We kunnen vragen om cookies op uw apparaat te plaatsen. We gebruiken cookies om ons te laten weten wanneer u onze websites bezoekt, hoe u met ons omgaat, om uw gebruikerservaring te verrijken en om uw relatie met onze website aan te passen.
Klik op de verschillende rubrieken voor meer informatie. U kunt ook enkele van uw voorkeuren wijzigen. Houd er rekening mee dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze websites en de services die we kunnen bieden.
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om u diensten aan te bieden die beschikbaar zijn via onze website en om sommige functies ervan te gebruiken.
Omdat deze cookies strikt noodzakelijk zijn om de website te leveren, heeft het weigeren ervan invloed op het functioneren van onze site. U kunt cookies altijd blokkeren of verwijderen door uw browserinstellingen te wijzigen en alle cookies op deze website geforceerd te blokkeren. Maar dit zal u altijd vragen om cookies te accepteren/weigeren wanneer u onze site opnieuw bezoekt.
We respecteren volledig als u cookies wilt weigeren, maar om te voorkomen dat we u telkens opnieuw vragen vriendelijk toe te staan om een cookie daarvoor op te slaan. U bent altijd vrij om u af te melden of voor andere cookies om een betere ervaring te krijgen. Als u cookies weigert, zullen we alle ingestelde cookies in ons domein verwijderen.
We bieden u een lijst met opgeslagen cookies op uw computer in ons domein, zodat u kunt controleren wat we hebben opgeslagen. Om veiligheidsredenen kunnen we geen cookies van andere domeinen tonen of wijzigen. U kunt deze controleren in de beveiligingsinstellingen van uw browser.
Deze cookies verzamelen informatie die in geaggregeerde vorm wordt gebruikt om ons te helpen begrijpen hoe onze website wordt gebruikt of hoe effectief onze marketingcampagnes zijn, of om ons te helpen onze website en applicatie voor u aan te passen om uw ervaring te verbeteren.
Als u niet wilt dat wij uw bezoek aan onze site volgen, kunt u dit in uw browser hier uitschakelen:
We gebruiken ook verschillende externe services zoals Google Webfonts, Google Maps en externe videoproviders. Aangezien deze providers persoonlijke gegevens zoals uw IP-adres kunnen verzamelen, kunt u ze hier blokkeren. Houd er rekening mee dat dit de functionaliteit en het uiterlijk van onze site aanzienlijk kan verminderen. Wijzigingen zijn pas effectief zodra u de pagina herlaadt
Google Webfont Instellingen:
Google Maps Instellingen:
Google reCaptcha instellingen:
Vimeo en Youtube video's insluiten:
De volgende cookies zijn ook nodig - U kunt kiezen of u ze wilt toestaan:
U kunt meer lezen over onze cookies en privacy-instellingen op onze Privacybeleid-pagina.
Disclaimer en privacybeleid
Leuke klaagzang
Na eerder het alledaagse en het teveel van de westerse mens onderzocht te hebben, legt de Ierse auteur Michael Foley ditmaal de zoektocht naar ‘leuk’ op zijn filosofische snijtafel. Kenmerkend aan zijn stijl is dat hij zijn onderwerp kadert vanuit de literatuur. Deed hij dat eerder met Proust en Joyce, nu is het de beurt aan Rabelais.
François Rabelais was een arts en schrijver uit de vijftiende en zestiende eeuw die onder andere lid was van de orde van de fransiscanen en de benedictijnen en ook als humanist te boek staat. Hij is echter vooral bekend geworden door zijn boek Gargantua en Pantagruel, dat bol staat van de satire, fantastische en groteske vertellingen, liederen en ondeugende grappen. Dit werk vormt een rode draad door het betoog van Foley, die zelf eveneens bekend staat om zijn vaak grappige beschrijvingen.
Conservatieve satire
De toon die Foley aanslaat balanceert voortdurend tussen sarcasme, satire en verwondering. Wanneer hij in zijn voorwoord tegen zijn zin in in een zogenaamd ‘leuk’ avontuur verzeild raakt, voert zijn sarcasme en minachting de boventoon. Ouwe zeur, of, arrogante lul, denk je als lezer, want in de vele ontmoetingen die hij beschrijft komt telkens dat toontje terug, wat ofwel op je zenuwen werkt, ofwel plaatsvervangend schmierend werkt. Foley, die zichzelf omschrijft als een introvert man, lijkt het vooral meta-leuk te hebben. Door achteraf op nauwelijks geïnteresseerde manier te schrijven over het voorval, of door er een literaire analyse van te maken, ontdoet hij het plezier van het gepeupel van haar magie. Echter, in de overdreven zucht naar plezier, hedonisme, escapisme en wat al niet meer onder leuk verkocht wordt vandaag de dag, is een kritische beschouwing een prettige verfrissing.
Foley constateert dat leuk als een nieuwe religie is, evenals geluk; het wordt tijd voor wat ketterse geluiden. Thema’s als de omkering, zoals deze gekend wordt in carnaval en de functie van de nar (die in vroege tijden als een van de weinigen de koning mocht bespotten zonder ter dood veroordeeld te worden – mits binnen bepaalde grenzen) vormen een vertrekpunt. Zo kent aldus Foley de vakantie een sacraal element in haar belofte, doch is de ervaring weer aards. Hierin is Foley wat vriendelijker dan de Franse filosoof Vladimir Jankélévitch, die in zijn boek over de beleving van de tijd, de verveling als een onzichtbaar monster aan al onze begeerde ervaringen laat knagen. De houding die we het best tegenover leuk kunnen aannemen is die van de vriendelijke ironie.
Leuk ironisch
Die ironische houding neemt Foley ook veelal aan, wanneer hij de verschillende domeinen van leuk behandelt. In hoofdstukken als: leuke seks, leuk dansen, leuke politiek, leuke spiritualiteit, leuke wedstrijd, leuk en zonde, enzovoorts. Op sommige van deze thema’s weet hij dieper in te gaan, waardoor ze in een eigentijds daglicht komen te staan. Dit doet hij bij leuke vakantie. Andere thema’s dienen als kapstok om een bepaald fenomeen te belichten, zoals gamen bij leuke wedstrijd of een rondstrooien van weetjes zoals bij leuke politiek. Of het noemen van meer bijzondere fenomenen, zoals bij leuk spiritueel, waarbij hij nauwelijks op spiritualiteit en de hausse hieromtrent ingaat.
