Theater / Voorstelling

Een geslaagde Macbeth, die ik niemand durf aan te raden

recensie: Macbeth (Noord Nederlands Toneel)

Niet eerder heb ik een voorstelling met zo’n dubbel gevoel verlaten als deze Macbeth van het Noord Nederlands Toneel (NNT). De acteurs werden verrast met een jubelende en aanhoudende staande ovatie, zoals ik die nog maar één keer eerder had meegemaakt. Misschien niet geheel toevallig was het ook toen een stuk van Shakespeare dat zo’n opwellend enthousiasme teweeg bracht: Midzomernachtdroom van de Paardenkathedraal. Toen echter stond ook ik opgewonden en gloeiend te klappen, terwijl ik nu haast als enige niet de moeite nam op te staan.

Het zal wel aan mij liggen, denk je dan al snel. Als iedereen het zo fantastisch vindt, dan zal ik mijn avond wel niet hebben gehad. Of ik weet het NNT gewoon niet op waarde te schatten. Want dat is waar; iedere keer weer erger ik me aan de zich opstapelende flauwigheden van de Groningers. Maar er is meer: Midzomernachtdroom in de regie van Dirk Tanghe won in 2002 wél de NRC publieksprijs, en zover zie ik het deze Macbeth nog niet schoppen.

Teddyberen verkrachten

~

Maar toch… De voorstelling speelde vorig jaar al op Noorderzon, en toen werd het erg goed door het publiek en pers ontvangen. De Volkskrant sprak zelfs van het “wonder” dat regisseur Becker had bewerkstelligd. Op weg naar huis bekroop me daarom nog eenmaal de twijfel. Had ik het dan toch niet begrepen? Het was inderdaad een bijzondere voorstelling: het spel vond plaats in een levensgrote poppenkast, en de acteurs bewogen als marionetten. Mooi gevonden, en bijzonder krachtig uitgewerkt. Maar het grote probleem in bijna iedere NNT-opvoering is dat de diepgang ontbreekt; op de actualiteit wordt niet ingegaan, terwijl ook het menselijke drama bewust wordt gemeden.

Je kunt nog opperen dat Becker een geslaagd vormexperiment heeft neergezet, maar ook daarvoor ontbeert deze Macbeth het lef. Er is duidelijk gekozen voor de lach; Shakespeares drama is door het NNT gemaakt tot een hilarische show, waarin teddyberen met deegrollers in de kont worden geneukt. En het werkt: de hilariteit is alom, en de ergernis concentreert zich eenzaam, achter in de zaal.

Zomers

~

Het verschil met de opvoering op Noorderzon is misschien dat de drempel op zomerfestivals niet al te hoog moet liggen. Het publiek geniet daar van het mooie weer, vermaakt zich, en pikt zo nu en dan een leuke voorstelling mee. Vergelijkbaar is misschien de voorstelling van de Italiaan Paolo Nani die ik dit jaar op Noorderzon zag. Ook zijn voorstelling was hilarisch, en ik vermaakte me er prima, maar in de schouwburg wil ik zulk kinderlijk gedoe niet zien. Daar wil ik bij voorkeur intellectueel geprikkeld worden, en anders op zijn minst karakters zien, en geen parade van typetjes.

Dit overwegend begrijp ik waarom deze Macbeth mij niet boeide, terwijl de verwachtingen vooraf toch hoog waren. Dan blijft het feit dat de rest van de zaal wél dolenthousiast was. En daarin schuilt ook mijn dubbele gevoel na het zien van de voorstelling: de jubelende zaal werd grotendeels gevuld door middelbare scholieren. Zij vonden het prachtig allemaal, en dat moet ik het NNT nageven: hun publiek is aanzienlijk jonger dan wat de meeste andere groepen het theater in weten te trekken. Hulde daarvoor, en misschien moeten de Groningers daar ook op beoordeeld worden. Dán is Macbeth een bijzonder geslaagde voorstelling. Maar tegelijkertijd zou ik geen van mijn vrienden aanraden deze uitvoering te bezoeken.

Macbeth speelt nog tot en met 5 januari 2006. Kijk hier voor een actuele speellijst.

Theater / Voorstelling

Invoelbaar verhaal van een stad met twee kanten

recensie: Aan de overkant (Huis aan de Amstel)

In voormalig Joegoslavië ligt de oude stad Mostar, gebouwd aan de oevers van de rivier Neretva. De sierlijke Stari Most brug verbindt het christelijke en het islamitische gedeelte van de stad. Deze brug, symbool van een verdraagzame samenleving, werd tijdens de burgeroorlog in 1993 opzettelijk verwoest. Met dit gegeven als uitgangspunt maakten regisseur Liesbeth Coltof en tekstschrijver Roel Adam een ontroerende voorstelling over het breekbaar evenwicht tussen wantrouwen en vertrouwen, over wat de oorlog kapot maakt en wat vriendschap kan helen.

~

Kleine kinderschoentjes lopen over de brug. Bedachtzame stapjes over de oude stenen, aarzelend als de stenen wijken. De schoentjes worden groter, worden klompen, gympen, regenlaarzen… Het zijn de schoenen van Hanna en Zakka. Hanna woont aan de ene kant van de stad, en Zakka aan de overkant. Zakka haalt Hanna elke dag op om samen naar school te gaan en Hanna’s moeder vindt Zakka’s vader de beste bakker van de stad. Maar terwijl Hanna en Zakka met elkaar opgroeien, begint het gepraat, het gekonkel en komen er verwijten. En op een dag haalt de bakker Zakka van school af; ze beweren daar dat God een zoon heeft! Zakka en zijn vader komen sindsdien nauwelijks meer aan de andere kant. En op een nacht begint het schieten; het is oorlog in de stad.

Klein verhaal

In korte scènes zetten de spelers van Huis aan de Amstel een kleine samenleving neer die worstelt met de oorlog. Met snel wisselende perspectieven wordt de worsteling geschetst die de stad in zijn greep houdt. Hanna en Zakka waren nog kinderen toen de oorlog begon, maar wat zijn ze eigenlijk na de oorlog – kind of al volwassen? Hun ouders zijn over en weer vervreemd van elkaar, de brug is kapotgeschoten en contact met de overkant is uit den boze.

Brug en Rivier

De brug, die heeft zijn eigen verhaal in de voorstelling Aan de Overkant. Hij kent de mensen langer dan vandaag of gisteren. De enige die er eerder was, is de rivier. Maar dat is zo’n wispelturig wezen, zo vol van zichzelf, dat de brug haar liever kwijt is dan rijk. Roel Adam speelt de rol van brug met een grote vanzelfsprekendheid; met een simpel wit bestoft hoedje op is hij een eigenwijze Brug met karakter. Antoinette Jelgersma is helemaal op haar plaats als de behaagzieke Rivier, met haar glinsterend blauwe haren.

