Lecompte_Bezige-Bij
Boeken / Poezie

‘Ik huiver van degelijke gedichten’

recensie: Delphine Lecompte - Western
Lecompte_Bezige-Bij

De poëzie van Delphine Lecompte is als een doordenderende trein die alle stations op de route voorbij snelt. Als er even vaart wordt geminderd is het mogelijk erop te springen en plaats te nemen. Wie de sprong niet waagt, mist de aansluiting.

In het op de eerste pagina van Western geplaatste gedicht Geen succes blues staan de regels: ‘Ik schrijf het liefst kwade overdadige gedichten, dan word ik gelezen. En gelezen worden is veel prettiger dan gefrustreerd te zijn’. Dit kan gezien worden als niets minder dan een beginselverklaring voor de extravagante stijl van deze Vlaamse dichteres. In haar verhalende verzen is de sfeer altijd naargeestig en er komt vrijwel geen rijm in voor.

Therapeutisch

Het stuwende tempo waarin de gedichten worden opgebouwd is tegelijkertijd een katalysator voor de onderliggende tragiek die vaak bestaat uit perversiteiten en incestueuze ervaringen. In een geconstrueerde omgeving schrijft de Lecompte duidelijk ‘van zich af’, waarbij het therapeutische effect een soort vaste waarde lijkt te zijn. De personages zijn stuk voor stuk samengestelde types met een keur aan bijzondere adjectieven: de hautaine manegemadam, de lamlendige brillenverkoper, de analfabetische jongenshoer, de gepensioneerde stierenvechter, enzovoort. Geen sleutelfiguren of handelende karakters, maar ze vormen slechts het decor voor de compromisloze beschrijvingen van de dichteres.

Ik geef je pindakaas om onze band te versterken
Ik vind je oogklonters mooier dan zwaarden
Ik schop je enkel wanneer mijn orgasme mislukt
Tijdens je likactiviteiten daarbeneden denk ik aan
De Gelaarsde Kat, aan Jacobs ladder, en aan spionerende parapluverkopers.

In deze absurdistische wereld is er vrijwel altijd sprake van een ongelijke verhouding tussen de hoofdpersoon en de omringende figuren: dader en slachtoffer in een gewelddadige situatie, meester en slaaf in een sm-achtige sfeer of sekspartners met verschillende motieven. Toch wordt het algemene drama, waar tussen de regels door telkens naar verwezen wordt, afgewisseld met een vorm van speelse humor die gevoeligheid laat zien.

Ik kom God tegen in de wasserette, hij ziet er verfomfaaid uit
Hij staart wezenloos naar zijn tuimelende overhemden
En nog wezenlozer naar zijn buitelende sokken
Een broek draagt God niet, zijn geslacht ziet er ongebruikt uit
Ik vraag God of hij me 20 cent kan lenen voor een pakje wasverzachter.

Verwondering

In de uitzending van VPRO Boeken stelt Lecompte dat overdaad en onmatigheid in haar schrijven de beste poëzie oplevert: ‘Ik huiver van degelijke gedichten’. De haast intuïtieve werkwijze en de veelheid aan wendingen binnen de strofes maken deze gedichten tot een bizar avontuur dat zowel verrassing als vermoeidheid opwekt. Het is de gulzigheid in het verwoorden van gedachten, het zoeken naar de juiste omschrijvingen, waardoor de indruk ontstaat dat – zoals de dichteres zelf zegt – de inspiratie ‘uit zijn voegen barst’. Een niet in te tomen productie die de kwaliteit niet altijd ten goede komt.

Met een VSB Poëzieprijs-nominatie voor haar vorige bundel op zak is Lecompte inmiddels een unieke verschijning in de Nederlandstalige poëzie. Het sprookjesachtige landschap dat ze creëert is een goede uitlaatklep voor de angsten en narigheden die blijkbaar in haar hoofd rondspoken. Het is de zwaarte én de lichtheid, die strijden om voorrang. In samenspel met de haast naïeve verwondering maakt dit Western tot een boeiend geheel. ‘Alles is bespottelijk en vertederend tegelijk.’

Boeken / Non-fictie

Sacrale lichamelijkheid

recensie: Frits de Lange - Heilige onrust

Heilige onrust verwoordt de onrust van de seculiere, kerkverlatende of spiritueel ingestelde zoekers. De metafoor van de wandeltocht naar Santiago de Compostella staat centraal in het vinden van woorden en duidingen voor de moderne zoeker en agnost.

Frits de Lange is een theoloog van deze tijd. Wars van de verstikkende dogma’s van de (protestantse) kerk, kijkt hij vanuit zijn theologische bril naar de zinzoekende mens van nu. Hij zoekt naar nieuwe woorden en een nieuwe taal die past bij deze tijd. Een tijd van secularisering, waarin enerzijds het atheïsme aan terrein wint en anderzijds een toename aan pelgrimstochten te zien is, met name naar Santiago de Compostella. Voor veel mensen, zo zegt De Lange, biedt zowel de kerk met z’n gedateerde rituelen en archaïsche taal, als het zielloze atheïsme geen antwoord op de vragen waarmee ze rondlopen. Vragen als: waartoe ben ik hier, of: waarom zou ik mijn ene voet voor de andere blijven plaatsen? De dogmatiek van de kerk is ze te dwingend en dit karakter kent het atheïsme ook voor die groep. Een ontzield, nihilisme dat haar heil uiteindelijk in de wetenschap zoekt, die meer dan God, feilbaar is. Deze leegte leidt tot een wildgroei aan spiritualiteit die om duiding vraagt. Zo ver gaat De Lange echter niet in dit boek. Hij focust zich vooral op de moderne pelgrim, die de camino –  zo wordt de pelgrimstocht naar Santiago genoemd – wandelt. Of men nu wel of niet religieus is. Wat bezielt die mensen? Of in de woorden van De Lange zelf:

 

‘Iets maakt dat we de ene voet voor de andere willen blijven zetten. De niet te stillen onrust die dat teweegbrengt, noem ik: heilig.’

