je in je eigen huis verschansen, en geen enkele culturele bezigheid om je heen hebben, dan zijn de suburbs echt iets voor jou. Je hoeft niet te verwachten dat je iemand op straat tegenkomt, want mensen in de suburbs houden niet van buiten, en ook niet buurten. Ideaal voor een anoniem bestaan.

2. Toronto

Het tegenovergestelde van de verlaten suburbs is Toronto, Canada’s grootste stad en een populaire vakantiebestemming. Toronto is geen charmante stad – je hoeft er geen indrukwekkende architectuur of gezellige straatjes te verwachten. Maar er is een hoop te bezoeken, zoals het natuurhistorische Royal Ontario Museum en de iconische CN Tower. Daar kun je op 342 meter hoogte op een glazen vloer staan, voor als je een lichte hartaanval wilt creëren. Verder host Toronto het jaarlijkse filmfestival, dat vorige maand gaande was.

3. Een studentenstad

Als je de broster-look onder de knie wilt krijgen, of allang hebt, dan is studeren in Canada iets voor jou. Negen van de tien Canadese studenten in een typische studentenstad – vooral de mannelijke – dragen deze look feilloos uit. Ze combineren hun boardshorts en tanktops met haarknotjes en overtollig baardhaar. Je kunt deze look verwachten in steden als Londen en Waterloo (in Ontario – niet de Europese equivalenten), en naar verluidt in Vancouver, wat de hoofdstad van bro zou moeten zijn (de Broofdstad). Maar daar ben ik nog niet geweest, dus dat weet ik niet zeker.

Tom Thomson, Autumn birches

Tom Thomson (1877-1917), Autumn Birches, 1916, oil on wood panel, 21.6 x 26.7 cm, Gift of Mrs. H.P. de Pencier, McMichael Canadian Art Collection, 1966.2.3

4. De McMichael Art Gallery

Het lijkt misschien alsof het in Canada aan kunst schort, maar niets is minder waar. Ietwat verscholen in een park ten noorden van Toronto ligt de McMichael Gallery. Daar hangen veel werken van een kunstenaarscollectief waar de Canadezen trots op zijn: The Group of Seven. Deze zeven heren trokken er in het begin van de twintigste eeuw op uit om de wildernis van hun geboorteland op doek te zetten. Meneer en mevrouw McMichael waren fan van hun werk, kochten een boel aan, en hingen dat op in hun galerie, samen met inheemse kunst. Het resultaat is een galerie waar je je kunsthart kunt ophalen.

zonsondergang

Foto: Rainer Hilland, https://www.flickr.com/photos/rainerhilland/

5. Een huisje aan het meer

Dat de Group of Seven ontzag voor hun geboorteland had, is te begrijpen als je de stad uitgaat, richting de meren. Ten noorden van Toronto ligt het Muskoka district, met zo’n 1600 meren. Maar de rest van het land heeft er ook genoeg – naar schatting zo’n drie miljoen. Aan veel van die meren staan huisjes, of cottages, waar je eigenlijk al het goede van de rest van het land kunt combineren. Als je je compleet wilt afzonderen, dan kan dat. Als je de hele dag in je zwembroek wilt rondlopen met je haar in een knot, dan kan dat. Een hoge toren mist, maar daarvoor krijg je een levend schilderij terug, inclusief wasbeertjes in je tuin. O Canada.

Kunst / Expo binnenland

Ontmoeting van twee iconen

recensie: Munch : Van Gogh

Edvard Munch en Vincent van Gogh, twee iconische kunstenaars met een ongekend artistieke verwantschap. Hun visies op leven en kunst waren gelijkend terwijl zij elkaar tijdens hun levens nooit ontmoet hebben. In samenwerking met het Munch Museum in Oslo, maakt het Van Gogh Museum hun ontmoeting werkelijkheid.

De tentoonstelling wordt gepresenteerd tijdens het herdenkingsjaar van Van Gogh. Deze herdenking wordt groots gevierd, niet alleen met de tentoonstelling zelf, maar ook met de recent geopende entreehal van het Van Gogh Museum. In de heropende tentoonstellingsvleugels worden meer dan 100 kunstwerken tentoongesteld, waaronder zelden uitgeleende werken uit particuliere collecties en musea. Het biedt de unieke mogelijkheid om een belangrijk deel van het oeuvre van Munch en Van Gogh samen op één locatie te bewonderen. Tevens is Munch : Van Gogh onderdeel van een gelijknamig Cultuurprogramma in Amsterdam, waarbij culturele instellingen (waaronder EYE, Toneelgroep Amsterdam, Koninklijk Concertgebouworkest) zich hebben laten inspireren door de twee kunstenaars.