Brug en Rivier zijn een humoristisch stel; hilarisch zijn ze vooral wanneer er na de oorlog weer een nieuwe brug moet komen, en de twee tegen elkaar uitgespeeld worden door een listige ingenieur van het type spelshowhost uit de jaren vijftig. Brug en Rivier zorgen daarmee voor de nodige lichtheid, want, ook al vergeet je dat bij aanvang, de voorstelling is in eerste instantie gemaakt voor kinderen. Die kinderen kunnen het gekke gekibbel tussen Rivier en Brug wel gebruiken bij zo’n serieus onderwerp. Het geeft ze een beetje lucht na de mooie, maar vaak schrijnende scènes tussen Hanna, Zakka en hun ouders.

Raak en invoelbaar

~

Toch draait Aan de Overkant om het verhaal van Hanna en Zakka. De felle Hanna moet niets meer weten van haar vroegere maatje Zakka. Zij van de overkant hebben toch al hun huizen kapot gemaakt? Zakka is zijn broer verloren in de oorlog, voor hem is er maar één kant die dat te verwijten is; de kant van de stad waar Hanna woont. De dialogen tussen Hanna en Zakka en tussen beide kinderen en hun omgeving zijn raak geschreven en invoelbaar. De jonge generatie zit vol vijandigheid, en als Hanna’s moeder naar de overkant wil – “de oorlog is toch al vijf jaar voorbij?” – dan volgt er een heftige confrontatie tussen moeder en dochter. Volwassenen blijven niet hangen in ruzie maken, die praten met elkaar, zegt de moeder. Maar Hanna vindt het maar niks om volwassen te worden, want wat schiet je daar nou mee op?

Zal de brug herbouwd worden? Zal de vader van Zakka weer brood gaan bakken? En wordt het lichaam van Milo, Zakka’s broer, ooit gevonden en begraven? De antwoorden liggen in een prachtige tekst van een evenwichtige voorstelling. Het klein gehouden Aan de Overkant verdient een groot publiek, van alle leeftijden.

Aan de overkant is nog te zien t/m 18 december 2005. Meer informatie over speeldata is te vinden op de website van Huis aan de Amstel.

Boeken / Fictie

Seksuele connotaties, aberraties, implicaties: Kleurrijke poëzie van Astrid Lampe

recensie: Astrid Lampe - Spuit je ralkleur

De poëzie van Astrid Lampe komt als een vrouw op je af. Een licht hysterische vrouw. Erupties van woorden, afwijkende typografie, straattaal, uitroepen en kreten – het buitelt en struikelt allemaal over elkaar heen en als het een ziekte was, dan zouden we het Gilles de la Tourette noemen, maar dan minder openlijk scabreus.

Spuit je ralkleur heet de bundel en die titel verdient enige toelichting. In de Republiek van Weimar standaardiseerde de Reichs-Ausschuss für Lieferbedingungen (RAL) alle kleuren. Waar we dan weer uit af kunnen leiden dat deze poëzie ook in zekere zin een classificatie is of wil zijn. Tot zover de titel.

INHOUD

Eenmaal binnen bij Lampe is het oppassen, want het eerste gedicht is geen gedicht dat INHOUD heet (op zich weer een prima titel), maar de inhoudsopgave. Een vergissing die je zomaar kunt maken:

Ja
nooit lukraak wat harkenmaar
in prikkend licht verzit-
(hoe kan een jongen ook slapen)

Enzovoort. Dat klinkt als typisch Lampe, die verderop regels dicht als:

here’s your capt’n sp-:
de kleedjes voor de dirndl
-ruwe speellijst, dito versie vh script-

En opnieuw zo verder. Of vice versa.

Lampe is kortom niet iemand die de lezer tegemoetkomt of aan de hand binnenleidt in haar poëtisch universum – als ze dat al heeft. Ze kraamt woorden of het niets kost, schakelt razendsnel van idioom naar idioom en neemt vaak niet eens de moeite om haar woorden of zinnen af te ma. Zelfs de leestekens zijn hier losgezongen van hun alledaagse functie en spelen met verve een nieuwe rol. De opgewonden toon krijgt dan ook nog extra accent door de voorliefde van Lampe voor accenten op haar klinkers (‘…met dode vingers pás ik! zou ik…//geheid pássen nókken káppen weet u’), de onomatopee (‘zlaff zlaff‘) en de interjectie (‘fok ja’).

Ogenschijnlijke gekte

Een eerste lezing is net zoiets als een gang naar het zwembad: eerst een teen in het water, dan toch maar in één keer erdoor en vervolgens proestend weer boven komen en blij met het leven, de zon, een bloem die ontluikt en een kinderlach. Lampe vereist vervolgens herlezen, liefst zo snel mogelijk weer, op zoek naar het systeem in die ogenschijnlijke gekte, want onzin opschrijven dat kan iedereen. Dan vallen vervolgens de terugkerende elementen op, als bakens in de woelige taalzee.

Zum Dirndl ein Muss: ein ordentliches Dekolleté
Zum Dirndl ein Muss: ein ordentliches Dekolleté

Twee van die houvasten zijn al te vinden in de hierboven geciteerde zin: de vliegenier en het luchtvaartwezen (“here’s your capt’n sp-:/”), en de dirndl – die we dan voor het gemak maar zullen duiden als de twee polen waartussen de bundel zich beweegt. Mannelijk en vrouwelijk, en dan maar aan de seks, desnoods in kosmisch en pan-Europees cultureel verband (‘de zon rozevingert mij’), hoewel het ook anders kan, want de gedichten zijn qua inhoud en vorm enorm persoonlijk, dat wil zeggen: analyseren mag, maar alleen als het echt moet.

Associaties

De individuele associaties van Lampe zijn voor de gewone lezer toch niet navolgbaar, die kan zich alleen mee laten voeren op de taalstroom van

opgedoekt de kapper op de hoek de kapper van de strenge coupe de
enge moppentapper clou verklapper kalt umgestellt ge-
stold en ópgerold de stukgelee. om ’t felst gepree. uh leesmap
knap knap echoot het

In haar portocab’ (= een verplaatsbare container die je geheel naar eigen inzichten kunt inrichten en neerzetten waar je wilt – moet eigenlijk portakabin zijn, maar dat is een beschermde merknaam), gespoten in een ralkleur van haar eigen voorkeur, bouwt ze haar eigen wereld van woorden. De lezer mag naar binnen gluren en zich verwonderen over de vreemde mevrouw die dat allemaal bij elkaar heeft bedacht.

