Theater / Voorstelling

Een lauwe Warme Winkel

recensie: De Warme Winkel - Majakovski/Oktober

De Warme Winkel brengt met Majakovski/Oktober een ‘oeuvre-stuk’, een door henzelf bedacht genre waarin de persoon en het werk van een door hen bewonderde kunstenaar centraal staat. Dit keer, honderd jaar na de Russische Oktoberrevolutie, is het oeuvre van de futuristische dichter en revolutionair Vladimir Majakovski aan de beurt. Er zijn soms, vooral aan het einde, boeiende en hilarische momenten, maar de genialiteit die De Warme Winkel in staat is ten toon te spreiden ontbreekt.

Het begint veelbelovend. Er zit een oude man te schrijven aan een houten tafel op schragen. Achter hem verandert het decor voortdurend. Een hek van gaas verdwijnt en wordt in snel tempo vervangen door allerlei verschillend gekleurde achterwanden, gouden gordijnen, gigantische Sovjetsymbolen, het terugkerende hek en donkerte. Kennelijk zien we in een flits episodes uit Majakovski’s leven. Ondertussen is een musicus een soort marsmuziek aan het drummen. Net als ik denk: dit zou nog wel eens een half uur kunnen doorgaan en dat is wat mij betreft prima, houdt het op en komen een aantal Russisch aandoende personages het toneel op om ons aan te kijken en tot stilte te manen.

De zittende oude man, Majakovski zelf, leest voor wat hij heeft opgeschreven en sterft. De rest van het stuk wordt hij door de anderen vereerd, gewassen, verzorgd, gestreeld, aanbeden en wordt op alle mogelijke manieren afscheid van hem genomen. We horen flarden van door hem geschreven gedichten en ander werk en er worden herinneringen opgehaald. Op zich is dat niet vervelend om naar te kijken en te luisteren, soms is het mooi en grappig. Wat ontbreekt is het onvoorspelbare en verrassende wat je bij De Warme Winkel meestal meemaakt.  Ward Weemhoff doet niet mee. Zijn plaats wordt ingenomen door Annelinde Bruijs van Club Gewalt, Martijn Nieuwerf en twee Vlaamse stagiaires.

Russische ziel

De mannen lopen met blote bovenlijven rond, de vrouwen in doorzichtige kleding. Het is onduidelijk wat het doel daarvan is behalve om de voyeur in ons te bevredigen. Het enige moment dat die naaktheid prachtig werkt is als Mara van Vlijmen de anderen wegstuurt en het lijk op gepassioneerde wijze haar borsten aanbiedt, een volkomen begrijpelijk en uiterst hilarisch gebaar. Van Vlijmen heeft meer geestige momenten, bijvoorbeeld aan het eind van de avond als ze haar versie voordraagt van ‘I don’t know how to love him’ uit ‘Jesus Christ Superstar’.

Als ik langzamerhand tot de conclusie kom dat zelfs De Warme Winkel kan tegenvallen, schiet de voorstelling totaal uit de bocht en krijg ik zowel kromme tenen als de slappe lach. Ook is er een prachtige voordracht in het Russisch door een van de stagiaires, Lois Brochez. Ik snap niets van wat ze zegt, maar het raakt me meer dan een aantal van de in het Nederlandse gelezen gedichten.

Er bestaat natuurlijk een kans dat De Warme Winkel van alles heeft verteld wat niet door mij is opgepikt. Wat ik wel heb gezien is dit: Majakovski/Oktober is niet de sterkste voorstelling die het collectief ooit heeft gemaakt, verre van, maar er zitten een aantal mooie, gekke en gênante momenten in. En, pluspunt, Dik Boutkan is te zien als het lijk van Majakovski waar de hele tijd mee gesold wordt. Dat is iets waar hij absoluut bewondering voor verdient.

Boeken / Fictie

Postkoloniaal Afrika als koortsdroom

recensie: Mia Couto (vert. Harrie Lemmens) - De bekentenis van de leeuwin

In zijn nieuwe roman De bekentenis van de leeuwin ontleedt Mia Couto de gemoedstoestand van hedendaags Mozambique. Een koortsdroom.

In 2016 publiceerde Querido Vrouwen van as, de eerste Nederlandse vertaling van Mia Couto. Een zinderend en verleidelijk verhaal over de pijnlijke koloniale verhouding tussen Portugal en Mozambique, met schwung en beheersing vertaald door Harrie Lemmens. Het succes moet naar meer gesmaakt hebben: krap een jaar later is nu De bekentenis van de leeuwin verschenen. Het tijdsframe is verschoven van eind negentiende eeuw naar de moderne tijd, wat de problematiek mogelijk nog urgenter maakt.

Bijgelovige dorpsbewoners

De bekentenis van de leeuwin gaat over het door leeuwen geteisterde dorpje Kulumani. Nadat de beesten haar zus doden, wordt Mariamar Mpepe door haar familie in huis opgesloten. De maatregel moet haar beschermen, maar sluit de 32-jarige vrouw ook op met dromen en angstige beelden. Het dorp schakelt intussen de hulp van Arcanjo Baleiro in, een jager die naam gemaakt heeft door een grote krokodil te doden.

De vraag rijst wat er precies gaande is in Kulumani: hebben de bijgelovige dorpsbewoners de leeuwen misschien verzonnen? Of zetten zij de moorddadigheid van de dieren aan? Wat is er vroeger gebeurd? Couto voert de spanning geleidelijk op, in soms lyrisch en vaak benauwend proza. De laatste jaren wordt Couto genoemd als mogelijk winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur, en je kan zien waarom: De bekentenis van de leeuwin bevat passie, ideeën over de omgang tussen heerser en overheerste en een sterke schrijfstijl.