Vincent van Gogh, Sterrennacht boven de Rhône, 1888, Musée D'Orsay Parijs, schenking van dhr. en mevr. Robert Kahn-Striber ter nagedachtenis van dhr. en mevr. Fernand Moch, 1975

Vincent van Gogh, Sterrennacht boven de Rhône, 1888, Musée D’Orsay Parijs, schenking van dhr. en mevr. Robert Kahn-Striber ter nagedachtenis van dhr. en mevr. Fernand Moch, 1975

Ontwikkeling van expressiviteit

De tentoonstelling start met het begin van de carrières van de twee toonaangevende kunstenaars, die voor beiden rond 1880 begon. Munch en Van Gogh lieten zich inspireren door de naturalistische schilders, maar stapten al vrij snel over op een nieuwe benaderingswijze; een persoonlijkere en expressievere manier van schilderen. Deze ontwikkeling is voor de bezoeker in deze eerste zaal goed te volgen door de verstrekte informatie en de opstelling van de werken. Per nieuwe ontwikkeling in de stijl van de kunstenaars wordt van beide kunstenaars een schilderij uitgelicht. Zo zijn Van Goghs Aardappeleters en Munchs Ochtend de prominente voorbeelden van de vernieuwende weg die zij inslaan. Destijds werden deze werken door hun omgeving niet begrepen, waardoor zij besloten hun land te verlaten.

De kunstenaars bezochten beiden Parijs, echter niet tegelijkertijd. Wel laten hun kunstwerken dezelfde invloed van de Franse moderne kunst zien; vooral Gauguin’s vernieuwende stijl speelt voor Munch en Van Gogh een grote rol. Deze rol is dan ook duidelijk zichtbaar in de tentoonstelling, waar werk van Gauguin hangt, maar ook van Monet en Manet die eveneens een belangrijke invloed hadden op de stijlontwikkeling van de kunstenaars. De werken van de Franse meesters worden getoond naast die van Munch en Van Gogh, waardoor de invloed des te meer zichtbaar is.

Edvard Munch, De Schreeuw, 1893, Munch Museum Oslo

Edvard Munch, De Schreeuw, 1893, Munch Museum Oslo

Zielsverwanten

In de tweede zaal staat de zielsverwantschap van de kunstenaars centraal. Beide kunstenaars zochten naar nieuwe manieren om hun gevoelens en ideeën zo krachtig mogelijk te vertalen naar beeld. Hierbij werd gebruik gemaakt van felle kleuren, geaccentueerde vormen en lijnen, en extreme perspectieven, met de nadruk op de structurele effecten van de verf. Deze expressieve stijl was een middel om te communiceren, om hun zoektocht naar de essentie en betekenis van het bestaan te visualiseren. Thema’s die bij beide kunstenaars centraal stonden in hun werk waren onder meer leven, dood, troost, liefde en lijden. Een versie van De Schreeuw van Munch wordt hier dan ook getoond naast Het Korenveld onder onweerslucht, waar benauwdheid en angst verbeeld is.

Vincent van Gogh, Kreupelhout, 1889, Van Gogh Museum Amsterdam

Vincent van Gogh, Kreupelhout, 1889, Van Gogh Museum Amsterdam

Niet alleen worden dezelfde thema’s naast elkaar vertoond, ook worden werken met hetzelfde onderwerp gecombineerd, om zo gelijkenissen in stijl te kunnen zien. Erg duidelijk is dit te zien op de werken waar het bos onderwerp is. De kenmerkende expressieve, grove stijl met de contrasterende kleuren staat bij zowel Van Gogh als bij Munch krachtig op het doek. De expressiviteit wordt nog eens extra versterkt door de sfeervolle verlichting, die de emoties nog meer lijkt over te brengen.
In de laatste zaal is aandacht besteed aan de symfonie die Munch en Van Gogh wilden maken. Er zijn werken te zien die oorspronkelijk onderdeel uitmaakten van een serie, waarbij de werken elkaar zouden moeten aanvullen en verduidelijken, wanneer deze in samenhang vertoond zouden worden. De laatste zaal is ingericht met de ‘levensfriezen’ van de twee kunstenaars. Dit is in een huiskamerachtige setting gedaan waar op de achtergrond muziek te horen is, wat zorgt voor meer affiniteit.

