Film / Films

Unfaithful

recensie: Unfaithful

Richard Gere was jarenlang een sekssymbool. De gladde charmeur uit Pretty Woman en American Gigolo wist vele vrouwen te veroveren met zijn trouwe hondenblik en innemende glimlach. Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe het zou zijn als Gere een soort suffe huisvader met Clark Kent-uitstraling zou spelen? Ik ook niet. Toch is dat ongeveer zijn rol in Unfaithful.

~

Edward (Gere) en zijn Connie (Diane Lane) zijn op het oog gelukkig getrouwd, en hebben een kind. Toch doet de vertrouwdheid van de relatie vaak aan als voorspelbaarheid, en Connie weet niet wat ze met dat gevoel aan moet. Als ze op een dag aan het winkelen is in New York ontmoet ze Paul, een jonge Franse boekenhandelaar. Na aanvankelijke twijfel gaat Connie overstag, en begint ze een passionele affaire met Paul. Het zwaartepunt van de film ligt bij het vreemdgaan en de daaropvolgende angst om betrapt te worden. Edward krijgt door Connie’s geheimzinnige gedrag inderdaad zijn vermoedens, en alles lijkt af te stevenen op een grote tragedie.

Verkwisting van talent

~

Overspel leidt, hoe passioneel ook, altijd tot narigheid. Veel dieper lijkt de boodschap van Unfaithful niet te gaan. De film neemt zichzelf verschrikkelijk serieus, en daar vertillen de scenaristen en regisseur (Adrian Lyne) zich. Sommige dialogen komen zo gezocht over dat je er bijna van zou gaan lachen, en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Verder is de spanning in sommige scènes erg goed voelbaar, maar die komt dan ook vooral van de acteurs, en niet de regie. En juist de regie van Lyne heeft de overhand in deze film. Het verhaal wordt theatraal en overdreven in beeld gebracht, terwijl men beter de getalenteerde cast (met name Lane is soms erg goed op dreef) het werk had kunnen laten doen.

Vertrouw nooit een Fransman

De grootste achilleshiel van de film is echter dat alles zo stereotiep verloopt. De verveling van de vrouw, de toevallige ontmoeting met een geheimzinnige jongeman, de twijfel, het overstag gaan, de schuldgevoelens… Alles aan deze film kon zo afkomstig zijn uit een prulromannetje uit de supermarkt. Dat Edward een privédetective inhuurt om zijn vrouw te schaduwen is zo ontzettend standaard dat het publiek waarmee ik de film zag alleen maar ongelovig kon lachen. Het meest ernstige stereotype is echter de nationaliteit van Paul. Natuurlijk moest het een Fransoos zijn waarmee Connie vreemdging. De enige andere optie voor de schrijver was waarschijnlijk een blonde Zweedse halfgod die Sven zou hebben geheten.

Stand by your man

Op driekwart van de film komt er plots een wending in het plot, maar veel te laat om de film te redden. De emoties en gevolgen die deze wending met zich meebrengt, hadden nog voor enkele interessante momenten kunnen zorgen, maar helaas wordt alles in rap tempo afgeraffeld. In plaats van een spannende relatiethriller met een diepe emotionele lading is het net alsof ik naar een film zit te kijken die als titelsong Tammy Wynette’s Stand By Your Man had kunnen gebruiken. Lyne probeert de boel nog te redden met een klein open einde, maar helaas, too little too late. Huur liever een film als Fatal Attraction, ook van Adrian Lyne.

Film / Films

Donnie Darko

recensie: Donnie Darko

Scholier Donnie Darko krijgt van de Konijn des Doods te horen dat er nog 28 dagen resten voordat de “Apocalyps” zal plaatsvinden. Vlak na 30 oktober 1988, Halloween, zal de bom barsten. Een onheilspellend gegeven dat je vrijwel de hele film blijft bezighouden: hoe loopt het af, waar gáát dit over? Het debuut van de 27-jarige regisseur Richard Kelly sleept je mee als een roman van Stephen King.

Het begint allemaal vrij subtiel. De “all American town” heeft een dito school waar Donnie (Jake Gyllenhaal) de briljante leerling uithangt en hij verkering krijgt met een nieuw meisje in de klas. Grappige dialogen worden afgewisseld met sociaal drama: het droge relaas over het sexleven van de Smurfen wordt gelardeerd met pesterijen op school en problemen thuis. Maar er gebeuren intussen nogal wat vreemde dingen in Donnies leven: hij ontsnapt bijvoorbeeld aan een bizarre dood dankzij het mysterieuze Konijn des Doods dat plots in zijn leven opduikt en hem dingen influistert over tijdreizen en het naderende einde. Tijdens therapie praat hij onder hypnose over zijn onwerkelijke ervaringen, waar de psychiater echter maar weinig mee kan. Donnie staat er alleen voor.

All mixed up

~

Donnie Darko is een samenraapsel van sfeervolle science-fictionfilms uit de eighties als E.T., Back to the Future, tv-series met opzichtige special effects als X-Files en Sliders en de film Twelve Monkeys. Regisseur Richard Kelly slaagt in zekere zin een synthese te vinden tussen komedie, sociaal drama, horror, mysterie en science fiction.

Ectoplasma

Maar de geslaagde komedie-elementen contrasteren in Donnie Darko nogal met de mysterieuze sfeer die ook hangt in de film. Waar je bij de film Mulholland Drive constant blijft ronddolen in metafysische sferen, is dat bij Donnie Darko alleen episodisch het geval. Maar het einde maakt veel goed: er wordt dan gelukkig veel aan de fantasie van de toeschouwer overgelaten. Verder zijn de B-film/science-fictionelementen enigszins storend: de ectoplasma-wanden en wormgaten deden me te veel denken aan bovengenoemde tv-series en banaliseren jammer genoeg de mysterieuze sfeer.

Lowbudget-hype

~

Richard Kelly mag zijn hand dichtknijpen dat hij op zijn 26ste al een film van formaat op z’n naam had staan. Hij had het geluk via een van zijn jaargenoten op de filmacademie in contact te komen met een agent en uiteindelijk met Drew Barrymore (en Nancy Juvoven) van Flower Films die de film wel wilde produceren. Er werd 4.5 miljoen dollar bijeengesprokkeld. Uiteindelijk, na 28 draaidagen, heeft de cast niets betaald gekregen, om zoveel mogelijk geld te reserveren voor special effects en dergelijke.

Op het Amerikaanse Sundance filmfestival in 2001 kreeg Donnie Darko veel bijval en na een deal met filmdistributeur Newmarket Films begon het spreekwoordelijke balletje te rollen. Nu dus, na vertoning op het Filmfestival in Rotterdam 2002, is Donnie Darko in de Nederlandse bioscopen. Een vreemde konijn in de bijt, maar toch wel lekker…

Film / Films

Blade II: Bloodhunt

recensie: Blade II: Bloodhunt

Een jaar of drie geleden was ik als comic-liefhebber blij verrast met Blade. Voor een comic-verfilming viel het niveau namelijk mee, iets wat lang niet altijd het geval is (Batman & Robin staat me nog vers in het geheugen, evenals de matige Spawn-film). Het einde was open genoeg om er een vervolg uit te persen, en zo geschiedde.