 

Gidsen in de nieuwe heiligheid

Dit fenomeen onderzoekend ‘loopt’ De Lange met een aantal denkers op. Hijzelf zegt nu niet geïnteresseerd te zijn in het ondernemen van de wandeltocht der wandeltochten. In plaats daarvan maakt hij dankbaar gebruik van verslagen van camino-lopers. Tevens voert hij zoekers en wandelaars ten tonele, als Friedrich Nietzsche, de eerste ‘onderweg-denker’ en Derrida, die zich nergens echt thuis voelde. In een kort overzicht uit de wereldliteratuur blijkt de wandeling al sinds lang als louterend te boek te staan, getuige De Goddelijke Komedie, Gulliver’s Travels, Robinson Crusoe en Alice in Wonderland. Ook in de psychologie leren we dat wandelen onze gedachten ordent en richting geeft aan de geestelijke chaos.

Minimal theology

Een term waar De Lange een aantal keer mee komt is minimal theology. Religie zonder franjes, teruggebracht tot de vraag: waarom zou ik mijn nest uitkomen? Zo krijgen theologische thema’s als lijden en gastvrijheid een invulling en update naar de huidige tijd. Gastvrijheid bijvoorbeeld, is niet zonder grenzen. Je kunt niet zomaar iedereen toelaten in je huis als een soort Moeder Teresa, want dan zal er misbruik van je gemaakt worden, of althans, dat risico is levensgroot. Dit blijkt dan ook uit de voorbeelden die De Lange hierin aandraagt. Al doende, al wandelende ontdekt men zichzelf.

In dit vlot geschreven boek weet De Lange een treffende duiding te geven van de moderne pelgrim. Of deze nu op weg is of niet. Allerlei christelijke thema’s als roeping, aanvaarding, mysterie en zonde kennen een alledaagse variant in bijvoorbeeld een keuze van het hart, leren leven met hoe het leven komt, beslissingen niet begrijpen of jezelf verspillen in god weet wat. Om tot slot te komen tot de conclusie dat de theologie zoveel rijker is dan de minimale theologie die De Lange in Heilige onrust uiteenzet.

Nietzsche schreef eens dat wie in het ravijn kijkt ook door het ravijn bekeken wordt. Heilige Onrust beschrijft het ravijn in plaats van erin te kijken. Eén keer kijkt De Lange wel over de rand en dan ben je als lezer direct getroffen. Wanneer de ogenschijnlijke zinloosheid van het leven in een paar zinnen, haast nonchalant aandacht krijgt. – De jasmijn die bloeit omdat dit de aard is van de jasmijn, weer of geen weer – . Eerder plaatst hij Nietzsches Amor Fati – heb je lot lief – in een naïef perspectief:

 

‘Iets in mij verzet zich tegen zo’n nietzscheaans , joyeus Ja, ja op alles, dat van het leven een nieuwe religie maakt. Het is ten diepste een tragisch levensgevoel, dat je oproept het lot te omarmen, inclusief bomaanslagen en doorgesneden kelen, gijzelingen, gifgas en kinderverkrachtingen.’

 

Nietzsche legt ‘zijn’ amor fati uit als ideaal, een moraal zonder God, hetgeen aansluit bij De Lange zijn pleidooi. Later vangt hij de essentie van zijn pleidooi in de regels van de mysticus Angelus Silesius: ‘de roos is zonder waarom; zij bloeit omdat zij bloeit. / Zij slaat geen acht op zichzelf, vraagt niet of men haar ook ziet.’ Het is in deze zinnen waar de kracht van religie of spiritualiteit ligt; een taal die ons hart aanspreekt en waar ook de seculiere mens woorden voor zoekt, hetzij te voet, hetzij al lezende.

Boeken / Fictie

Nieuw leven voor dystopieklassieker

recensie: Fahrenheit 451 - Ray Bradbury

De dystopische roman zit in de lift. Het is een beangstigende gewaarwording dat boeken als 1984 en A Brave New World relevanter zijn dan ooit. Ook Ray Bradbury’s Fahrenheit 451 beleeft een heropleving en verscheen onlangs voor het eerst in Nederlandse vertaling.

Fahrenheit 451 handelt over de ogenschijnlijk harde en laconieke brandweerman Guy Montag. In de kazerne laat hij zich niet langs de paal naar beneden glijden, maar stort hij zich al fluitend en met de handen in de zakken in het springgat, om slechts op het allerlaatste moment de paal te grijpen. Hij geniet van zijn werk bij de brandweer, die er in het grimmige toekomstscenario van Bradbury echter niet is om vuur te doven. Brandweermannen zijn hier juist de brandstichters, die huizen waar boeken zijn aangetroffen tot op de grond toen afbranden.