Koloniaal denken

Toch bevalt niet alles aan dit boek. Wat in Vrouwen van as nog vernieuwend was, voelt in De bekentenis van de leeuwin al wat gebruikt aan. De tentstokken steken door het doek heen. Beide romans maken gebruik van eenzelfde soort vertelmechanisme en vertelsituatie. Met dezelfde verhaalelementen: een dorpje in het oerwoud of op de savanne, ver weg van de zogenaamd beschaafde wereld. Eén verhaallijn volgt een meisje in dat dorpje, die op haar manier bevoorrecht is, bijvoorbeeld omdat ze Portugees spreekt en op die manier met soldaten en de koloniale macht kan praten. In de andere verhaallijn staat een witte Portugees centraal, die naar de afgelegen plek komt om orde op zaken te stellen. Beiden vertellen hun versie van het verhaal, dat al snel niet zo eenduidig blijkt te zijn.

Deze opzet stelt Couto in staat verschillende perspectieven met elkaar te contrasteren, opposities te verkennen en ze uiteindelijk uit elkaar te halen. Koloniaal denken is gestoeld op binaire tegenstellingen: wit/zwart, man/vrouw, centrum/periferie, beschaafd/barbaars, waarbij altijd een hiërarchie wordt aangebracht tussen de termen. Couto is een postkoloniale schrijver in die zin dat hij zijn romans wel begint bij dergelijke tegenstellingen, maar de personages vervolgens altijd dwingt om met de billen bloot te gaan. Er lopen meer lijnen en relaties tussen de personages dan ze in eerste instantie dachten en dan de lezer gepresenteerd kreeg. In De bekentenis van de leeuwin is de heerser niet alleen geen heerser zonder de overheerste, hij bestaat helemaal niet.

Interview

Oiseaux-Tempête: Intens reisdocument uit zwarte rook, afvalgrond, Beirut.

special: Oiseaux-Tempête

De heren van het borders-away post-rockorkest Oiseaux-Tempête heffen het mes. Het is menens. Misschien een stukje minder menens dan het dreigement dat Godspeed You! Black Emperor aan haar laatste plaat toevoegde (“The expert fuckers who broke this world never get to speak again”), maar nog altijd menens genoeg om in ieder geval alle muzikale tradities (borders away!) omver te halen vanuit chaotisch, intens Beirut, Libanon.

Oiseaux-Tempête is inmiddels drie loodzware platen onderweg: vrije jazz, improvisatie, straatgeluiden, shoegaze, een inktzwart, fictief Europa. Het collectief verplaatst zich vervolgens naar ÜTOPIYA, de Middellandse Zee, Griekenland en Turkije om op plaat drie dan Libanon aan te doen. Het resultaat is het verzengende, vijf kwartier durende reisverslag Al-‘An! الآن. Ondertitel: And Your Night Is Your Shadow — A Fairy-tale Piece Of Land To Make Our Dreams. Ambitieuze idealen worden verder niet geschuwd.
Organiserend duo Frederic D. Oberland en Stéphane Pigneul sturen minitieuze ansichtkaarten uit Beirut, de stad, de mensen, het kabaal.

Beirut I

Maronitische, orthodoxe, Armeense straatliturgie, fruit, milities en soldaten, chaos, stof, Manouch’e Jebhneh, tanks en zeeparfum, moderne slavernij. Charbel praat over de burgeroorlog in zijn wagen in Armeens district Bourj-Hammoud. Auto’s, verkeer, enorme advertenties op de muren, de straten waar we leven, de mensen die we herkennen. De volgende nacht, een Maronitische begrafenismis op straat bij Ashrafieh, onderweg naar een Syrisch restaurant met Sharif (Frederic).

Politiek

Frederic: “Als ik het over politiek heb, dan begint die in de band. In Frankrijk en België hebben we een orkestrale versie van Al An opgevoerd samen met drie Libanese muzikanten (Two or the Dragon en Charbel Haber), G.W. Sok uit Amsterdam, Mondkopf en twee video-artiesten die destijds samen met ons meegegaan zijn naar Libanon om Al-‘An op te nemen.”
“De manier waarop je iets maakt en met wie is soms net zo belangrijk als het maken zelf, en ik denk dat deze ‘borders away’-aanpak van Oiseaux-Tempête in essentie ook politiek is. Verder: Als Europees burger ga ik zo nu en dan naar protesten. Ik zie de sociale staat, publieke ruimte, verdraagzaamheid, de natuur stap voor stap kapot gaan. Ik zie dat een select stel daarvan profiteert. Bah.”

Stéphane: “Er is geen keus om wel of niet deel uit te maken van wat er in de wereld speelt, de
conflicten, de crisissen. Met Oiseaux-Tempête zijn we daar aangeboren gevoelig voor, en tegelijk proberen we een een stukje hoop te brengen. Dat mag ridicuul zijn, maar is wat mij betreft essentieel. En natuurlijk zijn we bezorgd – om de wereld. Bezorgd en bang zijn is alleen niet genoeg. Je mag niet verlamd zijn. Een mens moet verder gaan, vrij zijn, delen, risico’s nemen.”

Turkije – Libanon

Frederic: “Het was logisch om onze reis vanuit het Middellandse zeegebied oostwaarts door te zetten: Libanon, klein land met achttien verschillende gemeenschappen; de helft van de inwoners is vluchteling; drie grenzen: één met Syrië waar het sinds zes jaar mee in oorlog is, één gesloten grens met Israël en dan de Middellandse Zee…”

Stéphane: “We wilden een reisdocument-en-album-in-één maken met als basismateriaal de opnames in Beirut. We kenden al een aantal muzikanten daar; Charbel Haber en Sharif Sehnaoui. Zij hebben deuren naar andere personen en muzikanten opengezet. Er was verder geen taalbarrière, want vrijwel iedereen in Libanon spreekt of Frans of Engels… Aanvankelijk dachten we dat het eenvoudiger zou zijn om alles te begrijpen –”

Beirut II

Discussie en palmbomen, buzz cheap yellow bull, vuilnis en vuurwerk, oranjebloesem, luxe wagens, Arabisch-Engels-Frans, afvalgrond en sigaretten, kerken, alcohol, schrootwagens (Frederic).