Gelijkwaardig

Het is bewonderingswaardig te noemen dat vandaag de dag zo’n grote tentoonstelling tot stand heeft kunnen komen. Er zijn topstukken van over de hele wereld te zien, wat op zichzelf al een bezoek waard is. De ontwikkeling van de stijl van Munch en Van Gogh is erg duidelijk weergeven, evenals de gelijkenissen die de kunstenaars in hun werk vertoonden. Er is wat minder aandacht voor de verschillen tussen hun levens en carrières, wat voor meer verdieping had kunnen zorgen. Door hun voornamelijk gelijkwaardige kunstwerken samen te zien echter, worden de emoties en boodschappen versterkt overgebracht. Hierdoor lijken ze de perfecte aanvulling op elkaar te zijn.

Theater / Voorstelling

Illustratief samenspel

recensie: Nieuw Amsterdams Peil - Gezien Giacometti

Choreografe Beppie Blankert (1949) gaat een samenwerking aan met musicoloog Elmer Schönberger (1950), omwille van het boek A Giacometti Portrait (1965), geschreven door James Lord. In dit dansconcert proberen de muziek en de dans tevergeefs een dialoog aan te gaan.

Gezien Giacommetti, Beppie Blankert Dansconcerten ism NAP, altviool: Heleen Hulst, ensemble: cimbalom: Michiel Weidner, klarinet: Lars Wouters van den Oudenweijer, slagwerk: Noè Rodrigo, contrabas: Dario Calderone, piano: Gerard Bouwhuis, dans: Corneliu Ganea en Manuel Paolini, idee en compositie: Elmer Schönberger, choreografie: Beppie Blankert, scenografie: Violette Baudet, techniek: Kees van Zelst, productie: Beppie Blankert Dansconcerten,De Amerikaanse schrijver, Lord, schreef zijn boek over het poseren voor kunstenaar Alberto Giacometti. In achttien sessies werd zijn portret geschilderd, waar hij zonder medeweten van de kunstenaar over schreef. De voorstelling is gebaseerd op de compositie van Schönberger, getiteld Achttien dagen, waar Blankert vervolgens als choreograaf op gereageerd heeft. Zij wilde een samenspel creëren tussen de muzikanten en de dansers, om wisselwerking tussen de kunstenaar en de schrijver weer te geven. Dit gebeurt echter op een illustratieve wijze, zodat de creatieve intimiteit maar nauwelijks op het publiek overkomt.

Dansen met muzikanten

Als de voorstelling start met een mooi muziekstuk, mag het publiek met smart afwachten wanneer de dansers ten tonele zullen verschijnen. En als zij dan uiteindelijk komen, blijft hun houding slechts onderzoekend. Al balancerend op een stoel kijken de dansers elkaar aan, of bewegen zij rakelings langs elkaar. Het zou een veelbelovend begin van een spannende choreografie kunnen zijn, maar in plaats daarvan worden de muzikanten geforceerd bij het dansen betrokken. Doordat sommigen van hen midden op het toneel staan terwijl zij spelen, lijkt het alsof hun aanwezigheid iets zou moeten betekenen. Het is geen samenspel waarbij de livemuziek de beweging inspireert, maar een illustratie van verschillende kunstvormen die elkaar beïnvloeden.

Gezien Giacommetti, Beppie Blankert Dansconcerten ism NAPVormgeving

Het toneelbeeld is rommelig. Naast de muzikanten staan twee halfronde schermen, die lijken op lange flats. Het zijn interessante objecten an sich, maar hun schoonheid verdwijnt in het chaotische geheel. Op de achtermuur worden door het programma heen citaten geprojecteerd van Lord, om de worsteling van het creatieve proces nog eens te benadrukken. Een samenwerking is een uitdaging en niet altijd makkelijk, toch had de dans in dit dansconcert veel ruimte mogen krijgen. Giacometti schilderde een portret, Lord schreef een boek, Schönberger componeerde muziek en het toneel had Blankert geheel met beweging mogen vullen, zodat het publiek niet slechts het idee van interdisciplinaire invloed zou kunnen zien, maar deze ook daadwerkelijk zou kunnen ervaren.

