Theater / Voorstelling

Liefde als symbool van de macht

recensie: De Nationale Opera - Lessons in Love and Violence

Liefde en geweld zijn in Lessons in Love and Violence van De Nationale Opera abstracte filosofische concepten die meer het hoofd dan het hart aanspreken. De muziek van George Benjamin kruipt echter onder de huid.

De verwachtingen zijn hooggespannen: het artistieke team dat in 2012 Written on Skin bracht, unaniem bestempeld als hoogtepunt van het hedendaagse operarepertoire, komt bijeen voor een nieuwe productie. Niet alleen componist George Benjamin en librettist Martin Crimp bundelen opnieuw de krachten, ook regisseur Katie Mitchell, vermaard zangeres Barbara Hannigan en vele andere eerder betrokkenen zijn weer van de partij. De vrucht van hun nieuwe samenwerking heet Lessons in Love and Violence. Anders dan de titel doet vermoeden is het geen expliciet moralistisch stuk, maar een bezinning op politiek handelen in tijden van crisis.

Kunst als escapisme

De Koning (Stéphane Degout) houdt van de schone dingen des levens: kunst, liefde en zijn minnaar Gaveston (Gyula Orendt). Dit tot ongenoegen van zijn vrouw Isabel (Barbara Hannigan), die zich onder invloed van Mortimer (Peter Hoare), de koninklijke adviseur en op zijn beurt weer minnaar van de koningin, tegen de Koning keert. De honger van het volk wringt immers met de dure smaak van het koninklijk huis. Isabel en Mortimer laten Gaveston verdwijnen en ontvoeren de prins (Samuel Boden) en voeden hem op naar Mortimers kille en machiavellistische idealen, in plaats van de zachte politiek van zijn vader.

Het libretto van Crimp is geïnspireerd op een zestiende-eeuws koningsdrama met de welluidende titel The Troublesome Reign and Lamentable Death of Edward the Second, King of England, with the Tragical Fall of Proud Mortimer van Shakespeares tijdgenoot Christopher Marlowe. Crimp mijdt echter de naam Edward en Katie Mitchell plaatst het verhaal over de Middeleeuwse koning in een niet nader gespecificeerd hier en nu. De zeven scènes vinden allemaal plaats in dezelfde paleiszaal met aquarium, kunstschatten en luxe snuisterijen, maar elke keer staan de meubels weer tegen een andere muur. Ook gaat het geheel er steeds armoediger uitzien: de kasten raken leegt, de schilderijen worden van de muren gehaald. Het paleis wordt van een levend museum tot een verstikkend politiek slagveld waar geen uitweg uit mogelijk lijkt.

Vreemde aanraking

De componist dirigeert zelf zijn muziek en dat werkt geweldig: het Radio Filharmonisch Orkest klinkt als een organisch, onberekenbaar wezen uit de diepte. Benjamins compositie bestaat vaak uit trage, sluimerende noten die onder de huid gaan zitten. De oosters aandoende intervallen en het gebruik van uitheems slagwerk geven de muziek nog meer onderhuidse broeierigheid mee. Hannigan steekt bijna vanzelfsprekend met kop en schouders boven de andere – overigens ook fantastische – solisten uit. Ze grijpt met haar gecontroleerde dynamiek de macht over het klankveld, alsof het orkest enkel speelt om haar te behagen.

Benjamin en Crimp zinspelen op actuele spanningen tussen de elite en het populisme, tussen idealisme en pragmatisme, tussen ingrijpen en laissez-fairepolitiek, maar dienen geen pasklaar antwoord op. De kunstminnende koning is geen held, hij is decadent en spilziek. Mortimer is een berekenende bloeddorsteling, maar heeft geen ongelijk als hij zegt dat de exquise kunstsmaak van de koning het volk in armoede laat. Door die gelaagdheid wordt het libretto echter ook wat cerebraal. De muziek zorgt voor het gevoel, al is het niet zozeer emotie, maar iets dat dieper aan de oppervlakte ligt. Benjamins klanken zijn als aanrakingen die weliswaar zacht, maar niet teder of behaaglijk zijn, alsof je gestreeld wordt door een onbekende, wiens intenties duister blijven.

Theater / Reportage
special: Oerol 2018 deel 2

De verbinding

Het jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen, dat jaarlijks populairder lijkt te worden. Tien dagen lang verwelkomt Terschelling tienduizenden toeschouwers voor (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Dit vijfde jaar op rij zag ik wederom bijzondere voorstellingen, maar miste ik de ‘sense of place’ die ik voorgaande jaren zo sterk heb ervaren. De wisselwerking tussen de omgeving en de voorstellingen, maakte voor mij eerdere edities van het festival zo waardevol. Het grote aanbod dwingt daarbij om keuzes te maken bij de samenstelling van je persoonlijke programma, waardoor ik een beperkt beeld heb kunnen vormen van deze gehele editie. In twee delen, het ware en de verbinding, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.

Johannes Bellinkx – Reverse

Achteruit lopend door West-Terschelling, achtereenvolgens met uitzicht over de Noordsvaarder, de duinen, het dorp en het zeeaquarium, neem ik de wereld geheel anders waar. Ik word gedwongen om achteruit te kijken in plaats van vooruit, waardoor de omgeving van mij weg gaat in plaats van tegemoet komt. Met mijn voeten als verkenners verplaats ik me stapje voor stapje langs de route, die als een witte lijn door het landschap loopt en mij leidt. Al mijn zintuigen staan wijdopen om eventuele hindernissen te ontwaren, die zich achter mijn blikveld bevinden. Toch kan ik de neiging niet onderdrukken om mijn hoofd enkele keren even te draaien om te zien wat er zich op mijn pad gaat bevinden.

Met het opzetten van een koptelefoon kijk ik anders om me heen, doordat ik gestuurd wordt via mijn gehoor. Geregeld vraag ik me af wat er uit mijn koptelefoon komt en wat uit mijn omgeving, vaag gehuil in de verte klinkt wat later helder door. Ik vang flarden van keukentafelgesprekken op en mag ongegeneerd door de ruiten gluren. Huizen waarin niemand thuis lijkt te zijn. Langs een geparkeerde vrachtwagen, waar een kar met verse vracht even met me meerijdt. Veel lijkt geënsceneerd in het straatbeeld, maar is het niet. Of toch? Op mijn route word ik een keer gefotografeerd aan het begin en gefilmd aan het einde. Ben ikzelf even een bezienswaardigheid in plaats van het straatbeeld, maar voel ik me tegelijkertijd beschermd door mijn koptelefoon.

Hoe langer ik loop, hoe makkelijker het gaat en gaandeweg vergeet ik zelfs even dat ik achterwaarts wandel. Ik vertraag door meer om me heen te kijken, naar mijn omgeving die als referentiepunt dient. Een wondere onderzeewereld treed ik binnen, met steeds weer een verrassing in de opvolgende aquaria doordat ik niet kan zien waar ik heen ga. Tot slot ga ik een gang binnen die ik niet aan had zien komen. Zo komt ook de laatste fase onverwacht, eindigend in totale desoriëntatie.

Collectief Walden e.a. – HET VERBAND VAN ALLES MET ALLES

De verbinding van Terschelling met het vaste land, via een elektriciteitsverbinding, is er nog maar relatief kort. Hiervoor dienden twee dieselgeneratoren het gehele eiland. Via één van de twee wordt de toeschouwer de wondere wereld van Walden ingeleid, die je in deze nieuwe samenstelling (hun eigen interpretatie van een voorstelling) van alles over warmte leren. Vertrekkend vanuit één thema, ditmaal veel concreter dan in hun eerdere voorstelling Windstilleven. Vol overtuiging tonen de spelers het inzicht dat uit hun onderzoek naar warmte voortkwam, waarin de filosoof Henry Thoreau wederom een grote rol speelt, namelijk dat alles hiermee begint en eindigt. Een verteller, twee muzikanten en twee spelers in een modieus boswachters kostuum, nemen je mee op hun reis naar het begin van het begin. Vertrokken wordt vanuit een gloeiendheet punt van waaruit alles is ontstaan. ‘De dag zonder gisteren’ wordt inzichtelijk gemaakt via een lichamelijke metafoor voor het oeratoom, waarna ruimte en tijd ontstonden. ‘Alsof iemand heel langzaam zijn armen opende’, beschrijft heel begrijpelijk het uitdijen van het heelal.

Anders naar de wereld kijken is kenmerkend voor de werkwijze van Walden, waarbij benzine terug te leiden is tot fossiele plantenresten en zo de grootste natuurlijke energievorm is. Alle vormen komen voort uit de zon, waarbij warmte weer centraal staat. Een warmte-experiment met het publiek, dat zich weerspiegeld ziet in een grote spiegelende bal, is gedoemd te mislukken omdat warmte zich niet eenvoudig laat transporteren. Verspilling van energie wordt in de groep gegooid met de vraag hoeveel een mens nodig heeft, omdat we vandaag de dag over een veelvoud van het benodigde kunnen beschikken. Het wezen van het leven wordt gezocht en gevonden in vier levensbehoeftes, namelijk voedsel, kleding, beschutting en brandstof, die allen weer verbonden zijn met warmte.