Sessies

Stéphane: “De sessie met Abed Kobeissy en Ali el Hout van Two Or The Dragon staat me goed bij. Dat was in Beirut, bij de Tunefork Studio’s met geluidstechnicus Fadi Tabbal. We hadden vijfenveertig minuten geagendeerd om samen iets te doen. Er was veel druk, maar er gebeurde iets (‘magie in de lucht’). Twee tracks van deze sessie zijn op de plaat terecht gekomen: Bab Sharqi en Electrique Résistance.”
Frédéric: “Ik herinner me de opnames van de laatste track, A l’Auba’, erg goed; ’s avonds bij elkaar geïmproviseerd op het dakterras van onze flat in Mar Mikhael terwijl Grégoire en Grégoire van As Human Pattern video’s projecteerden op de muur achter ons. Paul (Mondkopf) voegde daar later in Kerwax, Bretagne nog een melodie aan toe.”

Beirut III

Dollars, zwarte rook en plastische chirurgie, totemkranen in de haven, pasteitjes en kogelgaten, stof, burgeroorlog-stigmata, auto’s, vuilnisrivier, blauwe lucht (Frederic).

Tomorrow has no land

Stephane: “Tijdens de sessies spreken we helemaal niet over muziek; we spreken de toonsoort af en verder zien we het wel. De focus ligt op het moment, het gevoel en het speelplezier van de nadere muzikanten.”
Frederic: “…grappen over de elektriciteits-uitval van gister- en morgenavond, dat er helemaal niets gepland was en alles op elk moment in het honderd zou kunnen lopen. Ironie is een prettig stuk gereedschap voor dit soort situaties. Verder geen angst was, dat we alleen maar samen deze reis wilden doen, verder niets. Of, in de woorden van Darwish ‘tomorrow has no land’.”

Beirut IV

Technostamp uit B018, 2$-sigaretten, machinegeweer, blijdschap-muiterij, zee, arak(!), drink the cup in Raouche, harde jeugd, file: overal arbeiders. Onze flat in Mar Mikhael heeft een 220-graden uitzicht; de zee en een deel van de haven, Charbels flat recht tegenover, een stuk afvalgrond, de bovenkant van een moskee, Mount Lebanon, de heuvels, de verlichte advertenties, discotheek B ZERO, veel vogels, Armenia Street, vanaf de Tunefork studio een willekeurige massa van draden, elektrische kabels overal, de ondergaande zon…

…Gastvrijheid, za’atar, het gesnor van elektriciteit, muezzins, martelaren, volk, benzine, klaxongebrul, muurslogans, moskeeën, Libanese, Midden-oosterse gerechten, dance-club, gemengde gerechten en zwarte rook over nieuwbouw (Gotham City)) (Gedeelde notities).

Grizzly Bear-Painted Ruins
Muziek / Album

(Te) weinig veranderd

recensie: Grizzly Bear – Painted Ruins
Grizzly Bear-Painted Ruins

In de afgelopen weken is er aardig wat marketingbudget doorheen gedraaid bij de releases van nieuwe platen. Reikhalzend werd uitgekeken naar het vervolg van eerdere succesplaten van o.a. Arcade Fire en The War On Drugs. Een band die ook met een opvolger kwam, maar daarbij wel relatief onderbelicht bleef is Grizzly Bear.

Dat we geen grote billboards van deze band hebben gezien, heeft vooral te maken met het gegeven dat deze band in mindere mate op het grote publiek is gericht en in plaats daarvan muziek voor een selecte groep maakt. Niettemin werd ook naar deze opvolger uitgekeken.

Adempauze

In 2012 bracht Grizzly Bear Shields uit, een juweel van een plaat met wonderschone, sfeervolle nummers als ‘Yet Again’, ‘Speak in Rounds’, ‘Sleep Ute’ en ‘Half Gate’. Shields was de opvolger van doorbreekplaat Veckatimist (2009) die de bescheiden hit ‘Two Weeks’ bevatte en daarnaast ook de soundtrack voor de film Blue Valentine (Foreground). Beide platen werden wereldwijd aan de man gebracht aan de hand van een immense wereldtournee.

Moe, zowel lichamelijks als geestelijk, van dit toeren, sowieso al niet de grootste hobby van deze heren, besloot men tot een adempauze. Een flinke adempauze van zo’n vijf jaar, waar het gewone leven zijn intrede weer deed. Ofwel: bandleden gingen trouwen, weer anderen gingen juist scheiden of verhuizen, kinderen werden geboren en solo-projecten werden opgestart. Het bloed kruipt echter, zeker bij muzikanten, toch altijd waar het niet gaan kan, en dit betekende voor Grizzly Bear opnieuw de oefenruimte in.

Meer in balans

Al in 2015 begon daar de creativiteit te stromen en werd de bestaande vriendschap en samenwerking verder uitgebouwd. Vrijblijvende samenspeelsessies resulteerden al snel in concrete nieuwe nummers en dus uiteindelijk ook in een fonkelnieuwe plaat: Painted Ruins.

Zelf geeft men aan dat men tegenwoordig meer in balans is, zowel innerlijk als onderling. Hierdoor heeft de band ook een weloverwogen keuze gemaakt om geen uitgebreide Europese toer te gaan maken, ondanks het eerder wisselen van label (van Warp naar RCA Records/Sony). Ook een weloverwogen keuze.

Herkenbaar

Painted Ruins opent met het ingetogen ‘Wasted Acres’. De instrumenten zoals we die al kenden van eerdere platen zijn weer uit de koffers gehaald en herkenbaar zijn wederom de typische Grizzly Bears synthesizers, echoënde gitaren, galmende loops en jazzy drums. Ook herkennen we het ongewijzigde hoge stemgeluid van zanger en voorman Daniel Rossens. Wat dat betreft is er eigenlijk weinig veranderd, wederom bijzonder melancholisch, kleurrijk en sfeervol.

Het maakt Painted Ruins tot een plaat waar we lang op hebben gewacht, maar toch niet helemaal waar we op hadden gehoopt. Daarvoor valt er net wat te weinig spannends te beleven met Grizzly Bear anno 2017.