Film / Films

Vertellen met beelden

recensie: Nobody Knows (Daremo shiranai)

Het wil nog wel eens voorkomen dat wij bij 8WEEKLY een belangrijke film missen als die in de bioscoop in première gaat. Gelukkig is er tegenwoordig de dvd-release om dat goed te maken. Bij Nobody Knows grijpen we die gelegenheid met beide handen aan. De dvd heeft, op een interview met regisseur Hirokazu Kore-eda na, geen extra’s, maar daar staat tegenover dat je er één van de mooiste films van 2005 mee in huis haalt. Niet alleen heeft Kore-eda het aangedurfd om een zwaar onderwerp op milde wijze te verfilmen, ook levert hij een staaltje pure cinema af.

In kunsttheoretische kringen is wel beweerd dat in film, in tegenstelling tot in literatuur, geen verteller optreedt. Afgezien van het mogelijke gebruik van een voice-over lijkt die stelling inderdaad te kloppen. We gaan er dan wel vanuit dat de film-verteller, net als de literatuur-verteller, woorden gebruikt. Maar bestaat de taal van de film-verteller niet juist uit beelden? Dat we ons hiervan niet bewust zijn, komt wellicht doordat woorden beter zijn in het overbrengen van complexe betekenissen (meer ‘zeggen’) dan beelden (die alleen maar iets ‘laten zien’). Maar Kore-eda’s beelden hebben zoveel zeggingskracht, dat je vanzelf het idee krijgt dat hier een verteller aan het werk is.

Verwaarlozing

~

Nobody Knows is een film over ouders die hun verantwoordelijkheid niet nemen, hoewel die ouders zelf nauwelijks in beeld komen. Het is een film die ook alleen maar in deze tijd van toenemende individualisering, die ook aan Japan niet voorbij is gegaan, gemaakt kon worden. Mensen denken tegenwoordig in de eerste plaats aan zichzelf. Kore-eda vertelt in het interview dan ook dat verwaarlozing van kinderen in het hedendaagse Japan aan de orde van de dag is.

De vier kinderen in Nobody Knows hebben geen vader en eigenlijk ook geen moeder. Als mama even thuis is, gaat ze vrijwel altijd meteen weer weg, en geregeld blijft ze dat voor langere tijd. De kinderen mogen geen lawaai maken en niet naar buiten, waardoor naar school gaan er ook niet bij is. Alleen voor oudste zoon Akira is een uitzondering gemaakt, omdat er toch iemand de boodschappen moet doen en de rekeningen moet betalen. Maar als hij zijn moeder verwijt egoïstisch te zijn, bijt ze hem toe: “Hoe kun je dat zeggen? Wil je weten wie de egoïst is? Jouw vader, die me alleen achterliet. Of niet soms? Mag ik niet gelukkig zijn!?”

Wonderlijk

Het is wonderlijk om te zien hoe goed de vier zichzelf toch weten te redden, hoe verantwoordelijk ze zijn. Gedwongen door de omstandigheden, zo lijkt Kore-eda te zeggen, zijn kinderen best in staat voor zichzelf te zorgen. Maar hij maakt ook pijnlijk duidelijk dat er grenzen zijn aan deze zelfredzaamheid. ‘Voor zichzelf zorgen’ verandert voor deze kinderen in ‘overleven’ als moeder wegblijft.

Kore-eda baseerde zijn film op ware gebeurtenissen in de jaren ’80, die in Japan ‘de zaak van de vier verlaten kinderen uit Nishi-Sugamo’ zijn gaan heten. Dat is wellicht een verklaring voor de documentaireachtige stijl van Nobody Knows. Het acteerwerk van de kinderen is naturel, doordat Kore-eda hen vooral liet improviseren. De camera komt vrijwel niet in beweging, registreert alleen. Toch is Nobody Knows ontzettend intens. Zoals aan het eind van de film, als Akira met een blik vol verlangen naar een sportveld kijkt waar een honkbalwedstrijd op het punt staat te beginnen. Wat zou hij graag meedoen! Als zijn wens in vervulling gaat – er is één speler te weinig – filmt Kore-eda dit met zoveel liefde, dat de tranen je in de ogen springen. Dan weet je dat dit is wat Akira hóórt te doen: spelen. Dan ineens mag het kind in hem wakker worden.

Muziek / Album

Nickelback legt verschil tussen album en single pijnlijk bloot

recensie: Nickelback - All the right reasons

In de spoedcursus ‘hoe verpruts ik mijn zorgvuldig opgebouwde imago’, mag een kijkje in het recente verleden van Nickelback eigenlijk niet ontbreken. In twee stappen wist de Canadese band zich compleet te vervreemden van het ‘serieuze poppubliek’: 1. Tijdens een optreden in Portugal dupeerde de band een massaal publiek, nadat zanger Chad Kroeger door enkele raddraaiers werd bekogeld. Kroeger raakte zo geïrriteerd dat hij na een paar nummers met de middelvinger in de lucht van het podium stapte. 2. Een oplettende Nickelback-luisteraar legde twee hitsingles (How You Remind Me en Someday) van de Canadezen ‘over elkaar’ heen en merkte op dat de twee nummers qua opbouw exact hetzelfde zijn. In de nummers zaten zoveel overkomsten, dat toeval eigenlijk uitgesloten was. Het ‘duo-nummer’ was binnen no-time over internet verspreid.

Tja, zie dan je carrière nog maar eens uit het slop te krijgen… Dat de enige weg die dan nog rest loopt via hitstations als Radio 538 en TMF mag niet verwonderlijk heten. Maar wat Nickelback nog te betekenen heeft voor eenieder die door dit soort praktijken heen prikt, moet blijken uit het album All The Right Reasons.

~

De cover van het album belooft wat dat betreft in ieder geval niet veel goeds. Een zwarte auto rijdt over een uitgestrekte vlakte, de bestuurder heeft hoogstwaarschijnlijk de muziek van Nickelback op tien. Als de muziek van het kwartet zich namelijk ergens voor leent, dan is het wel voor lange autoritten langs een eentonig landschap.

Op een speciale sticker wordt aangekondigd dat Photograph,Savin’ Me, If Everyone Cared en Far Away op deze langspeler te horen zijn: hoogstwaarschijnlijk de vier singles waarmee Roadrunner Records de band weer in the picture wil zetten. Wie de eerste van deze vier, Photograph, al gehoord heeft, weet gelijk wat ‘ie van de overige drie mag verwachten. Inderdaad, zoals in het verleden al gebleken is, denkt de platenmaatschappij dat ‘het grote publiek’ enkel op zoetsappige rockballads zit te wachten, waarvoor Kroeger zijn stembanden even extra geschuurd heeft.

