Boeken / Non-fictie

Meer thuis zonder huis

recensie: Arnon Grunberg - Thuis ben je, berichten van een hotelmens

Nadat Grunberg het huis van zijn ongewone ouders had verlaten voor het oppakken van een eigen bestaan, kreeg hij afkeer van gezin en eigen huis – het vroegtijdig verlaten gymnasium ervoer hij mogelijk ook als te ommuurd. Sindsdien verblijft hij op enkele vaste adressen – steeds doorgangshavens naar elders. Het hotelwezen heeft zijn voorkeur veroverd. In Thuis ben je houdt hij die voorkeur tegen het licht.

Dat heeft hij in wekelijkse bijdragen een jaar lang gedaan op De Correspondent. In dat jaar moet hij dus zo’n 54 keer in een hotel verbleven hebben. In het boek beslaan die bijdragen heel wat meer bladzijden dan nodig, want na iedere bijdrage volgt een blanco pagina en na iedere alinea een witregel. Je kan zeggen dat al dat wit de tussenpozen verbeeldt waarmee het reizen zit opgescheept.

Buitenwereld

Grunberg spiegelt zich graag aan de Joods-Oostenrijkse Joseph Roth; de schrijver die consequent van een eigen huis heeft afgezien. Dat was uit een innerlijke noodzaak die hij nauwelijks bekostigen kon, maar voor Grunberg was het meer een luxe. Voor beiden geldt de onstuitbare drive om de buitenwereld direct onder ogen te zien, zeker waar de meer bizarre gebeurtenissen zich afspelen. Op een vaste woon- en verblijfplaats riskeer je al gauw onverschilligheid en oogkleppen.

Grunberg bekent zijn vriendin: ‘Ik heb nog altijd het gevoel dat het leven moet beginnen’, ook al hebben zijn romans en non-fictie zich opgestapeld. Het zou goed kunnen dat het verzonnen leven, dat qua oeuvre staat als een huis, hem is gaan benauwen. De romans hebben verrast door de laconieke Grunberg-stijl en de bizarre personages en gebeurtenissen. Maar zo om en nabij de roman Mijn oom (2008) begint die opzet wat armoedig te raken. Het lijkt of de schrijver er zelf ook niet meer zo in gelooft. Vooral een tekort aan levensechtheid, aan inleving en geloofwaardige psychologie wreekt zich meer en meer. Door wat Grunberg als wereldreiziger beleeft komt hij meer aan echtheid toe. ‘Elke ontmoeting is een kans: het ware casino is het avontuur dat menselijk contact heet.’ Maar vrijwel nergens staat hij zich toe die contacten in een enigszins persoonlijk licht te plaatsen. Op gedrukt papier verzamelt hij zijn contacten als postzegels.

Acteur

Het is een goede zaak dat Grunberg zich tot mensen van vlees en bloed is gaan wenden en zijn maatschappelijke bekommering in tal van columns de vrije loop laat. Treffend is ook dat hij zich in samenwerkend verband meer met toneeluitvoeringen inlaat, soms als de acteur waarvoor hij niet geschikt geweest zou zijn. Mogelijk zag hij destijds het acteurschap als middel om, via de omweg van de vastgelegde rol, zichzelf meer bestaansvorm te geven. Nog steeds neemt Grunberg graag een rol aan, onder meer die van Mensendokter, Seksrabbijn en Hotelmens. Waarschijnlijk ziet hij zijn schrijverschap grotendeels als een rol, opdravend voor interviews, lezingen en wat dies meer zij.

‘Alles eindigt als non-fictie, waarbij ieder mens zijn eigen project is.’ Jarenlang waren de verhalen uit eigen duim Grunbergs  project tot zelfverwerkelijking . Opvallend, ook in zijn non-fictie, blijft zijn emotionele reserve en de afscherming van zijn zielenroerselen. In Thuis ben je dicht een germaniste hem ‘emotionele kilte’ toe, al spreekt hij zelf van ‘emotionele herpes’. Is ‘niet elke troost goedkoop of zelfs ronduit leugenachtig?’ Met die zogenoemde kilte komt hij gemiddeld aardig weg, ondanks zijn ‘harem’ vol exen, en dankzij zijn als vanouds sterke wapen waarmee hij laconiek van hotel naar hotel zijn verplaatsingen en ontmoetingen beschrijft. Ironie beschouwt hij als ‘een zaak van leven en dood (…) buiten het hek van de ironie begint het radicale mysticisme en in dat moeras zink je als gewone sterveling snel weg.’ Ironie is ook zijn middel om de ‘hoogst individuele en tergende angst die het leven vergalt’ te ontwapenen. In zijn romans geeft hij aan angst en wanhoop alleen indirect en vervormd uitdrukking, in zijn non-fictie doet hij er het zwijgen over toe of maakt hij er zich met kwinkslagen vanaf.

Ontheemding

Waar voelt Grunberg zich thuis? Iedere bijdrage in Thuis ben je mondt uit in steeds een ander antwoord. Er blijkt weinig voor nodig om je ergens anders dan thuis, thuis te voelen. ‘Het hotel maakt de meeste worstelingen licht en daarmee draaglijk.’ De ontheemding lijkt Grunbergs psychische interieur prettig te doorluchten. Géén mysticisme. Met Henry de Montherlant zegt hij ‘dat het avontuur van je leven op de volgende straathoek kan beginnen.’ Meestal ligt daar geen moeras.