Theater / Voorstelling

Chaotische vampierengekte 2.0

recensie: Het Nationale Theater / Toneelgroep Oostpool – Kinderen van Judas

Vampieren bestaan. Punt. Zo constateert regisseur Jeroen De Man in zijn nieuwe voorstelling Kinderen van Judas, een samenwerking tussen Het Nationale Theater en Toneelgroep Oostpool. De afgelopen jaren is het publiek doodgegooid met vampiers in verscheidene gedaanten: van puntige wezens in Bram Stokers Dracula tot de gelikte ondode familie Cullen in The Twilight Saga. In Huis Oostpool ontwaakten deze week ook enkele vleermuisachtige wezens uit hun doodskisten, een plek waar ze beter in hadden kunnen blijven liggen…

Onbeholpen vampiers

Kinderen van Judas is een vampierengekte van een heel andere soort. In deze voorstelling zijn het de vampiers zelf die elkaar opjutten en hun terrein tot een wirwar van duistere prullaria maken. De voorstelling wordt gekenmerkt door de overvloed aan geluiden in negatieve zin. Acteurs roepen, fluisteren,  zingen door elkaar heen en laten het publiek in onduidelijkheid achter. De acteurs vertolken allemaal een unieke persoonlijkheid: leider Tristan – die, gehuld in een broek met print van Batman, iets wegheeft van een Duitse schurk uit The Matrix , een blonde bimbo-vampier die in bruidsjurk/speeljurkje het publiek verleidt, een grungy geval met een zware stem, een armloze hyperactieve, een travestiet en een klein praatgraag vampiertje. Ook onder vampiers kennen ze stereotypen, blijkbaar. Het vampiergezelschap komt samen, omdat Tristan een plan wil bedenken tegen de vercommercialisering van de vampier. De ontmoeting begint akelig stil, in een tergend langzaam tempo worden woorden uitgewisseld. De vampiers besluiten menselijke acties te ondernemen en in de huid te kruipen van een ‘echt’ mens. Door de hectiek die ontstaat, wordt duidelijk wat voor een onbeholpen figuren de vampieren zijn. Ook verliezen ze zich totaal in hun verkleedpartijen en slaat hun fantasie steeds verder op hol. Deze acties maken vooral  inzichtelijk dat het lastig is om het na de dood leuk te houden. Ondanks al zijn vrolijke medleys op de piano en zijn komische toneelstukjes, verdwijnt Tristan langzaam in het zwarte gat dat een burn-out heet. Of, zoals een andere mannelijke vampier verwijst naar Plato: Tristan zit in een duistere grot, niet wetend waar de deur zit die leidt naar het licht – de ontsnapping.

Gefragmenteerde chaos

De voorstelling is bij vlagen komisch, vooral door de knipogen naar oude vampierklassiekers, de aanstekelijke liedjes van Tristan en de ridiculisering van het mensbeeld. Daarnaast is het mooi om te zien hoe – vooral – Vincent van der Valk, Judith van den Berg en Joris Smit één zijn met hun personage en zo bruisend van de energie op het podium blijven staan. Zij kunnen sterke monologen neerzetten, maar verliezen zich soms ook in de chaos die ze zelf creëren. Wie van een sterk geconstrueerd verhaal houdt waarin iedere handeling duidelijk en doelgericht is, zal deze bloederige voorstelling niet kunnen uitzitten. Iedere vorm van structuur ontbreekt. Niet vreemd voor een voorstelling die is gemaakt zonder tekst en script en zich toelegt op zichzelf losstaande acts.

Wat rest is een gefragmenteerde en verwarrende voorstelling. Je wordt gedwongen om na te denken over de intentie achter deze warboel. Gaat het werkelijk om het opzoeken van de grenzen tussen leven en dood? Is dit het ware gezicht van een burn-out? Als toeschouwer ben je op een gegeven moment voorbij het stadium om ook maar enige grip op de voorstelling te krijgen. Twee uur lang met argusogen letten op de spastische uithalen van de acteurs, zien hoe klodders spuug over het podium slingeren als een passage extra woedend wordt gebracht en die rommelige, die ontzettend rommelig ogende enscenering, moet díe de toeschouwer laten inzien hoe vampiers zich in een parallel universum voortbewegen? Vooral de scènes die tonen in welk vertraagd tempo de vampiers leven (tikkende klok, lange stiltes), zorgen ervoor dat het publiek ongemakkelijk in haar zetel zit. Het moet allemaal maar gek en drukker dan druk zijn. Een extatisch muziekje hier, een bloederig kunstwerk daar en op z’n tijd natuurlijk een oneliner van een vampierklassieker, om de lachers op de hand te houden.

Artistieke parodie

Het cliché lijkt rond: zowaar er bijna geen goede vampierfilms te vinden zijn, zijn er dito geen goede vampiervoorstellingen te aanschouwen. Dat is wellicht het ironische aan de voorstelling: Tristan verkondigt namelijk zelf aan het begin dat er geen goede vampierfilms zijn, maar weet als vampier notabene zélf geen goede indruk achter te laten. Als deze voorstelling moet worden beschouwd als een parodie op vampierfilms, dan is dat gelukt. Maar als aan het einde de lichten aan gaan en het vampiermasker – waarachter de acteurs zich hebben verscholen – wegvalt, ontstaat er toch een knagend gevoel. Het sentiment dat zich onder de toeschouwers verspreidt, lijkt in eerste instantie plaatsvervangende schaamte te zijn. Geneigd ben je om een negatief oordeel te vermijden en eruit te floepen: ‘Poeh, dat was uh… apart.’

Fantasierijk is deze voorstelling zeker, maar het heeft ook veel weg van een kaartenhuis: continu wankelt het, de basis is niet stevig genoeg: er is geen grond, geen houvast, geen rode draad. En dat gepaard met de ergernis rondom die chaos, zorgt dat ik me niet goed kan verplaatsen in wat ik heb gezien.

Theater / Voorstelling

Kruip in de kop van de koning

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - Met Man & Macht #1 Triple A

Ambitie is vruchtbare grond voor tragiek. Wie écht iets ambieert, is bereid om daarvoor ethische grenzen te overschrijden en de vrijheid van elke tegenkracht in te perken.