Contrast

Het contrast tussen deze singles en de ‘normale’ nummers op het album mag schrikbarend genoemd worden. Opener Follow You Home rockt bijvoorbeeld van begin tot eind, is pakkend en gewoonweg moddervet geproduceerd. Hetzelfde geldt voor tracks als Animals en Someone That You’re With, die zich kunnen meten met het beste van de vroegere albums Curb en The State.

Nu hoeft ook van deze nummers niet verwacht worden dat ze op enige wijze vernieuwend of schokkend zijn, maar dat weten we reeds enige jaren van Nickelback. Met dat gegeven in het achterhoofd zijn deze échte rocksongs gewoon prima te verteren en ze zullen ook niemand teleurstellen. Het zijn echter de verplichte singles die All The Right Reasons de das om doen. Eén schrale troost: we mogen God op onze blote knieën danken dat de erbarmelijke cover van Queens We Will Rock You, b-side van de single Photograph, het album niet heeft gehaald.

Muziek / Album

Het peloton is dichtbij

recensie: Sheryl Crow - Wildflower

Wie de afgelopen zomer naar de Tour de France heeft gekeken (of frequent de roddelbladen volgde) kan het niet zijn ontgaan: zangeres Sheryl Crow stond volop in kijker als geliefde van zevenvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong. Ze keek zó vaak, met zóveel bewondering omhoog naar haar vent, dat de oplettende fan één ding zeker wist: in die verliefde blik stond de inspiratie voor een nieuwe Sheryl Crow-plaat.

En ja hoor, haar nieuwe CD Wildflower vermeldt bij de credits als eerste: “To Lance with deep love and appreciation. This record is for you”. Hij is blijkbaar “(Arm)Strong enough to be her man”. Leuk allemaal, maar iedereen weet het: teveel liefde en geluk is vaak ongunstig voor hoogstaande artistieke prestaties.

Grote naam

~

Sheryl Crow behoorde in de jaren negentig tot de crème de la crème van de Amerikaanse vrouwelijke rockartiesten. Haar debuutalbum uit 1993, Tuesday Night Music Club, staat bij 7 miljoen muziekliefhebbers wereldwijd in de kast en in haar thuisland is zij nog steeds één van de best verkopende zangeressen. De vraag is dan ook of ze met Wildflower vóór het peloton vrouwelijke singer/songwriters blijft uitrijden of dat ze verdwijnt in de grote groep anonieme collega’s.

Shakira?

In twee dingen blinkt Crow nog altijd uit: liedjes schrijven en zingen. Haar songwriting kent een volstrekt eigen stijl. Ze maakt daarbij gebruik van elementen uit de pop, country, soul en rock, zonder duidelijk te kiezen voor één genre. Op Wildflower schrijft ze de meeste songs wederom zelf of samen met de gitarist uit haar begeleidingsband, ex-World Party lid Jeff Trott. Haar stem, misschien wel Sheryl’s sterkste troef, meandert door vele muziekstijlen heen. Je hoort haar soulvol zingen in het refrein van Always on your side, met een folky hese stem in Wildflower en zelfs soft-rockend in Live it up. Wat het meest opvalt op deze plaat, is haar tienerachtige stemmetje in bijvoorbeeld opener I know why; alsof ze nieuwe fans hoopt weg te kapen bij het Shakira-kamp. Wie het CD-boekje bestudeert ziet zelfs foto’s van Sheryl die doen denken aan deze Colombiaanse vamp.

Bitterzoet

~

Wildflower, het zesde studioalbum van Sheryl Crow, kent helaas qua songs een fors gebrek aan spanning en avontuur. Haar eigen stijl is teniet gedaan door de degelijke en bitterzoete uitvoering (vele nummers rusten op een bodem van strijkorkestjes) op de plaat. De vlinders die Sheryl in haar buik voelt, fladderen over plaat èn artwork. Zelfs op haar website is er geen ontkomen aan die gevleugelde liefdesbeestjes. En dan die teksten, sorry hoor, maar met een zin als “Good is good and bad is bad” uit de single Good is Good is het moeilijk enig cynisme te onderdrukken. Sommige teksten zijn diepgravender (Where has all the love gone en I don’t wanna know), maar over de gehele linie overheerst nietszeggende oppervlakkigheid.

Inspiratie van Elton

Gebeurt er dan op Wildflower niets fraais? Jawel, zeker weten, vanaf het vierde nummer (!) passeren enkele prachtige, ingetogen liedjes zoals Chances are, titelsong Wildflower (vooral de akoestische versie, als extra nummer opgenomen) en Letter to God. Alleen in Live it up is er een opleving qua tempo en kan er voorzichtig gedanst worden. De mooiste song is wat mij betreft Always on your side; mocht je je afvragen door wie Sheryl Crow zich laat inspireren moet je maar eens goed naar de opbouw van dit nummer luisteren. Het is alsof Elton John over de schouders van Sheryl meekeek toen ze het nummer componeerde op de piano.

Eruit met het geel!

Na 50 minuten Wildflower overheerst een gevoel van gezapigheid. Sheryl Crow is met haar hoofd in de wolken en helaas heeft het artistieke resultaat daar onder te lijden. Zonder aanvalslust win je het niet in het hedendaagse peloton met collega singer/songwriters. Je wordt ingelopen, het peloton komt te dichtbij, je zakt weg in de massa. Om te ontsnappen aan de sleur moet Sheryl haar gele truidrager de deur wijzen en ons dan opnieuw trakteren op een plaat vol hartzeer!

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Marc Legendre

‘Mijn droom is alle grenzen op te blazen’

De Belgische striptekenaar Marc Legendre maakte 28 albums lang de stripserie Biebel. Deze humorstrip voor kinderen was volkomen zorgeloos. Nu is de eerste graphic novel van de auteur op de markt, genaamd Finisterre. Dit boek gaat over zelfmoord en oorlogsgruwelen. Hoe is zo’n grote omslag mogelijk? 8WEEKLY vroeg het hem.

“Mijn broer Willy was als freelance journalist samen met een fotograaf naar de Balkan getrokken toen de hel daar losbarstte. Hij kwam terug met foto’s en interviews die hij uittikte in de studio waar ik aan Biebel werkte. Terwijl ik grappen bedacht, hoorden we op de achtergrond mannen en vrouwen snikkend de vreselijkste dingen vertellen. Apocalyptisch. Die verhalen en stemmen lieten me niet los en op een dag heb ik de tekst voor Finisterre geschreven. Om de ellende uit m’n hoofd te krijgen, vermoed ik.”