Hoe alles verband heeft met alles, wijst een korte geschiedenisles uit over het ontstaan van de bossen op Terschelling. Beginnend bij bomen uit Corsica en eindigend bij de Google-server in Eemshaven, wordt via energie de verbinding met de gehele wereld gelegd. Waarbij in ruim 100 jaar onze opvatting van de natuur met bijbehorend wereldbeeld een aantal keren drastisch gedraaid is. Wederom bieden de kaders van de vier levensbehoeftes inzicht, om hiermee in te zoomen op de concrete veranderingen. Dit mond uit in een machteloze, wanhopige woede over de huidige wereldellende die als te groot wordt ervaren om op te lossen. Een verlangen om uit het verband gezet te willen worden welt op, gevoed door Thoreau die zich in een hutje terugtrok. Op de achtergrond opent het opgetrokken bouwwerk zich verder en wordt van een schuilkelder een kantoorruimte, met vloerbedekking en een systeemplafond voorzien van tl-licht. Tegelijkertijd wordt de machteloosheid omgebogen naar invloed die je onvermijdelijk uitoefent enkel door te bestaan. Een pleidooi van de verteller voor meer verbondenheid, in de vormen van aandacht, liefde, ruimte en warmte, eindigt in een scherp contrast met het dagelijkse kantoorleven waaruit veel bezoekers van Oerol even ontsnapt zijn. Maar ook Thoreau keerde weer terug naar de stad. Gevoed door de warme, inspirerende samenstelling van dit bijzondere collectief kan de toeschouwer zich gaan verbinden met hun gedachten, die van zichzelf en de andere bezoekers.

Het Houten Huis / De Noorderlingen – Valavond

 Als de avond invalt tussen de sparren, start de voorstelling met een collectief ‘sjjjjjjt’. In de verte dreunen de bassen van een andere voorstelling nog door, tot je aandacht verlegd wordt naar het toneel vlak voor je doordat het kunstlicht aan gaat. Angst voor de duisternis die dreigt te vallen wordt poëtisch verbeeld met spookschaduwen. Dolende mensen in het bos lijken in hun gedateerde kostuums schimmen uit het verleden te vormen. Een korte, terugkerende rave-beweging in hedendaagse sportkledij vermengt het toen met het nu.

Overal in het bos is beweging waar te nemen, afkomstig van een grote groep spelers. Een dragqueen in zilverkleurige glitterjurk steelt de show als een schitterende maan. Er wordt gevochten tegen de slaap die zich aandient als een gewelddadige geluidsgolf. Een operazangers mengt zich als buitenstaander in de groep, waarna er muziek wordt gebaard plus een kind. Na een transformatie in monsterlijke klanken wordt het kind weer losgelaten, in deze onlogische opvolging van fragmenten wordt een droomtoestand nagebootst. Als slaapwandelende zombies komen er spelers uit het bos tevoorschijn, onduidelijk in welke bewustzijnstoestand zij zich bevinden. Constant wordt gespeeld met de grens tussen waken en slapen, in een wereld waarin slapen slechts beperkt toegestaan is onder specifieke voorwaarden. Gevolg is overmatig medicijngebruik, voor elke kwaal is er een oplossing en voor welke bijwerking een ander geneesmiddel.

Een abstracte ‘keuze’ keert steeds weer terug in Valavond, die soms te moralistisch voelt en je uit de dromerige trip haalt van deze associatieve theaterreis. Het aanwijzen van een zondebok bijvoorbeeld, enerzijds een logisch element in een nachtmerrie maar anderzijds verstoren deze handelingen de eerder gecreëerde mystieke sfeer. Prachtig wordt het bos belicht en dwalen mysterieuze lichteffecten rond die de muziek versterken. Een bijzonder samengesteld snaarinstrument brengt buitenaardse klanken. Soms utopisch, dan weer dystopisch. Dit versterkt het droomgevoel, waarin het ene plotsklaps op het andere kan volgen. Met een alternatief scheppingsverhaal aan het einde, waarin over het ontstaan van de wakkere staat verhaald wordt, valt de gehele voorstelling op zijn plek. Na bijna 2,5 uur wel wat laat. Maar de muzikant en speler Martin Franke, die als schepper het licht tot slot weer uitdoet, maakt veel goed.

Tomoko Mukaiyama – GAKA

Aan het einde van Oost-Terschelling, met zicht op de weide, daarachter de Waddenzee en in de verte contouren van het vaste land, speelt deze Japanse performance. Rechts een verlaten speeltuin, voor een kampeerboerderij, links gras zover je kijken kunt. Omrand door enerzijds bos en anderzijds zee, tot deze verdwijnt achter het land. Tikkende geluiden komen op uit het gras. Even is alleen de natuur in beeld, daarna volgt pas de mens in de gedaantes van acht spelers. Fluiten klinken als mondharmonica’s, associaties voorbrengend van verkeersgeluiden in een drukke stad met loeiende sirenes.

Witte broeken dansen in de wind, een hypnotiserende herhaling van bevreemdende klanken die onderling en met het publiek lijken te communiceren. In verschillende choreografieën houden de klanken in variaties stand. Elkaar steeds sneller opvolgend, tot een korte stilte volgt waar al snel gongslagen doorheen galmen. Even is er stilstand, enkel de wapperende stof beweegt nog. In de bewegingen die volgen wordt klassieker ballet met modernere dans gecombineerd, Japanse vechttechnieken en eerbiedige gebaren vormen een geheel.

Een volgende stilte wordt doorbroken door het geruis van de harde wind, het hierna klinkende belgerinkel gaat bijna op in het geraas. Helaas zijn de gespannen witte doeken, prachtig opbollend door de wind als een golvende zee, niet bestand tegen dit hevige geweld. Als de vrouwelijke spelers verdwijnen in de natuur, waaruit zij ook voortkwamen, is het publiek in de veronderstelling dat de voorstelling afgelopen is en begint het applaus. Dit verstomt snel als de mannelijke speler zijn weg vervolgt. Helaas is het geduld van een aantal toeschouwers dusdanig op de proef gesteld door het zeer trage tempo van deze rituele voorstelling, dat zij ofwel weglopen of op de tribune beginnen te praten. Tot slot gaat ook de laatste speler op in de zee, waarna een lauw tweede applaus volgt, maar niet meer onthaald wordt.

Silbersee / Gouden Haas / Slagwerk Den Haag – Aardappelvreters: Deel II in de oer-opera trilogie

 Als opgefokt vee wordt het publiek voorafgaand aan de voorstelling door een tunnel langs de koeienstallen naar het weideterrein geleidt. Met de lucht van paardendekens in mijn neus en de wind door mijn haren kijk ik vanaf de tribune uit over een boerenerf op de voorgrond, waar hooibalen als achterwand dienen en waarachter weer een volgende boerderij te zien is. In de eerste scène wordt de overgang van leven naar dood door klankschalen indringend hoorbaar gemaakt. Het harde boerenleven waarin doorgaan het credo is, wordt in de volgende scène invoelbaar gemaakt met de woorden dat ‘het land ook geen tijd heeft om te rouwen’. In de speciaal voor deze voorstelling ontwikkelde boerse oertaal, het bijzondere ‘Bauerlans’ door Jibbe Willems, worden de contrasten tussen ‘de stad’ en ‘het platteland’ sterk uitvergroot. Grappig wordt de draak gestoken met verengelsing van de Nederlandse taal, door het vocabulaire van het stadse personage Max (de man van de zus) met Engelse woorden te doorspekken. Af en toe is het lastig om de Bauerlanse woorden te duiden en was een vertaling prettig geweest, maar dit is niet onoverkomelijk doordat de klanken al veel zeggen. De uitdrukkingen van de wit-geschminkte gezichten spreken ook voor zich.