Menig stuk is aan dit spanningsveld tussen ambitie en de (on)macht om deze te verwezenlijken gewijd, niet in de laatste plaats de koningsdrama’s van Shakespeare: Henry IV tot en met VIII, Richard II en III en King John. Het Nieuw Utrechts Toneel onderzoekt in hoeverre de wrijving tussen ambitie en macht aanwezig is bij hedendaagse wereldleiders en of hun levenswandel de aanleiding kan zijn voor een hedendaags koningsdrama. Van 17 tot en met 21 oktober onderwerpt het NUT onze vorst Willem-Alexander aan dit onderzoek, na eerder ook de Shakespeariaanse kwaliteiten van onder andere bankiers en sporters onder te loep te hebben genomen.

Nieuwe meesterwerken

Het NUT is zelf ook niet wars van enige ambitie en presenteert de nieuwe William Shakespeare: toneelschrijver Jibbe Willems. Hij zal de machthebbers van nu vereeuwigen in nieuw geschreven repertoirestukken die in de verre toekomst nog steeds zullen worden opgevoerd. Net zoals Shakespeare werd bijgestaan door auteurs die in relatieve anonimiteit zijn gebleven, wordt Willems bijgestaan door twee ghost-Jibbes. Tijdens deze editie van Met Man & Macht zijn dat Daan Windhorst en Sofie Tseng. Ook wordt het publiek gevraagd mee te denken: welke kernwoorden associeer je met de koning? Wat is zijn ambitie? Wat houdt hem tegen? Aan de hand van deze publiekelijke psychologisering van de koning gaat het schrijversteam live aan de slag. Zij hebben daarnaast ook al van te voren dialogen geschreven voor een nieuw koningsdrama. Deze schetsen (en later ook de tijdens de voorstelling geschreven teksten) worden uitgevoerd door Dennis Coenen, Ellen Parren, Myrthe Boersma en Jesse Wilms.

Meerdere gedachten

Bij de drie Jibbes is het aankomende repertoirestuk Met Man & Macht in goede handen: zowel de al van tevoren geschreven teksten als de nieuwe vondsten zijn net zo spitsvondig als dramatisch. Wel is het jammer dat er niet teruggekoppeld wordt op het schrijfproces: als toeschouwer zie je de drie Jibbes achter hun laptop zitten. Nu krijg je zo’n reflectie bij een ‘regulier’ toneelstuk ook niet mee, maar in een voorstelling die zich heel expliciet (doch ludiek) centreert rondom de creatie van een nieuw meesterwerk, zou je dit mogen verwachten. Ook lastig is de rol van het publiek: hoewel er veel gevraagd wordt van de toeschouwer aan het begin van de voorstelling, draait het leeuwendeel toch om de al geschreven teksten. Na de eerste vragenronde komt het publiek (en schrijvers) niet meer aan bod. Dit is natuurlijk geen vereiste, maar de voorstelling lijkt daardoor niet helemaal te kunnen kiezen. Draait het hier om het schrijfproces, de collectieve ad-hoc-creatie of de theatrale reflectie op de actualiteit?

Overvloed

Er gebeurt veel in deze eerste editie van de voorstelling, misschien zelfs te veel. Het opdragen van de nieuwe teksten wordt onderbroken door interviews, in dit geval met de biografen van koning Willem I en III van Oranje-Nassau en met drie meisjes van dertien over hun al dan niet aanwezige droom om prinses te worden. Ook al is zeker het eerste interview erg interessant, het haalt de vaart uit de opvoering, die door het schetsmatige karakter van de teksten toch fragmentarisch van aard is. Daarnaast worden op een achterdoek leuzen geprojecteerd met betrekking tot het Koningshuis en de live-muziek varieert van een variatie op het Wilhelmus tot een pastiche van de luitmuziek die je vaak in kostuumdrama’s hoort.

King William IV?

Tegelijkertijd sluit de overdaad aan ideeën van het NUT wel goed aan bij de torenhoge ambitie van de Shakespearekoningen. Ook de spontane chaos, onder aanvoering van een dolenthousiaste Greg Nottrot, zijn aanstekelijk. De verschuivende focus (van publiek naar schrijver naar speler naar expert naar ervaringsdeskundige en terug) zorgt er echter voor dat de voorstelling, naarmate zij vordert, begint te trekken. Misschien komt dat ook doordat Willem-Alexander niet het gedroomde Shakespearepersonage is. Anders dan een Trump of een Berlusconi moet je wel heel veel kunstmatige intriges toevoegen aan zijn ogenschijnlijk weinig dramatische leven om er een modern koningsdrama van te maken. Alhoewel: door zijn leven zo ‘normaal’ mogelijk te laten lijken, is hij misschien wel de grootste acteur onder de wereldleiders.

 

Muziek / Concert

Vita Eliogabalo

recensie: Francesco Cavalli-Eliogabalo

Eliogabalo: biseksueel, puberaal en extravagant. Op zijn 14e werd hij keizer van Rome. Toen hij zijn 17e levensjaar bereikte, vermoordden ze hem. Het bizarre bestaan van de uit Syrië afkomstige Heliogabalus inspireerde in 1667 de Italiaan Francesco Cavalli om een opera over deze historische figuur te componeren. In de voorstelling die vanaf donderdag 12 oktober 2017 in De Nationale Opera te zien is – in een coproductie met de Opéra in Parijs – wil regisseur Thomas Jolly met zijn theatrale visie mensen aan het denken zetten.

Knipoog

Omdat er in het libretto niet veel gebeurt en zoals gewoonlijk in de barokmuziek slechts de basso continuo partij op papier staat, bouwt regisseur Thomas Jolly het hele muziekdrama met de dirigent en de solisten samen op. Hij legt de nadruk op het begrijpen van het woord en het acteren, de muziek schuift verschuift daarmee naar de achtergrond. Eerlijk is eerlik – zijn regie is de sterkste kant van de voorstelling. De lichteffecten doen aan rockconcerten denken en zorgen voor afwisseling, de ontblote lichamen van jonge mannen en vrouwen suggereren uitstekend de losbandigheid van de Romeinse tijd en van Eliogabalo zelf, de bekers met gifdranken roken gevaarlijk en herinneren aan de geschiedenis, de goud- en rozenblaadjes dwarrelen langs de zwarte achtergrond die het sterke Rome moet weergeven en de hele zaal zou zich nu in overvloed en welvaart moeten wanen. Dat is niet zo.