Wanneer Foley het slot van zijn betoog nadert, wordt hij plots stellig. Alsof het boek een stempel moet drukken op leuk. Waar hij eerder proeft aan zijn stelling dat leuk en verveling reacties zijn op een chaotische wereld die geen leidend principe (meer) heeft, stelt hij dat alle moderne vormen van leuk die hij de revue heeft laten passeren, een terugkeer is naar een pre-christelijke tijd. Zo pleegt hij ontrouw aan zijn opvatting van deze tijd als post-postmodern, waar zijn eerdere suggestie van vriendelijke ironie als antwoord geldt. Een jammerlijke smet op een anderszins prettig leesbaar boek, dat in tegenstelling tot zijn voorgangers wat minder lachsalvo’s kent, maar nog altijd regelmatig tot erg leuke vondsten komt.
Leuk hè? De filosofie van plezier maken
Schrijver: Michael FoleyUitgever: Atlas Contact
Prijs: € 24,99
Bladzijden: 384
ISBN: 9789045033570
Misschien ook iets voor u
Spannend verpakte muziekles
Wie Voudou van Leendert van der Valk leest, begrijpt wat voor invloed de Afrikaanse muziek in de hedendaagse muziek heeft. Die invloed vind je terug in veel meer muziek dan wij beseffen. Voudou, of voodoo, heeft in dit boek niets te maken met poppetjes en spelden maar is de bron waar veel muzieksoorten uit ontstaan zijn.
De ondertitel van Voudou is: van New Orleans naar Cotonou op het ritme van de goden. Na het lezen van het boek begrijp je vooral het laatste beter. Voudou is niet los te zien van voodoosi; en dat zijn gelovigen, net als christenen en islamieten. De muziek die gemaakt wordt bij deze geloofsovertuiging, tijdens het oproepen van de goden bijvoorbeeld, is de muziek die zijn invloeden heeft laten gelden in veel andere muzieksoorten. Muziek die mee werd gebracht met de slaventransporten van Afrika naar andere plaatsen op de wereld.
Breed pallet aan invloeden
Als één ding duidelijk wordt in het boek dan is wel dat voudou helemaal verweven is met onze moderne muziek. De tentakels van deze muziek vinden we terug in bijvoorbeeld ht werk van Buena Vista Social Club, James Brown, Beyoncé, Arcade Fire, Dr. John en The Neville Brothers. En die lijst is nog veel en veel langer. Fela Kuti is een van de Afrikaanse grootmeesters die ook in Europa voet aan de grond wist te krijgen. In zijn muziek is de voudou misschien wel het puurst aanwezig; muziek die wij in het Westen hebben leren waarderen.
Een opvallende link tussen de muziek uit Afrika en de moderne muziek is Cuba. Dit land herbergt een bijzondere verbinding tussen de stromingen die niet direct te verklaren is.Cuba fungeert als een soort tussenhaven naar andere muziekstromingen. In Cuba wordt de Afrikaanse muziek versneden met de westerse.
Inwijding voor bescherming
Wie de muzikale, maar ook fysieke, reis van Leendert van der Valk volgt door dit boek te lezen, zal naast veel plezier ook spannende momenten beleven. Van der Valk laat je meebeleven hoe hij de kennis wist te vergaren. Deze opgedane kennis zal de lezer nog vele jaren bijblijven want elke keer als je nu muziek hoort, zul je de invloeden horen en herkennen. Soms lijkt voudou wel overal in te zitten.
Van der Valk heeft kans gezien om veel informatie zo te verpakken dat het boek leest als een spannend reisverhaal over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Zijn belevenissen, allemaal op touw gezet om het naadje van de kous te weten te komen over voudou, brengen hem op plaatsen en in situaties die soms hachelijk genoemd kunnen worden. Zo wordt van der Valk ingewijd in de voodoosi en wordt hem op het hart gedrukt nooit in trance te raken omdat dat gevaarlijk voor hem is. Ook hoort hij dat hij geen rode kleding mag dragen. Er worden dieren voor hem geofferd, hoewel Van der Valk daar eigenlijk heel veel moeite mee heeft. Toch laat hij het toe en hij beschrijft hoe de angst hem soms om het hart slaat. Hij heeft de wil het boek te schrijven maar heeft daar wel de bescherming en toestemming van de voodoosi voor nodig.
Soms moet de schrijver engelengeduld hebben om iets te weten te komen; Afrikanen hebben geen moeite met wachten en laten wachten. Een enkele keer lijkt die onhebbelijkheid Van der Valk zelfs te veel te worden.
Soundtrack bij het boek
Op het Excelsior-label is tegelijkertijd met het boek een cd verschenen met liedjes die verhelderend werken bij lezen van het boek. Natuurlijk is het onmogelijk om alle composities die genoemd worden in het boek daarop ten gehore te brengen, nog los van het regelen van de rechten omtrent die muziek.
Toch herbergt de cd Voudou – Sound of Voodoo een fraaie bloemlezing om te verduidelijken waar die invloeden van de voudoumuziek in terug zijn te horen. We horen bekende artiesten als Coco Taylor, Gill Scott Heron, Louis Armstrong, Dr. John en Gilles Peterson voorbijkomen. Maar ook artiesten die velen niets zullen zeggen dragen hier hun muzikale steentje bij. Zo vormt ook deze soundtrack een ware ontdekkingstocht door de muziekhistorie met zijn voudou-invloeden, die er niet altijd als een dikke schil bovenop of omheen liggen. Er zitten zeker artiesten bij die nadere bestudering van de muziek de moeite waard maakt. Neem bijvoorbeeld het fraaie ‘River’, uitgevoerd door Ibeyi, dat voor iedereen die het album uit 2015 niet kent een openbaring zou kunnen zijn; zwaar onderschat toen het verscheen. Maar voor mooie muziek is het nooit te laat!
