Boeken / Non-fictie

Vrij worstelen in de modder

recensie: Nick Lloyd - Passendale. Ieper 1917

Precies honderd jaar geleden was Vlaanderen het toneel van één van de meest krankzinnige slagen van de Eerste Wereldoorlog. Bij het dorpje Ieper werden tussen 31 juli en 11 november 1917 500.000 Britse en Duitse mannen opgeofferd voor een terreinwinst van slechts enkele kilometers. De Britse historicus Nick Lloyd stelt in zijn schitterende boek Passendale. Ieper 1917, dat de Britten hadden kunnen winnen.

Bij de Slag aan de Somme van 1916 verloren de Duitsers 500.000 manschappen. Daardoor schakelde de Duitse legertop in januari 1917 aan het Westfront noodgedwongen over op een defensieve koers, waarbij de tegenaanval ‘in de diepte’, de belangrijkste tactische verandering was. De Duitsers hielden voortaan sterke bataljons infanterie op vijf tot acht kilometer achter het front achter de hand, gesteund door een mobiele artillerie reserve. Deze lokale reserve, Eingreifsdivisies genaamd, werden pas in de strijd geworpen zodra een vijandelijke aanval het Duitse loopgravenstelsel aan het front binnendrong. Bovendien werd de frontlinie fors ingekort,  waardoor dertien divisies vrijkwamen. Alleen zo konden de Duitsers de onvoorstelbare Materialschlacht volhouden.

Modderpoel

John Charteris, het Britse Hoofd Inlichtingen, was ervan overtuigd dat het Duitse moraal laag was en ze de strijd met een verlies van 250.000 man per maand hoogstens tot eind 1917 konden volhouden. Dit was precies wat zijn arrogante baas, generaal Douglas Haig, wilde horen. Lloyd beschrijft helder hoezeer Haig droomde van een spectaculaire doorbraak over een breed front én tegelijkertijd vasthield aan een machinale verspilling van mensenlevens. De Fransen begrepen inmiddels dat ze op de komst van de Amerikanen moesten wachten. De Britse tactiek bleef ongewijzigd. De hoger gelegen Duitse stellingen werden dus wekenlang door de artillerie beschoten, alvorens de infanterie frontaal de aanval koos.

Hoe desastreus deze tactiek uitpakte, bewees de slag bij Arras van het voorjaar van 1917. Door het immense artilleriebombardement was de bodem volledig omgewoeld. Toen het begon te regenen veranderde het complete slagveld in een modderpoel. Het drooggelegde moeras bij Ieper was totaal ongeschikt als gevechtsterrein. Hier zat het grondwater maar 90 centimeter diep met daaronder een dikke kleilaag van 100 meter. De onvoorstelbare onmenselijke beschietingen resulteerde niet alleen in psychisch geknakte soldaten met het shell-shock syndroom, maar ook in gigantische bomkraters. Die bomkraters liepen door de aanhoudende regen vol en werden voor duizenden soldaten en lastdieren een laatste rustplaats.

Bite and hold

Lloyd laat in zijn boek goed zien dat de Slag bij Passendale heel anders af had kunnen lopen. De charismatische generaal Plumer doorzag de kracht van de Duitse defensie. Niet de totale doorbraak van Haig maar de verovering van een beperkt, behapbaar doel, vaak niet verder dan anderhalf kilometer binnen de Duitse stellingen was essentieel. Van daaruit moest dan de volgende stelling worden veroverd, de zogenaamde bite and hold doctrine. Daarvoor waren twee ingrediënten nodig: een gedegen voorbereiding zodat alle artilleriestukken op de juiste plaats stonden én mooi weer.

Aanvankelijk begon het offensief ondanks het slechte weer voortvarend. De verovering van de heuvelrug bij Mesen rond 7 juni was een huzarenstukje van Plumer. Lloyd ziet Mesen als het schoolvoorbeeld van bite and hold. Aan de hand van nooit eerder gebruikte Duitse bronnen, schetst Lloyd op indringende wijze het effect van de door de Britten geplaatste mijnen onder de Duitse stellingen. Het Derde Bataljon van 23.000 man sterk werd compleet de lucht in geblazen. De Duitsers waren de wanhoop nabij.

Falend leiderschap

Toch profiteerden de Britten niet van de Duitse wanorde. Nadat de partijen 4,2 miljoen granaten op elkaar hadden afgeschoten, het equivalent van 27 munitietreinen, begon op 31 juli de hoofdaanval. De doelen van de snobistische generaal Gough lagen echter te ver. Door de stromende regen kwam de Britse infanterie in augustus 100 meter voor de Duitse stellingen tot stilstand.

In de zonnige september- en oktobermaand boekten de Australiërs en de Nieuw-Zeelanders in de Slag om Polygon Wood (26 september) en de Slag bij Broodseinde (4 oktober) wel een reeks indrukwekkende overwinningen. Die waren allemaal gedegen voorbereid en gestoeld op de bite and hold doctrine. Eind oktober 1917 rook Haig de eindzege en koos hij weer voor een roekeloze, slecht voorbereide aanval. De Canadezen wisten weliswaar in november Passendale in te nemen, maar zaten nu op een onverdedigbare kapotgeschoten heuvelrug. Tijdens het lenteoffensief van maart 1918 moesten de Britten hun stellingen zelfs noodgedwongen verlaten.

Lloyd is in zijn boek terecht keihard over het Britse opperbevel tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Britse premier Lloyd George wilde graag een grootste strategie voeren zonder enig benul van de leidende beginselen ervan. Bovendien had hij Haig veel eerder moeten ontslaan, zo stelt de auteur. Ondertussen ging het Haig al lang niet meer om een definitieve doorbraak. Het ging hem erom dat zijn blazoen ongeschonden bleef. Daartoe bleef hij koste wat het kost op de vijand inbeuken totdat het Duitse oorlogsapparaat het begaf. Uiteindelijk zag de Canadese bevelhebber Sir Arthur Currie het nog het scherpst toen hij na de inname van Passendale tegen Plumer vloekte ‘dit gehucht was geen druppel bloed waard’.

Muziek / Reportage
special: De zondag

Lowlands 2017

De tijd vliegt: voordat we het doorhebben is het zondag, de laatste dag van Lowlands 2017. Ondanks de regen is de 25-jarige editie van het festival zeker niet in het water gevallen. Tot nu toe is Lowlands vooral relaxed met prima namen, af en toe wat keuzestress wat betreft de programmering en vooral heel veel feest. Precies zoals een festival hoort te zijn.