~

Meestal begin ik mijn recensies met een schets van het verhaal. Welnu, ik kan kort zijn. Blade slacht wat, slacht nog meer, komt te weten dat er gemuteerde vampiers zijn, en sluit zich aan bij een vampier-SWAT-team om die gemuteerden af te slachten. Tijdens het slachten is er de plotontwikkeling: uiteraard is iemand binnen het team fout, en dit houdt in dat onze held een paar keer bijna een kopje kleiner gemaakt wordt. En hoe lost Blade dit alles op? Juist, door heel creatief het alfamannetje uit te hangen, en nog meer te slachten. Zucht, op deze manier komen comics bij het grote publiek nooit van het stigma af dat ze veel te simplistisch zijn. Juist het stijlvolle van de vampierlegende mist hier een beetje.

Actie, actie en nog eens actie

~

Van een spetterend verhaal moet Blade II het dus niet hebben, maar waarvan dan wel? Het antwoord op deze retorische vraag is natuurlijk: actie en levensgrote special effects. Was Blade I qua actie en gore hier en daar behoorlijk heftig, in deel twee zijn de remmen eraf, en is het aantal kogels en klappen niet te tellen. De gevechten hebben qua filmtechniek duidelijk geleerd van The Matrix: Snipes haalt de meest fraaie capriolen uit. De actie is af en toe zo overweldigend dat het overzicht volledig zoek raakt, en je als kijker niet veel meer doet dan naar chaotische maar mooie plaatjes kijken.

Een romance, of zoiets

Tussen de bedrijven door probeerden de schrijvers nog een liefdesplotje ertussen te schuiven. Blade krijgt gevoelens voor een vrouwelijke vampier. Halverwege de film merkt een vriend van Blade op dat Blade wel erg close wordt met die vampier. Huh? Close? Heb ik iets gemist of zo? Drie of vier nietszeggende blikken over en weer, die hooguit een seconde of twee duren, geven de opbouw naar deze zogenaamde romance aan. Natuurlijk was het best interessant om Blade gevoelens te laten krijgen voor een vampier, het soort dat hij doorgaans uitmoordt. Verhaaltechnisch had er veel ingezeten, maar de schrijvers laten deze mogelijkheden voor een inner struggle compleet links liggen. Gemiste kans.

Bloedarmoede

De onvermijdelijke en verrassend bedoelde wending zal de kijker waarschijnlijk jeuken. Na het eerste uur heeft hij het zoeken naar een verhaal in deze actiechaos al opgegeven, en een wending in het verhaal komt hierdoor alleen maar plichtmatig over. Blade slacht vrolijk door naar het einde, om zich op te maken voor een nieuw deel. Voor de liefhebber van spetterende actie is Blade II een hapklaar tussendoortje, maar de liefhebber van de meer stijlvolle vampierfilm ziet zijn dorst niet gestild. Blade II heeft last van bloedarmoede.

Muziek / Album

Gelukkig nu ook in Nederland!

recensie: Zuco 103 - Tales Of High Fever

Zuco 103 timmert stevig aan de weg. De Portugese – maar al ruim tien jaar in Nederland woonachtige – Lilian Vieira zingt in de groep Becán als ze in 1998 Stefan Kruger, drummer en medeoprichter van de jazzfunkformaties SteQ en The New Cool Collective, ontmoet op het Rotterdamse Conservatorium. Samen met de Duitse – maar sinds jaar en dag in ons koude kikkerlandje vertoevende – jazztoetsenist Stefan Schmid richt het drietal de formatie RecA op. Een demo van het nummer Outre Lado wordt onder de aandacht van het Ziriguiboom-label gebracht en een platencontract – met de band die zich inmiddels Zuco 103 is gaan noemen – is een feit.

~

Inmiddels vinden we hun derde album Tales Of High Fever op een (ongeveer) 80ste plaats in de Album Top 100 en won Zuco 103 de Heineken Crossover Award van 2000. Tijdens het afgelopen bevrijdingsfestival op het Museumplein in Amsterdam, Lowlands en het Drum Rhythm festival kon een breder publiek kennis maken met “the new sound of Brazil”. En passant hebben Lilian, Stefan en Stefan tijdens de Nationale Feestavond, aan de vooravond van het huwelijk van prins Willem Alexander en Maxima, opgetreden voor 4,5 miljoen televisiekijkers. Kijk, en dan tel je mee.

Doodordinaire dansbeats

~

De muziek van Zuco 103 is – naar eigen zeggen – een “geweldige mix van traditionele Braziliaanse ritmes, R&B, nu-jazz, Afro-beat, hip hop, funk en elektronische grooves”. Een hele mond vol. Bovendien zou de groep een graantje zonnige Cubaanse son hebben meegepikt. Tenminste, als we insiders bij Coast To Coast – het label dat het album in samenwerking met Ziriguiboom en Crammed Records op 16 mei 2002 uitbracht – mogen geloven. Een tamelijk rekbare definiëring, waaraan eigenlijk alle moderne popdeuntjes die de bovenste regionen van de internationale hitlijsten bestormen wel voldoen. In werkelijkheid maakt Zuco 103 een swingende combinatie van klassieke Zuid-Amerikaanse vierkwartsmaat dansritmes met accenten op de tweede en vierde tel – stijlen als tango, rumba, conga, samba en mambo die onder de verzamelnaam ‘Latin’ een nieuw leven zijn gaan leiden in de internationale hitlijsten – en doodordinaire dansbeats van Westerse makelij.

Feestje

Tales Of High Fever opent met het funky Treasure, tevens het eerste nummer dat het als single mag gaan proberen. Zeker geen slechte keuze. Alle ingrediënten voor een subtop zomerhitje vinden we er in terug. Een luchtige, en vooral pakkende melodie, de eigenzinnige en warme vocale begeleiding van Lilian, subtropisch swingende beats van Caribische aard, kortom een uiterst dansbaar geheel. De nummers Peregrino, Get Urself 2Gether en Brief Passions die volgen, zijn daarentegen een stuk minder. Zangeres Lilian Vieira blijkt plotseling over een rauwe, Macy Gray-achtige schelheid te beschikken. Behoorlijk schreeuwerig allemaal, maar – toegegeven – het swingt lekker door. Ideaal voor tijdens een feestje. Stop Tales Of High Fever in uw cd-speler, en u heeft er ruim een uur geen omkijken meer naar. Lang niet alle nummers zijn geweldig, maar de alom tegenwoordige opzwepende basloopjes en funky blazers nemen u – in dat geval – moeiteloos mee naar het volgende nummer.