Je blijft je afvragen: is dit Jolly’s knipoog naar de carnavalssfeer uit de tijd van Cavalli? Of liet hij zich door het toneelachtige schilderij van Alma Tadema inspireren? Als toeschouwer blijft je nog naar de juiste associaties tussen Vita Eliogabalo en de door Jolly voorgeschotelde beelden zoeken maar als luisteraar kom je zeker tekort. Eliogabalo is Thomas Jolly’s eerste operaregie. Het blijft moeilijk sympathie voor zijn visie op te brengen als de muziek, die bij dit genre hoort, geen rol krijgt.

Vermommingen

Er vindt een crossgender vermommingsspel par excellence plaats en Eliogabalo verschijnt in vrouwenkleding met een pruik van lang, rood haar. Hij vormt een vrouwensenaat met een behulp van een blinddoek. Inderdaad een carnavalesk tafereel – maar de overeenkomst met de Gayparade is te sterk, nu weet je zeker dat de arme Eliogabalo te vroeg geboren is. Zou er nu nog überhaupt zo hard over hem geoordeeld worden? Van het feit, dat de piepjonge heerser als bijzonder gewelddadig en extreem tiranniek was, blijft in deze opera weinig over. De 14-jarige te haten voor zijn homoseksuele neigingen en het ontdekken van zijn libido lukt niet, medelijden en wat ingetogen gelach daarentegen komen sneller op bij het publiek. Franco Fagioli, countertenor, vertolkt de heerser formidabel, niet alleen door zijn opvallend soepele acteerkunst maar vooral door de ingewikkelde partij die voor hem geschreven lijkt: zijn vertolking is natuurlijk, speels en luchtig. Bovendien zorgt zijn verschijning op het toneel voor de gewenste actie en vaart.

Samen met de verwijfde, gemaniëreerde en verkwikkende tenor Emiliano González Toro (Lenia )verlevendigen ze scènes, brengen humor en versoepeling in de statische en wat saaie liefdesverklaringen tussen Ed Lyon (Alessandro) en Nicol Cabell (Gemmira). Een ware ontdekking is Krisitna Mkhitaryan (Eritea), die in haar rol overtuigt en bij iedere aria met haar krachtige en toch genuanceerde stem weet te raken. Valer Sabadus (Giuliano), de verloofde van Eritea komt daarentegen wat bleekjes over, zijn bewegingen zijn gestileerd en stijf en ondanks zijn faam als “star countertenor” klinkt zijn stem te vaak schril en weet hij de inleving in zijn rol als militaire bevelhebber niet op te roepen.

Flop

Dat het geheel niet van de grond komt, ligt ook niet aan het orkest Capella Mediterranea die onder de leidende hand van maestro Leonardo García Alarcón, nota bene een zeer ervaren Cavallikenner, de sfeer met speciale effecten een muziekaal reliëf weet te geven. En hoewel het orkest in het begin nog naar de juiste balans moet zoeken, klinkt het steeds ronder in de tweede en al helemaal homogeen tijdens de derde akte. De première van deze laatste opera van Cavalli, in Venetië trouwens een zeer geliefde componist in zijn tijd, liet meer dan driehonderd jaar op zich wachten en heeft pas in 1999 in Crema plaatsgevonden.

De vraag blijft: waarom?
Ligt de flop aan de pikanterie van de politieke samenhang tussen het libretto en de politici rondom Cavalli? Venetië was anno 1667 berucht om zijn buitenissige feesten van rijken en vrouwen (denk: hoeren) die zich het milieu omhoog werkten en aan de lopende band voor schandalen zorgden. Zou Eliogabalo zo’n metaforische kracht hebben gehad dat de machtige politici zich toen in de personages zagen gespiegeld? Of ligt het aan de wat conventionele en matige muziek van de oude Cavalli? Dat er een keizer gedood werd, wat een verkeerde insinuatie kan opwekken, is niet krachtig genoeg, als we aan de stukken van Shakespeare en ander opera’s van die tijd denken.

Zou het niet kunnen dat Cavalli’s muziek niet meer werkte? Of waren er toch grotere machten en vijandige gevoelens in het spel? Een opera van Giovanni Antonio Boretti onder dezelfde titel werd toentertijd wel in Venetië uitgevoerd. Het waren met name de toonaangevende muziekcommentatoren die oordeelden: “Cavalli’s muziek voldoet niet meer aan de smaak van deze tijd”. Ga luisteren en oordeel zelf.

Ballard - High-Rise - Lebowski
Boeken / Fictie

‘Een krachtcentrale van wrok’

recensie: J.G. Ballard - High-Rise
Ballard - High-Rise - Lebowski

Een torenflat met duizenden bewoners valt ten prooi aan achteloosheid, anarchie, moordzucht en totale vernietiging. En niemand die het tij lijkt te kunnen of willen keren. J.G. Ballard maakt er in High-Rise een absurde en tegelijkertijd angstaanjagende vertoning van.

‘Later, toen hij op zijn balkon van de hond zat te eten (…)’. Met deze woorden begint de roman, waarmee blijk gegeven wordt van een vervreemding die in de rest van het eerste hoofdstuk nog niet wordt prijsgegeven. Robert Laing, een van de hoofdpersonen, is dan al afgezakt naar het dieptepunt van zijn bestaan en kijkt terug op hoe het allemaal zover heeft kunnen komen. De lezer is direct op het verkeerde been gezet en leest behoedzaam verder.

In High-Rise (1975, nu opnieuw vertaald door Irving Pardoen) speelt een luxe appartementengebouw de hoofdrol. De bewoners, onder te verdelen in een drietal sociale klassen, vervallen collectief in een staat van wetteloosheid die tot totale chaos leidt. Voor een veelzijdig schrijver als J.G. Ballard, bekend van The empire of the sun (1984) en de cultklassieker Crash (1973), is het gesneden koek om een bizarre situatie te creëren in een ogenschijnlijk normale samenleving. Zijn verbeelding is grenzeloos als het gaat om het oprekken van de menselijke omgangsvormen, zoals zijn werk in het fantasy- en sciencefiction-genre al volop heeft bewezen.