Een stuk glas

~

Legendre wist niet wat hij met de eerste versie van de tekst van Finisterre aanmoest. Na zijn stop met Biebel schreef hij de jeugdboeken Screamteam (uitgegeven bij The House of Books). “Mijn eerste idee was er een theatermonoloog van te maken. Enkele van mijn collega’s uit de stripwereld stelden voor het uit te tekenen. Dus maakte ik er een stripscenario van.” Opdrachten en een verhuizing naar het buitenland zorgden ervoor dat het project naar de achtergrond verdween en het script alleen bij verhuizingen opdook. “Dik een jaar geleden besloot ik dat ik er maar eens wat mee moest doen. Ik wilde er een roman of een novelle van maken. Maar tijdens het schrijven, bleek dat ik bepaalde scènes al heel erg ‘uitgetekend’ in m’n hoofd had zitten. Dus gooide ik het over een andere boeg en begon ik te tekenen aan de strip Finisterre. Na 44 platen merkte ik echter dat het nergens op leek. Het was gewoon een stripje aan het worden met vakjes en balloons en het werkte niet.”

~

Een experiment met verschillende tekentechnieken door elkaar duurde 20 pagina’s lang, maar bleek ook niet te werken en Legendre gooide opnieuw alles weg. Bij die spullen zat onder andere “een stuk glas waarop ik een zin uit het boek geschreven had, omdat ik dacht dat dat beter zou zijn dan wanneer ik dat op calqueerpapier zou doen. Een maand later wil ik dat stuk glas naar de glasbak brengen en ik krijg een diepe snijwond in m’n vinger. Ik ga binnen mijn hand verzorgen en wanneer ik even later terug in de tuin kom, zie ik de glasplaat met zand, grassprietjes, troep, bloed en de paar woorden, half uitgeveegd. Precies het beeld dat ik droomde maar dat ik niet op papier kreeg. Vanaf dat ogenblik wist ik wat ik moest doen: geen wetten of regeltjes, geen ‘dit hoort niet’ of ‘op die manier doe je dat niet’, gewoon doen. Ik slaagde er eindelijk in alles wat ik geleerd had, al mijn ervaring overboord te smijten. Een bevrijding.”

Wokgerecht

Het ontstaan van Finisterre is een lang proces geweest, van een eerste tekstversie in 1995 duurde het tot juli 2005 voor het boek uiteindelijk verscheen. De tekst kostte Legendre de meeste tijd. Daarna is hij op zoek gegaan naar beelden. “Ik had een kamer vol toen ik aan het project begon. Daar een zekere orde in vinden, heeft ook enkele maanden geduurd.” Het uitwerken duurde ongeveer drie maanden. “Het was een beetje als een wokgerecht. De voorbereiding is het werk. Eens alle groenten gesnipperd, de vis in blokjes gesneden en gemarineerd, kun je binnen de tien minuten aan tafel.”

~

Finisterre begon als een experiment, zonder dat Legendre er een uitgever voor had gevonden. Hij wilde loskomen van Biebel, kijken wat hij nog meer kon om zo zijn grenzen te verkennen en te verleggen. Bovendien moest hij de verhalen en de ellende van wat hij op die cassettebandjes hoorde een plaats geven in zijn hoofd. In zijn eerdere strips kon Legendre een meer serieus geluid niet kwijt: “Ik wilde ooit een Biebel maken met als onderwerp ‘kinderen in een ziekenhuis’, maar dan niet soft en met grapjes en grollen over een of ander medisch onderzoek. Reggie zou heel erg ziek zijn en dan maar kijken hoe die kids dat verwerken en beleven.” Dit heeft volgens Legendre niet alleen te maken met het humoristische karakter van Biebel, maar zit sowieso een beetje ingebakken in het genre: “Als auteur zou je je strippersonage wel willen laten evolueren omdat zowel jijzelf als de maatschappij evolueert, maar dat wordt niet op prijs gesteld. Dat is één van de redenen dat ik gestopt ben met Biebel. Bovendien is het niks voor mij om mijn 60ste verjaardag te vieren met de publicatie van het 325ste Biebelalbum. Dus met dat klootzakje was ik sowieso gestopt.”

Taal is overal

In Finisterre wordt een aantal literaire werken geciteerd, waaronder een compleet gedicht van Charles Bukowski. Legendre is wel van mening dat je als kunstenaar door andere kunst wordt beïnvloed, maar kan daar niet direct een bepaald voorbeeld uitpikken. “In mijn hoofd is het stilaan een soort smeltkroes geworden waarin alles samenkomt en ondeelbaar geworden is. Als een soep die je gemixt hebt en die dus nog wel naar worteltjes en prei etc smaakt, maar waarin je die afzonderlijke groenten niet meer terugvindt. Dat is de achterliggende idee van Finisterre, dat het onzin is te denken in één bepaalde taal als je een verhaal wilt vertellen. Waarom zou je geen gebruik mogen maken van alle talen die je beheerst? Zeker wanneer je weet dat ook je publiek die talen begrijpt? Muziek is een taal, fotografie, poëzie, je hebt een beeldtaal, een geschreven taal waarbij zelfs het letterbeeld iets kan uitdrukken, je hebt de gesproken taal en noem maar op. Taal is overal en in heel wat dingen terug te vinden. Mijn droom is alle grenzen op te blazen en een verhaal te vertellen waarbij al je zintuigen en de weinige hersencellen die we gebruiken, tegelijk beroerd worden.”

In een hoofd kruipen

~

De tekst van Finisterre lijkt haast wel een gedicht, maar moet de tekst ook als zodanig worden gelezen? “De tekst is heel erg uitgepuurd, zoals je doet wanneer je aan een gedicht schrijft. Dat was nodig omdat een woord te veel of op de verkeerde plaats, de hele sfeer zou verpesten. In een gewone strip maak je gebruik van dialogen in balloons. Dat wordt een soort spreektaal en ‘gezever’ stoort dus niet. In een normale roman is het vaak lekker wanneer een schrijver de tijd neemt om een situatie te beschrijven of om een personage neer te poten. Dat kon om verschillende redenen niet voor Finisterre. Het verhaal speelt in het hoofd van een vrouw, enkele seconden voor haar auto tegen de keien knalt en zij de dood vindt. Wat er op dat moment gebeurt in haar hoofd vormt geen netjes geordend en mooi afgewerkt verhaaltje. Daarbij ga je op zulke momenten niet eindeloos sfeertjes of mensen beschrijven. Als je ervoor kiest om in het hoofd van een specifieke vrouw te kruipen, moet je het ook met haar informatie doen. Omdat niet alles gezegd wordt, komt de lezer tot zijn of haar invulling van het verhaal. En dat werkt wonderwel. Ik kan namelijk de verschrikkelijkste gruwelen beschrijven, ze zullen nooit de gruwelen overtreffen die in jouw hoofd zitten. Daar wilde ik rekening mee houden toen ik Finisterre schreef. De verschrikking mag niet enkel in mijn hoofd zitten of in het hoofd van het personage, ze moet ook in jouw hoofd gevoeld worden. Dat de tekst iets heeft van een gedicht versterkt dat gevoel. Omdat je bij een gedicht ook met weinige woorden een bepaald gevoel oproept en uitdrukt.”