Met Voudou heeft Leendert van der Valk een dijk van een boek geschreven dat een openbaring is over de invloeden van de Afrikaanse muziek op veel andere muzieksoorten. Het zit verstopt in veel hedendaagse, maar ook klassieke muziek. Het is een boek dat je de oren en soms ook de ogen doet openen voor klanken die we eerder wel hoorden maar nog niet begrepen.
Voudou, van New Orleans naar Cotonou op het ritme van de goden
Schrijver: Leendert van der ValkUitgever: Atlas Contact
Prijs: € 24,99
Bladzijden: 368
ISBN: 9789045028620
Misschien ook iets voor u
Literaire science fiction
Een alien komt naar de aarde, vermoordt wiskundige Andrew Martin en neemt zijn lichaam over om zo te infiltreren in de mensheid. Klinkt als een aflevering van de televisieserie Doctor Who, maar het is de start van de ontzettend leuke roman De wezens van Matt Haig.
Matt Haigs oeuvre wordt gekenmerkt door een combinatie van fantasy/science fiction en het familieleven. Hij schreef boeken voor zowel kinderen als volwassenen, waarvan sommigen al verfilmd zijn. In 2013 verscheen zijn roman The Humans, dat pas nu in de Nederlandse vertaling op de markt komt.
In De wezens heeft Andrew Martin een beroemde wiskundige hypothese bewezen. Martins ontdekking wordt gesignaleerd door buitenaardse wezens die technologisch al veel verder ontwikkeld zijn dan wij. Zij achten deze ontdekking te gevaarlijk voor het heelal en besluiten om in te grijpen. Ze sturen een afgezant naar de aarde, hij vermoordt Martin en neemt diens plek in op aarde.
Valse vooroordelen
Deze alien – in de roman heet hij vanaf nu ‘Andrew Martin’ – heeft als opdracht om iedereen die van de wetenschappelijke doorbraak afweet te vermoorden. Van zijn leiders kreeg hij te horen dat de mensheid een gewelddadige soort is die alleen maar om geld en oorlog geeft en bovendien nog in een soort stenen tijdperk leeft.
Maar als Martin zich onder de mensen begeeft, leert hij ze steeds meer waarderen. Hij merkt nuances op: mensen zijn niet enkel agressief, maar zorgen ook voor elkaar – iets dat in zijn eigen wereld niet meer voorkomt dankzij de hoogontwikkelde technologie. Hij merkt dat hij het er steeds meer naar zijn zin krijgt: “Ik moest om mezelf lachen. Het onbestaanbare feit dat ik daar op die allerbelachelijkste planeet was en het eigenlijk nog leuk vond ook.”
Wiskunde versus kunst
De planeet waar de alien Andrew Martin vandaan komt kent een heel rationele samenleving. Wiskunde is er het hoogste goed. Ellendige zaken zoals ziekte, dood en emoties zijn er uitgebannen. Op aarde komt Martin voor het eerst in aanraking met verdriet en fysieke pijn. Hij ontdekt dat het leven hier wat chaotischer en onvoorspelbaarder is dan in zijn thuiswereld. Deze elementen ziet hij terug in de muziek en literatuur die hij in het huis van de mens Martin ontdekt: “De muziek was complex en vol contradicties, en ik zou snel begrijpen dat dat precies is wat mensen menselijk maakt.” Kunst als weerspiegeling van de menselijkheid – een mooi gevonden metafoor.
De alien Martin begint de mensheid steeds meer te waarderen. Zijn thuiswereld is dan wel perfect en bevrijd van fysieke ongemakken, het is er ook een beetje saai: “De hemel is een plaats waar nooit iets gebeurt.” Martin komt voor een dilemma te staan: maakt hij zijn opdracht af en keert hij huiswaarts, of wordt hij een permanente aardbewoner?
De blik van een alien
De wezens is een ontzettend leuk boek over menselijkheid in al haar facetten. Haig beschouwt thema’s als liefde, kunst en de beschaving vanuit een buitenaardse blik. Het boek heeft bij aanvang wel een hoog ‘kijk eens hoe raar die aardlingen zijn’-gehalte, maar het wordt naarmate het verhaal vordert steeds meer de moeite waard. De roman zit vol met interessante observaties die je kijk op de wereld voor heel even veranderen (een mooi voorbeeld: wat als we werken ‘spelen’ noemen en elke dag ‘zaterdag’, dan wordt het leven toch meteen veel leuker?). Ondertussen is het ook gewoon een heel spannend verhaal over een vreemdeling die op zoek is naar een nieuw thuis. De wezens start als een science fiction verhaal maar ontstijgt vervolgens het genre en wordt daardoor een boek voor een breed publiek. Een knappe prestatie.
De wezens
Schrijver: Matt HaigUitgever: Lebowski
Prijs: € 19,99
Bladzijden: 320
ISBN: 9789048838042
Misschien ook iets voor u
Hoe een muur en een politiestaat miljoenen mensen uit elkaar dreef
Waar en wanneer je geboren wordt heb je zelf niet in de hand, slechts de manier waarop je omgaat met de beperkingen die de wereld om je heen je oplegt, kun je beïnvloeden. Voor duizenden Oost-Duitsers was de belangrijkste vraag na de bouw van het IJzeren Gordijn: blijf ik hier en leg ik mij neer bij het leven dat mij opgedrongen wordt, of waag ik de sprong naar de overkant, niet wetende of en hoe ik het overleef?
Als twintigjarige nam de moeder van de schrijfster, Hanna, in 1948 het onomkeerbare besluit haar leven op het spel te zetten voor de vrijheid die het westen kon bieden, wetende dat ze haar liefhebbende familie achterliet en misschien wel nooit meer zou zien. Dat was de prijs die je moest betalen als je het risico durfde te nemen om de totalitaire politiestaat, de DDR, de rug toe te keren.
Wat als?
De dochter van een overloopster – na de Tweede Wereldoorlog kwam de auteur zo te boek staan, iets wat verre gevolgen voor haar leven zou hebben. Gelukkig voor haar heeft zij de beproevingen die de Oost-Duitsers – en daarmee ook haar ouders, grootouders en neven en nichten – moesten doorstaan, nooit persoonlijk hoeven ondergaan. Terecht stelt ze zichzelf aan het eind van het boek de vraag hoe anders haar leven eruit had gezien als haar moeder niet de oversteek had durven wagen en daarmee haar eigen toekomst en die van haar nageslacht veilig zou hebben gesteld.