Gevaarlijke boeken

Boeken zijn de personificatie van het kwaad, aldus de heersende consensus in Bradbury’s toekomstbeeld. Kapitein Beatty, Montags baas, legt uit dat boeken uit den boze zijn omdat ze verwarring zaaien en mensen kunnen kwetsen. Reden temeer dat het bezit ervan strikt verboden is. In plaats daarvan pleit hij voor gemakzuchtige verzadiging van mensen: ‘Prop ze vol met onontvlambare data, stamp ze zo verdomde vol ”feiten” dat ze zich volgevreten voelen, maar ”briljant” door de informatie.’ Wanneer iedereen zich slim voelt, zal er minder onvrede in de wereld zijn.

Montag lijkt ogenschijnlijk niet zo veel te verschillen van zijn collega’s, die er genoegen in scheppen hele bibliotheken in vlammen op te zien gaan. Zijn leven komt echter op een keerpunt wanneer een nieuw buurmeisje zijn wereldbeeld verbreedt. Anders dan de meeste mensen, die volledig in de ban van hun technologische snufjes lijken, leert het meisje Montag zich bewust te worden van zijn omgeving. Het wakkert een algemene nieuwsgierigheid in hem aan die al gauw richt op de zo verboden literatuur. Er moet toch immers een reden zijn waarom sommige mensen hun leven op het spel zetten om boeken te kunnen lezen? Tijdens zijn werk weet Mondag meerdere boeken achterover te drukken, die hij vervolgens heimelijk verslind.

Relevantie in de 21e eeuw

Bradbury schreef met Fahrenheit 451 een van zijn belangrijkste sciencefictionwerken. Deels is het werk ingehaald door de tijd. Een poging alle boeken te verbranden zou tevergeefs zijn nu teksten via het internet eindeloos gereproduceerd kunnen worden. Toch doet Fahrenheit 451 meer dan zestig jaar na publicatie allerminst aan relevantie onder. Bradbury voelde immers feilloos aan dat de aandacht zou verschuiven naar digitale snufjes en laagdrempelig vermaak. Het gros van de mensen loopt in Fahrenheit 451 rond met een soort schelp in het oor, waaruit een niet aflatende stroom (nietszeggende) informatie komt; niet heel anders dan onze smartphones. En de drie interactieve televisiemuren die Guy’s vrouw Mildred heeft laten installeren in de huiskamer doen voor de hedendaagse lezer nauwelijks futuristisch aan.

Misschien is de meest verontrustende conclusie die we anno 2017 uit Fahrenheit 451 kunnen trekken dat er uiteindelijk helemaal geen boekverbrandingen nodig blijken om onze neiging tot het lezen van boeken in de kiem te smoren. In de strijd om onze aandacht verliest het boek het vaak van de smartphone. Gelukkig stemt Bradbury hoopvol in die zin dat het platte vermaak nooit volledig terrein wint. Ook op dit vlak vermoed ik dat Bradbury een correcte voorspeller is.

Film / Films

Voorspelbaar en belegen verhaal boeit nauwelijks

recensie: Thank You For Your Service

“Inspired by true events.” Zo begint de film. Een boek met beschreven gebeurtenissen is gebruikt als uitgangspunt. Filmmakers hebben de woorden verder aangekleed. Het publiek hoopt misschien meegenomen te worden in de belevenissen van een eenvoudige soldaat, maar wordt vooral getrakteerd op wat een schrijver in Hollywood heeft verzonnen.

In Thank You For Your Service keren drie militairen terug van hun missie in Irak. Bij thuiskomst wacht een gezin of een woning die leeg is achtergelaten door een verdwenen liefje. In beide gevallen is de oorlog mee naar huis genomen. Het verhaal zoomt in op Adam Schumann. Een jonge soldaat die de vooruitgeschoven post van zijn eenheid is in het oorlogsgebied. Schumann wijst de bermbommen aan en voorkomt aanslagen op zijn eenheid. Het is wachten tot het een keer fout gaat.

Regisseur Jason Hall won in 2014 een Oscar voor het scenario van American Sniper. Voor Thank You For Your Service werd het met prijzen overladen boek Thank You For Your Service als uitgangspunt gebruikt. Schrijver David Finkel interviewde hiervoor vele Amerikaanse soldaten die teruggekeerd waren na de strijd.

Miles Teller

Acteur Miles Teller is een jonge, talentvolle Amerikaanse acteur. De afgelopen jaren heeft hij indruk gemaakt met rollen in films als Whiplash en War Dogs. Teller is goed in het spelen van karakters, die op weg zijn naar volwassenheid. Dramatisch waren dit geen ingewikkelde rollen en daarmee voor de jonge Teller haalbaar. In Thank You For Your Service wordt er meer gevraagd dan een drumtalent in Whiplash of de bravoure van een jonge twintiger in War Dogs. In dit oorlogsdrama slaagt Teller er niet in de psychologisch zware strijd voor het voetlicht te brengen. Teller lijkt de diepgang en ervaring te missen om deze rol als een getormenteerde ex-soldaat geloofwaardig neer te zetten.