Ook vandaag kun je je dag beginnen met een potje yoga in de India, de ideale manier om je stijve spieren van een weekend kamperen even op te rekken. Een ander goed begin van de festivalzondag is de fijne americana van John Moreland in de Lima. De muzikant uit Texas straalt een ontspannen rust uit wat hij overdraagt in zijn muziek. De mondharmonica bij nummers als ‘Sallisaw Blue’ en de tokkelende gitaar in ‘You Don’t Care Enough For Me To Cry’ in combinatie met zijn rauwe vocals zorgen nu al voor een voorzichtig hoogtepunt van de zondag. En dan die lyrics… een erg goed begin van deze laatste festivaldag.

Van heftige songteksten zijn de heren van The Veils ook zeker niet vies. Hoewel de zon net is gaan schijnen en het wanneer je de wind niet meerekent zelfs zomers aanvoelt stap je in de India de grauwe wereld van frontman Finn Andrews binnen. Is het eindelijk lekker weer dit weekend, kom je nog steeds oog in oog te staan met figuurlijke stormbuien. Opener ‘Here Come The Dead’ zet de toon voor de rest van het uur. Dreigende synths, donkere teksten en een algehele duistere look. Dat klinkt extreem somber, maar dat is helemaal niet zo gezien het ritme van de songs. Logischerwijs speelt de band voornamelijk werk van hun laatste plaat Total Depravity, maar voor de afwisseling was een nummer van The Runaway Found of Nux Vomica zeker welkom geweest. Juist omdat hun eerdere releases toch net iets sterker zijn dan de laatste albums.

In de Alpha is het even later tijd voor popzangeres Halsey. De tent blijft angstvallig leeg, het is dan ook de vraag waarom Ashley Frangipane, de echte naam van de artieste, in de grootste tent van het festival geprogrammeerd is. Neem bijvoorbeeld het indrukwekkende optreden van London Grammar een dag eerder, de band die in een volgestouwde Bravo stond terwijl ze zeker een Alpha plat hadden kunnen spelen. Het is heel jammer, vooral voor Halsey zelf omdat er kwalitatief niets mis is aan de show. Het is de perfecte popshow inclusief vuurwerk, rookkanonnen en grote opblaasbare ballen. Toch raakt het nergens de gevoelige snaar omdat het gewoonweg te sfeerloos is door een te lege tent. Heel zonde.

Niet dat popacts zoals Halsey niet thuishoren op Lowlands (gezien de hoeveelheid tienermeisjes in het voorste vak is er toch vraag naar) maar een band zoals First Aid Kit pakt toch beter uit op dit festival. De twee charmante zussen uit Zweden hebben een prachtige samenzang en dito folkliedjes. Het krachtige ‘You Are The Problem Here’ is (naast hitje ‘My Silver Lining’ natuurlijk) zeker het hoogtepunt van de show: de felheid van het nummer is niet alleen terug te horen in de hardere stemmen van de dames maar ook af te lezen op hun gezichten. In de rest van de set laten Johanna en Klara weinig andere nieuwe nummers horen, maar voor nu geeft dat niet: deze folky sound is perfect om de middag van de zondag mee af te sluiten.

In de Alpha wordt de avond afgetrapt met de Australische producer Flume. De goedlachse jongeman weet binnen no time het publiek om zijn vinger te winden. Hij brengt de nodige hitjes met lekkere drops en de aanwezigen slikken het als zoete koek. Komt het door het enthousiasme van Harley Edward Streten waardoor je wilt blijven kijken en mee wilt blijven deinen? Dat moet haast wel, want de hits klinken prima maar als geheel is het wel erg gemakkelijk. Op de helft van de set is het daardoor zelfs ietwat saai om naar te kijken, maar dat blijkt het publiek niet uit te maken. Zij hebben zin in een feestje, dus ze krijgen een feestje. Een uurtje na Flume is het tijd voor totaal iets anders, namelijk de folk van headliner Mumford and Sons. De banjo heeft op de laatste plaat Wilder Mind plaats moeten maken voor een meer commerciële sound wat niet bij iedereen in goede aarde viel. Deze plaat werd dan ook een stuk minder goed ontvangen dan eerder werk van Sigh No More en Babel. Live is dat ook direct te zien én te horen: oude hits zoals ‘Little Lion Man’ en ‘I Will Wait’ krijgen veel meer respons dan de nieuwere releases. Misschien horen we daarom in de nieuwe tracks zoals ‘If I Say’ in de toegift een voorzichtige banjo? De grootste verrassing van de avond is het duet met First Aid Kit: de dames mogen ‘Awake My Soul’ meezingen en dat is om kippenvel van te krijgen. Evenals de vele aanstekers en telefoonzaklampjes bij ‘Believe’ waardoor er duizenden kleine lampjes in het publiek te zien zijn. Natuurlijk is het een beetje cheesy en strak geregisseerd, maar het werkt wel als een malle. Frontman Marcus knalt als een razende over het podium, rent door en voor het publiek langs en kan niet vaak genoeg zeggen hoe dankbaar hij is. Tel daar de nodige confetti, vuurwerk, enthousiaste en energieke bandleden bij op en je hebt een waardige afsluiter van het festival. Mumford and Sons is terug, en hoe!

Na de show blijven veel mensen in het voorste vak nog even nagenieten van een te gekke show. De vernieuwde Alpha blijkt ook nu weer perfect te zijn: qua akoestiek en ruimte klopt het gewoon. Voor de diehards is er nog een volledig nachtprogramma, waaronder Jeff Solo, Ben Klock en Zer00’s Alternative. Lowlands 2017 zit er weer op: een ontspannen, ietwat frisse, en diverse editie. De organisatie heeft wat betreft headliners voor safe gespeeld: Iggy Pop, Mumford and Sons, Editors, The xx… allemaal hebben ze al eens op het festival gespeeld. Uiteindelijk blijkt dat hét recept te zijn om relaxed een festival te beleven waarbij je kwalitatieve muziek kunt checken op een rustige manier. Dat is ook weleens fijn. Op naar Lowlands 2018!

Muziek / Album

Blues in veel varianten

recensie: Blues Update volume 5

In deze blues-update aandacht voor talent uit België met Big Time Bossmen, oudgediende Doug MacLeod en Portugese blues van Frankie Chavez. Dit levert een fraai pallet op met steeds weer een andere benadering van de blues, een oude muzieksoort die gelukkig nog springlevend is.

Bluesmuziek wordt over de hele wereld gemaakt. Dat bewijst de bloemlezing die in deze vijfde editie van de update aan de orde komt. En iedere band, iedere muzikant weet van dat overbekende ritme van de blues weer helemaal zijn eigen benadering te maken. Gelukkig horen we wel de bekende, soms pompende weldaad van het bluesritme er doorheen, maar het is bij deze drie artiesten niet zo nadrukkelijk.