Zo vader, zo dochter
Dankzij overgebleven brieven, correspondenties, foto’s en mondelinge verhalen van familieleden die het overleefden, weet Willner een indrukwekkend en persoonlijk relaas te schetsen van het leven in het deel van Duitsland dat zich nog maar vijfentwintig jaar geleden ten goede begon te keren dankzij de politieke inmenging van Amerika. Ongetwijfeld geïnspireerd door de loopbaan van haar vader, die als overlevende van de Holocaust een baan bij het Amerikaanse leger wist te bemachtigen, begon Willners eigen loopbaan als eerste vrouw bij de Amerikaanse Inlichtingendienst. Toeval of niet, ook de DDR stond op het niet ongevaarlijke lijstje landen waar Willner haar werkzaamheden moest verrichten, waardoor ook zij zich persoonlijk mengde in de strijd tussen het communistische Oosten en het democratische Westen.
Volledige controle
Vergeleken met de West-Duitsers die de vruchten plukten van de opkomende welvaart, leefden de Oost-Duitsers veertig jaar lang in grote armoede, onzekerheid en angst, tot de val van de Muur hier eind 1989 een einde aan maakte. De Stasi, afkorting voor het Ministerium für Staatssicherheit (Ministerie voor Staatsveiligheid), was de binnenlandse veiligheids- en inlichtingendienst in de DDR. Zij had het volk en het leven van haar burgers volledig in haar greep: werk, school, kerk, vereniging; alles werd voor je bepaald. Wie zich niet hield aan de talloze regels die de vrijheid van haar burgers enorm beperkte, riskeerde zijn baan, een gevangenisstraf of zelfs zijn leven als hij of zij zo moedig was zich op het grensgebied tussen het Oosten en het Westen te begeven.
Feiten vermengd met persoonlijke verhalen
De waargebeurde verhalen grijpen je regelmatig naar de keel, maar worden nergens overdreven dramatisch neergezet. Juist de kracht van de familie, de sterke band tussen de familieleden en hun niet te onderdrukken trots en wil om te (over)leven in een periode waarin dit je bijna onmogelijk werd gemaakt, maken grote indruk. Het benadrukken van de kracht van het gezin doet soms verheerlijkend en bijna overdreven aan, maar blijkbaar was dit nodig om overeind te blijven in een wereld waarin al het andere onzeker was.
Veertig herfsten: vijf vrouwen uit één familie, aan beide kanten van het IJzeren Gordijn
Schrijver: Nina WillnerUitgever: Atlas Contact
Prijs: € 27,99
Bladzijden: 368
ISBN: 9789045029344
Misschien ook iets voor u
Less is Mondriaan
Hoe kunstschilder Mondriaan van een dode haas tot zijn internationaal beroemde rood-geel-blauwe blokjes is gekomen? Dat vertelt deze tentoonstelling waarin maar liefst 300 werken van Mondriaan voor het eerst bijeen hangen.
Het Gemeentemuseum Den Haag viert 100 jaar Mondriaan en de Stijl met een schilderijententoonstelling over Piet Mondriaan (Amersfoort, 1872 – New York, 1944). De strakke, zwarte lijnen en de harde kleurvlakken in rood, geel en blauw uit Mondriaans schilderijen zijn een internationaal icoon van minimalistisch Nederlands ontwerp geworden.
Op weg naar abstractie
De ontdekking van Mondriaan laat elke fase van Mondriaans stijlontwikkeling op het doek zien. Waar een klassiek vervaardigd stilleven van een dode haas in de entreeruimte van de tentoonstelling nog getuigt van Mondriaans academische schildersopleiding, bevindt de bezoeker zich in de volgende zaal tussen landschappen waarin Mondriaan al met abstractie experimenteert. Hij keert zich langzaam af van de weergave van de werkelijkheid en heeft hier steeds minder middelen voor nodig. Mondriaan schildert meerdere keren een appelboom, die steeds meer een spel van lijnen wordt in plaats van een herkenbare boom. De lijnen en het ritme zelf worden het onderwerp.
Piet Mondriaan [1872-1944], Evolutie, 1911, Olieverf op doek, 183 x 257,5 cm., Gemeentemuseum Den Haag.
Mondria(a)n
Het esoterische drieluik Evolutie (1911) laat zien hoe Mondriaan door de theosofie en het kubisme geïnspireerd is, maar dan ontdekt dat hij stilistisch achterloopt bij collega’s als Picasso. Dus verhuist hij in 1912 op zijn veertigste naar Parijs, het internationale centrum van de kunstwereld op dat moment. Mondriaan breekt zowel met zijn oude schilderstijl als met zijn verloofde en verandert zijn naam in ‘Mondrian’.
Op zoek naar de essentie kiest Mondriaan ervoor om alleen nog maar primaire kleuren en niet-kleuren te gebruiken. Hij zoekt een universele beeldtaal. Door kleur en vorm zoveel mogelijk te vereenvoudigen om zo het geestelijke te benadrukken en boven de realiteit van de zichtbare wereld uit te stijgen. Mondriaan verandert de kunst hiermee totaal en de tentoonstellingsmakers durven zelfs te stellen dat hij samen met Malevich en Kandinsky de uitvinder van abstracte kunst is.
Na zalen vol schilderijen en weinig tekst of andere objecten komt de aparte hal die aan Mondriaans persoonlijke leven gewijd is als een welkome afwisseling. Hier is de hoeveelheid informatie alleen dan weer overweldigend. Maquettes reconstrueren Mondriaans ateliers die hij altijd beplakte met gekleurde vierkanten en rechthoeken, alsof hij leefde in zijn eigen schilderijen. Mondriaan blijkt een feestbeest. In Parijs danst hij in veel jazzclubs en bezoekt gewaagde optredens zoals van danseres Josephine Baker. Ook de vele brieven aan verschillende geliefden onthullen Mondriaans passionele aard.