Champagnefles

Waar Ballard minder goed mee uit de voeten kan is de aanloop naar zo’n omstandigheid. Hij excelleert in de losgeslagen gekte maar heeft moeite met het aannemelijk maken van de oorzaken. Op pagina dertien gaat het plotseling mis als de volstrekt normaal functionerende Robert Laing een lege champagnefles over de balustrade kiepert. ‘Hardop lachend om deze dwaze inval keek hij omhoog’, staat er dan en vervolgens dendert het verhaal richting de wanorde die de schrijver zo snel mogelijk lijkt te willen bereiken.

Het ontbreken van een psychologische opmaat naar deze extreme situatie is een gemis aan kracht in een verder goed geschreven roman. Ballard laat de bevolking van het gebouw te snel afzakken naar volledige krankzinnigheid, terwijl de lezer hem probeert bij te houden, maar blijft denken: hoe heeft het zover kunnen komen? De insteek van dit verhaal is duidelijk: wij mensen zijn uiteindelijk de diersoort die alle vormen van beschaving van zich afwerpt als de directe leefomgeving wordt bedreigd door een overheersende klasse. In de ‘krachtcentrale van wrok’ leidt dat tot een vorm van guerilla-oorlog die begint met pesterijtjes en verborgen afgunst en eindigt in moordpartijen en mensonterende omstandigheden.

Psychopathologie

Het doel van de schrijver, de beschrijving van de ondergang van een compacte menselijke samenleving, is al binnen enkele pagina’s bereikt door het vermengen van de normaliteit met een flinke dosis absurdisme. Het perspectief verschuift naar de totale ontluistering, of zoals Ballard het schrijft: ‘de torenflat als het model om de uitdrukking van een werkelijk ‘vrije’ psychopathologie mogelijk te maken (…) een domein waarin de meest abnormale impulsen de vrijheid krijgen om zich naar believen te uiten’.

Hij maakt er een bizarre geschiedenis van, die natuurlijk door de ogen van de tijd gezien moet worden, en leeft zich uit in verbeeldingen die zich gemakkelijk laten vertalen in fantasy-achtige sferen. High-Rise lijkt vooral te zijn geschreven om abnormale impulsen de vrijheid te geven zich op papier te manifesteren. Een boeiend en leesbaar experiment, waarbij de nodige verfijning nog ontbreekt.

Theater / Voorstelling

Integere moord, bestaat dat?

recensie: Orkater/Amsterdams Bostheater/SSBA - Julius Caesar

Julius Caesar bevindt zich na vele gewonnen veldslagen op het toppunt van zijn roem. Sommige Romeinen willen hem tot keizer kronen, maar anderen vrezen de teloorgang van de republiek. Niet alles werkt in deze muzikale versie van William Shakespeare’s Julius Caesar, maar veel wel. Het levert een boeiende toneelavond op die fantastisch is vormgegeven.

Een jonge man gekleed in een witte bontmantel spreekt ons op geaffecteerde wijze toe in een taal die op Italiaans lijkt. Dan wordt hij omringd door een aantal dreigende gedaanten in zwarte capes. De moord op Julius Caesar al zo vroeg in het stuk? Nee, het blijkt een droom te zijn. Caesar wordt wakker en roept om zijn vrouw, Calpurnia. Het is een echo van de waarschuwende droom die Calpurnia later zal hebben en die Caesar weg zal wuiven. Overigens is dit begin niet door Shakespeare bedacht, maar door de makers van Orkater. Het werkt, je bent meteen bij de les.

Veranderingen

Er wordt veel gepraat, geargumenteerd, politieke voors en tegens worden geponeerd, dit zou makkelijk een saaie statische avond kunnen worden maar het tegendeel is het geval. Er is muziek die niet alleen op instrumenten maar ook op het decor wordt gespeeld. De vormgeving is interessant, de kostuums zijn geweldig. Bijna niemand draagt een eenduidig pak of jurk, er ontbreken mouwen, broekspijpen, er zijn ongelijke zomen, een elegante jumpsuit heeft een harnas als voorkant, alles heeft betekenis. Deze voorstelling heeft de hele zomer op het grote toneel van het Amsterdamse Bos gespeeld en is nu aangepast voor de kleinere podia van de Nederlandse theaters. Niet alles werkt optimaal, als de moord op Caesar dan eindelijk plaatsvindt gaat dat nogal onhandig, maar de catwalk het publiek in en een waterval van bloed maken indruk.

Er heeft ook een ingrijpende verandering plaatsgevonden in de cast. Matthijs van de Sande Bakhuyzen, die Brutus speelde, is wegens ziekte vervangen door Tobias Nierop. Het is knap dat Nierop zich zo snel deze belangrijke rol heeft eigen gemaakt, maar hij zit er nog niet helemaal in, al groeit hij gedurende de avond. Tijdens het hoogtepunt van het stuk, de toespraken van Brutus en Marcus Antonius na de moord op Caesar, staat er een indrukwekkende Brutus die op rustige en integere wijze uit de doeken doet waarom de samenzweerders tot hun daad zijn gekomen. Als hij aan het eind van de voorstelling ‘de nobelste aller Romeinen’ wordt genoemd, geloof je dat. Marcus Antonius, gepassioneerd gespeeld door Jip van den Dool, die hem onderbreekt en wegstuurt is een schoolvoorbeeld van manipulatieve retoriek en wint natuurlijk.

Associaties

Bijzonder aan deze voorstelling vind ik de vele associaties met het heden die bij me opkomen. Niet alleen gedachten aan de mislukte aanslagen op Hitler, maar ook aan de eventuele mogelijkheid dat een groep belangrijke Republikeinen zou besluiten Trump uit de weg te ruimen om Amerika en de Republikeinse partij te redden. Je kunt het je voorstellen en het maakt dat de gedachtegang van de samenzweerders dichterbij komt dan je lief is.