In een indrukwekkende scène wordt een rituele uitvaart verbeeld, waarbij het lichaam teruggeven wordt aan de aarde. Een imposante stoet, met trekker voorop, verplaatst zich door het weidse decor. Tegelijkertijd dient de locatie niet enkel als beeld, maar scherpt deze ook de discussie aan over de regelgeving die de boerenvrijheid in steeds grotere mate beperkt. De onwetendheid van burgers over het boerenbestaan wordt de toeschouwers speels maar raak verweten. Herkenbaar is de tweestrijd die weergegeven wordt tussen stadslandbouw en boerderij-landbouw. Het eerste wordt verdedigd door zwager Max (en het duurzame, biologische en diervriendelijke zal ook veel toeschouwers aanspreken), het tweede door hoofdpersonage Brot voor wie grootschaligheid een voorwaarde is om te kunnen overleven. Tegelijkertijd maken de vele benodigde vergunningen, opgelegde quota en boetes zijn werk niet eenvoudiger. Dat groeien eindig is, blijkt uit de volgende scène waarin een schuldenlast veroorzaakt wordt door een ongezonde bedrijfsvoering. Schuldeisers reppen over investeren, intensiveren, globaliseren, moderniseren en automatiseren, vereisten om voort te kunnen bestaan. Een dramatische, opera-waardige ontknoping aan het einde toont vervolgens de onbreekbare familieband en de roeping van het platteland. Het boerenleven galmt nog lang na.

Theater / Voorstelling

Over de vitale en soms fatale liefde

recensie: Het Nationale Theater / Toneelgroep Oostpool - Ondine

Ondine, de feestelijke zomerproductie van Het Nationale Theater in samenwerking met Toneelgroep Oostpool, ziet er prachtig uit en spettert letterlijk het theater uit, maar stroomt qua inhoud een stuk minder vloeiend. Na een langdradig begin komt er gelukkig een flitsend en erg geestig middengedeelte. Het laatste bedrijf is dan weer, op een paar grappige momenten na, nogal vlak maar het einde van het stuk is bloedmooi en erg ontroerend.

Het toneelstuk Ondine van Jean Giraudoux gaat over de waternimf Ondine die verliefd wordt op een mens – Ridder Hans, een leuke Joris Smit – met hem meegaat naar het hof maar het uiteindelijk niet redt in de mensenwereld. Ze is te puur en te eerlijk én ze is geen mens.

Orkestbak vol water

Ondine is de eerste grote zaal productie van Jeroen De Man. Hij heeft voor dit stuk werkelijk alles uit de kast getrokken qua aankleding en vormgeving. De orkestbak van de Koninklijke Schouwburg is gevuld met water, er zijn schitterende achterdoeken, een storm woedt, er is een majestueus paleis en de normaal zo plechtige voorgevel van de schouwburg is getransformeerd tot een terras met allerlei trappen, doorkijkjes en intieme zitjes.

Qua inhoud is de voorstelling een stuk minder indrukwekkend. Het is nauwelijks te geloven als je te maken hebt met acteurs als Jaap Spijkers en Sylvia Poorta, maar het begin is houterig en saai. Dat komt  vooral door de van clichés en flauwe grappen bol staande tekst. Dat Ridder Hans een makkelijk beïnvloedbare ijdeltuit is en Ondine wel heel erg naïef helpt ook niet. Maar gelukkig komt Mark Rietman, in een glinsterend schubbenkostuum, uit het water kruipen om de voorstelling te redden. Hij is Ondines gemene oom, de Koning der Watergeesten.

Het tweede bedrijf is totaal over de top en buitengewoon leuk. We zijn aan het hof, de kostuums inclusief overdadige pruiken zijn schitterend, het barst van de gemeneriken en er zijn veel grappen, soms alleen leuk voor theaterinsiders, maar meestal voor iedereen te vatten en erg geestig. Ook nu heeft Rietman een fijne rol: hij doet zich voor als illusionist met als doel de liefde tussen Hans en Ondine te torpederen.

Sprookje

Evgenia Brendes heeft het perfecte gezicht om een waternimf te spelen. Haar Ondine is kinderlijk, gaat haar eigen gang en is af en toe behoorlijk irritant. (Mij doet ze een beetje denken aan Saga uit The Bridge, zij het jonger en veel vrolijker.) Gedurende de loop van het stuk verandert haar houding, ze groeit als het ware op. Ze past zich niet aan, ze blijft haar eigen weg gaan, maar ze zoekt manieren om te redden wat er te redden valt. Haar grote moment komt aan het einde als ze laat zien hoe diep haar liefde voor Hans is en hoe ze zich zonder meer op wil offeren om hem te redden. Op dat moment kun je niet anders dan van haar houden.

Ondine is soms een feest om mee te maken, soms een bezoeking maar met drie uur absoluut minstens drie kwartier te lang. Geweldig dat De Man zoveel lef en fantasie heeft, maar voor de genietbaarheid van het stuk zou het hebben geholpen als hij wat darlings had gekilld, zoals het bijna een verplichting lijkende item over de plastic troep in onze oceanen dat in de hier gevonden vorm geen enkele impact heeft, integendeel. En wat meer diepgang zou ook fijn zijn geweest. After all, het gaat hier om een sprookje, het soort verhaal dat door psychoanalytici wordt gebruikt om hun cliënten het een en ander bij te brengen.

Desalniettemin maakt het ontroerende zeer sprookjesachtige einde heel veel goed.

Theater / Reportage
special: Oerol 2018 deel 1

Het ware

Het jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen, dat jaarlijks populairder lijkt te worden. Tien dagen lang verwelkomt Terschelling tienduizenden toeschouwers voor (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Dit vijfde jaar op rij zag ik wederom bijzondere voorstellingen, maar miste ik de ‘sense of place’ die ik voorgaande jaren zo sterk heb ervaren. De wisselwerking tussen de omgeving en de voorstellingen, maakte voor mij eerdere edities van het festival zo waardevol. Het grote aanbod dwingt daarbij om keuzes te maken bij de samenstelling van je persoonlijke programma, waardoor ik een beperkt beeld heb kunnen vormen van deze gehele editie. In twee delen, het ware en de verbinding, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.

YoungGangsters – DisasterLicious

In een oer-Hollands decor, zo knallend van kleuren dat ik me even in de Efteling waan, neemt het publiek plaats als ramptoeristen. Maar niet voordat er eerst gezamenlijk opgewarmd is: enkele oefeningen in overleven vormen een voorbereiding op de flauwheid die komen gaat. Toeschouwend vanaf de tribune voltrekt zich een rampenplan in de pittoreske setting van een vissersplaats met dijk, molen en heel veel water. Er is tweedimensionaal water, dat als afscheiding dient van de arena waarin het spektakel zich plaatsvindt, en driedimensionaal dat door de lucht vliegt richting publiek. In afwisselend Engels en Nederlands met een vet Amerikaans accent, wordt de Hollandse cultuur met musical-elementen, volksliederen en veel slapstick op de hak genomen. Mijn smaak is het niet, maar van mijn buurvrouw hoor ik dat ze al jaren terugkomt voor dit spektakeltheater dat volgens haar ‘heel speciaal’ is. Dit belevingstheater steekt naar mijn idee weer de draak met theater dat steeds meer een ‘beleving’ moet worden om publiek te trekken, zoals ‘ervaringstheater’.

Tussen al het komische door, wordt de kern waarop onze samenleving letterlijk is gebouwd geraakt: ‘God created the world, we created the Netherlands.’ In een land waarin alles maakbaar lijkt te zijn, is de vraag wie verantwoordelijk is voor het onderhoud van het gemaakte. Met een herhaaldelijk scanderen van ‘it’s up to you’, met bijpassende beweging, is het uiteindelijk aan de burgers om de gaten te dichten. De vluchtende burgemeester, al wegrennende nog wat roepend over onderzoeken en stenen die naar boven gehaald worden, verbeeldt de overheid die het af laat weten op dit gebied. Allerhande korte termijnproblemen vragen aandacht, waardoor de rest op de lange baan geschoven wordt en er geen ruimte meer is voor investering in de dijken. In een groots gevecht met het doorbrekende water is het aan Hansje Brinker om zijn lijf te offeren aan de dijk. Maar na het vele bloed en zweet zijn de gangsters nog niet klaar. Bij de dood van Hansjes geheime liefde, want ‘de zee geeft en neemt’, komen de krokodillentranen. De ware vraag die Lotte Bos en Annechien de Vocht oproepen over individuele of collectieve verantwoordelijkheid, wordt door drie publieke helden die plaatsnemen op het toneel aan het einde beantwoord.

Nineties Productions / Touki Delphine – Billy the Kid: a post-truth concert in court

Met het uiten van het dwingende ‘rise’, wordt het publiek van Billy the Kid uitgenodigd door de rechter om als jury plaats te nemen op de tribune en van daaruit te oordelen over zijn leven.

Vanaf de dag dat hij wordt vermoord, 14 juli 1881, wordt zijn verhaal verteld door musicerende spelers en spelende musici. Een verteller laat met gedetailleerde beschrijvingen van delen uit Billy’s leven een film afspelen in je verbeelding. Tegelijkertijd worden deze door de anderen voorzien van een meeslepende soundtrack. Ingenieus gevormde klanken, zoals kletterende paardenhoeven en knerpende voetstappen nemen je mee naar de cruciale momenten voor, tijdens en na Billy’s dood. Krachtige country laat de Amerikaanse vrijheid klinken die zo hard bevochten is en nog steeds wordt. Een grappig intermezzo van twee voormalig bende-leden, vertaald als ‘bla bla bla’ in de boventiteling, zorgt voor de benodigde lucht die dit andere perspectief op Billy brengt. De moord vanuit de kogel gezien, met als bestemming Billy, is een verrassende invalshoek en de snelle afwisseling van vertelperspectieven houden het spannend. Heerlijk aanstekelijk is Sallie, naar eigen zeggen Billy’s eerste liefde, die als r&b zangeres met veel bling bling haar geliefde eert.