Een stripboekske

Momenteel heerst (in Nederland) de trend dat jongerenstrips steeds slechter verkopen, maar dat het ‘literaire’ genre langzaam groeit. Is Finisterre misschien een (onbewuste) reactie op dit verschijnsel? Volgens Legendre is de gewone strip afhankelijk van hypes en trends: “Morgen is één of andere strip plots hot omdat de maker ervan de grootste spetter was op Temptation Island. De zogezegde literaire strip is in zekere zin ook een trend, maar toch heb ik het gevoel dat het de makers ervan meer te doen is om het verleggen van grenzen, dan om hoge oplages te halen. Of het (grote) publiek volgt, weet ik niet. Als de media bazuinen dat Maus de Pullitzerprijs krijgt, zien de meeste mensen geen strip meer liggen, maar een boek. Maar je kunt niet elke graphic novel de Pullitzerprijs geven. Dus waarschijnlijk blijven de meeste graphic novels voor de meerderheid voorlopig nog gewoon ‘een stripboekske’. Jammer. Het is nog even wachten op de tijd dat in de boekhandel elke graphic novel gewoon naast de nieuwe Brouwers op een tafeltje ligt, denk ik. En, niet onbelangrijk, in een net zo groot aantal beschikbaar is. Wat niet wil zeggen dat ik zou neerkijken op de gewone strip. Een goeie strip maken is razend moeilijk.”

Een plaatsje in de boekhandel

~

Legendre zelf is wel aangestoken door de artistieke strip. Hij ziet Finisterre zelf als een nieuwe start. Die moet in de nabije toekomst leiden tot een bijdrage voor een boek met ‘gedichten in beeld’ van Slauerhoff en een tweede graphic novel, met de werktitel Verder. Commercieel succes is voor Legendre niet zo belangrijk meer. “Indien ik het financieel wat makkelijker zou willen hebben, kon ik beter Biebel blijven tekenen in plaats van jongerenromans te gaan schrijven.” Zijn leefsituatie is daar ook naar: “Ik heb een lieve vrouw en geen kinderen, dus ik kan het mij veroorloven aan projecten zoals Finisterre te werken en het risico te lopen dat die daarna in een lade verdwijnen. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet hoop op een commercieel succes van Finisterre. Maar succes hangt van heel wat dingen af. In de laatste plaats van de kwaliteit van het werk. Mocht ik elke dag in een idioot panel zitten op tv, dan was succes onontkoombaar. Was ik een babe dan had ik ook weinig te vrezen. Nu moet een boekhandel bereid gevonden worden een plaatsje vrij te maken voor Finisterre omdat hij het een goed boek vindt en niet omdat ik op de cover sta van Privé. Dat is niet makkelijk. Maar hoop doet mij al jaren leven.”

Lees ook onze recensie van Finisterre.

Boeken

De filmboeken van Taschen

recensie: TASCHEN: Stanley Kubrick // Alfred Hitchcock // Federico Fellini // François Truffaut // Michelangelo Antonioni // Film Noir // Animation Now!

In het Engels bestaat er een term voor de boeken die uitgeverij Taschen op de markt brengt: coffee table books. Lijvige boeken met veel plaatjes, die je op je tafel laat liggen om terloops tegenover gasten mee te pronken, of om ze zelf van tijd tot tijd eens door te bladeren. Een tijdje terug bracht Taschen voor een zacht prijsje een hele reeks Nederlandstalige filmboeken op de markt die er qua inhoud en vormgeving best mogen zijn. Uit deze reeks bespreken we een zestal titels, waarin vooral de cream of the crop van de regisseurs centraal staat.

Kubrick

Stanley Kubrick
Stanley Kubrick

We beginnen met Stanley Kubrick: een compleet overzicht van zijn films, geschreven door Paul Duncan, de auteur van een aantal delen van de Britse filmboekenreeks Pocket Essentials. Stanley Kubrick opent met een zeer beknopte biografie die kort ingaat op zijn jeugd en zijn ervaringen als fotograaf, die bij het begin van zijn carrière in de filmwereld van grote invloed zouden zijn. Gelukkig heeft Duncan deze informatie voorzien van uitstekende weergaven van een aantal van die fotoreportages, die de grootste verdienste van het boek zijn: het is vaak uitmuntend grafisch materiaal. De kwaliteit van sommige van de filmstills laat soms te wensen over, maar over het algemeen is het boek een feest voor het oog. Het meest indrukwekkend zijn bijzondere setfoto’s van de opnames van een groot aantal van Kubricks films. De tekst is gedegen, voorzien van (biografische) feiten, anekdotes en interpretaties. Niet alleen de overbekende elementen (waaronder Kubricks vertrek naar Engeland, de controverse rond A Clockwork Orange) worden genoemd, het boek schenkt ook aandacht aan zijn eerste kennismaking met Hollywood, zijn bijzondere positie als afgezonderde maar volstrekt onafhankelijke filmmaker, en het productieproces van elk van zijn films. Wie niet genoeg heeft aan deze fraaie introductie op Kubrick en zijn oeuvre, doet er goed aan om bij Taschen The Stanley Kubrick Archives, het ultieme Kubrickboek, te bestellen.

Hitchcock

Alfred Hitchcock
Alfred Hitchcock

Paul Duncan is ook de auteur van het deel over Alfred Hitchcock, dat op dezelfde manier een uitstekende inleiding biedt op het leven en werk van de regisseur. Het boek opent met een intrigerende setfoto van Rear Window (die op slechts één studiolocatie werd opgenomen) – een voorbeeld van het wederom magnifieke fotomateriaal dat ook dit boek bevat. Duncan heeft zijn beschrijving van Hitchcocks carrière opgedeeld in drie secties. Hij beschrijft Hitchocks levensloop tot 1939 (waarin Rebecca uitkwam, zijn eerste Amerikaanse en Oscarwinnende film), de periode tot 1954 (het begin van zijn samenwerking met Grace Kelly en de tijd van zijn grootste successen), en de jaren tot aan zijn dood in 1980. Bovendien bevat het boek een amusant geïllustreerd hoofdstuk waarin al zijn cameo-optredens in zijn eigen films genoemd worden. Alle van zijn meer dan 50 films komen aan bod, waarbij Duncan inzicht geeft in Hitchcocks eigenzinnige en harde werkwijze, en zijn succes bij publiek en critici. Opnieuw hanteert de auteur een prettige toon die nooit te academisch, maar ook nergens oppervlakkig of sensationeel wordt.