Fritz Glarner, Piet Mondriaan met Broadway Boogie Woogie, New York, 1943. Collectie RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis.
Boogiewoogie
In 1939 verhuist Mondriaan naar New York om de oorlog in Europa te ontlopen en schrijft aan een vriend dat er meer ‘boogie woogie’ in zijn schilderijen moet komen, verwijzend naar de nieuwste muziekstijl waar hij gek op is. Het resultaat: de Victory Boogie Woogie (1942-1944). Dit enorme, ruitvormige schilderij met verticalen en horizontalen van blokjes rood, geel en blauw hangt als apotheose van Mondriaans levenswerk in de laatste tentoonstellingszaal. Tientallen stukjes tape die Mondriaan uiteindelijk heeft willen vervangen door verfstreken getuigen ervan dat hij dit meesterwerk niet heeft afgekregen voor zijn dood.
Mondriaan heeft van het dynamische ritme uit de boogie woogie een visuele ervaring weten te maken. De muziek die uit de luidsprekers klinkt en de tentoongestelde feestjurken uit die tijd helpen de associatie tussen schilderij en ritme op gang brengen, wat laat zien dat er vaak meer nodig is dan alleen het schilderij zelf om de essentie duidelijk te maken. Dit is een tentoonstelling waarin je in alle rust Mondriaan kunt ontdekken en waarvoor geldt: ‘less is more’. Maar een beetje meer boogiewoogie had ook geen kwaad gekund.
Afbeelding bovenaan: Piet Mondriaan [1872-1944], Compositie met groot rood vlak, geel, zwart, grijs en blauw, 1921, Olieverf op doek 59,5 x 59,5 cm., Gemeentemuseum Den Haag.
De ontdekking van Mondriaan - Amsterdam | Parijs | Londen | New York
Gezien in: Gemeentemuseum, Den HaagNog te zien tot: zondag 24 september 2017
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Bijzondere en mooie muziek
Terwijl er een mooie serie cd’s verschijnt over de Nederpophistorie onder de verzamelnaam The Golden Years of Dutch Pop Music, wordt er in Nederland nog steeds heel mooie muziek gemaakt, die internationale klasse herbergt. In deze Nederpop-update reizen we muzikaal langs wat pareltjes.
In deze update vestigen we de aandacht op niet voor de hand liggende releases, van de afgelopen maanden. We duiken hiermee in allerlei hoeken en gaten van de vaderlandse muziek. Ze hebben allen een hoge mate van kwaliteit in zich: noem het maar gerust “vakmanschap”.
De harp centraal
Het nieuwste album van Anne Vanschothorst wordt in een heel kleine oplage uitgebracht. Wie zo’n drie jaar geleden viel voor Ek is Eik moet er vlug bij zijn om Beautiful World te bemachtigen via de site van Vanschothorst. Eigenlijk verdient deze dame een even groot podium als Lavina Meyer. Toch zullen we Vanschothorst niet op een podium tegen gaan komen om haar muziek voor een publiek uit te voeren. Ze kiest er nadrukkelijk voor om haar muziek op een andere wijze te gelde te maken. Zo schrijft ze veel filmmuziek, die we in een veelheid van producties terug horen. Net als op haar vorige album staat ook hier de harp centraal.
Op dit nieuwe album valt evenwel heel veel te genieten. In de elf harpgedichten, zoals Vanschothorst haar composities noemt, laat ze vooral haar hart spreken. De gedichten vertellen over schoonheid, liefde, troost en muziek, laat de kunstenares weten in het bijgeleverde boekje. Ze speelt de muziek samen met haar band: Rebecca Sier componeerde mee en horen we zingen op een enkele track (‘Oh Let It Have Voice’), Michael Moore componeerde ook mee en laat zich horen op de klarinet. Jan Willem Troost speelt op cello, Thijs de Melker op bas en tekent tevens voor de productie. Tenslotte horen we Arthur Bont op percussie en drum. De hoofdrol voor het grootste deel van de composities en het bespelen van de harp is natuurlijk voor Vanschothorst zelf. Het album Beautiful World ademt vooral een grote rust, maar ook vakmanschap uit. De muziek balanceert tussen klassieke-, film- en popmuziek. Een wonderlijke combinatie, maar horen is in dit geval geloven. Het is daarnaast muziek om te ontleden en om op je te laten inwerken. ‘Inmasseren’ is misschien een beter woord. Muziek van een kunstenares met een grote K.
Bovio van een andere kant
Marcela Bovio speelde vorig jaar november in het Tilburgse Paradox bij wijze van experiment voor het eerst een pianoversie van haar album. Deze uitvoeringen smeekten haast vanzelf om een opname op cd. Samen met Erik van Ittersum op de grand piano zong Bovio de sterren van de hemel en wist ze in deze intiem kleine setting het publiek van haar grote klasse te overtuigen. Ook zonder band bleef deze getalenteerde zangeres meer dan overeind. Het volledige album werd voorzien van fraaie piano-arrangementen. Op de cd worden de composities aangevuld met een viertal bonustracks. We horen een nieuwe compositie van Bovio zelf: ‘Hope is Never Lost’, twee composities van anderen en een Spaanstalige uitvoering van ‘The One’. Het zijn niet alleen de extra’s die het waard maken om Unprecedented – The Piano Sessions aan de verzameling toe te voegen. Het is vooral de totaal andere beleving van de liedjes die Bovio laat horen.
Eigenlijk staat dit album wederom als een huis en is het niet te bestempelen als een tussendoortje. Het album is eerder het tweede deel van haar solodebuut. Inmiddels is Bovio al weer aan het schrijven voor haar tweede album. Ze staat haar eigen mannetje in de brandende belangstelling van haar eigen compositorische en uitvoerende kracht.
Akoestische pop
Het album De nieuwe gezelligheid verscheen in 2015 als eerste Nederlandstalige album van Joost Oskamp. Met Mooierd kleedt Oskamp zijn composities nog kariger aan en houdt daarmee puur de essentie van zijn fraaie liedjes over. Een tokkelalbum noemt hij het. Samen met Ferry van der Groep weet Oskamp met een dozijn fraaie liedjes het mooiste in zichzelf naar boven te halen.