Gespeeld wordt met echt en onecht, met het spelen van het spel dat theater is. Het script moet het ontgelden, in een meta-theatrale tekststrijd. Vlak voordat ik afhaak komt er weer een lekker nummer, wederom met teksten die tot overdenken stemmen. Snel wordt er geschakeld tussen toen en nu, met een humoristische beschrijving land ik in 2018 op Terschelling, kijkend naar hetgeen er nu op de vloer gebeurt. Gestuurd word ik door de betoverende stem van de verteller, die met zijn tekst het theater even onttovert. En de onwetendheid van het publiek aankaart, want waarom zijn wij Billy the Kid als een belangwekkend figuur gaan zien?

Een absurd gesprek tussen een hooibaal en het paard van Billy, vertelt een groter verhaal over het vertellen van verhalen en de waarde die er (al dan niet) aan toegekend wordt. Weer staat het ware tegenover het onware en worden de uiteenlopende kanten van Billy’s menszijn op verschillende manieren belicht. Broodnodig binnen de discussies over alternatieve feiten. De performers verhouden zich elk op eigen wijze tot de Amerikaanse landverovering, van culturele invloed die overgaat in culturele toe-eigening binnen de eigen kledingkast tot aan het rustige dagelijkse Amerikaanse leven tegenover de hevige krantenkoppen.

Dat de cowboyhoed van de rechter witte veren draagt en al vanaf de start de rivaliserende partijen in zijn hoofddeksel verenigde, concludeer ik pas na afloop van deze gelaagde meeslepende rechtszaak. In bijna 80 minuten is de tijd voorbij gevlogen en hebben de verschillende waarheden die ten tonele zijn gebracht, mij in hun greep gehouden. Wie of wat Billy the Kid was, is aan de toeschouwer die in het donker achterblijft.

Veenfabriek / La Compagnie du Tire-Laine – Pinokkio

Grenzend aan het bos en de duinen is een mediterraan zanderig dorpsplein gecreëerd, met parasols en slim gespannen zonne-/regenschermen boven de tribunes. De muzikanten van het Franse muziekensemble zorgen voor een feestelijke, uitbundige sfeer en blijven het verhaal gedurende de gehele voorstelling ondersteunen en onderbreken. Pinokkio danst, springt en zwiert terwijl het publiek plaatsneemt, tot hij op is en in een boot gaat slapen. Deze bevindt zich midden in een ballenbak, bestaande uit grote en kleine ballen.

Deze eigen versie van de Veenfabriek start klassiek vanuit het personage Gepetto, maar al snel wordt Pinokkio’s lotsbestemming bevraagd in gevatte, lekker klinkende en regelmatig rijmende teksten. Draaiend rondom het ware en de waarheid die Pinokkio zal gaan verkondigen om een echte jongen te worden. Zijn helper Japie is getransformeerd naar mevrouw Krekel van Bureau Jeugdzorg. Alcoholgebruik, kindermisbruik, kleur en afkomst worden terloops humoristisch aangestipt maar vervliegen snel in de opvolgende woordenstromen. Terwijl de vertelling aan het begin in traag, mediterraan tempo door de hoofdstukken heen leidt. Door de opeenvolging van grote thema’s als beïnvloeding, rechtvaardigheid, vertrouwen en waarheid zijn de verhaallijnen soms lastig te volgen. Hoogtepunt in traagheid is de monoloog van (uils)kuiken, waarin zij op karikaturale wijze tot de anti-climax komt dat je takken beter in een boom kunt laten hangen. Tot in het absurde wordt dit uitgereikt, tenslotte gaat de tak praten en wil deze Pinokkio spreken.

Even later is Pinokkio geketend en wordt hij in het keurslijf van een robotachtig skelet gedwongen, als een beugel waarmee hij volwassen dient te worden. Een vierstemmig lied over opgroeien, verpakt in een carnavalskraker, brengt een ironische lamlendigheid in het spel bij de grote levensvragen over het waarom en waartoe. Eindigend in een poetry slam over het leven van de toeschouwers en Pinokkio. Na de antwoorden komen de vragen, worden luchtbellen geblazen en ijsjes als zoethoudertjes uitgedeeld. Dan worden de toeschouwers de vloer opgetrokken door de spelers, om samen te dansen als op een dorpsfestijn. Alle houten klazen zijn verzameld.

De Utvalgte – The Ship – vol.4

Na buitenlocaties in Frankrijk, Noorwegen en Groenland is de Noorse theatergroep in een Nederlandse duinpan geland. Een gravende langharige man, type Viking, vormt minutenlang het beginbeeld. Tot hij onderbroken wordt door één van zijn medespelers, die een relaas afsteekt over een vulkaan die deels onder Terschelling zou liggen. Hier wordt een apocalyptisch verhaal gestart dat begint (en eindigt) met lava. Hij interacteert als een ware mc met zijn tegenspeler en het publiek. Maar hoe hij zijn best ook doet, geloven doe ik hem niet. De gasboringen worden kort even aangestipt, omdat deze als oorzaak worden gezien van de toekomstige vulkaanuitbarsting. Heel even ga ik mee in zijn idee over de stupiditeit van boren aan de rand van een tektonische plaat, maar in het geharrewar van de rest van de voorstelling vergeet ik dit al snel.

Vage personages trachten een te grote scope aan menselijke wezenlijkheid te vangen, waardoor de flarden die zij weergeven opgaan in de prachtige avondhemel boven de zee. Aan het begin verkondigde de mc nog dat hij dacht dat het een avond om nooit te vergeten werd en zich vereerd voelde om op zo’n mooie locatie te spelen. De locatie beklijft inderdaad, maar zelfs deze kan de mensheid vanavond niet redden. Ik voel me als toeschouwer verloren tussen de vijf personages die mij niet kunnen overtuigen. De drone die even mee komt spelen is een leuke gimmick, de geit die het toneel op wordt gedwongen, had beter met rust gelaten kunnen worden. De indrukwekkende live muziek (afkomstig van slechts één gitaar) en bijzonder tastbare visuals op het duinzand vallen helaas weg in het chaotische geheel.

Bambie / Eef van Breen Group – Bambie is Back!

Bambie leidt je het Hoornse bos in, naar een open plek waar een huiselijk decor is gevormd. Hierin  wordt de toon aan het begin meteen gezet in een slaapkamer met scheef romantisch vergezicht, dat direct recht gehangen wordt. Even later loopt een speler het bos in, om daarna met de deur in huis te vallen. Een tweede, derde, vierde, vijfde en zesde volgen, tot er in een kring achter elkaar aan gelopen wordt en de spelers uiteindelijk weer samen komen. Gedurende de voorstelling wordt er voortdurend uit elkaar bewogen en toenadering gezocht, veelal uitmondend in anticlimaxen. Een mooie verbeelding van het menselijke leven, op humoristische wijze heel herkenbaar gebracht.

Vol verrassingen houdt Bambie je scherp, van een schaatsbeweging in een mini pas de deux tot aan het vallen van een tak uit een nabije boom. Samen maken de spelers theater van korte toneelstukjes met ironische verwijzingen die de vierde wand doorbreken, zoals ‘ik ben dood, ja’. Ook de voorbereidende handelingen worden benadrukt door deze enorm uit te rekken. Zo duurt het tijden voordat er uiteindelijk samen gemusiceerd kan worden, wat vervolgens weer van korte duur is. De spanning in de handelingen wordt bereikt door de geconcentreerde vertraging vooraf. Ook de aankondiging van een theaterkus via trompetgeschal volgt ditzelfde stramien, net voor de climax wordt deze onderbroken door ademtekort en een rood aangelopen hoofd. De snelle opeenvolging van verschillende scènes blijft boeien, de samenhang wordt behouden door gelijksoortige opbouw.

De relaties tussen beweging en geluid zijn dankzij een zeer strakke timing fenomenaal, net als het spel dat constant gespeeld wordt met de wetten van theater. Constante verwijzingen naar het ‘nu’ duiden op de live-kwaliteit van toneelspel, maar vormen ook een sarcastische verwijzing naar mindfulness. Bijzonder grappig verbeeld in het opzetten van een boompje, één wordend met de natuur op zen-muziek. Soms in vertraging, dan weer in versnelling wordt het ware leven getoond in al zijn absurditeit. Door de magnifieke speelstijl blijft de subtiliteit behouden en blijft het bijna 1,5 uur lang heerlijk om naar te kijken. ‘Het gaat maar door’ verzucht een toeschouwer grinnikend achter me. Bambie is terug met haar ware mime-theater.