Weinig nieuws

Het vechten stopt niet als de soldaten in het vliegtuig naar huis zitten. Bij zijn gezin, blijven de traumatische oorlogsherinneringen Schumann achtervolgen. Daarnaast is er een schuldgevoel over verwonde soldaten en kan hij het niet opbrengen om een soldaat van zijn eenheid, die beide benen verloor, te bezoeken. Zijn vrouw en dochtertje worden ongevraagd meegetrokken in de strijd tegen het schuldgevoel en de herinneringen aan de oorlog.

Regisseur Jason Hall takelt een voorspelbaar en wat belegen verhaal het witte doek op. De gebeurtenissen zijn voorspelbaar. Het is niet moeilijk om mee te leven met de gezinsleden die allen slachtoffer zijn, maar de ellende maakt geen diepe indruk. Thank You For Your Service is daarmee geen overtuigende film. De titel is wrang. De soldaten zijn na de strijd afgedankt. De oorlog is in deze film vooral goed voor de wapenindustrie en de nazorg voor de soldaten laat te wensen over. Geen nieuws, dat weet de bioscoopbezoeker al sinds Mash, de film van Robert Altman uit 1970.

Muziek / Album

Nostalgisch verhaal van Dinner op New Work

recensie: Dinner-New Work

‘The road of excess leads to the palace of wisdom,’ luidt een inmiddels platgetreden aforisme van William Blake (1757–1827). De man met driekwartpantalon en ijsje maakt er zijn eigen variant van en trapt er zijn derde plaat mee af. De man met het ijsje heet Anders Rhedin, zijn artiestennaam is Dinner en zijn derde plaat heet New Work. Minder generiek dan dat wordt het helaas niet.

Op een bloedhete dag vind je een door de zon gebleekte cassette achterin de auto van je ouders. Het etiket is flets en onleesbaar. Als door een wonder graaf je ergens een cassettedeck tevoorschijn en je drukt het bandje erin. Waterige echo’s uit 1984 – 1986, (start citaat A. Rhedin) full of echoes of sweaty depressions, spiritual longings, and early-morning trances (einde citaat).

Nostalgisch verval

Nostalgische galmen uit het verleden en de betovering. Het eerste wat je hoort is het swingende ‘Un- American Woman’, waarin de zanger als door een spiegel van stroop en helium refereert aan de desillusies van het wilde leven, de vrouwen, de feesten. Je hoort Simple Minds, je hoort Pet Shop Boys en de roes in het cassettelint klinkt eigenlijk fantastisch. Dan is het nummer voorbij, net als de roes. De aftakeling is begonnen, de verveling zet in. Nostalgisch verval.

Razende vaart

Ondanks het instant succes van de vintage instagramfilters die producent en soundtrackmaker Rhedin op zijn muziekjes plakt, stort het hele bouwsel van New Work met een razende vaart in elkaar. Op Dinner blijft het bij gerommel aan de oppervlakte en het succes van een fantastische plaatopener.

Dan zijn er algoritmes die binnen geen tijd honderdmaal beter uitgewerkte alternatieven aanreiken. Zoals daar zijn: John Maus, Jaakko Eino Kalevi, Ariel Pink, Connan Mockasin en ga zo maar door. Dan blijkt Rhedin, getuige het onoorbare gejank van ‘Waitin’ (een hele 4:40 lang), helemaal niet te kunnen zingen.

“You say it’s light, but i can’t see”, klinkt het op ‘Un-American Woman’. Je zou hetzelfde kunnen zeggen van New Work. Rhedin heeft het over echo’s van zweetdepressie en ochtendtrance (het was een zware nacht). Je zegt het, maar ik hoor het niet. Nu ben ik verveeld.

Theater / Voorstelling

Is Indisch niets anders dan lekker eten?

recensie: Rudolphi Producties – Gouwe pinda’s

Nadja Hüpscher en Bodil de la Parra maakten in 2014 de succesvolle lunchvoorstelling Ouwe pinda’s. Beide actrices hebben Indische roots en pinda (chinees) is een woord dat vroeger werd gebruikt om Indische mensen mee te bespotten. Mooi om dat als geuzentitel te gebruiken. Nu is er dan Gouwe pinda’s, een avondvullende voorstelling waar nog een derde Indische actrice aan meedoet: Esther Scheldwacht. Het zijn niet de minste namen en de voorstelling heeft wel degelijk grappige momenten, maar is het over het algemeen te warrig en oppervlakkig om echt te boeien.

We zien een serviceflat waar drie Indische zussen van in de zeventig wonen. Het is een typisch Indische omgeving met een rotan bankstel, een grote ficus in de hoek, een orchidee op tafel, oude familiefoto’s, het obligate schilderij van een Indonesische berg en veel eten. De televisie staat aan, er wordt gekeken naar Golden Girls of, ook typisch Indisch, een waarzegdame. Hüpscher als jongste zus Son is een tengere fijnbesneden, oude Indische vrouw met grijs haar. Ze heeft een fantastisch accent wat haar stem dieper maakt en haar totaal transformeert. Scheldwacht als Titi is heel anders maar net zo Indisch. Een ijdeltuit die zich als enige van de drie druk maakt over uiterlijk en liefdesrelaties. Ze verkleedt zich constant, gebruikt make-up en verft haar haar pikzwart. Haar accent klopt volkomen met haar personage, van alle drie gaat het haar het makkelijkst af. Ook De la Parra (Nonni, de oudste) ziet er authentiek uit met allerlei dikmaakkussens op de juiste plekken, maar een Indisch accent lukt haar niet. Dat maakt het moeilijk om te geloven dat we hier met drie samenwonende zussen te maken hebben. Op den duur is haar manier van praten zelfs een beetje irritant.