Wereldmuziek

Het nummer Curso De Reclamação – Lição 1 is een hoogstandje van compositorisch talent. Een ware muzikale smeltkroes, waarin vrijwel alle denkbare stijlen naar voren komen. Allerlei electropop-achtige synthywave gimmicks en authentieke Noord-Amerikaanse country gaan moeiteloos op in het onverstoorbaar voortswingende Latijnse geheel. Een trend die soepeltjes wordt voortgezet in nummers als Voltando of Tão Lonely, waarmee Tales Of High Fever zonder twijfel het predikaat “wereldmuziek” verdient.

Wereldkampioen

Een album dat binnen de grenzen des koninkrijks zeker niet misstaat. Lang niet alle nummers zijn even diepgaand, maar het swingt gewoon een uur lang lekker door. Een voordeel van Tales Of High Fever is bovendien dat de – overwegend – Portugese songteksten in het Engels vertaald zijn. Kunt u uw kennis der Portugese taal weer eens opfrissen. Doet het altijd leuk in de kroeg. Zeker als u op grootbeeldscherm gaat kijken hoe Brazilië wereldkampioen gaat worden.

Boeken / Fictie

Intriges aan het hof

recensie: Per Olov Enquist - Het bezoek van de lijfarts

~

Al vanaf de eerste regel wordt duidelijk dat dit geen gewoon boek is: Op 5 april 1768 werd Johan Friedrich Struensee als lijfarts van de Deense koning Christian VII aangesteld en vier jaar later terechtgesteld. De toon is gezet. Het bezoek van de lijfarts is een historische roman, op waargebeurde leest geschoeid en met een bijzondere toon. En, niet onbelangrijk, het boek leest als een tiet.

Per Olov Enquist is zo’n beetje de Zweedse versie van Harry Mulisch, met als grote verschil dat Enquist zich niet verliest in filosofische beschouwingen. Tegen het decor van de ontwakende Verlichting verschijnt er aan het Deense hof een lijfarts. Struensee is geroepen om de jonge, geesteszieke koning Christian te kalmeren, maar krijgt en passant een andere taak. Christian speelt liever met zijn hond en Struensee vervangt heimelijk zijn plaats, niet alleen op de troon maar ook in het koninklijk bed. Het addergebroed van het hof spreekt er schande over, en het staat vast dat Struensee het niet lang meer zal maken, vooral niet wanneer de koningin een dochter van hem baart.

Gastoptreden

Al vanaf de eerste regel is duidelijk dat de verlichter Struensee aan dit hof slechts een gastoptreden verzorgt. Zijn antagonist Guldberg, een kleine man met religieus-fanatische trekjes, doet er alles aan om de verlichter en zijn minnares, koningin Caroline-Matilde (de kleine Engelse hoer) onschadelijk te maken. De zwakzinnige koning Christian wordt afwisselend aan beide zijden ingezet, maar is nu eens beïnvloedbaar en passief, dan weer wispelturig en driftig.

Christian heeft waandenkbeelden. Hij benoemt zijn hond tot minister en ziet de prostituee Laarsjes-Caterine als de Heerseres van het Universum. Daar staat echter tegenover dat hij een hele goede toneelspeler is, prachtig Frans spreekt en een intensieve correspondentie onderhoudt met de Franse filosoof en verlichter Voltaire. Is hij gek, geniaal of een combinatie van beide? Struensee weet in ieder geval dat Christian niet geschikt is om te regeren: Waarom had hij geen danser mogen worden? Waarom had niemand gezien dat hij een toneelspeler of danser of wat dan ook was: alleen niet de door God uitverkozen alleenheerser.

Levendige dialogen

~

Enquist laat uit zijn pen een keur aan karakters vloeien, die elk op een eigen manier spreken. Je moet even wennen aan de manier waarop Enquist zijn dialogen in elkaar zet, maar de uitroepen en tussenwerpingen maken de tekst bijzonder levendig. Waar Guldberg spreekt klinken sissende, fanatieke woorden in lange, aaneengesmede zinnen: “maar onze wraak zal hen treffen, ze verachten ons, ze kijken op ons die onbeduidend zijn neer, maar wij zullen deze ledematen der zonde uit het lichaam van Denemarken wegsnijden [..]”.
Struensee spreekt weinig, hij is de Stille. Hij is een man van zorgvuldigheid, maar ook van twijfel: ‘De ziekte van Christiaan veroorzaakte een vacuüm in het centrum van de macht. Daar was hij op bezoek gekomen. Er moest een mogelijkheid zijn om én de jongen én zijn droom over de andere samenleving te redden.’
Maar in Enquists woorden vind je de zielige, gekke koning meest uitgesproken terug. Hij schreeuwt en huilt, hij betoogt zonder lijn en zijn gedachten raken kant noch wal, althans uiterlijk: “Maar die boerenjongen – is misschien verwisseld – net als ik!!! waarom word ik gestraft? Op zo’n manier!!! Struensee!!! wat heb ik gedaan, is dit een rechtvaardige straf, Struensee, word ik nu gestraft…”

Ook wanneer zijn personages zwijgen schrijft Enquist in een bijzondere stijl. Alinea’s van een enkele zin roepen beelden op die veel meer zeggen. Hij poneert zo’n zin heel terloops, herhaalt frases soms, en dat alles geeft zijn stijl zowel iets droogs als iets spannends: Mevrouw von Plessen was het probleem; Het was een merkwaardige groep mensen, of; Graaf Rantzau was ten prooi gevallen aan nervositeit.

Accuraat

~

Enquist heeft zich bijzonder veel moeite getroost om het verhaal tegelijk te reconstrueren en te romantiseren. De karakters heeft hij grotendeels zelf in moeten vullen, maar waar het de gebeurtenissen betreft is hij bijzonder accuraat. Hij noemt verslagen, dagboeken, rapporten, tekeningen als zijn bronnen en citeert veelvuldig. De historische roman verandert echter nergens in een historische reconstructie, of misschien juist wel, maar dan een met een hoog literair gehalte.

Een van de tekeningen die naderhand zijn gemaakt en die de arrestatie van Struensee uitbeeldt, vertelt van een heftige geweldscène.
Een bediende verlicht het vertrek met een driearmige kandelaber. […] Overste Köller staat bij het bed en houdt het arrestatiebevel gebiedend in zijn linkerhand. […] En in bed Struensee, rechtop zittend, slechts gekleed in een nachthemd en met beide handen in wanhoop uitgestrekt als ter capitulatie of in een bede de almachtige God die hij altijd verloochend heeft, om zich in dit uur over een arm, zondig mens in uiterste nood te erbarmen.
Maar het beeld geeft de waarheid niet weer. Hij heeft zich volgzaam laten wegleiden als een lam naar de slachtbank.

MOET!!!

Het is mij altijd ontgaan dat Denemarken het eerste Europese land was met een verlichter aan de macht. Na vier jaar regeren was de fakkel echter gedoofd en stierf Struensee door onthoofding en vierendeling. Guldberg draaide alles terug, maar het bezoek van de lijfarts is niet voor niets geweest. Al was het maar omdat Per Olov Enquist er een magistrale roman van heeft gemaakt, met een heel eigen stijl en een heel eigen geluid. Het bezoek van de lijfarts moet, MOET!!! je lezen!