Ode aan de mode
Kunst / Expo binnenland

Modespektakel in Den Haag

recensie: Ode aan de Nederlandse Mode

Waar een klein land groot in kan zijn! Dat bewijst maar weer de tentoonstelling Ode aan de Nederlandse Mode in het gemeentemuseum in Den Haag. De kleurrijk ingerichte zalen geven het gevoel van een feestje, dus zijn het bezoeken zeker waard.

Nog nooit eerder is er in Nederland zo’n groot overzicht van de Nederlandse modegeschiedenis gepresenteerd. Het is een ‘Ode’ bedoeld om de creativiteit en de eigen signatuur van de Nederlandse ontwerpers een welverdiende pluim te geven. De tentoonstelling laat de Nederlandse mode zien van 1900 tot 2015. De mode wordt niet chronologisch getoond, maar is gebaseerd op stijl en kleur. Het Hollandse landschap vol lijnen, vlakken, wind, wolken, molens, tulpen en klompen vormen het decor voor de vele prachtige creaties.

Ontwerp 'Gateau', 1974, Fong Leng. Foto: Marianne Vermeer

Ontwerp ‘Gateau’, 1974, Fong Leng. Foto: Marianne Vermeer

Het thema blauw

Blauw is al sinds de 18de eeuw een geliefde kleur in Nederland. Er is dan ook een zaal ingericht waarbij dit thema de boventoon voert. Naast allerlei jurken waarin de kleur blauw domineert, zijn er twee creaties die wel heel opvallend zijn. De eerste is de lange jurk ontworpen door Fong Leng met de naam Phoenix. Dit unieke exemplaar werd gedragen door Mathilde Willink, ooit de muze van de kunstschilder Carel Willink. Mathilde vertoonde zich graag als ‘levend kunstwerk’ om zo de stad Amsterdam extra kleur te geven. Verderop in de tentoonstelling zijn nog meer unica van Fong Leng te zien, met als hoogtepunten de mantel Velasquez en de creatie de Rups. Beide werden ook gedragen door stijlicoon Mathilde. De tweede opvallende creatie vormt het ensemble, de koningsblauwe japon en mantel gemaakt door Jan Taminiau, die Maxima droeg bij de inhuldiging van Koning Willem Alexander in 2013. Speciaal voor deze tentoonstelling gaf ze deze aan het museum in bruikleen.

Ensemble, 2015, Bas Kosters Foto: Marianne Vermeer

Ensemble, 2015, Bas Kosters Foto: Marianne Vermeer

Feest

Een zaal waar de mode gepresenteerd wordt in een spel van lijnen en vlakken in bonte kleuren, toont talloze creaties. We zien ontwerpen van onder andere Max Heymans, Frans Molenaar, Frank Govers. Edgar Vos en Viktor & Rolf. Strakke kleurige kledingontwerpen worden afgewisseld door uitbundige creaties met bloemen, strikken, zwierige ruches en borduurwerk. Een feest voor het oog!

In een ruimte ingericht als discotheek is het donker. Het licht komt van de glitter en glamour van de outfits, gemaakt van glanzende zijden stoffen versierd met glaskralen, pailletten en applicaties. Onder andere een prachtige zwarte spiegeljurk uit kunststof (1976) van Jan Aarntzen en flitsende ontwerpen van Bas Kosters uit zijn collectie Clowns are people too.

Ontwerpen van Frans Molenaar en Mart Visser. Foto: Marianne Vermeer

Ontwerpen van Frans Molenaar en Mart Visser. Foto: Marianne Vermeer

Rust

Na het donker komt het licht. De wanden geven de zee en lucht op een zomerse dag weer in een strakke compositie. De kleur van de mode die daar wordt getoond bestaat uit voor een deel uit zwart-wit, waarbij het gaat om contrast en lijnenspel. Het zijn ontwerpen van Frans Molenaar en Mart Visser. Daarnaast zien we kleurrijke outfits gebaseerd op de stijl van Mondriaan en het Constructivisme.

Ook een vleugje humor ontbreekt niet, te zien in My emoticon Family van Bas Kosters. Maar ook in een jurk van Winde Rienstra waarvan de rok is gemaakt van schoudervullingen (in zwang in de jaren 80) en een kort jasje van Niels Klaver met vier mouwen in plaats van twee.
De toekomst van de mode wordt getoond in een jurk gemaakt met een 3D-printer van Iris van Herpen uit haar collectie Escapism.