Fellini

Federico Fellini
Federico Fellini

Het boek over Federico Fellini, een regisseur over wie zo veel academisch en filmanalytisch wordt geschreven, concentreert zich meer op het biografische gedeelte, dat eveneens overzichtelijk chronologisch is geordend en prettig toegankelijk is geschreven. Het persoonlijke fotomateriaal is daarin zeer welkom, maar doet niet onder voor de setfoto’s en filmstills. Fellini’s afbeeldingen van de stad Rome en zijn preoccupatie met menselijke verlangens, het realisme van zijn vroege films en de symboliek van zijn latere werken worden beknopt maar degelijk beschreven.

Naast de reeds besproken regisseurs wordt er ook een deel gewijd aan respectievelijk François Truffaut en Michelangelo Antonioni. Ook deze beide boeken vormen een geslaagde inleiding op de betreffende regisseurs, hoewel er soms onevenredig veel ruimte wordt besteed aan een samenvatting van de films en de analyses niet altijd even diepzinnig zijn.

De Taschen-reeks blijkt naast de regisseursmonografieën ook geslaagd als het om genres gaat. Ook Film Noir is gelardeerd met een enorme hoeveelheid fotomateriaal van hoge kwaliteit, en opnieuw zijn het de weinig of nooit geziene setfoto’s die het boek zo waardevol maken. De tekst is als inleiding op een genre waar talloze boeken over zijn verschenen uitstekend, en gaat voornamelijk over het genre als zodanig. De auteurs (die samen grotere en meer diepgaande studies op het gebied van noir gepubliceerd hebben), gaan ook uitgebreid in op tien sleutelfilms (Night of the Hunter, Double Indemnity, Kiss Me Deadly etc.).

Animaties

Scène animatiefilm Ferenc Cakó
Scène animatiefilm Ferenc Cakó

Tegelijkertijd met deze serie verscheen ook het plaatjesboek Animation Now! op de markt. In dit boek is een groot aantal filmfoto’s opgenomen waaruit verbluffend duidelijk wordt hoe divers en interessant de animatiefilms van tegenwoordig zijn. Aan elke productiemaatschappij of zelfstandig animatieregisseur is een apart hoofdstukje gewijd, dat voorafgegaan wordt door een korte inleiding van ongeveer twee pagina’s. Naast de bekende films als Shrek, Chicken Run, The Lion King en Toy Story komen ook de volstrekt eigenzinnige en vervreemdende animaties van de Hongaar Ferenc Cakó voorbij, of de licht absurde zandanimaties van het Portugese filmógrafo. In sommige gevallen hebben de samenstellers zich er wat gemakkelijk van afgemaakt. Een goed voorbeeld hiervan is het hoofdstuk over studio Ghibili, een van de bekendste productiemaatschappijen van de Japanse anime, waarin geen filmfoto voorkomt, maar alleen filmposters zijn opgenomen. Verder is het een groot nadeel dat je maar heel weinig te weten komt over de verschillende animatiefilms. Aan het boek is ook nog een dvd toegevoegd waarop enkele korte films, commercials en fragmenten zijn opgenomen. Een leuke extra bij een boek dat als korte introductie perfect is, maar helaas niet veel achtergrondinformatie verstrekt.

Het is uitgeverij Taschen wel eens verweten dat hun filmboeken niet diepgravend zouden zijn en dat het hen voornamelijk om de plaatjes te doen zou zijn. Ten eerste is dat onredelijk (de afbeeldingen maken de boeken immers al de moeite waard!), ten tweede is het niet helemaal waar, want een toegankelijker en uitvoeriger introductie tot grote regisseurs en genres is, zeker voor zo weinig geld, nauwelijks te krijgen.

Taschen New Film Series: Stanley Kubrick // Alfred Hitchcock // Federico Fellini //
François Truffaut // Michelangelo Antonioni // Film Noir • prijs: € 15.00 p/stuk •
uitgever: Taschen (import: Librero)

Animation Now! • prijs: € 29.95 • uitgever: Taschen (import: Librero)

Boeken / Fictie

Het ultieme kaderverhaal

recensie: Jan Potocki - Manuscript gevonden te Zaragoza

Het verhaal gaat dat de Poolse graaf Jan Potocki, terwijl hij aan Manuscript gevonden te Zaragoza (1809-1814) schreef, de lange avonden gevuld heeft met het slijpen van een aardbeivormige knop die ooit op een zilveren theepot prijkte. Totdat op een zekere avond het einde van het boek naderde en de knop tot een volmaakte kogel was omgevormd, waarna Potocki zijn pistool pakte, hem laadde en zichzelf door het hoofd schoot.

Deze anekdote, waarvan het waarheidsgehalte niet vaststaat, had zo weggelopen kunnen zijn uit Potocki’s eigen Manuscript gevonden te Zaragoza, dat vol staat met mysterieuze verdwijningen, verraderlijke schelmenstreken, doldwaze gekkigheden, erotische uitspattingen en nog veel meer. Er komen heel wat memorabele figuren aan het woord: een verdoemde pelgrim, een zigeunerhoofdman, de wandelende jood, een kabbalist, noem maar op. Het zijn vooral hun vaak uiterst hilarische levensverhalen die Manuscript gevonden te Zaragoza tot zo’n fantastisch boek maken.

Onder de galg

~

Manuscript gevonden te Zaragoza vertelt het verhaal van Alfons van Worden, een kapitein van de Waalse garde, die met twee bedienden op weg is naar Madrid om daar zijn officierspositie in te nemen. Op weg naar de herberg Venta Quemada verdwijnen zijn twee bedienden plotseling. Alfons laat zich hierdoor niet van de wijs brengen, zet zijn tocht alleen voort en overnacht – ondanks de tegenwerpingen van de waard – in de schijnbaar behekste herberg. Zodra de klok twaalf uur slaat, wordt hij uitgenodigd om de maaltijd te nuttigen met twee schaars geklede dames. De volgende morgen ontwaakt hij onder de galg in het dal van Los Hermanos. De daaropvolgende zesenzestig dagen, waarin een groot aantal excentriekelingen zijn levensverhaal komt vertellen, is het niet langer duidelijk wat hij wel en niet kan geloven.

Kaderverhaal

De verhalen uit Manuscript gevonden te Zaragoza staan niet op zichzelf, maar worden met elkaar verbonden door middel van een overkoepelend kader waarin we deelgenoot worden gemaakt van de vele avonturen van Alfons van Worden. Potocki’s levenswerk staat daarmee in de traditie van het kaderverhaal. Deze uit het Oosten stammende traditie is vooral geënt op de beroemde Vertellingen van duizend-en-één nacht, waarin Sjahrazad duizend-en-één nachten lang een verhaal vertelt aan koning Sjahriar. Rond de veertiende eeuw waait deze traditie ook over naar Europa, waaraan we Boccacio’s Decamerone (1349-1353) en Chaucers Canterburry Tales (1386-1389), en uiteindelijk ook Manuscript gevonden te Zaragoza te danken hebben.