Akoestische blues

Het nieuwe album van Doug MacLeod wordt uitgebracht als HDCD. Dat betekent dat we in de 24-bit opnames heel veel dynamiek horen. Maar we dienen de versterker wel een paar tandjes harder te zetten om de muziek goed te kunnen beluisteren. Dat is wel even wennen, maar als je de moeite neemt de standaardinstellingen van je audio-installatie aan te passen, dan ontvouwt zich de pracht van deze opnametechniek.

De band met MacLeod bestaat uit zijn zoon Jesse MacLeod, die zijn stembanden naast die van zijn vader inzet, bassist Denny Croy, drummer Jimi Bott en percussionist Oliver Brown.

Jammer genoeg heeft MacLeod ervoor gekozen om midden op het album een ruim drie minuten durend relaas te houden over waarom hij gekozen heeft voor de blues. Dat is de eerste keer nog wel informatief, maar wordt hoe vaker je dit album draait hoe irritanter het wordt. Jammer en schadelijk voor het luisterplezier. De elf liedjes die overblijven zijn werkelijk van een wonderschone signatuur, die we van MacLeod wel mochten verwachten. Break In Chain laat de luisteraar achter met een gemengd gevoel. De herinnering aan de fraaie liedjes zal dan toch overheersen. In de meeste gevallen heb je het gevoel MacLeod alleen te horen met begeleiding van de bas. Alleen bij betere beluistering valt de smaakvolle klein gehouden begeleiding van de overige muzikanten op. Opnieuw is MacLeod erin geslaagd een fijn – vooral akoestisch – album te maken. Alleen even het midden van de cd overslaan voor de beste luisterervaring.

Zuiderburen blues

Wie het openingsnummer van het album Working On A Plan van Big Time Bossmen hoort, kan onmogelijk om een referentie naar Elvis Presley heen uit de tijd van onder andere ‘Hound Dog’. De stem van David Bauwens zit dicht tegen die van Presley aan. Muzikaal tapt de band ook het uit vat van de muziek van Presley. Ze plegen geen plagiaat, maar hebben de sound van destijds vertaald en opgenomen met de technieken van vandaag.

Een van de mooiste liedjes van het album is het gevoelige ‘Wolfman’ met prachtige elementen zoals dwarsfluit in de begeleiding. Maar het venijnige ‘The Last Fuck’, dat daar onmiddellijk op volgt, heeft zeker ook zijn charme. Dit debuutalbum van de band bevat overigens allemaal originele songs, door de band zelf geschreven. Zo ook een song die de naam van de band draagt en misschien dienst moet doen als het visitekaartje van Big Time Bossmen.

Er valt bijzonder veel te genieten op dit album van onze zuiderburen. Ze zitten vaak meer in de roots- en rock-hoek dan de blues. Vandaar dat ze misschien enigszins een vreemde eend in de bijt van deze rubriek vormen. Toch vind ik ze ook hier thuishoren. Ze doen niets vernieuwends, maar het is wel fijn en goed. Het is een album met een mooie hang naar het verleden om toch eigentijds te klinken. We mogen reikhalzend uitzien naar liveoptredens van dit kwartet en naar wat ze in de toekomst nog meer in petto hebben voor ons.

Blues uit zonnige streken

Wie aan bluesmuziek denkt, denkt niet onmiddellijk aan Portugal. Toch komt ook daar deze oeroude muzieksoort voor. Frankie Chavez probeert al een tijdje voet aan de grond te krijgen buiten de landsgrenzen. Met zijn nieuwste album Double Or Nothing zou dat weleens kunnen gaan lukken. Chavez versnijdt de blues met een stevige dosis aan rock, maar soms weet hij ook de gevoelige snaar te raken in een ballad. Mijn eerste kennismaking met de muziek van Chavez dateert uit 2012 met zijn album Family Tree. In de tussentijd heeft deze muzikant niet stil gezeten. Op dit album staan liedjes die verhalen van het leven “on the road” en ze hebben volgens de meegeleverde informatie hun oorsprong in de jaren tussen 2014 en 2016. Vorig jaar startte Chavez met de opnames van dit album. Chavez laat zich soms van de stevige kant horen, zoals bijvoorbeeld in de opener ‘My Religion’, maar is o, zo gevoelig in het akoestische ‘Strong Enough to Pray’, om vervolgens weer stevig uit de hoek te komen met ‘Getaway’. Het is heerlijk afwisselend in tempo en beleving. Het album is reeds in mei van dit jaar uitgekomen, maar zal pas in oktober ten doop worden gehouden in het Teatro da Trindade in Lissabon. Nooit te laat dus om nu kennis te maken met dit nieuwe album van Chavez, dat een zeer volwassen en stevig geluid laat horen.

Theater / Reportage
special: Noorderzon 2017 - deel 1

Een geëngageerd Noorderzon

In Groningen is Noorderzon weer van start gegaan. Sinds de laatste keer dat de Romeo-, Ophelia- en Desdemonatent zijn opgetuigd, zijn we opgeschrikt door het fenomeen Donald Trump, Brexit en de voorbereidingen van een derde kabinet Rutte. Met zoveel apocalyptische horror in de wereld, kan het niet anders dan dat er in de programmering van Noorderzon nadrukkelijke aandacht voor politiek theater is.

Zo is daar bijvoorbeeld The Last King of Kakfontein van de Zuid-Afrikaanse theatermaker Boyzie Cekwana. In deze voorstelling vertelt Cekwana – timide – over zijn jeugd, waar hij een nostalgisch gevoel aan het spelen met autobanden aan heeft overgehouden. Sinds die tijd heeft Zuid-Afrika veel ontwikkelingen doorgemaakt, ten goede, maar Cekwana kijkt ook met lede ogen naar de verkiezing van de huidige president Jacob Zuma, die in zijn presidentschap van incident naar incident hobbelt. Zijn onheilspellend lachje – het lachje van de machthebber – interrumpeert meerdere malen de voorstelling en verstoort Cekwana’s nostalgie. Later verschijnt ook Trumps stem op de audioband: autoritaire mafketels zijn tegenwoordig ook een Westers verschijnsel, wil Cekwana maar laten weten. Cekwana transformeert in de loop van de voorstelling in “the last king of Kakfontein”, gebaseerd op leiders als Zuma en Trump. Prikkelend is deze voorstelling echter niet, daarvoor is de voorstelling te associatief (te vaag, wil ik eigenlijk schrijven) en te kalm. Van enige strijdbaarheid lijkt geen sprake te zijn, alsof de koning van Kakfontein iedereen al verslagen heeft.