Dit is een zeer overzichtelijke en complete tentoonstelling van de Nederlandse mode. Overal zijn aan de wand bordjes geplaatst, met afbeeldingen van de creaties. Deze geven informatie over het gebruikte materiaal, wanneer en door wie het ontwerp is gemaakt. Het bijzondere is dat de kleuren van de omgeving zijn afgestemd op de getoonde trend. Al met al is deze modepresentie er een met een groot ‘wauw-effect’!

Theater / Voorstelling

Een uitdagende vriendschap

recensie: TENT - 3

Drie mannen gaan in een speeltuin voor waaghalzen op zoek naar hun fysieke grenzen. Competitiedrang, strijd en plezier gaan hand in hand en zorgen voor een bijzondere vriendschap. Met drie klimpalen op verschillende hoogtes, een spinnenweb aan spanbanden, enkele sets kleding en een lading motorhelmen is 3 van circustheatergezelschap TENT een toegankelijke en vermakelijke circustheatervoorstelling.

Op wat kleine objectmanipulaties met helmen en kleding vouwen na, worden de eerste circusvaardigheden getoond in de klimpaal (chinese paal). De mannen hangen, zwaaien en draaien alle kanten op en klimmen met het grootste gemak naar boven. Hoewel ze zelfstandig de speelruimte ontdekken, houden ze elkaar goed in de gaten. Constant wordt bevestiging bij elkaar gezocht om zo dichter tot elkaar te komen. De eerste fysieke krachtmeting gaat door totdat de mannen een moment nodig hebben om uit te hijgen.

Spelelementen

Terugkerend in de voorstelling zijn de verschillende spelelementen. Het eerste element dat langskomt is het badmintonspel, dat al snel evolueert naar een meer absurdistische vorm waarbij rackets heen en weer vliegen, shuttles in de mond worden gevangen en het badmintonspel op metershoge hoogte wordt afgerond. Ook met de andere spelelementen, waaronder armpje trekken, zonder handen een broek aantrekken en balanceren op een helm, krijgen de mannen de lachers op hun hand. Ze gaan zo op in hun spel dat ze elkaar af en toe even vergeten en buitensluiten. De derde man komt hierdoor met lege handen te staan en gaat maar wat anders doen, zoals met een voetbal spelen. Deze situaties zijn expres zo getimed en vormen zo uitstekende momenten voor logische overgangen naar volgende scènes in de voorstelling.

Objectmanipulatie

Naast badmintonrackets en –shuttles, zijn motorhelmen, jongleerballen en voetballen veelgebruikte rekwisieten voor objectmanipulaties. Een technisch hoogstandje is het moment waarop een vijfde voetbal van bovenaf in een al lopend 4-voetbal-patroon wordt gegooid, waarna vloeiend verder wordt gejongleerd met vijf voetballen. Dit is ook een van de weinige momenten in de voorstelling waar ruimte is om te applaudisseren. Naast het welbekende jongleren worden er ballen, rackets en een knuppel gebalanceerd. Ook in de objectmanipulaties dagen de mannen elkaar uit en overtreffen ze elkaar. Als de een een bal op zijn vinger ronddraait, dan kan de ander dat uiteraard met twee ballen bovenop elkaar.

Gevoel van gevaar compenseren

Hoewel een enkele circustruc de bij circus welbekende ‘oh’ en ‘ah’ klanken bij het publiek los weet te maken, valt het gemiddelde technische niveau mee. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat de drie mannen fysiek gezien aan elkaar gewaagd zijn en zich hebben gespecialiseerd in uiteenlopende discplines. De mannen kunnen elkaar geen meters omhoog gooien en maken geen gebruik van luchtwerkinstallaties, trampolines of andere risicoverhogende circusdisciplines. Dat het gevoel van gevaar wat ontbreekt, maakt echter dat een creatieve en onderzoekende voorstelling tot stand is gekomen, waarin objectmanipulaties net zoveel of misschien zelfs wel meer waardering krijgen als de andere circusvaardigheden, zoals acrobatiek en chinese paal. Door de speelse inrichting van de ruimte ontstaan tevens veel mooie, poëtische en grappige podiumbeelden. Een voorbeeld hiervan is de scène waarbij twee mannen opgaan in hun eigen circusdiscipline en tegelijkertijd een duet creëren. De man in de chinese paal maakt gelijksoortige bewegingen als de man die de knuppel manipuleert. Doordat de bewegingen synchroon worden uitgevoerd ontstaat een samenspel met een hypnotiserende werking. Het abrupte einde waarbij met de knuppel tegen de helm van de derde man wordt geslagen werkt dan ook zeker verfrissend.