~

In Manuscript gevonden te Zaragoza wordt het kaderverhaal op speelse wijze verweven met alle afzonderlijke verhalen. Hiermee heeft Potocki een middenweg gevonden tussen de traditionele kaderverhalen die ik hierboven al noemde en de roman met verhalen erin, zoals Don Quichote. In het eerste geval is het kader van secundair belang en gaat het vooral om de verhalen, in het tweede geval zijn de verhalen slechts van secundair belang en gaat het om het hoofdverhaal. Bij Potocki zijn zowel de afzonderlijke verhalen als het kaderverhaal belangrijk. Het gevolg van deze manier van vertellen is dat er in Manuscript gevonden te Zaragoza een intrigerende spanning ontstaat tussen het kader waarbinnen de verhalen zich afspelen en de verhalen zelf. Deze spanning is vele malen complexer dan in bijvoorbeeld Vertellingen van duizend-en-één nacht, waarin de relatie tussen het kader en de verschillende verhalen vanaf het begin duidelijk is en de spanning erin gelegen is of de koning Sjahrazad al dan niet laat verdergaan met haar verhaal (alhoewel ook deze spanning na een stuk of tien nachten wel verdwenen is). In Manuscript gevonden te Zaragoza dringen de verhalen en het kader veel sterker in elkaar door, en worden ze door elkaar besmet. Dit komt omdat de afzonderlijke verhalen zich in beginsel in dezelfde wereld lijken af te spelen als het overkoepelende kaderverhaal. Pas veel later wordt duidelijk dat de vele verhalen die in het boek verteld worden, deel uitmaken van een complot tegen Alfons van Worden.

Traditionele plots

In Manuscript gevonden te Zaragoza wordt nog wel gebruik gemaakt van dezelfde traditionele plots, die ook in andere kaderverhalen gebruikelijk waren. Ondanks dat Potocki deze plots op een originele en eigen manier gebruikt, worden er nog wel universele menselijke typen in uitgebeeld in omstandigheden die vooral door de literaire conventie worden bepaald. Deze traditionele plots zijn echter geen doel op zich, maar staan in dienst van het overkoepelende kader. Feitelijk worden de traditionele plots en de universele typetjes ontmaskerd en geïroniseerd. Ze vormen niet, zoals in de traditionele kaderverhalen, de kern van het boek. Bovendien wordt het kaderverhaal over Alfons van Worden zelf bevolkt door personages die geen universele menselijke types, maar concrete menselijke individuen vertegenwoordigen. In de geschiedenis van de literatuur kom je maar zelden een boek tegen dat tegelijkertijd zo spannend, meeslepend en veelkleurig is. Vergeet de Vertellingen van duizend-en-één nacht en al die andere kaderverhalen. Lees dit boek.

Mansucript gevonden te Zaragoza is op uiterst geslaagde wijze verfilmd door de Poolse regisseur Wojiciech Has, helaas is deze film nogal moeilijk te verkijgen.

Muziek / Album

Neil Young herhaalt zichzelf

recensie: Neil Young - Prairie Wind

Neil Young heeft grofweg gesproken twee vaatjes waaruit hij kan tappen. Ernerzijds is er de gruizige rockmuziek waarmee hij zich de bijnaam ‘Godfather van de Grunge’ wist te verwerven en onder andere bands als Nirvana en Pearl Jam inspireerde. Aan de andere kant geeft hij zich soms over aan het countrysentiment om de ‘old days’ te bezingen. Op zijn beste platen, zoals Harvest, After the gold rush en Zuma zijn beide elementen op vernuftige wijze vermengd. De laatste jaren slaat de balans echter steeds vaker door naar de intieme countrymuziek. Ook zijn nieuwste plaat zet die trend voort: op Prairie wind overheerst het cowboygevoel weer.

~

Naar verluidt moet Prairie wind het derde deel zijn in een trilogie met Harvest en Harvest moon, maar het doet mij veel meer denken aan het prachtige kale en akoestische Silver and Gold. Helaas heeft het alleen niet hetzelfde niveau. Nog meer dan voorheen lijkt Prairie wind doortrokken van een nostalgisch verlangen naar de oude uitgestrekte landschappen van Youngs jeugd in Canada en de simpele plattelandseenvoud waarmee hij is opgegroeid.

Nostalgie

Deze nostalgie lijkt samen te hangen met het besef van sterfelijkheid dat Young getroffen moet hebben toen tijdens het opnameproces van Prairie wind bleek dat hij een hersenaneurisma (een verwijding van een hersenslagader) had. Na een operatie herstelde hij echter voorspoedig en maakte hij de plaat af. Youngs steeds ijler wordende vocalen, die elk moment de suggestie wekken dat voor eeuwig de lucht uit zijn longen zal worden geknepen, passen uitstekend bij dit gevoel van eindigheid. Ook de dood van zijn vader, aan wie het album is opgedragen, speelt een belangrijke rol. Die lijkt symbool te staan voor de vergankelijkheid. Een paar keer weet Young dat treffend te verwoorden, zoals in het titelnummer, waarin de toekomst als een opzichtig glinsterende auto de garage van onze herinnering overheerst:

You can see into the future but it may be a mirage
Like a new car sittin’ there in your old garage

Op herhaling

Op Prairie wind is in ieder een geval een oudere en wat somberder man aan het woord. “A lot of people just live in the present tense”, zei Young in een interview naar aanleiding van het nieuwe album. Met deze plaat wil hij de luisteraar dus terug het verleden in slepen. En dat lukt, maar niet door de af en toe geïnspireerde nummers. Nee, naarmate de cd vordert wordt je je er steeds bewuster van dat Young zichzelf aan het herhalen is. De akkoordenschema’s klinken jammerlijk bekend, hoewel elke keer als je de tekst wil inzetten er dan toch een ander rijmpje op muziek blijkt te zijn gezet.

Hoewel hij in een nummer als It’s a dream toch wel een schitterend nostalgisch beeld weet neer te zetten, zijn veel nummers tamelijk zinloos, omdat ze geen enkele melodieuze uitdaging bevatten noch iets te melden hebben dat niet in drie woorden kan worden samengevat. Neem This old guitar, waarin Young een ode brengt aan zijn oude zessnarige vriend en He was the King, een hommage aan Elvis. Daarnaast gunt Young ons ook nog wat commentaar op de present tense zoals in When God made me, waar hij indirect kritiek geeft op de intolerante christelijke zendingsdrang van de regering-Bush, maar echt overtuigen doet het niet. Volgens mij wordt het tijd om zijn oude rock-kameraden Crazy Horse weer eens te bellen.