Oskamp zegt zelf zijn liedjes in de geest van artiesten als Kings of Convenience, Simon & Garfunkel en Jim Groce te hebben gemaakt. Niet de minste namen om jezelf mee te vergelijken.
Het album werd in de nazomer van vorig jaar op Texel opgenomen. Analoog met digitale perfectie, zo schrijven ze zelf. De warmte in de liedjes is duidelijk hoorbaar en gaan allen een stuk dieper dan het gemiddelde popliedje. Ze verhalen duidelijk over een bewogen periode in het leven van de liedjesschrijvers.
Als je de sound van Oskamp moet beschrijven, schieten namen als Spinvis en Lucky Fonz III door het hoofd. Niets mis mee natuurlijk. Beide vergelijkingen lopen uiteindelijk mank, maar ze geven wel de richting aan van deze fijne akoestische luisterliedjes met niet alledaagse teksten, die uitnodigen tot goed luisteren.
Op ‘Wordt wel beter’ horen we Oskamp in duet met de vrouwenstem van Nana Adjoa, die eerder zong met Oskamp in de band Joast. Het nummer klinkt als het gevoel van een dauwdruppel in het ochtendgloren. Dit levert een heel fraai moment op het album.
Link: Marcela Bovio
Link: Joost Oskamp
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Een bulderende roman
Wie de titel van Maria Stahlies nieuwe roman, De middelste dag van het jaar, googelt, vindt ook twee andere stukken van haar over deze dag. Blijkbaar is de middelste dag al lange tijd een obsessie voor de schrijfster. De roman valt echter tegen.
Wat wil Maria Stahlie (1955) precies bereiken in haar nieuwe roman De middelste dag van het jaar? Het is een ééndagsroman, een ingewikkeld genre dat groot gemaakt werd door modernistische boeken als James Joyce’s Ulysses (1922) en Virginia Woolfs Mrs Dalloway (1925). Een ééndagsroman is een balanceeract: één dag uit een leven staat centraal, en op die dag vindt zowel het alledaagse als het levensveranderende plaats. In De middelste dag van het jaar probeert vertaalster Sylvia Ciecierzky een snikhete, Amsterdamse dag te overleven, terwijl ze ook de waarheid leert over een aantal gebeurtenissen uit haar verleden die hun stempel op haar leven hebben gedrukt.
Klein en groot
Het kleine: pogingen aan de vertaling van een Poolse novelle te beginnen, Skype-gesprekken met dochters en kleinkinderen in de Verenigde Staten, het zweet dat bij elke handeling uit de poriën gutst. Het grote: een dode ex-man herdenken, bij diens graf een jongen tegenkomen die is ingevlogen van het Griekse eiland waar ze vroeger gewoond hebben, een andere ex die weer in het land is. Het grote en het kleine worden tegen elkaar afgezet. En dat alles op 2 juli, de titulaire middelste dag van het jaar: een kantelpunt waarop de eerste helft van het jaar overloopt in de tweede.
Een ééndagsroman kan niet zonder een heldere stijl. Geen enkel literair werk kan dat, maar dit genre vraagt in het bijzonder om proza dat het gewone en het buitengewone weegt, het eerste laat fonkelen, het laatste grondt. Stahlie slaagt er niet in om dat in De middelste dag van het jaar te doen. Haar proza is te zoekend, wat leidt tot richtingloosheid. Zo laat haar veelvuldig gebruik van het beletselteken (…) zinnen in de lucht hangen. Maar storender zijn de herhalingen van bepaalde frasen. In de eerste pagina’s van het boek is een aantal keer sprake van ‘dispensatie’, die de weerman het land zou hebben verleend in verband met de hitte. De herhaling van dat woord stoort al snel. Een dieptepunt komt later, in de volgende passage:
Wat een dissonant is
Op andere momenten worden er dingen ten overvloede uitgelegd: de definitie van een dissonant, of de geografie van Amsterdam. Wanneer Sylvia op weg is naar Amsterdam Centraal, schrijft Stahlie dat dit de plek is ‘waar aan de achterkant de boten af en aan voeren om de twee kanten van het IJ vierentwintig uur per dag bereikbaar te maken voor voetgangers en fietsen.’ Ja, er is in het heen-en-weer varen van de boten de suggestie van beweging en eeuwigheid, van het alledaagse leven, maar is zo’n zin nodig? Zou de lezer van deze roman niet bekend zijn met de geografie van de hoofdstad?
De stijl is in De middelste dag van het jaar dermate storend, dat het de inhoud in de weg zit. Als de roman eindigt, is het ochtend. Sylvia Ciecierzky is nog wakker. De tweede helft van het jaar is begonnen. Er overvalt haar ‘een hoop die zich net als de verschijning van het eerste daglicht niet liet tegenhouden.’ Sylvia leeft verder, de roman is gelukkig klaar.
De middelste dag van het jaar
Schrijver: Maria StahlieUitgever: Querido
Prijs: €18,99
Bladzijden: 271
ISBN: 271
Misschien ook iets voor u
Dichterlijke vriendschap
Een tuin in de winter, het nieuwe boek van Anna Enquist, bestaat uit herinneringen aan de dichter Gerrit Kouwenaar (1923–2014). Het boek is soms wat rommelig, maar staat ook vol met mooie momenten.
Weet men over tien jaar nog wie Gerrit Kouwenaar was? Er is geen biograaf aangesteld en er wordt weinig over de dichter gesproken, terwijl hij toch één van de grootste naoorlogse Nederlandstalige dichters was. Anna Enquist (1945), dichter, schrijver en goede vriendin, ziet die ontwikkeling met lede ogen aan. Haar memoires Een tuin in de winter, verschenen bij de Arbeiderspers in de prestigieuze reeks Privé-domein, heeft ze expliciet geschreven tegen het vergeten dat op de loer ligt.
Vriendschap
Enquist en Kouwenaar leerden elkaar begin jaren negentig kennen tijdens Poetry International. Kouwenaar was al jaren een belangrijk dichter, een poëtische stem die niet te negeren viel. Enquist kwam net kijken, al zou ze kort na hun ontmoeting de C. Buddingh’-prijs voor haar debuutbundel winnen. Er ontstond een goede vriendschap tussen Enquist, Kouwenaar en hun partners, die ruim twintig jaar zou duren – tot Kouwenaar in september 2014 overleed.