8WEEKLY

Mortal Kombat Advance

Artikel: Mortal Kombat Advance

There is no knowledge that is not power. De meeste game freaks weten nu wel waar ik het over heb: de gevleugelde openingszin van het ‘oude’ Mortal Kombat 3. Omdat veel games op de GBA flink gerecycled worden brengt Midway een Advance-versie van haar beroemde vechtspel uit. Als grote MK fan stond ik dan ook te trappelen om de cartridge in mijn GBA te proppen.

~

Zoals gewoonlijk in het one-to-one-beat-‘m-up-genre heeft het verhaal niet veel om het lijf. De keizer van de boze Outworld heeft een manier gevonden om via een poort naar onze dimensie te reizen. Op aarde zaaien zijn strijders dood en verderf. Enkelen weten te overleven, dit zijn de uitverkorenen om de aarde te redden. Elk van de speelbare karakters heeft zo zijn eigen redenen om mee te doen aan Mortal Kombat. Sommigen willen het kwaad bestrijden, anderen zien niets liever dan hel op aarde.

Finish him!

Mijn favoriete karakters waren altijd Sub Zero en Scorpion. Aangezien dit spel een bijna rechtstreekse adaptie van het oude Mortal Kombat 3 is, zijn beiden vertegenwoordigd. In totaal kan de speler uit 23 vechters kiezen, en waarschijnlijk zal het spel ook nog de nodige ‘hidden characters’ bevatten. De basis-vechttechnieken van elk karakter zijn zo ongeveer gelijk, het verschil zit ‘m in de special moves. Door de moves van je poppetje te gebruiken kun je wedstrijden winnen. En dat is nu juist het probleem: het beperkte aantal knopjes van de GBA zorgt ervoor dat de moves nogal moeilijk uitvoerbaar zijn. Soms breekt de speler bijna zijn vingers.

Meligheid

~

Verder is dit spel zoals gezegd een adaptie van MK3, niet mijn favoriete deel uit de serie. Het gifzwarte geweld van de eerste twee delen heeft plaats moeten maken voor meer jolijt en meligheid. Natuurlijk kan Scorpion nog steeds een harpoen afschieten, en Sub Zero bevriest zijn tegenstanders nog altijd waar je bijstaat. Maar de deathmoves hebben qua scherpte verloren. Het is allemaal een tikje cartoony, hoofden die opgepompt worden tot luchtballon, iemand laten sterven door hem te laten schrikken. Over de ‘friendship moves’ wil ik het al helemaal niet eens hebben.

Conclusie

MK Advance is geen titel waarvoor je als een gek naar de winkel gaat rennen. Ik had liever gehad dan Midway iets creatiever was geweest, en een compleet nieuw spel uit de hoge hoed had getoverd. Toch is dit spel voor enkelen met heimwee naar de goeie ouwe tijd best aan te raden. Als MK-fan vond ik het wel een aardig spelletje, maar ik ben bang dat het vooral met nostalgie te maken heeft. Voor de nieuweling in het genre: bezint eer gij begint! Vergelijk deze titel bijvoorbeeld met Streetfighter II of Tekken Advance, en maak dan je keuze.

8WEEKLY

Een dagje Davilex

Artikel:

Het is een mooie lentedag als we uitstappen in het welbekende plaatsje Houten voor een reportage over Davilex: één van de weinige bedrijven in Nederland die eigen computerspelen op de markt brengen. Het succes van Davilex games is voor veel interpretaties vatbaar. Enerzijds zijn er de hardcore gamers die Davilex games als ‘kiddy’ en weinig professioneel afdoen. Als je titels als Competitie Manager en A2 Racer vergelijkt met Championship Manager en GTA3, dan hebben ze zeker een belangrijk punt. Ondanks dat verkoopt A2 Racer als een gek, en heeft het spel inmiddels diverse vervolgen gekregen, in diverse landen. Dus goed spel of niet, Davilex heeft de verkoopcijfers achter zich staan, en trekt zodoende een lange neus naar de criticasters. Wij hadden een gesprek met Ellen van Meerendonk, marketing manager Games van Davilex.

~

Waarom is Davilex destijds begonnen met games in een moeilijk marktgebied als Nederland?

Davilex is begonnen met het maken van boekhoudkundige programma’s. Dit was heel succesvol, en Davilex is dan ook marktleider dat gebied. Toen is er op een gegeven moment de keus gemaakt om ook een ander soort producten op de markt te brengen, special interest producten zoals wij die noemen. We begonnen met de Red Cat, een serie educatieve games voor kinderen. Red Cat was heel succesvol in Nederland omdat het één van de eerste kinder-programma’s was die in Nederland werden gemaakt. De meeste programma’s voor kinderen worden in Amerika gemaakt, en dat sluit vaak totaal niet aan op het Nederlandse basisonderwijs, iets wat bij ons wel het geval was.

~

In 1997 is A2 Racer op de markt gekomen, en dat was zo’n succes dat de games-afdeling van daaruit verder is gegroeid. Terwijl onze boekhoudkundige programma’s vooral op de Nederlandse markt gericht blijven, is de afdeling games steeds verder geïnternationaliseerd. Zo hebben we in Duitsland Autobahn Racer uitgebracht, en dat was ook een ontzettend succes. We hebben er meer dan 300.000 stuks van verkocht, en het spel heeft jaren in de charts gestaan, later ook als budget-titel. Vervolgens hebben we in Engeland London Racer uitgebracht. De verkoop daarvan heeft diverse records gebroken, dus komen we binnenkort met London Racer 2. Mensen vinden het nu eenmaal leuk om door hun eigen stad te rijden, en bekende dingen te zien. In Frankrijk zijn we begonnen met Paris-Marseille Racing. Ook dit spel krijgt door zijn succes een opvolger. Frankrijk is wel meer een console-land, dat zie je omdat de Playstation-versie het beter heeft gedaan. Dus binnenkort komen wij met een Playstation 2-versie. Europe racing was ons eerste internationale product. Per land zoeken we een distributeur. Zo hebben we in Amerika en Frankrijk met Infogrammes gewerkt, in de Benelux doen we het zelf.

Wat is de voornaamste doelgroep van Davilex?

Davilex mikt op de massaconsument, dus niet de hardcore gamer. Zeg maar vaders die thuis een PC hebben staan, daar hun boekhouding op doen, en af en toe een leuke game willen spelen. En natuurlijk hun kinderen vanaf een jaar of twaalf, voor wie onze titels betaalbaar zijn. Wel zie je dat die groep massaconsumenten en hardcore gamers steeds meer naar elkaar toegroeien. Heel veel mensen hebben tegenwoordig een Playstation, of komen wel eens op het Internet en lezen daar een recensie. Games zijn dus niet meer alleen voor freaks en hardcore gamers. Hierdoor wordt de markt wel steeds veeleisender. Maar we geloven nog steeds dat een hele grote groep consumenten is, die niet met een slaapzak voor de Free Record Shop gaat liggen [Youri kijkt schuldbewust] als er een nieuwe titel uitkomt.