Menswaardig bestaan

Interessanter is het – eveneens zeer geëngageerde – Tijuana van Lagartijas tiradas al sol. Dit is een solovoorstelling van de Mexicaanse Gabino Rodríquez. Hij heeft vijf maanden zijn middenklasse-leven in Mexico-stad verlaten om voor het minimumloon te gaan werken in een fabriek in de arme arbeidersstad Tijuana. Hoe ziet het leven eruit wanneer je dit moet invullen op basis van het kunstmatige getal van een minimumloon? Rodríquez doet in de voorstelling verslag. De overgang is enorm: uren aaneen stuk door achter de lopende band kleding vouwen voor een paar peso om een schamele kamer te kunnen huren en zo nu en dan een biertje te drinken. Je ziet Rodríquez zich gedurende de voorstelling steeds meer afvragen: wat maakt dit leven de moeite waard om geleefd te worden? Uiteindelijk is het echter niet het monotone fabriekswerk of het gebrek aan het geld wat Rodríquez ertoe besluit om zijn onderzoek een maand eerder dan gepland te staken, maar het meemaken van een publieke executie van een van verkrachting verdachte jongen. Het publiek hoort alleen het geluid van de joelende omstanders terwijl Rodríquez vertelt. Dan wordt er één tel een flard van de executie geprojecteerd op een scherm, waarmee het publiek eraan herinnerd wordt: Rodríquez heeft niet alles verzonnen, het is echt gebeurd. Tijuana is – anders dan The last king of Kakfontein – veel meer dan een politiek pamflet. Centraal staat de vraag “wat is een menswaardig bestaan?”. Dat is natuurlijk een politiek vraagstuk maar evenzo goed een existentiële vraag.

Voor iets minder politiek geëngageerd werk ging ik onder andere naar Dark Circus van het Franse Stereoptik. Deze voorstelling is in feite een livegetekende animatiefilm. Op twee grote lichtbakken strooien de makers Romain Bermond en Jean-Baptiste Maillet met zand en tekenen met krijt om een donker komisch verhaal tot leven te wekken over een dark circus waar iedere artiest steevast aan het einde van zijn of haar nummer om het leven komt. De zwartwit beelden – die soms doen denken aan de animatiefilms van Tim Burton – zijn prachtig, evenals de muziek. Hoogtepunt is de illustratie die met water gemaakt wordt. We zien niks totdat er een druppel inkt op valt en er zich binnen een tel een tekening als een roos ontvouwt.

Mislukt theaterexperiment

De volgende voorstelling die ik bezocht was We’ll cross the bridge once we get to the river van het Franse gezelschap L’Amicale de Production; een merkwaardig en volkomen mislukt theaterexperiment. Dit begint er al mee dat de inzet van het experiment nooit geheel duidelijk wordt. De relatie tussen theatermaker en theaterkijker lijkt onderzocht te worden en de spanning die er in het theater zou kunnen heersen tussen fictie en realiteit, maar dit is niet meer dan een geïnformeerde gok van mijn kant. Doordat de premisse onduidelijk blijft is de rest van de voorstelling op zijn zachts gezegd, nogal willekeurig. In We’ll cross the bridge once we get to the river wordt, naast spelers en publiek, een derde element toegevoegd: een groep van radioluisteraars. De voorstelling is dus ook een online radio-uitzending. Daarnaast wordt er ook meerdere malen gerefereerd naar een theaterpubliek dat op hetzelfde moment in een theaterzaal in Parijs naar een voorstelling (dezelfde?) zit te kijken. Drie collectieven van toeschouwers dus. Wie een creatieve interactie tussen deze collectieven verwacht, kan dat gauw uit zijn hoofd zetten. Wat volgt is namelijk een en al warrigheid en onnavolgbaarheid met plastic openhaarden, wel of niet te bellen telefoonnummers en iets met een kamerplant. De bedoeling van dat alles? Geen flauw idee.

Door de vreemde vorm waarin de makers hun stuk hebben gegoten, wordt het geen moment geloofwaardig dat die radioluisteraars en bezoekers in Parijs er daadwerkelijk zijn. Terwijl dat wel degelijk het geval is, moet ik achteraf geloven. Hiermee loopt dit experiment tegen een merkwaardig mankement aan: waar conventioneel (tekst)theater fictief is maar in de regel toch wordt geloofd door middel van een suspension of disbelief, daar is We’ll cross the bridge once we get to the river echt, maar geen moment geloofwaardig. En dan nog: wat maakt het mij eigenlijk uit dat mensen thuis hutten bouwen of andere wazige opdrachten aan het uitvoeren zijn?

De afsluiter van mijn Noorderzon 2017 kon gelukkig weer het een en ander goedmaken. Hamnet van het Ierse Dead Centre, die vorig jaar nog de openingsvoorstelling van Noorderzon op zich nam. Uitganspunt van de voorstelling is Shakespeares op elfjarige leeftijd overleden zoon, Hamnet. Inderdaad, een letter verschil met Shakespeares bekendste personage. Shakespeare schreef Hamlet na het overlijden van zijn zoon. Voor de makers van Hamnet was dit een interessant uitganspunt om na te denken over verlies en rouwverwerking. In Hamnet is Hamnet in een soort limbo terecht gekomen, al 400 jaar niet levend maar ook niet dood. De vertolking van Hamnet is een bijzondere prestatie van de – eveneens elfjarige – Ollie West. Hij draagt grotendeels de voorstelling. Hamnet is aan het wachten op een hereniging met de wereld. In de tussentijd, om zichzelf wat bezig te houden, repeteert hij de teksten van zijn beroemde vader. Hier halen de makers een trucje uit die vorig jaar in de openingsvoorstelling Chekhov’s First Play de premisse van de voorstelling vormde: iemand uit het publiek het podium opvragen en mee laten spelen. Waar dit Chekhov’s First Play definieerde, voelt het ditmaal minder logisch aan. Het is zeker een komisch intermezzo maar het lijkt ook een beetje los te staan van de rest van de voorstelling. Ook de referenties naar bootvluchtelingen en Trumps al te voortvarende credo “Grab them by the pussy” verraden dat de makers iets met de actualiteit wilden, maar voelen niet helemaal op zijn plaats. Want uiteindelijk gaat dit stuk over een kind dat niet begrijpt dat hij uit de wereld is getrokken – “I did nothing wrong!” – en een vader die het verlies van zijn zoon moet accepteren. En dat conflict wordt sterk opgevoerd. Onder andere door het gebruik van een spiegelende achterwand waar de vader van Hamnet op geprojecteerd wordt. Op het podium loopt Hamnet alleen, maar in de reflectie vormt zich een duo. Dit weet het idee van een limbo en de naargeestigheid van eenzaamheid ontzettend goed op te roepen.

Een mooie afsluiter van een gevarieerd Noorderzon.