Theater / Achtergrond
special: Holland Festival 2018 week 2

Holland Festival: de tweede week

Deze week keek Emilia haar ogen uit bij het gigantisch decor van JR dat te hoog was voor de Westergasfabriek en uit had moeten wijken naar de Centrale Markthallen. Ze liep over de vloer van de Rabozaal tussen de dansers van Arno Schuitemaker. En bij een ode aan sterke vrouwen zat ze onder een hemel van beha’s.

16 juni: FC Bergman – JR

Foto: Kurt Van der Elst

Als het na tweeëneenhalf uur eindelijk pauze is ben ik opgelucht. Is JR zo slecht dan? Nee, maar wel erg vermoeiend. Je ziet, terwijl je tussen andere toeschouwers ingeklemd zit en bijna constant omhoog kijkt, erg veel personages op veel verschillende plekken onduidelijke dingen doen. JR is gebaseerd op het gelijknamige cultboek van William Gaddis. Een elfjarige jongen, JR, blijkt het fantastisch te doen op de beurs. Terwijl hij rijk en machtig wordt, richt hij veel anderen, zowel bedrijven als individuen, te gronde.

FC Bergman heeft een, uitstekend bij het stuk passend, megalomaan decor gebouwd met een veertien meter hoge toren vol met allerlei verschillende ruimtes, waaronder niet de meest voor de hand liggende zoals een museumzaal en een metrocoupé. Er omheen staan vier publiekstribunes, de toeschouwers zien qua plot hetzelfde, maar niet qua beeld. Soms kan je ter plekke volgen wat er gebeurt, vaker zie je dat op een scherm. Geestig is dat je op film iemand papieren uit het raam ziet gooien en ze in het echt aan de zijkant naar beneden ziet fladderen. We zien echter niet alles, vanaf de tribune waar ik zit hebben we zicht op een bioscoopzaal waar Taxi Driver wordt vertoond, de andere drie tribunes zien dat niet, ook niet later op film. Volgens Gaddis is dat de kern van het kapitalisme: niet iedereen op de wereld heeft hetzelfde overzicht. Overigens is noch voor Gaddis noch voor FC Bergman kapitalisme een monster, wel een gegeven waar we om mee moeten leren gaan.

De belangrijkste personages in JR zijn de dolende componist Edward Bast die zich door iedereen, vooral JR, laat misbruiken -prachtig gespeeld door Oscar Van Rompay- en Jack Gibbs, een fantastische Jan Bijvoet. Aanvankelijk is Gibbs een vervelende dronkenlap, maar in feite is hij een gevoelige intelligente schrijver, die er evenmin in slaagt te krijgen wat hij wil.

Ik heb gemengde gevoelens over JR. Het is buitengewoon knap hoe FC Bergman dit stuk heeft gerealiseerd en de acteurs zijn goed tot weergaloos. De gekozen vorm waarbij er live wordt gespeeld en we tegelijkertijd elke gezichts- en lichaamsuitdrukking uitvergroot kunnen zien op film werkt geweldig, zeker bij een acteur met zoveel nuances als Bijvoet. De inhoud van JR is echter minder interessant. Een aantal scènes, vooral na de pauze, zijn soms met behulp van muziek boeiend en meeslepend, maar over het algemeen blijft het verhaal te oppervlakkig en duurt het allemaal erg lang. De momenten met Bast en Gibbs echter, hun worsteling met leven en liefde, zijn prachtig, soms geestig en uiteindelijk ontroerend.

17 juni: Arno Schuitemaker  – The Way You Sound Tonight

Foto: Sanne Peper

Gedurende de inleiding wordt gezegd dat tijdens de dansvoorstelling The Way You Sound Tonight alles mag: we mogen staan, zitten, heen en weer lopen, alles. Het is ónze ervaring. Daarom staat het publiek samen met de dansers op het podium van de Rabozaal, choreograaf Arno Schuitemaker wil dat toeschouwers een andere ervaring krijgen dan gebruikelijk. Maar het publiek denkt er anders over: iedereen gaat meteen op de tribunes zitten die aan weerskanten zijn geplaatst. De enigen die staan zijn mensen die qua zitplaats achter het net visten, een aantal daarvan gaan op de grond zitten. Bewogen wordt er nauwelijks, behalve door de dansers.

Voor Schuitemaker was de zintuigelijke beleving van beweging het vertrekpunt bij zijn eerste werk. Later werden licht en geluid in de verhouding tot het bewegen steeds belangrijker. Voor The Way You Sound Tonight wilde hij ook de ruimte erbij betrekken.

Een danser maakt kleine langzame bewegingen. Ik ga de vloer op en sta hem vanaf een afstandje te bekijken. Het is een speciale ervaring, zeker als hij me een tijdlang aankijkt. Er gebeurt iets, het is een beetje eng zo alleen met hem, maar wel heel bijzonder. Als de belichting verandert ontdek ik dat er nog twee dansers zijn; om dan als enige toeschouwer in het midden van de zaal tussen hen in te staan vind ik te opdringerig, dus ik loop naar de kant. Het is jammer om uit het energieveld van de dansers weg te zijn, de ervaring is nu meer een gewoon toekijken. Later verandert dat als er opnieuw twee dansers bijkomen en de afstand vanzelf vermindert.

De dansers, Schuitemaker noemt ze liever performers, maken steeds dezelfde golvende beweging vanuit rug en buik, de schouders gaan mee, de heupen. Er komen lichte variaties en als de muziek verandert zie je de dans ook veranderen, afhankelijk van het ritme dat ze volgen, wat niet bij iedereen hetzelfde is.

Het is heerlijk daar te staan, ik heb het gevoel dat ik zintuiglijk ervaar wat er met de dansers gebeurt meer dan wanneer ik op mijn stoel in de zaal zit. Het licht verandert steeds en daardoor verander ik een beetje. Ik ontdek dat er live gitaar wordt gespeeld (door Aart Strootman), ik besef dat je als publiek ook onderdeel van de voorstelling bent. Te gek dat Arno Schuitemaker ons de kans geeft dit heel rustig op zo’n mooie plek te mogen ervaren.

20 juni: Nadia Beugré – Legacy

Foto: Dylan Piaser

Een groep vrouwen loopt hard op een manier die ik herken van Afrikaanse filmbeelden, een soort dansend joggen. Het is een gemengde groep: zwart en ook wat wit, allen verschillend in leeftijd en lichaamsvorm. Je een tijdlang op zo’n
manier voortbewegen is behoorlijk vermoeiend en dat is te zien. Een paar van de vrouwen hebben nergens last van, ze maken sprongen of rennen gebogen langs het publiek. Legacy is gemaakt door de uit Ivoorkust afkomstige Nadia Beugré,
het is haar ode aan vrouwen die vechten en vochten voor de rechten, vrijheid en waardigheid van hun volk en van henzelf. Iets waarvoor ze doorzettingsvermogen nodig hadden en risico’s namen.

Tijdens de inleiding is uitgelegd dat het hier om het werk van een zwarte vrouw gaat en dat feminisme voor haar iets anders kan betekenen dan voor blanke vrouwen. En dat het enige decorstuk, een grote berg beha’s, vermoedelijk weinig te maken heeft met de westerse acties in de jaren zestig waarbij vrouwen demonstratief hun beha’s uittrokken en soms verbrandden. Wat de betekenis dan wel is kun je zelf bedenken als halverwege de voorstelling alle beha’s opgehesen worden en als een kleurrijke lichtfilter boven ons komen te hangen en Beugré, gehuld in een jurk van beha’s, een indrukwekkende rituele dans uitvoert. Misschien vertegenwoordigen de beha’s de niet-aanwezige vrouwen? Mogelijk ook is er een nog diepere betekenis die ik vanwege het cultuurverschil niet ken. Aan het eind van de voorstelling worden er op ontroerende wijze trotse verhalen verteld over voormoeders; soms blijkt dat het licht schijnend door de beha’s een bepaald belangrijk gezicht op een naakte rug vormt.

Al kijkend naar de groep rennende vrouwen groeien mijn bewondering en ontroering. Zij hijgen en zweten en moeten ondersteund worden of ondersteunen zelf, maar ze stoppen niet, ze blijven doorgaan. Ze trekken hun kleren uit, ook hun beha’s en blijven rennen, terwijl ze ons aan blijven kijken. Het is prachtig, zij zijn prachtig. De tranen rollen over mijn wangen.