Recente onderzoeken wijzen uit dat er weinig games zijn die zich specifiek op meisjes richten. Doet Davilex iets in die richting?

Er is wel veel over nagedacht, en ook onderzoek naar gedaan, maar het is erg moeilijk. Jonge meisjes zijn vaak nog wel geïnteresseerd in computergames, maar dan worden ze een jaar of twaalf en verliezen ze die interesse. Onderzoek heeft uitgewezen dat meisjes erg geboeid zijn door interactie. Internet is daarom wel een medium dat erg geschikt is voor meisjes omdat ze dan die interactie krijgen. Als je een license als Barbie hebt, dan heb je nog een kans omdat dat bekend is. Maar vanuit het niets, met zo’n moeilijke doelgroep, is het heel moeilijk om de formule te vinden om die meisjes weer achter die PC te krijgen. Er zijn wel steeds meer vrouwelijke gamers. Maar vrouwen vinden een fantasy game vaak interessanter dan bijvoorbeeld een bloederige first person shooter.

Over first person shooters… een ander product van Davilex mikte ook op herkenbaarheid van de speelomgeving: AmsterDOOM. Krijgt dit spel nog een vervolg?

Het spel is nog te krijgen, maar het heet tegenwoordig Amsterdam Monster Madness. Het was eigenlijk een heel moeilijk product. We dachten een first person shooter te maken, normaal toch voor hardcore gamers, maar dan gericht op de massamarkt. Maar het blijkt dat je de massamarkt daarmee bijna niet bereikt, alleen al door de uitstraling van zo’n pakket. First person’s hebben vaak de uitstraling dat je bij een soort genootschap moet horen, alleen al om te weten hoe je het spel moet spelen. AmsterDOOM heeft daar heel erg onder geleden. Door een andere titel en een duidelijkere verpakkingen hebben we geprobeerd aan te geven dat het meer fun is dan andere soortgelijke producten, en nu loopt het product weer redelijk.

Komt er dan ook nog bijvoorbeeld een Rotterdam Monster Madness?

Er staan geen nieuwe Monster Madness-titels in de planning, we zijn ook gestopt met voetbalgames. In de toekomst zullen we nog light entertainment producten zoals de nationale IQ test uitbrengen, maar de focus is nu echt op race games, waar we dan een adventure stuk aan zullen toevoegen, met missies en dergelijke.

Jullie ontwikkelen alles, bijvoorbeeld 3D engines zelf?

Nee, we hebben een bestaande engine gekocht, en daar verder aan gewerkt. Zo kunnen we ‘m aanpassen aan onze behoeftes.

Verder hebben jullie enkele management games op de markt gebracht: Rockband Tycoon

en Casino Tycoon.
Die maken we niet zelf. Ze zijn gemaakt door PAN Interactive en Monte Cristo, en die geven wij voor hen uit in Nederland. Het is een mooie manier om te focussen op wat we het beste kunnen, racegames, maar toch wat verschillende genres uit te brengen. Voor wij de nodige knowhow in huis hebben om dergelijke games zelf te maken ben je al weer een paar jaar verder.

Een tijdje terug kwam Davilex met het nieuws dat ze de licentie voor Knight Rider

hadden gekocht. Hoe is dit tot stand gekomen?

~

Er is op een gegeven moment gebrainstormd door een aantal mensen hier over wat een leuke licentie zou zijn. Toen zijn we uitgekomen bij Knight Rider. Vervolgens hebben we Universal benaderd over de mogelijkheden om een game te maken, en zijn we tot een overeenkomst gekomen. Dit spel zal wereldwijd gepubliceerd worden.

We waren lichtelijk verbaasd dat een in de VS relatief onbekend bedrijf als Davilex aan zo’n mooie licentie kon komen.

We hebben eerst een ontwerp gemaakt voor de game, en dit aan Universal getoond. We hebben ze uitgelegd wat voor game we voor ogen hadden, en daar waren ze enthousiast over.

Heeft dit alles ook te maken met het feit dat er misschien een Knight Rider

-film gaat uitkomen?
Die film gaat er waarschijnlijk echt komen. Daar waren we van te voren niet van op de hoogte, en dat is natuurlijk gewoon hartstikke leuk. Er zijn genoeg oude fans nog steeds geïnteresseerd in Knight Rider, zeker nu de serie weer op V8 herhaald wordt. Ook voor kinderen is het hartstikke leuk, en als je die oude afleveringen ziet, heeft het nog steeds wel wat.

Staan er verder nog grote projecten op stapel bij Davilex?

Natuurlijk London Racer 2 en Paris-Marseille Racer 2. Ook staat er Autobahn Racer 4 op stapel. De focus zal over het algemeen op Playstation 2 liggen, daar is nu een hele grote markt voor. Verder is er ook een ander soort race game waar we net mee aan het beginnen zijn, dus dat houden we nog even geheim.

Is de toekomst meer console gericht, en gaan jullie nog voor de NGC en XboX produceren?

Oorspronkelijk zijn we begonnen op de PC, maar je ziet steeds meer dat de focus bij consoles komt te liggen, zeker met die drie topconsoles die er nu zijn. De prijzen van PC games zijn de laatste tijd flink gedumpt, het zijn bijna alleen nog maar budgetprijzen. Het is dus heel moeilijk om te blijven concurreren op de PC. En er is in het buitenland toch een grotere vraag naar console-titels. We hebben nu een multi platform engine, dus kunnen we een spel voor verschillende systemen produceren. Of we voor de NGC en XboX gaan produceren onderzoeken we nog, onze engine kan dat wel. Concreet zijn die plannen nog niet. Het is natuurlijk ook een beetje afwachten hoe de verkopen van de diverse systemen uitpakken.

Kitt vliegt

~

Vervolgens mochten we nog een “kijkje in de keuken” nemen, waar we de eerste beelden van Knight Rider te zien kregen. Terwijl we werden rondgeleid waren diverse programmeurs bezig om de avonturen van Kitt en Michael over te zetten naar de PS2. Dat alles nog niet geheel werkt bewees men toen Kitt van de grond op steeg en door de lucht bleef vliegen. Nu kan Kitt een hoop, maar dat trucje kenden we nog niet. Toch ziet het spel er veelbelovend uit, en misschien is dit de titel die de eerder genoemde criticasters zal doen verstommen. Knight Rider moet rond september/oktober uitkomen.

Boeken / Fictie

Kant en klaar

recensie: Het huis van mijn vader

De omslag van Het huis van mijn vader, het romandebuut van de journalist Alex Verburg (1953), belooft niet veel goeds. Op de voorkant staat een vage foto van een jonge jongen die erg lijkt op de auteur van de achterflap, en die bovendien afkomstig is uit de ‘collectie auteur’. Hebben we te maken met de zoveelste roman van een veertiger die plots de behoefte voelde op zoek te gaan naar zijn kindertijd? Maar vooral de clichématige bewoordingen op de voorflap (‘De dood van zijn vader en de liefde van een volwassen man ontregelen zijn bestaan en doen hem voorgoed zijn onschuld verliezen.’) doen het ergste vermoeden.