‘Waarom schrijf ik dit allemaal op?’ schrijft Enquist in het begin. Om hem te herinneren, voor de toekomst te bewaren, zegt ze. Maar er is meer: ‘Ik kan niet over Gerrit schrijver zonder over mezelf te schrijven.’ Ze zien elkaar via de ander: de dichters hebben een andere poëtica, Kouwenaar werkt met symbolen, Enquist is meer verhalend. Dat verschil is voer voor discussies, maar schept ook een band.
Focus
In de eerste vijftig tot zestig pagina’s is Een tuin in de winter wat rommelig: Enquists herinneringen buitelen over elkaar heen, worden niet geordend. Ze beschrijft voorvallen, gesprekken, impressies: maar wat eerder kwam, en wat later, wordt niet duidelijk. Dit wordt gecompliceerd door de andere lijn in het boek, die bestaat uit verspreide aanwijzingen naar het heden waarin Enquist dit boekje schrijft. Haar eigen schrijfproces wordt zo expliciet onderdeel van het boek, maar ontneemt ook het zicht op het onderwerp van dat proces, namelijk haar vriendschap met Kouwenaar.
Vanaf het moment dat de dood van Kouwenaars vrouw Paula nadert, komt er een zekere focus in Een tuin in de winter. Dan blijkt namelijk dat Enquists herinneringen grotendeels chronologisch geordend zijn, en vanaf het begin van haar vriendschap met Kouwenaar tot aan Kouwenaars eigen dood lopen. Door de aanwezigheid van de dood ontstaat er, zoals vaker in Enquists werk, een rode draad, een verhaal.
Mooie herinneringen
Uiteindelijk biedt Een tuin in de winter een aantal mooie herinneringen, van dagen in Amsterdam en vakanties in Kouwenaars huisje in Frankrijk. Van dood en leven. Van vriendschap: niet alleen die tussen Enquist en Kouwenaar, maar ook die met collega’s Bernlef, Kopland en Remco Campert. Een tuin in de winter is op sommige momenten onverbloemd melancholisch – alleen Enquist en Campert leven nog –, maar Enquist maakt ook de doelstelling waar die ze zichzelf voor haar schrijven gesteld had: Kouwenaar herinneren op zijn vrolijkst.
Een tuin in de winter
Schrijver: Anna EnquistUitgever: De Arbeiderspers
Prijs: €19,99
Bladzijden: 166
ISBN: 9789029514248
Misschien ook iets voor u
Taart bij het verdriet
Marjolijn van Heemstra (1981) doet iets ingewikkelds in haar nieuwe roman En we noemen hem. Haar oorlogsverhaal gaat over het nagalmen van de geschiedenis, wat we over het verleden weten en hoe we weten wat we weten.
Eigenlijk gaat dit oorlogsverhaal niet over de oorlog. De gebeurtenis waarop de familie van Marjolijn zich beroept in deze roman – en misschien ook in het ‘echt’, daar begint Van Heemstra’s grootste troef, het mengen van fictie en werkelijkheid, al – vindt op 5 december 1946 plaats, anderhalf jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens die Sinterklaasavond komen drie mensen om het leven, naar men zegt omdat ze fout waren in de oorlog. Het brein achter de aanslag is een verre oom van Marjolijn, die liefkozend ‘bommenneef’ genoemd wordt in de familie.
Bommenneef
In het verhaalheden denkt Marjolijn eraan haar nog ongeboren zoon te vernoemen, naar de bommenneef Frans Julius Johan. ‘Deze tijd kan wel wat opoffering en moed gebruiken,’ zegt ze tegen haar man, ‘D’. D reageert: ‘Ik dacht dat die hele vernoeming … een goed verhaal was, voor feestjes en zo. Niet iets wat je echt wilde.’ Daarmee verwoorden zij de centrale thema’s van deze slanke roman: wij in het heden interpreteren historische gebeurtenissen en voorzien ze van betekenis, waardoor de geschiedenis verwordt tot een makkelijk te begrijpen verhaal. De aanslag is, zeventig jaar na dato, een bron geworden van zowel vermaak als eer voor de familie van Marjolijn. Een geschiedenis staat nooit op zichzelf, dient een ander doel.
En we noemen hem bestaat uit Marjolijns zoektocht naar het verhaal achter bommenneef en de aanslag. Naar wie wil ze haar zoon eigenlijk vernoemen? Wie was deze man, wat is er waar van het verhaal dat ze kent? Van Heemstra zet spanning op de zoektocht door elk hoofdstuk af te laten tellen naar de geboorte (‘Nog 27 weken’, ‘Nog 26 weken’). Door die druk, die ook nog eens steeds sneller oploopt, suggereert zij dat Marjolijns zoektocht naar de waarheid niet zal slagen: het halve jaar dat haar is gegeven is te kort, en de waarheid laat zich niet opjutten. Uiteindelijk zal ze dus gedwongen zijn te kiezen voor een versie van de waarheid waar ze zichzelf min of meer tevreden mee kan stellen, en dat realiseert Marjolijn zich ook.
Schuren
Het is vanaf dat moment dat En we noemen hem voor mij op een irritante manier begon te schuren. Van Heemstra laat veel open: waar Marjolijn en de bommenneef personages met namen zijn, hebben veel intimi alleen een initiaal (‘D’, ‘A’). En je kan een debat aangaan over het genre van dit boek: op basis van de NUR spreek ik van een roman, maar het boek kan net zo goed non-fictie zijn. Van Heemstra mengt haar kleuren vakkundig, waardoor er een soort derde ruimte ontstaat, waar meerdere mogelijkheden tegelijkertijd waar kunnen zijn en naast elkaar kunnen bestaan.