 

Boeken / Non-fictie

Filosofie van verbondenheid

recensie: Massimo Pigliucci – Hoe word je een stoïcijn?

Hoogleraar Massimo Pigliucci is bioloog, filosoof én stoïcijn. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij zien wat het stoïcisme behelst en waarom deze filosofie zo goed te verenigen is met het moderne leven.

Pigliucci is als wetenschapper en filosoof altijd bezig geweest met levensvragen. Enkele jaren geleden vond hij bij de stoïcijnse stroming binnen de filosofie zijn thuis. Het stoïcisme is ruimdenkend, uitermate praktisch en schuwt geen zelfkritiek. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij de ontstaansgeschiedenis, prominente denkers en verschillende visies binnen deze tak van filosofie zien. De auteur blijkt een vakman met ontzettend veel kennis van de oude Griekse teksten, die hij in zijn boek voortdurend koppelt aan het heden.

Op reis met Epictetus

Het boek leest als een reis langs de geschiedenis, grondslagen en praktische uitwerkingen van het stoïcisme. Daarbij is de oud-Griekse denker Epictetus de gids die uitleg geeft waar nodig en ons op belangrijke zaken wijst. Pigliucci neemt je mee in gesprek met de stoïcijnen en stelt je daar waar dat nodig is gerust. Ook hij had veel vragen en kritiekpunten toen hij zich voor het eerst in deze stoïcijnse filosofie verdiepte. Deze overwegingen laat hij uitgebreid aan bod komen; de kritiekpunten weerlegt hij op overtuigende wijze.

Filosofie van de openheid

Een van de belangrijkste redenen waarom het stoïcisme zo’n interessante manier van denken is, is de openheid. Veel denksystemen zijn afgebakend en worden daardoor stug en onbuigzaam. Het stoïcisme is tegelijkertijd een filosofische stroming en een zoektocht. Er zijn weinig zaken die al vast staan en de grondslagen die er zijn, zijn breed interpretabel. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel gelovigen als atheïsten zich vinden binnen deze filosofie. Zo’n verbondenheid is in de geschiedenis van de mensheid – en zeker in die van de moderniteit – zeldzaam en dus de moeite waard te onderzoeken.

Praktische filosofie

Een ander belangrijk kenmerk van het stoïcisme is haar praktische inslag. Kennis is van belang, maar altijd als middel om ons handelen te begrijpen of te veranderen. De schrijver maakt dit duidelijk aan de hand van tal van voorbeelden uit zijn eigen leven waarin hij gebruik heeft gemaakt van deze filosofie. Daarmee leest het boek inderdaad als een antwoord op de vraag Hoe word je een stoïcijn? Dat klinkt als iets dat neigt naar een zelfhulpboek, maar dat is het allerminst. Het kan gelezen worden als een inleidende cursus stoïcijnse filosofie. Pigliucci stelt zich op als een wetenschapper en blijft te allen tijden kritisch.

Oude filosofie voor het moderne leven

De denkbeelden van de stoïcijnen zijn ruim tweeduizend jaar oud, maar zouden evengoed gisteren bedacht kunnen zijn. Ze zijn uitermate helder en pragmatisch en richten zich op alledaagse zaken waar iedereen mee te maken heeft. Het onderscheid dat het stoïcisme maakt tussen zaken waar we wel invloed op hebben en zaken waar we geen invloed op hebben, is vandaag de dag nog even toepasbaar als in de tijd waarin het ontstond. Hoe word je een stoïcijn? is een leerzaam boek dat op heldere wijze de stoïcijnse leer uitlegt en levendig maakt. Pigliucci is zowel praktisch als inhoudelijk sterk en schrijft vermakelijk en overtuigend. Ook – of misschien wel juist – voor de moderne mens is dit boek interessant om te lezen. De stoïcijnse filosofie biedt een verfrissende blik in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt.

Album

Scandinavische Schoonheidszucht op Revelations For Personal Use

recensie: Anneli Drecker | Revelations For Personal Use

Anneli Drecker is een Noorse sirene van achtenveertig jaar, die in de herfst van haar carrière een soort van tweede jeugd is begonnen. Één die twee jaar geleden aanvangt met het Scandinavisch drama Rocks & Straws, een orkestraal hooglied over de zee, de sneeuw, een eenzame visser en een kleine boom. Dat werk heeft met Revelations for Personal Use nu een passend vervolg.

An organ is playing in the ocean / With thunderous tone / Playing a verse that you know is your own (Ocean’s Organ, Rocks & Straws).

De regel is niet afkomstig uit Dreckers eigen pen, maar uit die van de Noorse journalist en dichter Arvid Hanssen. De dichter die zijn romantische ziel verliest in het gedonder van de zee en daar vervolgens een dicht op schrijft. Anneli Drecker die haar Scandinavische ziel verliest in het gedonder van het gedicht en daar vervolgens een lied van maakt. Iemand trekt een enorm blik strijkers open. Ergens in de verte krijst een meeuw. Dat was Rocks & Straws, en op Revelation for Personal Use bevinden we ons op exact dezelfde plaats.

De majesteit van Sigur Rós nadert

Op ‘Blue Panoroma’ ontvouwt het panorama zich: een sinistere grondtoon, een vleugelpiano, een etherische orkestbak en voilà, de kristalzuivere sirene van Drecker. Dat is al behoorlijk groots, maar het panorama moet verder, moet wijder. De majesteit van Sigur Rós nadert in de vorm van een gigantische klif waartegen de zee zich kapot breekt.

En Marco Borsato toog naar IJsland, posteerde zichzelf onder een huilende waterval en zong met gespreide armen een lied over (jawel) de zee, het verlies en de waarheid. Dat kan allemaal goed én slecht nieuws zijn, maar het is nog altijd een stuk beter te verteren dan wat er vooraf ging aan Rocks & Straws.

De Ladder af en op

Wie die ladder afdaalt stuit namelijk op de onnoemelijk gedateerde europop Tundra en Frolic. Europop onder de invloed van New Age. Alizée en Kate Ryan herrezen, en ze hebben een tas klankschaaltjes en wat oud werk van Björk meegebracht. Nee, dan toch liever: Rocks are rocks / Straws are straws / But rocks and straws are for a cause. Of de kreunende herdersharp en het lokale keelgezang van afsluiter en titelnummer ‘Revelation For Personal Use’.

Bekoorlijker

Je kunt er je cynische gedachtes op nahouden, maar ondertussen zet Drecker in iets meer dan een half uur wel een behoorlijk ambitieus en bloedernstig vergezicht neer. Deze plaat gaat niet voor minder dan de hoogste schoonheid. Drecker redt de zaak door niet als een Icarus met plakvleugels naar de zon te scheren, maar door eenvoudigweg in haar eigengemaakte omgeving te blijven: Tromsø. Een idee dat in al haar kleine schoonheid vele malen bekoorlijker is dan de zaligste toon op Revelation for Personal Use. En na een half uur is het voorbij.