Een ander probleem is het script. Er is sprake van Broer, de broer van de drie, die elders woont en waar ze geen contact mee hebben, wat ze wel graag willen. Halverwege het stuk zal hij dan eindelijk komen, maar nee, hij komt toch niet, want hij is ziek. En dan: ja, hij komt wel! Maar nee, helaas toch niet, want er is geen eten, adoe,  kassian. Dit soort gezwabber vindt, ook over andere onderwerpen, te vaak plaats.

Fotoalbum

Er is een oud familiefotoalbum waar de kleinzoon van Broer, derde generatie immers, erg benieuwd naar is, maar dat is weg. Dan blijkt dat het helemaal niet weg is, maar dat Nonni haar redenen heeft om het te verbergen. Wat die redenen zijn wordt aan het eind van de voorstelling uit de doeken gedaan, zij het zeer beknopt. Wordt er hier verwezen naar het bekende ‘Indische zwijgen’? Maar dat gaat toch vooral over het het kampverleden en de daarop volgende Bersiap, de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd? Ouders, grootouders konden daar niet over praten, het was te pijnlijk, te ondraaglijk. Hier lijkt het meer een kwestie van valse schaamte te zijn of misschien wel van jaloezie. Maar echt duidelijk wordt dat niet want zodra het album boven tafel komt, wordt het er net zo snel weer onder gestopt en dient het volgende drama zich aan.

Er wordt niets uitgewerkt, nergens wordt dieper op in gegaan. Dat verwondert en stelt teleur zeker als iemand als Scheldwacht bij een dergelijke productie betrokken is. Zij is juist sterk in het op een andere manier kijken naar het Indische verleden, bijvoorbeeld in haar prachtige Helga Maria Baumgarten.

Dat de drie hun Indische roots willen onderzoeken is fantastisch, vooral doen! Zeker nu we ons realiseren dat Indische mensen vorige eeuw tot de eerste immigranten van Nederland behoorden. Zou het niet interessant zijn om er achter te komen wat hun geruisloze assimilatie en integratie hen heeft gekost? Maar Gouwe pinda’s is vooral meer van hetzelfde: Nina Bobo, The Blue Diamonds en veel Indische gerechten.

Muziek / Concert

Iets minder Rebel, maar niet minder goed

recensie: Jett Rebel

Jelte Tuinstra aka Jett Rebel behoeft eigenlijk geen introductie meer. Wie niet één van zijn vele platen in de kast heeft staan, kent hem wel door zijn reputatie van enthousiast drugsgebruik, zijn dwarse imago, of heeft wel eens het gerucht gehoord dat al zijn shows gerust drie uur doorgaan.

Begin dit jaar kwam Jetts nieuwste album Superpop uit, één van de drie studioalbums binnen twaalf maanden. Naar aanleiding daarvan een kleine tour, die vanavond eindigt in de grote zaal van Patronaat te Haarlem. Bij een nieuw album hoort blijkbaar een nieuwe look, want we zien Jett vanavond zonder snor, baard, en lange lokken. Hij en zijn band zijn volledig in het wit gehuld.

Over the top

Wanneer het optreden aangekondigd wordt door iemand die vraagt of de zaal ‘klaar is om te hossen’, weet je eigenlijk al wat voor show dit gaat worden; Jett is een stuk minder Rebel dan een paar jaar geleden. Met zijn over the top toneelstukjes doet hij zijn best om de zaal te entertainen. Af en toe een beetje te hard zijn best. Het publiek moet meezingen, meeklappen en krijgt zelfs in een ware fitnessles danspasjes aangeleerd.

Van Jetts oorspronkelijke band is alleen de bassist nog aanwezig, de rest van de muzikanten zijn er later bijgekomen. Ook de show is een afwisseling tussen nieuwe en oudere nummers, en tussen ballads en up-tempo songs. Alsof Jett per se zijn reputatie waar wil maken, rekt hij het geheel uit tot inderdaad een krappe drie uur. In ballad Green wordt een langdradig instrumentaal stuk van zelfs zo’n tien minuten ingebouwd, en ook een uitgebreid gitaarduel ontbreekt niet.

Nog steeds geniaal

Wie Jett Rebel vanavond voor het eerst live ziet, is ongetwijfeld zwaar onder de indruk. Voor wie hem al langer volgt, is de nieuwe weg die hij met deze iets te gelikte en dramatische show is ingeslagen misschien even wennen, of zelfs teleurstellend. Niemand kan er echter omheen dat hier een geboren podiumbeest staat, een geniale gitarist, en iemand die met zijn charmes en imponerende dansmoves iedereen inpakt. Hij is één bonk energie, de volle drie uur lang. Het maakt niet uit welk jasje Jelte aantrekt, alles past hem.