Wat niet had gehoeven, is een ontboezeming tegen het einde van de roman, waar Marjolijn bekent een aantal details in het verhaal te hebben veranderd. (Of misschien biecht Van Heemstra dat wel op.) Onnodige details, zoals: bij een familie at ze geen nootjes, zoals beschreven werd, maar taart – maar dat paste niet bij het verdriet dat ‘tijdens het gesprek de kring rondging’. Deze ingrepen lijken vooral een poging het verhaal te normaliseren, binnen bekende kaders te passen. Dit had niet gehoeven: En we noemen hem is juist een boek dat zich niet houdt aan kaders en voorschriften, dat de juiste vragen stelt, dat niet bang is verwachtingen op de kop te keren.
En we noemen hem
Schrijver: Marjolijn van HeemstraUitgever: Das Mag
Prijs: €19,95
Bladzijden: 218
ISBN: 9789492478375
Misschien ook iets voor u
Meer thuis zonder huis
Nadat Grunberg het huis van zijn ongewone ouders had verlaten voor het oppakken van een eigen bestaan, kreeg hij afkeer van gezin en eigen huis – het vroegtijdig verlaten gymnasium ervoer hij mogelijk ook als te ommuurd. Sindsdien verblijft hij op enkele vaste adressen – steeds doorgangshavens naar elders. Het hotelwezen heeft zijn voorkeur veroverd. In Thuis ben je houdt hij die voorkeur tegen het licht.
Dat heeft hij in wekelijkse bijdragen een jaar lang gedaan op De Correspondent. In dat jaar moet hij dus zo’n 54 keer in een hotel verbleven hebben. In het boek beslaan die bijdragen heel wat meer bladzijden dan nodig, want na iedere bijdrage volgt een blanco pagina en na iedere alinea een witregel. Je kan zeggen dat al dat wit de tussenpozen verbeeldt waarmee het reizen zit opgescheept.
Buitenwereld
Grunberg spiegelt zich graag aan de Joods-Oostenrijkse Joseph Roth; de schrijver die consequent van een eigen huis heeft afgezien. Dat was uit een innerlijke noodzaak die hij nauwelijks bekostigen kon, maar voor Grunberg was het meer een luxe. Voor beiden geldt de onstuitbare drive om de buitenwereld direct onder ogen te zien, zeker waar de meer bizarre gebeurtenissen zich afspelen. Op een vaste woon- en verblijfplaats riskeer je al gauw onverschilligheid en oogkleppen.
Grunberg bekent zijn vriendin: ‘Ik heb nog altijd het gevoel dat het leven moet beginnen’, ook al hebben zijn romans en non-fictie zich opgestapeld. Het zou goed kunnen dat het verzonnen leven, dat qua oeuvre staat als een huis, hem is gaan benauwen. De romans hebben verrast door de laconieke Grunberg-stijl en de bizarre personages en gebeurtenissen. Maar zo om en nabij de roman Mijn oom (2008) begint die opzet wat armoedig te raken. Het lijkt of de schrijver er zelf ook niet meer zo in gelooft. Vooral een tekort aan levensechtheid, aan inleving en geloofwaardige psychologie wreekt zich meer en meer. Door wat Grunberg als wereldreiziger beleeft komt hij meer aan echtheid toe. ‘Elke ontmoeting is een kans: het ware casino is het avontuur dat menselijk contact heet.’ Maar vrijwel nergens staat hij zich toe die contacten in een enigszins persoonlijk licht te plaatsen. Op gedrukt papier verzamelt hij zijn contacten als postzegels.
Acteur
Het is een goede zaak dat Grunberg zich tot mensen van vlees en bloed is gaan wenden en zijn maatschappelijke bekommering in tal van columns de vrije loop laat. Treffend is ook dat hij zich in samenwerkend verband meer met toneeluitvoeringen inlaat, soms als de acteur waarvoor hij niet geschikt geweest zou zijn. Mogelijk zag hij destijds het acteurschap als middel om, via de omweg van de vastgelegde rol, zichzelf meer bestaansvorm te geven. Nog steeds neemt Grunberg graag een rol aan, onder meer die van Mensendokter, Seksrabbijn en Hotelmens. Waarschijnlijk ziet hij zijn schrijverschap grotendeels als een rol, opdravend voor interviews, lezingen en wat dies meer zij.
‘Alles eindigt als non-fictie, waarbij ieder mens zijn eigen project is.’ Jarenlang waren de verhalen uit eigen duim Grunbergs project tot zelfverwerkelijking . Opvallend, ook in zijn non-fictie, blijft zijn emotionele reserve en de afscherming van zijn zielenroerselen. In Thuis ben je dicht een germaniste hem ‘emotionele kilte’ toe, al spreekt hij zelf van ‘emotionele herpes’. Is ‘niet elke troost goedkoop of zelfs ronduit leugenachtig?’ Met die zogenoemde kilte komt hij gemiddeld aardig weg, ondanks zijn ‘harem’ vol exen, en dankzij zijn als vanouds sterke wapen waarmee hij laconiek van hotel naar hotel zijn verplaatsingen en ontmoetingen beschrijft. Ironie beschouwt hij als ‘een zaak van leven en dood (…) buiten het hek van de ironie begint het radicale mysticisme en in dat moeras zink je als gewone sterveling snel weg.’ Ironie is ook zijn middel om de ‘hoogst individuele en tergende angst die het leven vergalt’ te ontwapenen. In zijn romans geeft hij aan angst en wanhoop alleen indirect en vervormd uitdrukking, in zijn non-fictie doet hij er het zwijgen over toe of maakt hij er zich met kwinkslagen vanaf.
Ontheemding
Waar voelt Grunberg zich thuis? Iedere bijdrage in Thuis ben je mondt uit in steeds een ander antwoord. Er blijkt weinig voor nodig om je ergens anders dan thuis, thuis te voelen. ‘Het hotel maakt de meeste worstelingen licht en daarmee draaglijk.’ De ontheemding lijkt Grunbergs psychische interieur prettig te doorluchten. Géén mysticisme. Met Henry de Montherlant zegt hij ‘dat het avontuur van je leven op de volgende straathoek kan beginnen.’ Meestal ligt daar geen moeras.
Thuis ben je, berichten van een hotelmens
Schrijver: Arnon GrunbergUitgever: De Correspondent
Prijs: €12,50
Bladzijden: 218
ISBN: 9789082520361
Misschien ook iets voor u