~

Met enige welwillendheid zou je nog kunnen zeggen dat Alex Verburg een degelijk en niet te zwaar verhaal vertelt over Floris van Zevenhoven, die opgroeit in het Holland van de jaren vijftig en zestig. Een verhaal over een jongen die zijn vader verliest en in zijn pubertijd een verhouding krijgt met een oudere man (Olivier). De thematiek van een seksuele relatie tussen een oudere man en veertienjarige jongen is niet loodzwaar is gemaakt, zoals in veel andere boeken, die titels dragen als ‘Littekens‘, ‘Beschadigd voor het leven‘ of ‘Afdrukken in het zand‘. Dit boek draagt geen boodschap mee, geen les. Floris is niet het onschuldige jongetje dat voor de rest van zijn leven zwaar getraumatiseerd raakt. Het is wat dat betreft niet pretentieus, maar eerder licht.

NSB’ers

Een ander kenmerk dat de lezer als positief zou kunnen ervaren is het feit dat de auteur een herkenbaar beeld schept van de jaren vijftig en zestig. We krijgen te zien hoe het was op te groeien in een groot gezin, met het zondagse naar de kerk gaan, regeringswit, klompen, liedjes over NSB’ers en peperkoek. Maar is de term ‘herkenbaar’ wel zo positief? Het verrast niet wat we hier te zien krijgen; het zijn de jaren vijftig en zestig zoals we hadden gedacht dat die waren.

Onhandig

Het huis van mijn vader is geschreven vanuit het perspectief van Floris, die op het begin zo’n tien jaar oud is. Er is geprobeerd een kind te laten spreken, een kinderlijke stijl te treffen. Vandaar dat het geschreven is in onhandige formuleringen met tussenwoordjes als ‘ook’, ‘namelijk’ en ‘altijd’. Vandaar de vele kinderredeneringen, zoals ‘Het wemelt ’s zomers ook van vlinders. Eerst zei ik altijd strikjes.’ en ‘Als je hem ziet, zou je nooit geloven dat hij pap lust: strekt hij zijn armen, dan kun je zijn ribben tellen.’ Hier spreekt een herkenbaar kind, dat kinderdingen denkt en doet (hij springt op een hekje, maakt van zijn fiets zogenaamd een brommer en droomt weg bij het draaiorgel). Deze herkenbaarheid stoort. Floris is een kind zoals je denkt dat kinderen zijn, zoals volwassenen ze bedenken.

Clichés

Net als Floris komen ook de andere personages niet los van de clichés. Zijn moeder bijvoorbeeld is een echte moeder die haar kinderen op zondag pepermunt geeft voor tijdens de preek, en dingen zegt als: ‘Je moet kijken met je oogjes, niet met je handjes‘ en, als antwoord op de vraag wat er vanavond gegeten wordt: ‘Hussen-met-je-neus-ertussen.’ Standaarduitdrukkingen voor een standaardmoeder. De vader blijft een sterke, grote man waar Floris naar opkijkt.

Leeg hoofd

Er is geen ruimte voor vervreemding, er zijn geen dingen om over na te denken waardoor te echte herkenning uitblijft. Hier wordt het bekende geserveerd. Daar volgt niets op. Daar blijft het hoofd leeg van. Wat moet de lezer met een Floris die huilt na de dood van zijn vader, die huilt na de dood van zijn grote vriend Olivier en zich afvraagt ‘Hoe het kon dat alles gewoon doorging […]?’ Knikken dat hij het kent van talloze andere boeken en films?

Ben ik homo?

Het lichtvoetige van deze roman, dat ik eerder als iets positiefs heb neergezet, is in feite een gebrek aan diepgang. In de thematiek van de relatie tussen oudere man en jonge jongen ontbreekt iedere diepte. De beschrijving van de pedofiele verhouding en de gevolgen van deze verhouding voor Floris gaat niet verder dan het voorspelbare. Een man voelt zich aangetrokken tot een mooie jongen en deze laat al de aandacht passief over zich heen komen. Zowel Olivier als Floris worden neergezet als platte personages, met zeer simpele beweegredenen. Olivier gaat het vooral om het seksuele en Floris laat het zich aanleunen (waarbij op de achtergrond natuurlijk meespeelt dat hij een vaderfiguur mist). De enige vragen die hij zich stelt zijn: Ben ik homo? en Ben ik slecht?

Bizarre gedachtekronkels

Paradoxaal genoeg is er te veel moeite gedaan de lezer tegemoet te komen. Om een begrijpelijk verhaal te vertellen. In andere literatuur die geschreven is vanuit het perspectief van een kind, zoals Het uurwerk van Floor (1997) van Leon Gommers, gunt de auteur de lezer verwarring. De wanorde van een kinderbrein, het helemaal meegaan met de meest bizarre gedachtekronkels, waardoor het soms niet meer duidelijk is wat er gebeurt. In Het huis van mijn vader zal de lezer de weg niet kwijt raken. De hand van de schrijver is voortdurend voelbaar. Dat ontaardt in tenenkrommende passages als de volgende (waar de vader van Floris net heeft verteld over de dood van diens vader):

“Papa?” Ik draai me iets opzij, mijn gezicht naar hem toe. “Papa, noemde uw vader u vroeger ook dikdikdondertje?” Mijn vader haalt zijn rechterarm onder zijn hoofd vandaan en slaat zijn arm om me heen. […] Langzaam loopt er een traan van zijn oog, langs zijn slaap, naar het kussen.

Alsof iemand je iets heel langzaam, herkenbaar en simpel uitlegt, terwijl je het allang hebt begrepen.
De symboliek van het stilstaande klokje waarmee de parallel tussen de dood van Floris opa en vader benadrukt wordt, is misschien wel het allerergst. De vader van Floris heeft van zijn vader een klokje gekregen dat is blijven stilstaan op het moment dat hij stierf. Datzelfde klokje krijgt Floris als zijn vader is overleden:

[…] de sierlijke wijzers waarvan de kleine halverwege de IX en de X hing en de grote naar de 23 in de buitenste cirkel wees -het tijdstip waarop mijn grootvader was overleden. En ineens zag ik het: drieëntwintig over negen was ook zeven voor halftien, het moment waarop mijn vaders ademhaling heel even was veranderd, en toen gestopt.