Het echte hoogtepunt van het optreden komt met de laatste drie nummers. Voor het eerste nummer van de toegift komt Jetts oude drummer terug, en samen met zijn oorspronkelijke bassist spelen ze een van zijn eerste hits, Louise. Ook de twee nummers daarna, Pineapple Morning en Love Me At All, stammen uit het begin van zijn carrière. Dit zijn toch duidelijk wat Jelte het beste kan en wat het publiek het meest waardeert. Lekker hard rocken zonder gedoe.

Jett Rebel weet precies hoe hij zijn publiek de beste drie uur moet geven. Het is indrukwekkend hoe hij op zo’n jonge leeftijd de band leidt. Het geheel is strak gerepeteerd maar tegelijkertijd blijft er genoeg ruimte voor spontaniteit en improvisatie. Het mag dan misschien allemaal iets te gelikt zijn vanavond, maar je kunt niet anders dan de volle vijf sterren geven aan zo’n indrukwekkende muzikant en entertainer.

Theater / Voorstelling

De Bubbel laat vreemdelingen even samenkomen

recensie: PS|Theater - De Bubbel

Hoe stappen we uit onze bubbel? Kunnen we onze verschillen opzij zetten en echt contact met een ander te maken? Hoe verbeeld je dat dan met het theater, die bubbel waar wij linkse kunstliefhebbers zo graag naartoe gaan? Met die vragen betreed ik het pop-up theater op de Lammermarktplein in Leiden.

Gelijke grond

Daar speelt het PS Theater De Bubbel, een locatievoorstelling waarin twaalf personages met elkaar geconfronteerd worden. Maatschappelijke positie, politieke voorkeur, leeftijd of afkomst zijn allerlei factoren waardoor zij van elkaar vervreemd zijn geraakt. In het holst van de nacht lijkt het even alsof het ze lukt: het vinden van gelijke grond.

We maken kennis met Gerard, de boze man die terugverlangt naar de eenvoud van zijn verleden en fel tekeergaat tegen immigranten die sneller aan een huis komen dan zijn dochter. Zijn tegenbeeld is even boze linkse kraker, die de muren symbolisch wil afbreken voor een inclusieve samenleving. Tussen hem staat een typische politica die overal de middenweg zoekt en zo nergens echt een positie neemt. Terwijl de drie een verwoede discussie over de vluchtelingencrisis beginnen, kunnen de Syrische Samir en zijn moeder enkel op de achtergrond toekijken. Zij krijgen geen stem in het debat. Samir komt later een dakloze, zwangere vrouw tegen. Een mooie liefde lijkt op te bloeien, maar dan blijkt de cultuurkloof toch groter dan ze verwacht hadden. Gerard lijkt even toenadering te vinden bij een Leidse corpsbal, maar ook dit is van korte duur: de geprivilegieerde student herinnert hem aan de politieke elite waar hij zo van walgt. Dan is er ook nog de nuchtere pizzabezorgster die een praatje maakt met een eenzame oude man. Het verlies van een dierbare zorgt ervoor dat zij elkaar even precies begrijpen.

Pop-up theater

Dit alles zien we in een bijzondere setting. Voor De Bubbel is een pop-up theater gemaakt, waarin het publiek, uitgerust met koptelefoons, de scènes achter een glazen wand bekijken. Vanuit onze eigen architecturale bubbel kijken we dus naar het leven op het plein. Dat leven is bijzonder mooi om te zien. De rondrijdende bussen en auto’s, de geluiden van de straat, zelfs de stromende regen benadrukken de context waarin De Bubbel zich afspeelt: middenin de stad, waar allerlei soorten mensen elkaar passeren zonder elkaar echt te zien. Pas in de vroege uurtjes van de ochtend wordt dit plein weer even de ontmoetingsplek die het zou moeten zijn. De eerder genoemde discussie tussen Gerard, de politica en de kraakster vindt plaats in ons theater. Samir krijgt nauwelijks toegang. Gerard verbiedt hem binnen te komen, de kraakster probeert de muren te slopen. De symboliek mag duidelijk zijn: in onze bubbel kunnen we praten over de ander, zonder hem of haar toe te laten.

Eigen bubbel

De vraag is echter of De Bubbel niet precies hetzelfde doet. We zien een voorstelling die ons iets vertelt over de ervaring van immigranten, maar wordt gespeeld door een volledig Nederlandse cast. Een opmerkelijke keuze, aangezien het doorbreken van de eigen homogene bubbel juist het grote thema van dit stuk is. Het is een kanttekening in een voorstelling die qua regie, dramaturgie en acteerwerk een genot is om naar te kijken, maar wel een waar meer over nagedacht zou moeten worden.

modernisme
Kunst / Kunstboek

Modernisme als katalysator

recensie: Modernism: In Print - Dutch Graphic Design 1917-2017
modernisme

Het modernisme in de grafische vormgeving is niet een van de vele stromingen binnen het vakgebied, maar stond aan de basis van de algehele ontwikkeling ervan. Alles moest op de schop in het begin van de twintigste eeuw, dus ook de traditionele vormen van visuele communicatie.