 

Kedi
Film / Films

Poezen voor de druilerige donderdag

recensie: Kedi
Kedi

De katten zijn indrukwekkender dan de beelden zelf, in deze vlakke documentaire van Ceyda Torun over de zwerfkatten van Istanboel.

Volgens bioloog Midas Dekkers spreken honden Duits en katten Frans. Niet alleen spreken honden Duits, ze geloven ook nog dat de mens God is. Met een dergelijk geloof hoef je bij katten niet aan te komen, die weten wel beter. De kat weet dat mensen geen goden zijn, maar slechts tussenpersonen: seculiere instrumenten die de wil van een onzichtbare heiland vertolken. Precies daarom trekken ze zich niets aan van de homo sapiens en doen ze waar ze zin in hebben. Buiten alle wetten om, behalve die van de schoonheid en de onverschilligheid. Nergens ter wereld worden katten zo goed op waarde geschat als in Istanboel; honderdduizenden leven er op straat en met hun goddelijke aanwezigheid zetten ze eenvoudige aardse zielen voortdurend aan tot introspectie. De kat als spiegel: dit is het hoofdthema van Kedi (Turkse woord voor kat).

De kat als spiegel

De caleidoscopische vorm van Kedi is eenvoudig en overzichtelijk. Voor een minuut of vijf à tien wordt de hoofdrol toegekend aan een kat die een bepaalde buurt in Istanboel als zijn of haar territorium heeft gemarkeerd. Enkele omwonenden lichten het bijzondere gedrag van de kat toe, of vertellen hoe het beestje hun leven drastisch en ten positieve heeft veranderd. Wat de koe is in India, is de kat in Istanboel: een bovenaards wezen dat zorg, ontzag en contemplatie uitlokt, en in staat is van profane zondaars betere mensen te maken. Hoe kan het ook anders, zou je denken, wanneer je dagelijks geconfronteerd wordt met een schepsel waarin gratie, intelligentie, lichamelijke perfectie en laconieke onafhankelijkheid de boventoon voeren?

YouTube-gehalte

Jammer genoeg is niet ieder verhaal dat verteld wordt even boeiend, ondanks cinematograaf Charlie Wuppermanns feliene camerawerk. Eén keer wordt het werkelijk interessant, wanneer een jonge schilderes poneert dat de hedendaagse vrouw niet meer over de katachtige houding beschikt waar de niet-hedendaagse vrouw nog wel over beschikte. Maar, zo zegt ze in haar atelier, wanneer ze voor langere tijd alleen is, sluipt er iets van die verloren gegane antropomorfe elegantie en kracht haar wezen binnen. Waarom zou je het al te menselijke en al te moderne ook aanbidden? Een vraag die interessant genoeg is om een hele documentaire mee te vullen, maar Torun vindt een minuutje wel genoeg, helaas.

Nog een minpunt: zelfs de korte speelduur van 79 minuten blijkt nog te lang, want de herhalende structuur zorgt ervoor dat Kedi na een uur begint te vervelen. Dit is ook typisch het soort YouTube-documentaire (de film is te streamen via YouTube, op moment van schrijven in Nederland nog niet beschikbaar) waarmee je de tijd doodt op een druilerige donderdagavond. Een bioscooprelease is nauwelijks gerechtvaardigd, zeker niet als je bedenkt hoeveel kwaliteitsfilms de bioscoop níét halen. Conclusie: aan het eind van de dag kan iedere kattenliefhebber hier wel mee uit de voeten, maar als volwaardig bioscoopproduct overtuigt Kedi niet helemaal.

Muziek / Reportage
special: De zaterdag

Lowlands 2017

De zaterdag wordt ingeluid met een flinke plensbui op de tent: een goede wake up call voor iedereen die het laat gemaakt heeft. Even opwarmen met een sessie yoga in de India of tijdens de ISH Dansworkshop in de Heineken en de dag kan beginnen. Vandaag staan onder andere A Blaze of Feather, Jeangu Macrooy, Palace en Elbow op het programma.

Ronnie Flex opent de Bravo om 13:00 uur, een kwartier voordat A Blaze of Feather in de Heineken voor het eerst op de bühne van Lowlands staat. Net zoals de festivalvrijdag moeten er hier afwegingen worden gemaakt. Ik besluit om gewapend met een smoothie vol fruit en vitaminen naar de Heineken te gaan. De band heeft al een behoorlijke fuzz om zich heen omdat niemand minder dan Ben Howard een van de bandleden is. Hoewel hij ook wordt aangekondigd is het even zoeken waar Howard staat op het podium. Wanneer je goed kijkt zie je helemaal achter op het podium een gehurkte gitarist met een pet op, wat de bekende muzikant blijkt te zijn. Logisch, want de focus ligt op de band en niet op Howard, maar iedereen weet inmiddels dat hij in de band zit. De tent staat goed vol omdat de band rondom frontman Micky Smith al zo bekend is. Wat volgt is een kabbelend begin waarin vooral het instrumentale gedeelte ontzettend sterk is. De vocals van Smith zijn prima, zolang hij zingt en niet praat. Het is grappig om te zien hoe smooth zijn zangstem is en hoe schel zijn praatstem is. Naarmate de set vordert wordt het steeds iets spannender zonder echt bombastisch te zijn, vooral visueel gezien is het een beetje saai. A Blaze of Feather is een rustig en mooi begin van de tweede festivaldag dat je ook goed zittend in het gras naast de tent kunt checken.

De mannen van Palace stralen wat meer energie uit. De India staat goed vol en dat is meer dan verdiend. De indierock van de heren uit Engeland ligt goed in het gehoor en is perfect om de middag mee in te luiden. Niet te moeilijk, niet te excentriek, maar gewoon spelen. Hoogtepuntje is zonder twijfel hitje en laatste nummer ‘Bitter’ waarbij menigeen in het publiek de tekst meezingt. Ook bij Jeangu Macrooy even later in de Lima is het genieten geblazen: de Surinaamse singer-songwriter weet met zijn warme soulstem de aandacht van het publiek vast te houden. Deze editie van Lowlands zijn er weinig acts zoals Jeangu te vinden en misschien daarom komen de verfijnde nummers zoals ‘Gold’ en ‘To Love Is To Hurt’ extra goed binnen. Niets minder dan prachtig te noemen. Voor The Shins is het om 17:00 uur tijd in de Heineken. Het is bijzonder om te zien hoe gevuld de tent is, helemaal wanneer je het vergelijkt met hun show in 2012 in exact dezelfde tent (toen nog Grolsch). De nieuwste release ‘Heartworms’ is weliswaar van dit jaar, maar is (nog) niet erg vernieuwend of denderend te noemen. Toch is het optreden deze middag op Lowlands dat wel. De band onder leiding van frontman James Mercer zet de toon al bij openingsnummer ‘Caring is Creepy’. Muzikaal staat het als een huis, aan de vocals van Mercer is echter wel te horen dat hij al een tijdje meegaat. Dat geeft juist een nieuwe twist aan hun sound wat eigenlijk wel erg lekker klinkt. Toegift ‘Sleeping Lessons’ neemt het publiek even tien jaar mee terug in de tijd, ‘New Slang’ brengt nóg meer herinneringen naar boven en de melodieën van ‘Saint Simon’ vragen naar meer. Die show van vijf jaar geleden is 100% goedgemaakt.