Wat een toeval! Om over de overduidelijke symbolische relatie tussen een stilstaande klok en de dood maar niet te spreken. En hier stopt het niet bij. Olivier, de ’tweede vader’ van Floris sterft ook. Floris is hoogst verbaasd wanneer hij ontdekt waar Olivier begraven ligt: ‘Vak IX, graf 23 – het gonst door mijn hoofd […]‘. Het is waarschijnlijk diepzinnig bedoeld, dit soort oppervlaktesymboliek, want hierna staat (ter verduidelijking) nog een zeer diepzinnige dialoog tussen Floris en Olivier (een herhaling van een eerdere dialoog bovendien):

“Ik bedoel dat niets zomaar is. Alles hangt met alles samen.”
“Hoe weet je dat dan?”
“Ik weet dat niet, dat vermoeden heb ik alleen.”
“Dat wij elkaar kennen, is ook niet zomaar?”
“Dat denk ik…”

Geen inzicht

Het lijkt alsof Verburg zijn roman literair heeft willen maken met in zijn achterhoofd interpretatielessen van de middelbare school. In verband met de titel heeft hij de middelbare schoolinterpreet in ieder geval een handje geholpen. De titel wordt ingebouwd, dichtgemetseld (bijna uitgelegd), zonder dat het enig inzicht oplevert. Alsof de lezer er niet zelf achter zou kunnen komen, of zou kunnen aanvoelen dat deze titel een Bijbelse lading heeft, wordt het vers waaruit de frase afkomstig is geciteerd. En niet verstopt, maar heel expliciet; de moeder leest een heel stuk voor, waarin de regel ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen’ voorkomt. Dit citaat wordt op het einde herhaald. Maar, er moeten natuurlijk meerdere betekenissen te verbinden zijn met de titel. Geheel volgens het boekje is ‘Het huis van mijn vader’ ook op een letterlijke manier te verbinden met de boerderij van Floris zijn vader, waar hij en zijn zes broers en zussen goede vakantieherinneringen aan hebben. Bovendien komt de titel terug in een gesprek tussen de puber Floris en zijn oudere vriend Olivier. Olivier legt uit dat lichamen er soms mee stoppen, net als klokjes, maar dat de tijd wel gewoon doorgaat: ‘Zo is het ook met het lichaam van je vader: het was het huis waarin hij woonde, niet meer en niet minder.’

Al deze betekenissen leveren de lezer niets op. Dit is kant en klaar voer. Gemaakt om gedachteloos naar binnen te werken.

Muziek / Concert

Teveel grijze haren

recensie: The Music in my Head

.

~

In deze passage uit de festivalbrochure geven organisatoren Cees Debets en Louis Behre aan wat het idee achter het driedaagse festival The Music In My Head is. Een festival dus niet louter voor de nieuwkomers, maar ook voor de oude garde. Uit de grote hoeveelheid grijze haren op het festival bleek echter dat de balans toch wat was doorgeschoven ten koste van het jonge en vernieuwende en ten goede van de gevestigde orde.

Donderdag

~

Heather Nova was de grote naam op de openingsavond. Zij gaf een prachtig akoestisch optreden, waarbij zij al haar bekende liedjes de revue liet passeren. In het begin leek het of de nachtegaal uit Bermuda er niet zo heel veel zin in had, maar na een nummer of drie kon er zelfs een lachje af. Fantastisch uitgevoerde versies van Island en London Rain pasten prima bij de dromerige setting, compleet met bloemen en draperieen à la MTV-Unplugged. Heather (iedereen bleek haar bij de voornaam te mogen noemen) sloot set af met een versie van het immer opzwepende Staying Alive van The Bee Gees. Ze deed wat ze aan haar status verplicht was.

Omdat je blijkbaar staand niet naar akoestische muziek kan luisteren waren er stoelen voor het podium geplaatst, zodat er rustig gezeten kon worden. Bij drukke concerten kreeg je door de staande mensen rond het zitvak het idee van een arena. Best leuk, maar niet helemaal eerlijk voor een band als het Tilburgse Wealthy Beggar, die behoorlijk harde muziek maakt waarop bewogen moet worden. De heren van Wealthy Beggar speelden wel een krachtige set, maar konden niet op tegen de gortdroge muzikant/stand-up comedian Earl Okin, die een aantal hilarische dan weer prachtige composities speelde. Een ode aan dikke lelijke vrouwen afgewisseld met jazz-klassieker Georgia On My Mind. DJ Eddy de Clercq luidde de avond uit met een dansfeest.

Vrijdag

~

Deze avond was duidelijk voor The Waterboys. Het leek wel of iedereen op het Schotse gezelschap rond Mike Scott was afgekomen. Ook dit optreden was akoestisch. Piano en gitaar werden bijgestaan door een, dat moet gezegd worden, fantastische violist. Maar wat ook, ondanks een degelijk optreden, gezegd moet worden is dat The Waterboys met hun folk-rock wel heel erg braaf en oubollig zijn. Dit is vergane glorie, oud sentiment en niet zo geschikt voor een nieuw festival.

Maar blijkbaar wel zo populair dat de rest van het programma, dat zich nu uitstrekte over drie zalen, door The Waterboys ondergesneeuwd dreigde te raken. De avond werd in ieder geval om acht uur al gered door het optreden van Arno. De Belg met doorrookte stem die inmiddels de vijftig is gepasseerd gaf een heerlijk gedreven optreden en liet, onder meer met een prachtige versie van het Stones-nummer Mother’s Little Helper, de meeste andere artiesten verbleken. De Fransman Miossec was de enige die daar die avond nog wel iets tegenin kon brengen, vooral door zijn goede begeleidingsband met onder andere een fantastische éénpersoons-blazerssectie. Vooral de Britse singer/songwriter Neil Halstead stelde teleur met zijn ingetogen liedjes die, gezien het aantal vertrekkende mensen, de juiste snaar maar niet wisten te raken. Jammer.

Zaterdag

Deze laatste avond herbergde het beste en het belabberdste optreden van het festival. Om maar met het beste te beginnen: Hawksley Workman. Een Canadees met een gouden stem, die in een opera niet zou misstaan. Workman gaf een werkelijk prachtig optreden, hij op gitaar en zijn metgezel Mr. Lonely op piano. Zijn muziek houdt het midden tussen vaudeville uit het begin van de twintigste eeuw en het theatrale van een band als Queen. Workman heeft zonder meer het charisma van Freddie Mercury. Zijn stem, zijn begeleiding en bovenal zijn prachtige podiumpresentatie zorgden dan ook voor euforie in de zaal. Absolute klasse.

Verder speelden op die avond nog een aantal Nederlandse acts. Blimey! beet het spits af met een aanvankelijk wat onwennige set, maar de animaties die op een groot scherm werden afgespeeld maakten veel goed. Overigens speelde hij een bloedstollende versie van het slotstuk van zijn laatste album Less Summer Than Some: Walk The Psychopath With Me. Daryll- Ann deed eigenlijk wat ze altijd doet: mooie liedjes spelen. Verder was Meindert Talma, alleen op piano, voor veel mensen een positieve verrassing.

~

En toen kwam als afsluiter die andere grote naam van het festival. De lokker voor de mensen die in de jaren zestig jong waren: Marianne Faithfull. Met haar verschrikkelijke danspasjes en haar zo mogelijk nog ergere zwartlederen broek, wilde zij schijnbaar de indruk wekken dat zij nog bij de jongeren hoorde. Nou, mooi niet. Haar zware stem deed het niet meer zo goed en eigenlijk waren de liedjes ook niet bijzonder. Al vond zij het zelf wel erg interessant dat ze die samen geschreven had met onder meer Billy Corgan en Beck. Een vriendelijke oude dame die tijdens het optreden naast mij stond was speciaal voor mevrouw Faithfull gekomen. Ook zij vond er niets meer aan. Is het oneerbiedig om dit optreden een aanfluiting te noemen?