Later volgt er een fascinerend, intiem en rauw dansduet tussen Beugré en een andere danser, Hanna Hedman, beiden nog steeds met ontbloot bovenlijf. Vroeger werden zwarte vrouwen altijd zo getoond, voor hen was dat normaal, voor ons, kolonialen, een bewijs van hun inferioriteit. Het is adembenemend dat Beugré juist deze vorm kiest voor haar stuk. Deze vrouwen zijn niet bezig met slachtofferschap en miskenning, dat staat alleen maar in de weg. Ze gebruiken hun kracht die daar nog meer van groeit. Schitterend.

Kunst / Expo binnenland

De sociale focus van Jan Banning; een wereldfotograaf

recensie: Jan Banning – Retrospectief 1981-2018

Het Fotomuseum in Den Haag wijdt een retrospectief aan de Nederlandse fotograaf Jan Banning (1954). En terecht. Het grote aantal foto’s laat duidelijk de interesse van Banning zien; een enorme sociale betrokkenheid. Hij weet mensen te betrekken bij zijn kunst. Een wereld van mooie plaatjes, maar met een boodschap!

Jan Banning studeerde economische en sociale geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Beide thema’s spelen een grote rol in zijn fotografie. Aan zijn zelfbedachte projecten gaat diepgaand onderzoek vooraf. Zijn werk heeft altijd een sociale focus. De ene keer richt hij zich op sociaal-politieke onderwerpen zoals de macht van de staat, de gevolgen van oorlog, recht en onrecht. Een andere keer spelen sociologie, antropologie en klassenverschillen een rol.

Jan Banning, Shane Fenton (geb. 1961), sheriff van Crockett County, Texas USA, 2007, uit de serie “Bureaucratics”

Bureaucratics

In de periode van 2003 tot 2007 reisde hij naar Bolivia, China, Frankrijk, India, Liberia, Rusland, Jemen en de Verenigde Staten. Daar maakte hij foto’s van ambtenaren in functie; van belastingautoriteiten tot ordehandhavers en van bewindvoerders tot kantoorklerken. Wat de geportretteerden gemeen hebben is dat ze allemaal achter hun bureau zitten. Wat ze niet gemeen hebben is de uitstraling van het kantoor waar ze werken; de inrichting varieert van keurig opgeruimde bureaus tot armoedige krotten met stapels papieren. De lonen variëren van ongeveer 100 euro tot 4.000 euro per maand.

Jan-Banning: Dagombahoofd Kari Naa Noord-Ghana 2016 Uit de serie ‘The Sweating Subject’

The Sweating Subject

The Sweating Subject (2016) is een serie groepsportretten van stamhoofden uit Ghana met hun hofhouding, waaronder Banning zelf. Hij is de eerste die op de foto’s opvalt, omdat hij de opvallende ‘witte’ is. Banning kwam naar Ghana in opdracht van Fotopodium Noorderlicht met als projectthema Society and Social Change in Northern Ghana. De fotoserie The Sweating Subject, die Banning tijdens deze reis op eigen initiatief maakte werd omstreden, doordat de serie volgens de opdrachtgever precies het tegenovergestelde effect veroorzaakte. In plaats van de sociale verandering zonder de invloed van de kolonisator te laten zien, benadrukte deze serie de neokoloniale beeldvorming van Afrika als jachtterrein van de witte man. Het Fotomuseum Den Haag is het eerste museum dat de serie tentoonstelt, samen met de ook nooit vertoonde serie The Green Line (2014) over de al ruim veertig jaar verlaten gedemilitariseerde zone op Cyprus.

Jan Banning, Jos van Arcken (1910-2005), 2003 Uit de serie “Sporen van oorlog; Overlevenden van de Birma- en de Pakanbaroe-spoorweg.

Traces of War

De serie Sporen van de Oorlog (2005) is zeer indrukwekkend. Het zijn grote zwart-wit portretten van ‘getekende’ mannen. De geportretteerde mannen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Japanse bezetter van Nederlands-Indië gedwongen om te werken aan de bouw van de beruchte Birma-spoorweg (1942) in het grensgebied van Thailand en Birma, en aan de Pakanbaroe-spoorweg (1943) op Sumatra. Bij de aanleg stierven tienduizenden mensen door de vreselijke werkomstandigheden. Uitgangspunt voor deze serie is het feit dat de vader en opa van Banning als dwangarbeider aan respectievelijk de Sumatra-spoorlijn en Birma-spoorweg werkten. Hoewel zijn vader in deze serie ook geportretteerd is, maakt hij deel uit van een groter geheel, van een algemene diepere betekenis: de invloed op lange termijn van mishandeling en vernedering op Europese en Aziatische arbeidsslaven.

Jan-Banning: Wainem geb. 1925 Mojogedang, Midden-Java 2010 uit de serie ‘Troostmeisjes’

Comfort Women 2007-2009

De indringende fotoserie van hoogbejaarde Indonesische vrouwen is prachtig, maar ook hartverscheurend. Hun ogen spreken boekdelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden zij als zogenoemde ´troostmeisjes´ door de Japanse bezetter gedwongen tot prostitutie. In teksten naast de foto’s vertellen zij in het kort wat hun is overkomen en hoe dat op invloed geweest is op hun latere leven.

Dit is maar een korte impressie van de hele tentoonstelling, die prachtig is ingericht, met korte informatie, die je de foto’s beter doet begrijpen. Aan bod komen nog de series:
Law & Order (2015), waarin Banning het strafrecht in vier landen uit vier verschillende werelddelen onder de loep neemt, Down and Out in the South (2010) over dak- en thuislozen en Red Utopia (2017) over de spaarzame locaties waar de geest van het communisme nog springlevend is. Een tentoonstelling om niet snel te vergeten!

Garnett-Vrouw of vos - recensie 8WEEKLY
Boeken / Fictie

Trouw of vos?

recensie: David Garnett - Vrouw of vos
Garnett-Vrouw of vos - recensie 8WEEKLY

De hele literaire gemeenschap buitelt over elkaar heen om – in navolging van de deskundigen bij DWDD – uit te dragen hoe geweldig David Garnetts Vrouw of vos wel niet is. Weet deze ‘omgekeerde fabel’ uit 1922, opgediept uit de krochten van de Britse kwaliteitsliteratuur, de hype ook waar te maken?

Niet het dier krijgt in de roman Vrouw of vos een menselijk karakter, maar de mens wordt herschapen in de gedaante van een dier. Dat is de opvallende omkering waaraan Garnett zijn verhaal ophangt. Ook stelt hij bij aanvang dat alle speculaties over het waarheidsgehalte enigszins in de buurt komen van een verklaring, maar dat ‘een bevredigende uitleg tot nu toe nog niet is gevonden’. Oftewel, laat je meenemen in deze geschiedenis, maar blijf vraagtekens zetten bij de werkelijkheid ervan. Zoals de schrijver zelf ook het hele boek door blijft doen.

Het echtpaar Tebrick maakt een wandeling door het Engelse landschap. Na een tijdje kijkt meneer Tebrick achterom en ziet daar opeens een kleine, felrode vos. Op de plek van zijn vrouw. ‘Het dier keek hem smekend aan (…) hij zag direct dat het zijn vrouw was die hem door de ogen van het dier aankeek.’ Een bizarre ontwikkeling waar meneer Tebrick opvallend snel genoegen mee neemt. Na van zijn verbijstering te zijn bekomen, neemt hij ‘zijn vrouw’ in de armen, draagt haar naar huis en probeert vervolgens de omgang zo menselijk mogelijk te houden.

Vos in het gareel

Er volgt een lange periode waarin meneer Tebrick heen en weer geslingerd wordt tussen zijn twijfel over de ontstane situatie en de onvoorwaardelijke liefde voor zijn vrouw. Hij wil de vos zoveel mogelijk in het gareel krijgen, trekt haar mooie kleren aan en probeert haar gewoon aan tafel te laten eten. Na iedere overwinning om het dier te laten handelen en reageren als zijn vrouw, bij iedere glimp van wederzijdse herkenning, is meneer Tebrick in de zevende hemel. Zijn liefde is grenzeloos en hij is gelukkig met zijn vrouw in de gedaante van een vos. Zolang ze maar zijn vrouw is.

Hij was verzot geraakt op elk vosachtige trekje van haar

David Garnett neemt de lezer vol overtuiging mee in deze opmerkelijke situatie, maar is tegelijkertijd de afstandelijke observator die er het zijne van denkt. Over de hartstocht en echtelijke trouw van meneer Tebrick zegt hij: ‘Je kunt hem een dwaas vinden, misschien zelfs een krankzinnige, maar als we goed kijken verdient zijn uitzonderlijke toewijding toch respect. Wat een verschil met mannen die hun vrouwen, als ze krankzinnig worden, in gekkenhuizen opsluiten en zich in buitenechtelijke relaties storten, en velen praten dat dan nog goed ook’.