Beginbeeld = eindbeeld

Tijdens het laatste gedeelte van de voorstelling wordt het podiumbeeld van het begin weer opgebouwd. Er wordt nog een spel gespeeld waarbij een man, die door het dragen van een dichte moterhelm niets kan zien, met behulp van de anderen een parcours over het podium moet afleggen. Een grappig element, maar door het lage tempo met een behoorlijk ander energieniveau dan de rest van de voorstelling maakt het de afsluiting te kalm.

Dichtbij het publiek

Al met al is TENT er met in geslaagd een originele voorstelling neer te zetten, waarbij de keuze voor de spelers voor nieuwe denkrichtingen heeft gezorgd. Hoewel de voorstelling op het technische niveau van circusvaardigheden niet aan kan sluiten bij het internationale circustheaterniveau, staat de voorstelling wel dichtbij het publiek.

Theater / Voorstelling

Een ondergraven Othello

recensie: ZEP Theaterproducties - Othello

Voor de moderne bewerking van Shakespeares Othello van ZEP Theaterproducties heeft regisseur Peter Pluymaekers de inzet van radicale middelen duidelijk niet geschuwd; zo ligt de tekstbewerking in handen van niemand minder dan Brainpower himself. Het resultaat is zeer toegankelijk voor jongeren, maar laat kwalitatief te wensen over.

De introductie van moderne straattaal in Othello maakt de voorstelling weliswaar zeer toegankelijk, maar het overdreven taalgebruik leidt vooral tot meligheid, waardoor de voorstelling te veel aan de oppervlakte blijft. Het is een nobel streven om Shakespeare naar het jonge publiek te brengen, maar op deze manier moet daarvoor een te hoge prijs worden betaald. De overvloed aan platte woordkeuzes staat bijna elke vorm van subtiliteit en poëzie in de weg en bovendien werkt de klaarblijkelijk onoverkomelijke dwangrijm onbedoeld op de lachspieren.

Veel effect, te weinig intentie

De spanningsopbouw komt de eerste helft moeizaam op gang. De tekstbewerking is vooral afleidend in plaats van verrijkend en het spel blijft lange tijd oppervlakkig. De noodzaak van de acteurs blijft op de achtergrond, waardoor er te weinig gelaagdheid kan ontstaan. Dit wordt gecompenseerd door flitsende overgangen, dansjes (met en zonder het publiek), vechtpartijen en het zingen van bekende popliedjes, maar een gevoel van leegte blijft overheersen. Er gebeurt ontzettend veel, maar tegelijkertijd te weinig. Het verhaal lijkt ons jammerlijk genoeg slechts te worden verteld en niet daadwerkelijk getoond.

Toch begint de spanning voor de toeschouwer toe nemen vanaf het moment dat de manipulaties van Jago (Kenneth Herdigein) steeds meer hun uitwerking gaan hebben op de nietsvermoedende Othello (Thomas de Bres). De dramatische ironie haalt je weer bij de les: hier gebeurt iets. De Bres’ tekstbehandeling is, voor zover de bewerking het toelaat, een noemenswaardige verademing. De toegenomen spanning draagt bij aan de geloofwaardigheid van alle acteurs. Daarbij zorgt hun fysieke spel voor een aangename energie en dynamiek in de voorstelling, al wordt dit vervolgens weer grotendeels teniet gedaan door de talloze hippe zinsneden.

Doorgeschoten vernieuwing

Het is onnodig om je in zoveel bochten te wringen om een moderne Shakespeare te maken. De charme van zijn werk schuilt voor een belangrijk deel in de geweldige thema’s die op zichzelf al zo tijdloos zijn dat ze actueel blijven. Straattaal kan daaraan een interessante dimensie toevoegen, maar in deze vorm belemmert het de acteurs om tot geloofwaardig en interessant spel te kunnen komen. Theatergroep ZEP werkt volgens het concept ‘Low Culture, High Level Theatre’ en richt zich in de eerste plaats op jongeren. Hopelijk weet het gezelschap met Othello deze doelgroep wel te enthousiasmeren, maar voor de ervaren kijker is het weinig prikkelend.