Naast de geweldige Caesar door Mattias van de Vijver trekt Julia van der Vlugt de aandacht als bediende Lucius. Ook hier tonen de makers en regisseur Michiel de Regt grote inventiviteit. Lucius valt niet alleen steeds in slaap, maar is halfdoof en -blind en loopt moeilijk. Het is erg geestig als hij de lange trap op- en afmoet. En zeer des Shakespeares die immers graag komedie bij zijn tragedies gooit en tragiek bij zijn komedies. Aan het einde slaagt Lucius er ook nog eens in om me tot tranen toe te ontroeren.

De voorstelling levert ook wat twijfels op: de vele scènes tussen Brutus en Cassius, die vooral dienen om het plot uit de doeken te doen, zijn te vlak en daardoor moeilijk te volgen. Wellicht verandert dat als Reinout Scholten van Aschat over enige tijd de rol van Cassius overneemt. En hoe amusant Van de Vijver ook is als Caesar, je kunt je nauwelijks voorstellen dat deze ijdele druktemaker zo’n onoverwinnelijke krijgsman was en ooit de minnaar van Cleopatra. Dat neemt echter niet weg dat dit een knappe, boeiende productie is van een op papier toch vrij taai stuk.

 

 

 

Boeken / Non-fictie

Inspirerend filosofisch overzichtswerk

recensie: Ger Groot – De geest uit de fles

Hoogleraar filosofie Ger Groot schrijft met De geest uit de fles een indrukwekkend overzicht van de geschiedenis van de moderne filosofie.

Het grote, zware boek met harde kaft doet denken aan een schoolboek. Het staat vol met kleurrijke afbeeldingen en linkjes naar video’s die op de website van Lemniscaat te zien zijn. Op de voorkant staat een muurschildering van graffiti-artiest Banksy. Het boek ziet er aantrekkelijk uit, je krijgt meteen zin om te gaan lezen.

Ons zelfbeeld

Filosoof Ger Groot – hoogleraar, docent en schrijver van tal van boeken en artikelen – doet in De geest uit de fles iets dat hij nog niet eerder heeft gedaan. In zijn eerdere schrijfwerk zoekt hij de verbinding tussen filosofie en maatschappij en legt daarbij de nadruk op kunst en cultuur. In zijn nieuwste werk brengt hij dat allemaal samen in één prachtig, helder en spannend overzicht. Hij verhaalt in geur en kleur het ontstaan en de ontwikkeling van het zelfbeeld van de moderne mens vanaf de Moderne Tijd. In die vier eeuwen heeft de mens niet stilgezeten. Er zijn niet alleen boekwerken volgeschreven door filosofen, onze voorouders hebben hun zelfbeeld vormgegeven en naar buiten gebracht in tal van cultuuruitingen.

Filosofie en cultuur

In De geest uit de fles laat Groot zien hoe de denkbeelden in verschillende periodes onlosmakelijk verbonden zijn met wat er geschilderd, gebouwd en onderzocht is. Want ‘filosofie is overal, in alle hoeken van de samenleving’. Daarmee haalt Groot in één klap de ideeën van denkers als Kant en Rousseau onder het stof vandaan. Filosofie is overal en is alles behalve louter theoretisch of decadent. Zo vergelijkt Groot de film Into the Wild met het rousseauiaanse verzet tegen civilisatie. Ook het ‘ontdekkend leren’ dat wij nu kennen op basisscholen is volgens Groot terug te vinden in het boek Emile (1792), waarin Rousseau zijn filosofie over de opvoeding behandelt.

De mens centraal

Vanaf de Moderne Tijd is het zelfbeeld van de mens centraal komen te staan in de geschiedenis. Daar begint De geest uit de fles. Groot beschrijft de geschiedenis van het denken van de mens over zichzelf. Maar als we denken los te staan van onze voorouders, hebben we het goed mis.

In vier eeuwen tijd hebben we steeds meer kennis gekregen en vandaag de dag hebben we zoveel informatie tot onze beschikking dat we niet in staat zijn het allemaal tot ons te nemen. ‘Terwijl we steeds knapper worden, drijven we rond in een zich almaar wijder uitstrekkende baaierd van onopgeloste raadsels en onzekerheid.’ Daarmee is dit boek over onze geschiedenis net zozeer een boek over ons heden. We hebben veel vooruitgangen geboekt, maar staan nog steeds voor vergelijkbare problemen als de mensen aan het begin van de Moderne Tijd. Dat maakt dat dit boek over de filosofiegeschiedenis ook actuele thema’s behandelt waar de hedendaagse mens iets aan heeft.

Nieuwe beschrijvingen van bekende ideeën

Groot beschrijft de filosofieën van nagenoeg alle grote filosofen vanaf Descartes. Dit doet hij op een leuke, onalledaagse manier. Zo legt hij de categorieënleer van Kant uit aan de hand van de werking van een tv-toestel. Dit klinkt misschien kinderlijk; toch is het echt een boek voor volwassenen. Het mag er dan uitzien als een schoolboek, maar voor middelbare scholieren is het taalgebruik te moeilijk en gaat Groot wellicht te diep in op de denkbeelden en hun consequenties. Daar tegenover staat dat het voor alle mensen met interesse in filosofie echt een aanrader is. Als filosoof vreesde ikzelf dat het boek gesneden kost zou zijn, maar ik was blij verrast door de beschrijvingen en overdenkingen van Groot. Dat het boek met of zonder voorkennis intrigeert is bewonderenswaardig.

Beeld en geluid

Op de website van de uitgeverij is een speciale pagina aangemaakt bij het boek. Hierop zijn alle beeld- en geluidsfragmenten waar Groot naar verwijst terug te vinden. Dit zijn allerlei uiteenlopende zaken. Zo kun je een interview met Gadamer bekijken, een college van Lacan, een toespraak van Obama, maar ook filmscènes uit verschillende films en beelden van Joeri Gagarin die in 1961 als eerste mens de ruimte in gaat. Daarmee gaat het denken en diens historische setting leven, wordt het tastbaar en zelfs vermakelijk. De geest uit de fles kan gezien worden als naslagwerk, leerboek en ontspanning ineen en biedt voor iedereen een frisse kijk op onze geschiedenis en het denken daarbinnen.