Iets meer relevantie

The Music in my Head is dus misschien wel helemaal niet bedoeld voor verschillende generaties. Twee avonden waren vooral opgebouwd rond artiesten die hun beste tijd al lang hebben gehad. Misschien aardig om voor volgend jaar een andere doelstelling te kiezen of om in de programmering iets gewaagder te werk te gaan. De grote namen hoeven niet jong te zijn, maar een beetje relevantie mag wel.

Film / Films

DVD- en videoreleases juni 2002

recensie:

.

Serendipity

Door Jan

~

Serendipity bestaat uit niet veel anders dan het aloude “krijgen ze elkaar nu wel of niet” verhaal. Jonathan Trager (John Cusack) ontmoet op kerstavond Sara Thomas (Kate Beckinsale), en het is duidelijk liefde op het eerste gezicht. Dat ze allebei al een relatie hebben, maakt de situatie echter wat lastig. Bovendien ziet Sara overal slechte voortekens in. De twee besluiten hun samenzijn van het lot af te laten hangen. De ervaren filmkenner weet natuurlijk al wat de rest van het plot in gaat houden. Veel bijna-ontmoetingen, toevalligheden, twijfels: alle doorsnee mogelijkheden van het romantische genre worden ongegeneerd uitgebuit. Cusack speelt net als in America’s Sweethearts wat op de automatische piloot, en ook Beckinsale zal zeker geen Oscar winnen. Wel leuk is Eugene Levy (American Pie, oftewel Jim’s Dad) als verkoper. Serendipity zal nergens ook maar een beetje verrassend uit de hoek komen. Ik kan het einde eigenlijk gewoon paginagroot uit gaan schreeuwen: ZE KRIJGEN ELKAAR!!! Geen mens ter wereld zal daar voor hij/zij de film gaat zien over twijfelen.

Rat Race

Door Els

~

Rat Race is een hele flauwe komedie. Alle spelers, en dat is een hele cast vol steracteurs, spelen typetjes die het niveau van de gemiddelde lachfilm nauwelijks overstijgen. John Cleese als inhalige bookmaker, Rowan Atkinson als de stuntelige buitenlander en Whoopi Goldberg als sentimentele huismoeder. Maar het gekke is: het werkt. Rat Race is in al die flauwigheid en met al die sterren een film geworden waar de meligheid en het plezier vanaf straalt. De ellende begint in Las Vegas, waar de eigenaar van een gokpaleis een nieuw soort weddenschappen levert. Zonder dat ze weten dat er op ze gewed wordt, worden verschillende mensen met een sleutel op pad gestuurd naar een kluisje waar twee miljoen dollar in ligt. Wie er het eerste is, krijgt het geld, en ‘bookie’ John Cleese kan bogen op een nieuwe succesformule. Natuurlijk gaat niet alles zoals gepland. Eigenlijk gaat niets zoals het hoort. Al met al kun je je met Rat Race heerlijk vermaken. Het is een komedie en de bedoeling is dat je lacht. Zelfs de meest doorgewinterde zuurpruim zal toch tenminste zijn mondhoeken op moeten trekken bij zoveel ‘mindless fun’.

The Others

Door Jan

~

The Others laat zich redelijk vergelijken met een geslaagde kruising tussen The Shining en The Sixth Sense. In de film woont een jonge vrouw (Kidman) met haar twee kinderen in een afgelegen landhuis. De kinderen zijn allergisch voor licht, en daarom is het binnen altijd donker. Dit geeft natuurlijk een lekker naargeestig sfeertje, en het feit dat Kidman een streng religieuze vrouw neerzet maakt de sfeer in de film al niet vrolijker. Dan claimt de jongste dochter spoken te kunnen zien. Eerst gelooft Kidman haar niet, tenslotte is ze streng religieus. Maar de gebeurtenissen volgen elkaar rap op totdat zelfs Kidman gaat twijfelen. De film geeft zonder veel goedkope schikeffecten een sfeertje af waar mening filmmaker jaloers op zal worden. Kidman is erg goed, maar haar twee zeer jonge tegenspelers stelen de show. Aanrader.

There Is Only One Jimmy Grimble

Door Jan

~

Jimmy kan best goed voetballen, maar hij is klein en wordt op school behoorlijk gepest. Daarom durft hij niets en maakt hij op het veld dan ook weinig klaar. Dat hij in Manchester woont en fan van de voetbalclub Manchester City maakt het allemaal niet veel beter. Iedereen op school is namelijk voor het grote United, dus is Jimmy met zijn ‘City’ rugtas elke dag weer het mikpunt van spot. Dan komt hij een zonderlinge vrouw tegen die hem twee hele oude voetbalschoenen cadeau doet. Deze schoenen zouden ooit hebben toebehoord aan een oud-voetballer van City, en wie ze draagt zal automatisch goed kunnen voetballen. Prompt beslist Jimmy met een onmogelijk doelpunt een wedstrijd in de Manchester school cup en is hij voor even de held van de klas, geheel tegen de zin van de schoolsponsor die liever zijn eigen zoon (een ongelofelijke etterbak) als middelpunt van de belangstelling ziet. Voor de allerjongsten onder ons, en voor de voetballiefhebbers die geen talent hadden om prof te worden maar er stiekem wel van dromen.

Blow

Door Wopke

~

Het levensverhaal van een drugshandelaar is bij nadere inspectie niet echt bijzonder te noemen. Het werk is niet boeiend, interessant of spannend te noemen, het leven eromheen is slechts een schim van wat geluk mag heten. Oppervlakkig zoveel mogelijk geld uitgeven, niet als status, noodzaak of plezier, maar slechts als de kleinst mogelijke rechtvaardiging van het bestaan. Uit het bovenstaande zou opgemaakt kunnen worden dat Blow een zeer matige film is, maar dit is niet het geval. Blow is ten eerste een zeer goed geschreven film. Nick Cassavetes en David McKenna hebben een uiterst coherent scenario geschreven naar het gelijknamige boek van Bruce Porter. De acteerprestaties zijn uitmuntend te noemen. Ray Liotta, die de hardwerkende vader van George speelt is prachtig als toonbeeld van onvoorwaardelijke liefde voor zijn zoon. Penélope Cruz is uiteraard zoals gewoonlijk beeldschoon. Zij is de vrouw van George en erg sterk in het tonen van uiterste emoties. En natuurlijk Johnny Depp die gedurende de film zovele gedaantes van een enkele man weet aan te nemen dat een simpel compliment niet voldoende lijkt te zijn. Blow is een goedgemaakte, goedgeacteerde en bovenal goedgeschreven film over een helaas niet echt bijzondere man.