In de omvangrijke publicatie Modernism: In Print begint auteur Frederike Huygen met de vaststelling dat het begrip modernisme lijkt samen te vallen met het toverwoord ‘Bauhaus’. Dat is een gemakkelijke ingang, die niet betekent dat deze kunst- en designopleiding uit de jaren 20 van de vorige eeuw het alleenrecht bezit op de internationale ontwerprevolutie. Als symbool is het echter wel tot een waardevol cliché geworden. In dat licht stoeit Huygen verder met de veelheid aan betekenissen die het modernisme aankleven: is het een ontwerpmethode, een doorwrochte ideologie of slechts een esthetische stijlvorm?

modernisme

Piet Zwart, catalogus Nederlandse Kabel Fabriek, 1929

Nieuwe beroepsgroep

Ook de onderregel Dutch Graphic Design 1917-2017 wordt terecht tegen het licht gehouden, want hoe Nederlands is die modernistische wending nu helemaal? Bij de Hongaar László Moholy-Nagy vinden we de oorsprong van ‘Die neue Typographie’; een beginselverklaring over de toepassing van typografie en fotografie in vormgeving. Dat maakte veel los bij een keur aan ontwerpers, waaronder in Nederland Piet Zwart, Paul Schuitema en Gerard Kiljan, die deze nieuwe ontwikkelingen overnamen, uitvoerig toepasten en verder verspreidden. Het geheel kan gezien worden als internationale, revolutionaire reactie op de tot dan toe gepubliceerde vormgeving in drukwerk. De overheersende invloed van symmetrie en ornamentiek (Art Nouveau en Arts and Crafts) werd luidruchtig tegengegaan door een wijdverbreide beweging die asymmetrisch, primair gekleurd en strakgevormd de aandacht naar zich toe trok.

Wat Huygen onvoldoende benadrukt in Modernism: In Print is het feit dat er tegelijkertijd een nieuwe beroepsgroep werd geboren. Het vak grafische vormgeving, over het algemeen beoefend door kunstenaars en andere ambachtslieden (met name drukkers), kreeg een duidelijk gezicht door de dogmatische werkwijze en de uitgesproken beeldtaal van de modernisten. Opvallende elementen zijn geometrie, fotografie en schreefloze typografie.

modernisme

Wim Crouwel, affiche Jean Dubuffet, Van Abbemuseum, 1960

Zacht modernisme

Vooral in het vroege werk van Piet Zwart is de heldere lijn te zien. Zijn ontwerpen voor de Nederlandse Kabel Fabriek in 1928 zijn experimenteel en tegelijk informatief, met een continue doorgevoerde beeldtaal die de opdrachtgever – en het Nederlandse ontwerpklimaat – in één klap op de internationale kaart zette. Niet alle ontwerpers waren overtuigd van de effectiviteit van de rigide modernistische stijl. Er ontstonden stromingen (het zachte modernisme) met diverse variaties op de hoofdlijnen: een breder kleurpalet, klassieke typografie en een meer organische vlakverdeling.

Aan de hand van prachtig beeldmateriaal voert Modernism: In Print de lezer mee door de decennia van pionieren, vastleggen en voortbouwen. Eind jaren vijftig is het modernisme via de uitstapjes van ontwerpers als Dick Elffers, Otto Treumann en Jan Bons aangekomen bij de invloed van de Zwitserse school. Een uiterst functionele en rationele systematiek in grafische vormgeving is het gevolg, met voorvechter Wim Crouwel en het spraakmakende bureau Total Design als leidende gids. De ontwerper is niet meer de artistieke createur van voorheen, maar een professionele probleemoplosser die zonder inzet van persoonlijke expressie zijn werk doet.

modernisme

Studio Dumbar, affiche meubelfabriek Artifort, 1985

Pandemonium aan richtingen

Vanzelfsprekend volgt op de dogmatiek van Crouwel (waar hij overigens zelf regelmatig van afweek) weer een tegenbeweging die met enige voorzichtigheid postmodern genoemd kan worden. De expressie van Studio Dumbar en de neoromantiek van ontwerpbureaus als Hard Werken zijn directe reacties op de zakelijke structuur van de Zwitserse stijl. Sinds die periode, de late jaren zeventig, is het hek van de dam en lijkt het modernisme in de grafische vormgeving te zijn aanbeland in een pandemonium aan richtingen en denkwijzen. Dat de doorlopende digitalisering van het vak (handwerk wordt computerwerk) hier mede oorzaak van is, is een understatement.

In een to the point hoofdstuk ter afsluiting meent Huygen te moeten concluderen dat het Nederlandse modernisme heeft geleid tot het bruisende vakgebied dat bekend staat als grafische vormgeving. De vele specialismen en diverse stromingen binnen de branche – autonomie versus commercie, kleinschaligheid versus megabureaus – laten nog altijd zien dat ‘de modernistische ethiek is verweven met de unieke identiteit van het vak’. Deze indrukwekkende uitgave, Modernism: In Print, is daar een zichtbaar bewijs van.

 

Modernism: In Print – Dutch Graphic Design 1917-2017
Auteur: Frederike Huygen
Uitgever: Lecturis
ISBN: 978 94 6226 224 9
184 pagina’s
€ 29,95

Boeken / Non-fictie

Diepzeeduiken

recensie: Miriam Rasch - Zwemmen in de oceaan

Miriam Rasch, oud-8WEEKLY redacteur en inmiddels mediaonderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam, schreef een bundel essays over het onderwerp van haar studie: het digitale tijdperk en het effect daarvan op de mens. Het werd een boek vol boeiende analyses, persoonlijke anekdotes en hier en daar een confronterende observatie.