Jaloezie en overspel

Toch verliest meneer Tebrick langzaam de greep op zijn vrouw/vos. Haar natuurlijke identiteit begint op te spelen, een onhoudbare drang waar de vos steeds vaker aan toe moet geven. Op een dag is ze het huis ontvlucht en vindt meneer Tebrick haar na een wekenlange zoektocht terug; in een vossenburcht met een groep pasgeboren vosjes. Hij heeft nog wat ongemakkelijke gedachten over jaloezie en overspel (‘Kan een dier de eer van een man bezoedelen?’) maar verenigt zich al snel met de situatie. Dag en nacht brengt hij door bij de ingang van de burcht.

Uiteindelijk loopt het verhaal tragisch af en heeft Garnett zijn fantasierijke punt gemaakt: de echtelijke liefde kan nog zo hecht zijn, maar als de vervreemding toeslaat is er geen houden meer aan. Volharding in trouw, nog zo’n deugd die de schrijver graag wil opvoeren, is meneer Tebrick niet vreemd. Daar heeft David Garnett in zijn jonge schrijversjaren ook voldoende over meegekregen: in zijn Bloomsbury Group, de schrijversclub met onder anderen E. M. Forster en Virginia Woolf, waren de liefdesverhoudingen tussen sommige leden zeer ingewikkeld te noemen.

Vrouw of vos is een wat langdradig product van ver doorgevoerde verbeelding, waarin het literaire experiment uit de vroege 20ste eeuw goed zichtbaar is. Een spel van fantasie en werkelijkheid, met de schrijver in de rol van verteller én als wantrouwende toeschouwer. Aardig om te lezen, gezien de hedendaagse kwesties in het domein van de man-vrouwverhoudingen. Maar ook niet meer dan dat.

 

Theater / Voorstelling

De magie van de werkelijkheid

recensie: Kompagnie Kistemaker - Missie Márquez

Theater maken van het vuistdikke boek honderd jaar eenzaamheid van Gabriel Garcia Márquez. Een magisch-realistisch werk dat vier generaties beschrijft waarin het merendeel van de personages José Arcadio Buendia heet. Enkel om het te kunnen lezen houd je als lezer een stamboom bij de hand. Daar theater van maken lijkt gekkenwerk, een onmogelijke missie. Karlijn Kistemaker doet het nu al drie jaar in Missie Márquez.

Karlijn Kistemaker erfde op haar vierde de rechten van het boek Honderd jaar eenzaamheid. Haar oudoom Kees van den Broek vertaalde het boek Honderd jaar eenzaamheid, Ze las het boek pas op haar 23e, na het lezen besloot ze, naar eigen zeggen in een moment van ‘ongekende melancholie’, er theater van te maken. Inmiddels zijn we drie jaar verder en in deel 7, 8 en 9 beland, maar met de jaren wordt Kistemakers missie niet gemakkelijker.

The struggle is real

Meerdere keren loopt Kompagnie Kistemaker de subsidie mis en als slot op de som raakt Kistemaker de royalty’s van het boek kwijt door een nieuwe vertaling. Gelukkig is de kracht van Kistemaker iedere tegenslag naar zich toe te trekken en van de werkelijkheid fictie maken. Zo voelt in Missie Márquez alsof elke speling van het lot een geplande wending is. Elke tegenslag wordt een komisch intermezzo.

Samen met haar vertrouwde kompanen, acteurs Simon Heijmans, Sophie Höppener en bandleider Chris Koopman, duikt ze net als in de eerste delen het boek in en verslindt Kistemaker trouw 54 pagina’s per deel. Voor de delen 7, 8 en 9 wordt ze bijgestaan door een nieuw gezicht: Freek den Hartogh. Hij is een aanwinst voor de groep, een sterk en muzikaal acteur die zelfs bij een valse gitaar nog zuiver weet te zingen.

Kistemaker vertelt poëtisch en creëert een wonderlijke wereld. Het publiek waarvan het merendeel noch het boek noch eerdere delen kent, hangt drie uur geboeid aan haar lippen. Ondanks haar welbespraaktheid behoudt ze een onbevangenheid waarmee ze het publiek inpakt. De delen zijn net als de voorgaande een combinatie van fragmenten uit het boek van Márquez en Kistemakers zoektocht hoe die verhalen op toneel te brengen. Missie Márquez wordt daardoor meer dan een vertaling van het boek: het geeft een komisch inzicht in de mechanismen van de theaterwereld.

Op een groot filmdoek worden beelden van de reis die de Kompagnie in Colombia maakten getoond. De filmbeelden zijn echt, maar voelen in de kleurrijke zelfgecreëerde wereld van Kistemaker juist kunstmatig. Ze bereiken een hoogtepunt als Heijmans in de rol van Cameraman de beelden zelf op de hak neemt: ‘Lange lens! Lange lens! Drone shot!’

Een parodie

Kompagnie Kistemaker parodieert in Missie Márquez de werkelijkheid en zet hem zo naar eigen hand. Zo verschijnt de nieuw vertaler van het boek Marja Aparte (wiens naam verdacht veel lijkt op nieuwe vertaalster Mariolein Sabarte) steeds als schurk met een boel donder en bliksem op het toneel. De sketches zijn op het kluchtige af, in slechte pruiken imiteren de spelers mensen die ze in hun zoektocht ontmoeten. Gelukkig laten ze zichzelf daarbij nooit buiten schot. Het plezier is van de gezichten af te lezen. Bij een idiote sketch met Chris Koopman als boze punker, kunnen de acteurs hun lach niet inhouden. Het publiek evenmin.

In de voorstelling lijken Kistemakers strubbelingen onlosmakelijk verbonden met die van de personages in Márquez’ boek. Kistemaker vereenzelvigd zich met de stugge kolonel Buendia en ook haar andere kompanen beginnen op magisch realistische wijze met andere personages te versmelten. Kistemaker trekt creatieve paralellen tussen haar werkelijkheid en het boek. Ze doen ongeforceerd aan, alsof de zoektocht van de acteurs en Márquez’ personages organisch in elkaar verweven. Vaak zegt Kistemaker vol ongeloof: “Dit is dus echt gebeurd” en in Missie Márquez blijkt de werkelijkheid vaak net zo magisch als de fictie.

Theater / Reportage
special: Holland Festival 2018

Holland Festival: de eerste week

Op het Holland Festival zette Emilia Nova een VR-bril op en ontving een staande ovatie. Devi Smits werd geconfronteerd met de treurigheid van slechte seks en raakte overspoeld met informatie bij End Credits. Jeroen ondervond dat Tolstojs Anna Karenina prima met disco samengaat en Helena van Troje gespeeld kan worden door een man.

9 juni: Compagnie par Terre/Anne Nguyen – KATA

Foto: Homard Payette

Met een virtual reality-bril op sta ik midden in een opwindende 3D film tussen de dansers van Compagnie par Terre en ontvang een ovationeel applaus van het ons omringende publiek. Het is de spannendste van alle, door choreografe Anne Nguyen ontwikkelde, ingenieuze dansinstallaties die je op weg naar de schouwburgzaal tegenkomt.

Nguyen is een in Frankrijk geboren en getogen Vietnamese. Een autodidact die verliefd werd op capoeira en breakdance. In Kata zijn invloeden van capoeira te zien, maar voor Nguyen is breakdance het belangrijkst. Ze ziet het als een vechtsport die van haar dansers samoerai maakt die door middel van de bewegingen zichzelf verbeteren en in harmonie trachten te komen met hun omgeving. De dansers dragen niet de bekende hiphopoutfit met sneakers en dreads, maar zijn gekleed in simpele Oosters aandoende broeken en jasjes. Ook haar muziekkeus is anders dan we kennen van hiphop. De prachtige soundscape bestaande uit, onder andere Japanse, percussie geeft de voorstelling een bijzondere, meditatieve kwaliteit.

Het begin is een adembenemende solo waarin de danser zelfs het jeugdige uitgelaten deel van het publiek stil krijgt met zijn kunst. Eén van de knapste en ook grappigste momenten is een slide die hij op zijn hoofd uitvoert. De belangrijkste elementen van de voorstelling zijn hier al zichtbaar: kracht, ongelooflijk goed dansen, rustig contact met het publiek, sterke persoonlijkheid, humor en mysterie.

Later volgen andere solo’s, duetten en ensemble moves. Er zijn zeven mannen en één vrouw. De vrouw onderscheidt zich nauwelijks totdat ze een fantastische solo danst: vloeiend, razendsnel, ongelooflijk knap en ik me afvraag hoe het kan dat ze me niet eerder is opgevallen. Dat is een bewuste keus van Nguyen: in het begin is de vrouw één van de boys, later gebruikt ze specifiek vrouwelijke bewegingen die soms door de mannen geïmiteerd worden, wat mooi en geestig is. Er zijn trouwens vaker grappige moves, zoals in een dans die gebaseerd is op videogames.