Over band Bastille zijn de meningen verdeeld: na een show op Pinkpop (waar ze wellicht wat meer passend zijn) staan ze tevens op Lowlands en wel in de grootste tent van het festival. De Alpha staat aardig vol, maar barst zeker niet uit zijn voegen. Je kunt zeggen wat je wilt over de makkelijke poprock van Bastille, het is een prima festivalband met dito meezingers en meedeiners. Hitje ‘Pompeii’ is – uiteraard – een van de hoogtepunten van de set en ook ‘Bad Blood’ en ‘Things We Lost In The Fire’ knallen er lekker doorheen. Het is een aangename show voor de fans in het eerste vak, meer niet. De visuals mogen ze de volgende keer overigens wel thuislaten. Een band die beter in de Alpha in plaats van de Bravo had kunnen staan is London Grammar: er is geen plek meer over in de kerkvormige tent. Nadat de band hun vorige shows in 2013 én 2014 op Lowlands had afgezegd in verband met stemproblemen van zangeres Hannah Reid zijn de verwachtingen hooggespannen. Het wachten blijkt het direct meer dan waard geweest zijn: tot ver buiten de tent klinkt haar loepzuivere hoge stem. Het diepere ‘Hey Now’ is prachtig, ‘Wasting My Young Years’ laat mensen met hun ogen dicht genieten en cover ‘Nightcall’ van Kavinsky is vrijwel perfect te noemen. Eén woord? Wauw!

Na London Grammar is het tijd voor de fraaie liedjes van Elbow in de Bravo. De tent leent zich perfect voor de bijzondere lyrics en de hits van de Engelse band. Elbow is een koning wanneer het gaat om het leveren van kwalitatieve albums. Eerder dit jaar bracht de band het album ‘Little Fictions’ uit. De set vanavond bestaat dan ook uit tracks van deze plaat en gouwe ouwe zoals ‘Magnificent’, ‘Mirrorball’ en ‘One Day Like This’, stuk voor stuk om door een ringetje te halen. Met een warm en compleet gevoel loopt een groot deel van het publiek in filevorming naar de Alpha waar de Editors de tent gaan afsluiten. Net voor de show begint breekt de hemel open en komt het met bakken uit de lucht. Hoe groots en stevig de Alpha ook is; de tent is net iets te klein om het hele publiek droog te houden. Omdat de tent ook hoger is dan de oude versie waaien de dikke druppels zo naar binnen. Achterin wordt het geduwd en staat men hutjemutje omdat niemand in de regen naar een show wil kijken. Dit doet gelukkig niets af aan het optreden van de band uit Engeland en laten ze meteen horen én zien waarom zij een waardige afsluiter zijn van de Alpha. Tijdens de eerste drie nummers ‘Cold’, ‘Sugar’ en ‘Racing Rats’ worden er diverse trucs uit de kast getrokken zoals confetti, vuurwerk en vlammenwerpers. Hartstikke leuk voor de show natuurlijk, maar een beetje plat en te veel van het goede is het wel. Het is dat Tom Smith en kornuiten zo’n strakke show weten neer te zetten en binnen no time dé favoriet van de dag worden.

Boeken / Fictie

Schrijven is makkelijk…

recensie: Karl Ove Knausgård - Zomer

Zijn vader heeft het makkelijkste beroep van de wereld, vindt Karl Ove Knausgårds zoon. Waarom zijn niet meer mensen schrijver? Je gaat zitten in het schrijfhuisje achter in de tuin met koffie, sigaretten en leuke muziek. Je schrijft iets en stuurt het op – klaar. Zelf bekent de hoofdpersoon van Zomer dat er voor hem niet veel anders op zit dan schrijven.

Knausgård deed ooit mee aan een persoonlijkheidstest, lezen we. Uitkomst: in zichzelf gekeerd, overgevoelig en zonder fantasie. Overigens durft hij niet te lachen, omdat zijn tanden geel zijn met een zwart randje. En zijn pik is te klein, schrijft hij, en daar schaamt hij zich voor. Nog veel erger schaamt hij zich dat hij zoiets opschrijft en dan ook nog naar zijn uitgever stuurt. Gelukkig heeft hij zijn vaders achternaam gekozen en niet het weke ‘Hatløj’ van moederskant.

(…) Ik had een hardere naam nodig want ik was zelf slap, en Knausgård heeft wel iets harders, het stenige van ‘knaus’ dat ‘rots’ betekent. Namen zijn als een tas waarin onze hele identiteit ligt (…)

 

Feit en fictie

Onder die rotsige schrijversidentiteit kan hij in zijn dagboeken losgaan over schaamte en zwakheid. De tegenstelling van een bange man verstopt in een stevig schrijverschap is zijn handelsmerk geworden en zijn schrijfhuisje een toevluchtsoord. Een van de eerste teksten gaat over een afscheid. Een ‘ik’ genaamd Karl Ove en ‘de vrouw waar ik van hield’ besluiten uit elkaar te gaan. Ze doen dat in de mooiste zomernacht die Karl Ove ooit heeft meegemaakt. (In de media kan de geïnteresseerde lezer inmiddels vernemen dat de schrijver Knausgård en zijn vrouw Linda Brostrøm gescheiden zijn.) Knausgård suggereert met zijn relaas een ‘echte’ gebeurtenis maar laat de spanning tussen feit en fictie bestaan. De moeder van de kinderen duikt af en toe op maar speelt geen rol in de verhalen. Staat hij er eigenlijk alleen voor met zijn vier jonge kinderen?

Is schrijven wel zo makkelijk?