Geen zelfhulp, wel diepgang

Dat de invloed van sociale media en internet niet altijd positief is, is inmiddels een gemeenplaats. Met regelmaat komen er zelfhulpboeken op de markt met tips om ons leven minder te laten beheersen door de overvloed aan WhatsAppberichten en e-mails die we dagelijks ontvangen. Zwemmen in de oceaan is niet het nieuwste zelfhulpboek, maar een boek dat diepgang in het debat brengt, door onze digitale cultuur vanuit een filosofisch perspectief te bekijken. Dit levert interessante gezichtspunten op. Één daarvan is dat wat Rasch – in filosofisch jargon – de dialectiek van Grote Onrust en discipline noemt. Dialectiek is een denkmethode waarbij twee tegenstellingen samen een nieuw resultaat opleveren, waarbij de oude situatie wordt opgeheven. De Grote Onrust, die bezit van Rasch nam toen ze veertien was, kenmerkt zich door het opzoeken van afleiding en tegelijkertijd het verlangen naar concentratie . Voor veel mensen een herkenbare staat van zijn. De grote uitdaging van onze tijd is om dat gevoel van onrust niet te bevredigen door nogmaals je telefoon te checken, maar het om te zetten in een ‘scheppende kracht’. Het effectief maken van deze dialectiek, is ascetisme, ofwel een sobere en strenge levenshouding, realiseert Rasch zich als ze naar succesvolle schrijvers als Murakami kijkt. Door afzondering van de digitale wereld krijgt afleiding bij hen geen kans. Na een tijdelijk, modern kluizenaarsbestaan in een blokhut zonder wifi bijvoorbeeld, keren ze terug in de maatschappij met een prachtige roman.

Het gevaar van Excel

Rasch spreekt zich niet alleen uit over de invloed van online zijn. Ook de effecten van computerprogramma Excel ontleedt ze op interessante en soms hilarische wijze. Excel ziet er onopvallend uit en gedraagt zich ook onopvallend, maar het is alles behalve een neutrale tool, schrijft ze. Het gevaar zit hem in de vermeende objectiviteit van de spreadsheets. Door de cijfermatige representatie van de werkelijkheid worden belangrijke besluiten gebaseerd op louter sheets met cijfertjes, die voor veel mensen abracadabra zijn. Excel doet zich voor als een programma dat ons slechts ondersteunt, maar blijkt een verholen machtsmiddel en een manier om de werkelijkheid te representeren of zelf te manipuleren. In eerste instantie lach je om deze analyse, maar na lezing zie je Excel toch echt in een duisterder licht.

Persoonlijk

De kritische en diepzinnige essays van Rasch beginnen allemaal met een persoonlijk verhaal. Ze gaan over terugkerende gesprekken met vrienden, een mislukt creatief project of over een jongen die in het sterrenbeeld de grote beer haar telefoonnummer herkent. Het is leuk om Rasch beter te leren kennen, maar bovenal is het prettig om op deze manier zachtjes de pittige materie binnen te worden geleid. De maatschappelijke kwesties die Rasch met haar filosofische blik onderzoekt worden toegankelijker, omdat ze worden opgehangen aan zaken die we allemaal kennen. Zo analyseert Rasch sociale media onder andere door haar eigen tweets of Facebookposts aan te halen. Waarom post ze wat ze post? En wat zegt dit over ons gedrag op social media?

Antiverhaal

Hoewel het begin van haar essays vaak een warm bad zijn, zijn de laatste zinnen soms een kwelling. Alle essays lijken de opbouw van een argument in zich te dragen, maar Rasch verbindt er vervolgens geen conclusies aan. Vertwijfeld blijf je achter met een sloot aan observaties, meningen en theorieën die je als een bouwpakket zelf in elkaar moet zetten. De anekdote in één van haar essays, van een psychoanalyticus die haar blogposts las, is wat dat betreft enorm typerend. Tijdens een optreden analyseert hij spontaan haar webteksten. Over de laatste zinnen van haar posts zegt hij: ‘(..) er zit een fundamenteel fuck, fuck, fuck fuck, fuck bij mevrouw Rasch, niet in seksuele zin, maar wel in de zin van trek uw plan maar met wat ik zeg.’ In andere woorden: Rasch stuurt je met een kluitje het riet in. Irritant, maar wellicht ook passend bij haar boodschap. Net zoals haar essays toont de digitale wereld ons ook van alles, waar we zelf iets van moeten vinden.

In Zwemmen in de oceaan verkent Rasch theorieën van denkers, weegt deze tegen elkaar af, en voegt daar haar eigen ideeën en ervaringen aan toe. Haar essays zijn kritisch, intelligent en persoonlijk. De tegenstellingen waarover ze schrijft zijn ook terug te zien in haar persoon. Hoe kan iemand die zich identificeert met, zoals ze zelf zegt, een digitale barbaar die alleen over de oppervlakte van het web scheert, alle zeven delen van Op zoek naar de verloren tijd van Proust hebben gelezen, laat staan zo’n diepgravend boek als Zwemmen in de oceaan hebben gecreëerd? Tijdelijk ascetisme, waarschijnlijk.