Theater / Voorstelling

Race Horse Company – Super Sunday

recensie: Letterlijk en figuurlijk alle kanten op

Open coulissen vol circusmateriaal, aan elkaar geducttapete gele vloerdelen en een provisorisch opgehangen vlekkerig wit achterdoek: dit is het openingsbeeld van de voorstelling Super Sunday  van de Race Horse Company. Ook in deze voorstelling heeft dit gezelschap zijn innovatiedrang weer bewezen, al pakt dat helaas niet altijd even goed uit.

Met de openingsact met de menselijke paarden wordt een goede spanningsboog opgebouwd naar een innovatieve act in een zelfgebouwde draaimolen. Ook de objectmanipulatie met een zware hamer wordt bijzonder goed door het publiek ontvangen. De hamer wordt metershoog de lucht in gegooid, hard rondgedraaid en keer op keer opgevangen alsof het niets weegt. Tot aan de beer die wordt gewonnen  bij de kop van Jut klopt het geheel waarin innovatie, techniek, klassiek circus en kermis goed met elkaar verweven zijn.

Spelen met de aandachtsboog

Vanaf dit punt krijgt de lijn van de voorstelling, waarin het publiek wordt meegenomen in een avondje kermis, steeds minder samenhang en vervalt tot een serie losstaande acts. Hierbij valt met name het controversiële plaatje van Jezus aan het kruis buiten de context van kermisattracties en gevaarlijke cirusacts. Ombouwmomenten duren iedere keer langer, wat tot een ‘hoogtepunt’ komt in een ombouw die langer duurt dan de finaletruc. De artiesten hebben duidelijk geprobeerd te spelen met de aandachtsboog van het publiek, maar zijn er niet in geslaagd de publiekswaardering hiermee voor zich te winnen.

Het spektakel van het klassieke circus

De Race Horse Company mee gaat mee in de huidige trend in het circustheater: het teruggrijpen naar elementen uit het klassieke circus. Hiermee doen ze af aan het zijn van een creatief en vernieuwend gezelschap en gaan ze mee met de bestaande ontwikkelingen. Aan de andere kant is merkbaar dat een groot deel van het publiek deze ontwikkelingen niet kent en de voorstelling zeer origineel vindt. Daarbij is er zeker wat voor te zeggen dat wat werkt te koesteren: het spektakel uit het klassieke circus. Spektakel is belangrijk: hoe hoger, verder en sneller, hoe beter. In Super Sunday wordt dankbaar gebruik gemaakt van deze kennis. De artiesten vliegen metershoog door de lucht wanneer ze zich uit de meest uiteenlopende installaties laten lanceren. Zo nemen de zelf plaats op de kop van Jut, laten ze zich afschieten uit een schommelconstructie wat een raket moet voorstellen en maken ze gebruik van een soort wipwap voor volwassen, een teeterboard. Aan de andere kant wordt het klassieke circus ook geregeld op de hak genomen. De voorstelling wordt geopend met een knipoog naar de paardendressuur en ook de klassieke manier van waardering vragen aan het publiek na een truc wordt opzettelijk overdreven.

Schommelende techniek

Circustechnisch gezien is duidelijk dat de zes artiesten professionele acrobaten zijn met bovengemiddeld ruimtelijk begrip. De hoeveelheden en combinaties van de salto’s en pirouettes zijn te vergelijken met die van professionele turners. Het technisch niveau in de voorstelling schommelt van matig (rondslingeren tussen een paar palen) tot hoogstaand (drievoudige salto’s). De draaimolen is, hoewel innovatief, technisch vrij beperkt. Echter, het niveau van het Rad des Doods, een metershoge staaf met aan beide uiteinde een levensgroot hamsterwiel, is matig. Dit komt vooral tot uiting wanneer blijkt dat er slechts eenmaal aan de buitenkant van het rad gelopen wordt en de sprongen vrij laag blijven. Aan de balansverstoringen en voorzichtigheid van de acrobaten is te zien dat deze act gevaarlijk dichtbij de grens van hun kunnen ligt.