In Zomer waagt Knausgård zich aan een poging tot ‘echte’ fictie. Het wordt een worsteling met de vorm. Hij wil in zijn dagboeknotities een gefictionaliseerde ‘waar gebeurde geschiedenis’ vlechten. Een Noorse vrouw laat tijdens de Tweede Wereldoorlog man en kinderen achter en gaat ervandoor met een Duitse soldaat. Knausgård draagt zichzelf op zich in te leven in iemand die volkomen van hem verschilt. Hij stapt een aantal keren abrupt over van een ‘Karl Ove-ik’ naar een ‘oude Noorse vrouw-ik’. Het werkt niet. Niet alleen is de overgang kunstmatig, ook de stijl van ‘haar’ relaas mist overtuigingskracht.

Een ander probleem is de briefvorm van de dagboeknotities. Ze zijn gericht aan de jongste dochter Anne. Haar geboorte was het uitgangspunt van de Seizoenen-serie. Het levert zinnen op in de trant van ‘toen ik de beste vriendin van je oudste zus naar huis had gebracht reed ik verder om je broer van schoolkamp te halen’.

Schoonheid van het gewone leven

De kortere teksten zijn het meest geslaagd. Het zijn originele beschouwingen over grasmaaiers, muggen en naaktslakken, flauwvallen op een uitgeversfeestje en over het wezen van het ei. Knausgård kan als geen ander de schoonheid – en soms de magie – van het doodgewone onder woorden brengen. Terwijl hij dagelijks uren doorbrengt met het vervoer van eigen en andermans kinderen naar school, vriendjes, zwembad en sportveld, vergeet hij nooit om zich heen te kijken. De zomer doet haar werk in het glooiende landschap van Zuid-Zweden, waar akkers, zee en bos ieder uur van de dag een nieuw schouwspel vormen. Als een weerman volgt hij de afwisseling van zon en regen; als een schilder registreert hij het licht, de schemer en de nacht die de wereld om hem heen kleuren.

De vertaling is in orde en de illustraties van Anselm Kiefer zijn fraai. Maar het boek ademt de sfeer van een afronding. Na het verbluffende zesdelige ‘Mijn strijd’ en deze Seizoenen, vier delen met losse teksten, hebben zijn lezers een minutieus beeld van zijn autofictie-leven.

Is Knausgård misschien uitverteld?

Theater / Voorstelling

Onthaasten bij De Denderende Tijd

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - De Denderende Tijd

Het is 15 februari 1894, de nog maar zessentwintigjarige Franse Martial Bourdin loopt richting het Koninklijk Observatorium in Greenwich met onder zijn arm een pakketje. Op dat moment is hij onderweg om een aanslag te plegen op de plek die kort daarvoor als internationale nulmeridiaan werd gekozen. De aanslag mislukt en hij raakt zwaargewond. Een halfuur later overlijdt hij. Wat was zijn motief? Was hij een terrorist of misschien een visionair?

Het begint al bij aankomst op de locatie in het Utrechtse Leidsche Rijn waar het Nieuw Utrechts Toneel iedere zomer een voorstelling op locatie maakt. Dit keer een voorstelling over de tijd op een buitenlocatie vlakbij de grootste bouwput van Nederland. Hier worden woningen uit de grond gestampt voor zo’n 10.000 toekomstige bewoners. Het publiek wordt verzocht om alles waarop ze de tijd kunnen zien in te leveren: horloges en telefoons worden allemaal in een genummerde plastic zak gestopt. Een beetje onwennig loopt het publiek naar de lange tafels die staan opgesteld in afwachting van wat er komen gaat.

Het ijkpunt van de tijd

Theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene raakten geïnspireerd door de gebeurtenis in 1894 en onderzoeken in deze voorstelling de motieven van Bourdin zijn aanslag op de tijd en de relatie van deze gebeurtenis met het heden. Hoe gaan zij om met het fenomeen de tijd, tijdsdruk en hun verlangen om de tijd soms even stil te zetten?

In De Denderende Tijd wordt het verhaal van de terrorist en zijn aanslag op tijd, filosofische ideeën over de tijd en de relatie tussen Gregg Nottrot en Floor Leene voortdurend met elkaar afgewisseld. De verschillende mogelijke motieven van de terrorist worden met elkaar afgewogen en ondertussen krijg je ook een inkijkje in de relatiestrubbelingen van Gregg Nottrot en Floor Leene. Muzikant Pascal van Hulst vertegenwoordigt de terrorist en begeleidt de voorstelling waarbij hij afwisselend zingt, saxofoon en gitaar speelt. Deze intermezzo’s zijn van hoogwaardige kwaliteit.

Stilstaan bij de tijd

Wat is de tijd eigenlijk? Gregg Nottrot stelt deze vraag aan het publiek en het blijft angstvallig stil. De tijd is nog nooit zo belangrijk geweest en er bestaan tegenwoordig allerlei instrumenten om de tijd te meten. Terwijl echt de tijd nemen voor iets steeds zeldzamer wordt. Nottrot en Leene filosoferen erop los en betrekken dit op hun eigen persoonlijke leven. Hij is ontzettend druk en wil zoveel mogelijk dingen doen in korte tijd. Als tegenreactie op de tijdsdruk en de verplichtingen wordt Nottrot opstandig en heeft hij de neiging om zijn to do lijstjes gewoon te negeren. Hij zou willen dat een dag meer uren had. Leene maakt zich juist zorgen over het ouder worden en zou willen dat de tijd af en toe even stil kon staan. Even genieten en stilstaan bij het moment. Uit deze persoonlijke strubbelingen en twijfels ontstaan hilarische en herkenbare situaties. Echter, soms gaan de confrontaties wat te lang door en vallen de spelers in herhaling.

Na de voorstelling kan het publiek genieten van een uitstekend driegangendiner verzorgd door Serge Hogenbirk. Het publiek neemt plaats aan lange tafels waaraan samen gedineerd wordt. Het diner wordt voor het dessert onderbroken door een spannende openlucht escaperoom. Per tafel moeten binnen 45 minuten verschillende puzzels worden opgelost om de code te kraken waarmee de zogenaamde bom kan worden stilgezet.

Reflectie op je eigen leven 

De Denderende Tijd laat je kritisch kijken naar je eigen drukke leven. Er wordt van ons verwacht dat we zo efficiënt en productief mogelijk met onze tijd omgaan. Dit is voor veel mensen een herkenbaar onderwerp. Door het inleveren van telefoon en horloge wordt je gedwongen van het moment te genieten en de mensen om je heen. In plaats van bezig te zijn met de tijd en je sociale leven in je telefoon. Je wordt niet afgeleid en je wordt bewust gemaakt van het feit dat we steeds afhankelijker worden van onze telefoon en het besef van tijd. Als publiek breng je een hele avond met elkaar door en ook de spelers zijn daarbij wat zorgt voor een ontspannen en intieme sfeer. De Denderende Tijd van het NUT is echt een totaalervaring en een must see voor iedereen die even wil ontsnappen aan ons huidige gehaaste leven.