Er worden gedurende de voorstelling onnodig grote risico’s genomen die weinig toevoegen aan de beleving van de vertoonde kunsten. De act op de reuzentrampoline daarentegen is van een hoog niveau met een goede balans tussen vaardigheid en gevaar. Het publiek zit op het puntje van haar stoel wanneer de acrobaat meervoudige pirouettes in zijn salto weet te draaien op een klein springvlak. Een verkeerde inzet bij zijn trucs is genoeg om metersver de trampoline uit gelanceerd te worden en op de harde vloer te vallen. Een mooie link tussen techniek en creativiteit wordt gemaakt door in het slot van de teeterboardact van en naar de draaimolen te springen. Op het niveau van dit gezelschap, dat wereldwijd in de grote theaterzalen speelt en hoog aangeschreven staat in het cirusveld, mag alleen wel verwacht worden dat deze link vaker gemaakt wordt.

Ondanks het feit dat niet overal raak werd geschoten, zijn de artiesten er wel in geslaagd een aantal bijzondere plaatjes te creëren, zoals een artiest die met huishoudfolie aan het Rad des Doods werd geketend en de trampoline die veranderde in een dansende ballenbak. Hoewel het een vermakelijke voorstelling is, liet de kop van Jut de bel niet vaak luiden.

Theater / Voorstelling

Educatief verantwoorde nostalgie

recensie: Krisztina de Châtel – Waltz & Infinite

Krisztina de Châtel (Boedapest, 1943) laat twee van haar choreografieën, Waltz (2010) en Infinite (2011), nogmaals opvoeren. Gedanst door vier ervaren dansers en negen dansacademiestudenten, kan het publiek aanstormend talent bewonderen.

Waltz - Krisztina de Châtel, foto Robert Benschop, 327Met het thema oorlog als rode draad begint de avond met Waltz; een ritmisch, theatraal en donker stuk uit 2010. Destijds werd het gedanst door Dansgroep Amsterdam, een ervaren en zeer talentvolle dansgroep, die helaas is opgeheven in 2013, als gevolg van de economische crisis. Zoals aangekondigd toont Waltz een groep mensen die schone schijn hoog probeert te houden; zelfs in tijden van crisis, oorlog en verdriet walsen zij door. Het toneelbeeld is een zwarte doos, waarin dansers in zwarte uniformen bewegen op traditionele muziek. Het beeld is mooi en dramatisch; de dans is ritmisch en overtuigend, totdat er dansers ontsnappen aan het collectieve ritme en zij gaan acteren dat zij ontsnapt zijn. Het lijkt alsof het publiek iets zou moeten opmaken uit de expressieve gezichtsuitdrukkingen van de dansers, alleen wordt niet helemaal duidelijk wat.

Oneindigheid

Na de pauze wordt het stuk Infinite uit 2011 opnieuw gedanst, een rauw stuk met een sterk toneelbeeld. Alle gordijnen zijn verwijderd, waardoor de dansers bewegen voor een kale stenen muur en onder een centraal TL-licht. De dansers zijn gekleed in simpele lichtblauwe kostuums, met ook een lichtblauwe stof over hun hoofd, waardoor de gezichtsuitdrukkingen van de dansers in dit stuk (gelukkig) verborgen blijven. De vorm dient in dit stuk als inhoud: door de bewegingen die de dansers uitvoeren lijken zij zich als slaven op te stellen. Ze dansen vaak synchroon en op de knieën en bewegen in een schijnbare oneindige herhaling. Het is een indrukwekkend stuk en het is met overtuiging gedanst. De vraag blijft echter waarom deze twee stukken nogmaals in première zijn gegaan, dit keer samen in de Stadsschouwburg Amsterdam. Het zijn mooie stukken, maar zouden zij in dit geval niet thuishoren in de theaterzaal van een dansacademie? Infinite-Krisztina de Châtel, foto Robert Benschop, 316De noodzaak tot het heropvoeren van de stukken blijft onduidelijk.

De Châtel sur place

Sinds Dansgroep Amsterdam niet meer bestaat, is Krisztina de Châtel verder gegaan als ‘De Châtel sur place’ – waarmee zij vernieuwende locatievoorstellingen maakt als ÚT/OET (2014), tezamen met stratenmakers en professionele dansers. Daarnaast gaat zij educatief verantwoorde projecten aan zoals deze voorstelling. Deze projecten zijn zeker interessant en vooral belangrijk in het kader van talentontwikkeling, maar er moet voor deze voorstelling ook een gepaste locatie gevonden worden, zodat het op het danspubliek niet zou kunnen overkomen als ijdele nostalgie.