Kata is een schitterende voorstelling die, in ieder geval bij mij, veel losmaakt qua fantasie en associaties. De dansers gaan schijngevechten aan met elkaar, met imaginaire tegenstanders en vooral met zichzelf en tonen ons wat ze in huis hebben aan fysieke en mentale power. Ze laten zien dat we onze kracht in eigen hand hebben. Nguyen zegt: vind datgene waardoor je empowered wordt en beoefen dat. Voor haar en haar dansers is dat breakdance. (EN)

9 juni: Deutsches Schauspielhaus Hamburg – Anna Karenina

Foto: Matthias Horn

Anna Karenina, is dat niet dat enorme boek van Tolstoj? Over die dame die een gedoemde affaire heeft met een officier en – spoiler– voor een trein springt? Met een klein leger aan personages en diepe overpeinzingen over de zin van het leven? Jazeker. Maak daar maar eens een compact theaterstuk van. Het Deutsches Schauspielhaus Hamburg is het gelukt, en doet iets dat nog knapper is. Anna Karenina – Allerdings mit Anderem Tekst und Auch Anderer Melodie is buitengewoon komisch geworden. Een onwaarschijnlijke mix tussen hoge en lage cultuur.

In Tolstojs magnum opus volgen we de ongelukkig getrouwde Anna Karenina, die verliefd wordt op de jonge graaf Vronski. Als gevolg verliest ze haar gezin en haar positie in de Russische elite. Regisseursduo Clemens Sienknecht en Barbara Bürk laten ons een radiostudio zien. Daar wordt Radio Karenina gemaakt: een hoorspel, compleet met jingles, reclameblokjes en een catalogus aan foute pophits uit de jaren ’70 en ’80. De acteurs zijn tevens zangers en muzikanten. Ze zijn overwegend mannen van middelbare leeftijd, maar dat weerhoudt hen er niet van om alle rollen te spelen. Zo wordt de jonge prinses Kitty Shcherbatsky door Sienknecht zelf gespeeld. De afwijzing voor Vronski is de aanleiding voor een lange medley van popsongs waar het woord love in voorkomt. Vronski – gekleed in glinsterend discopak – maakt zijn entree met Fresh van Kool & The Gang en heeft alleen maar oog voor de even retro-hippe Anna. Hoe fouter, hoe beter in deze Anna Karenina.

Waar zit de kracht van deze voorstelling? Na afloop heb ik niet het gevoel dat Siensknecht en Bürk me iets nieuws proberen te vertellen over Anna Karenina. Het gaat veel meer over de sacrale aura die over het werk van Tolstoj heen hangt, en de manier waarop dat onderuit wordt gehaald. Het lezen van Anna Karenina wordt nog steeds gezien als een teken van eruditie. Door het te ensceneren als camp kunnen we lachen om de pretenties van hoge kunst. En dat werkt als een trein. (JvW)

10 juni: National Changgeuk Company of Korea – Trojan Women

Theater overstijgt culturen, disciplines en tijdperken, stelt regisseur Ong Keng Sen. Die visie is merkbaar in Trojan Women, een Griekse tragedie in de stijl van Koreaanse opera. Het verhaal over de gevallen vrouwen van Troje is duizenden jaren oud en geschreven in een ander continent, maar is toch van toepassing op het Korea van nu.

Trojan Women– of Trojaanse Vrouwen – is een van de bekendere tragedies van Euripides. Het vindt plaats na de val van de Trojaanse muur, en verhaalt over de vrouwen die hun noodlot afwachten. Hecuba, de vrouw van wijlen koning Priamus, voert de vrouwen aan en zingt over de gruwelen die Troje heeft meegemaakt. Dan komen verschillende prominente vrouwen aan het woord, en horen we hoe het hen na de Trojaanse oorlog verloopt. Cassandra, de helderziende dochter van Hekabe, kent haar eigen toekomst al. Ze weet dat ze in Griekenland vermoordt zal worden. Andromache wordt overgeleverd aan de zoon van Achilles, de man die haar man Hektor heeft gedood. Haar baby wordt door de Grieken van de stadsmuren gegooid. Helena, de vrouw die door Paris werd geschaakt en de Trojaanse oorlog aanwakkerde, weet haar oud-geliefde Menelaos om haar vinger te winden, en blijft gespaard.

Keng Sen liet zich inspireren door changgeuk, een Koreaans muziektheatergenre. Het zorgt voor een enscenering die gestileerd en bijzonder expressief is. Het lijden van de Trojaanse vrouwen wordt met volle kracht uitgeschreeuwd- en gezongen. En met goede reden: het verhaal van de vrouwen die als buit aan de Grieken worden gegeven verwijst naar de Koreaanse vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog als ‘troostmeisjes’ aan Japan werden verhandeld. Toch breekt de hevigheid van de vorm de voorstelling uiteindelijk op. Het opkomen en afgaan van personages die hun lijdensweg bezingen wordt op den duur te repetitief, waardoor de impact van hun verhalen minder hard aankomt. Een verrassende wending komt in de vorm van Helena, die gespeeld wordt door een mannelijke acteur. De queering van Helena onderstreept volgens Keng Sen haar positie als outsider: noch trouw aan de Grieken, noch aan de Trojanen. Het positioneert een genderqueer personage als een onbenoembare – en daardoor bedreigende – Ander. De keuze die Keng Sen hier maakt is interessant, maar ook problematisch. (JvW)

11 juni: Steve McQueen – End Credits

Op twee schermen tegenover elkaar opgesteld, glijden kilometers aan teksten voorbij. Bepaalde woorden komen vaak terug ‘communism’, ‘confidential.’ Heel vaak zijn hele lappen tekst met een zwarte markeerstift doorgestreept. Dit is het FBI-dossier van burgerrechtenactivist en artiest Paul Robeson, die jarenlang geschaduwd is door de beroemde Amerikaanse politieorganisatie.

De FBI bespioneerde Paul Robeson (1898–1976) in de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw jarenlang, omdat hij iets teveel sympathie toonde voor Stalin en zijn Sovjet-Unie – een land waar Robeson voor het eerst in zijn leven niet geconfronteerd werd met racisme. En dan was Robeson ook nog eens een zwarte burgerrechtenactivist. Reden genoeg voor de FBI om Robeson op een zwarte lijst van staatsgevaarlijke individuen te plaatsen. Jarenlang werd zijn doen en laten minutieus vastgelegd. De feestjes die hij bezocht, de tijdschriften die hij las en de toespraken die hij gaf: FBI-agenten noteerden het allemaal.
Regisseur en kunstenaar Steve McQueen (bekend van onder meer Shame en 12 Years a Slave) toont in de video-installatie End Credits dit paranoïde dossier. De dossiertekst glijdt over twee schermen op eenzelfde wijze als de aftiteling van een film. Uit audioboxen klinken de stemmen van acteurs die het dossier voorlezen. Alleen al de overweldigende hoeveelheid aan materiaal getuigt van de staat van hysterie waarin de politiedienst zich moet hebben begeven.

McQueen heeft er echter voor gekozen om de inhoud van het FBI-dossier vrijwel onleesbaar te maken. De tekst glijdt te snel over het scherm om het bij te kunnen houden. Ook loopt de voorgelezen tekst niet synchroon met wat je te lezen krijgt. Eenieder die het dossier probeert te volgen, wordt daardoor al vrij snel murw geslagen door een overdaad aan informatie. Daarmee voorkomt McQueen dat End Credits een voyeuristisch project wordt. Dat is ergens te begrijpen; wanneer het dossier leesbaar aan het publiek gepresenteerd zou worden, zou dat in zekere zin het bestaan ervan rechtvaardigen. Maar deze artistieke keuze maakt het onrecht wat Robeson is aangedaan ook erg abstract. Doordat het niet te volgen is, verliest de tekst zijn betekenis. Woord na woord, zin na zin glijdt voorbij in een onophoudelijke woordenstroom die al vrij snel verandert in een zwarte waas voor je ogen. Dat heb je – net als de aftiteling van een film – toch wel snel gezien. (DS)

13 juni: Calixto Bieito, Heath Quartet – The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety

Foto: Robert Day

Een van de verdrietigste momenten – en theatrale hoogtepunten – in The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety, is de voordracht van het korte verhaal To Kill a Child, van de Zweedse schrijver Stig Dagerman. Een kind overlijdt door een aanrijding, een moeder blijft rouwend achter. Het is een intense performance van actrice Cathy Tyson, die zowel treurig als troostrijk is.
In The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety verkent de Spaanse regisseur Calixto Bieito de emotionele manifestatie van depressie en melancholica. Hiervoor heeft Bieito geput uit het beste wat de literatuur wat dat betreft te bieden heeft. Zo zijn onder andere Michel Houellebecq, W.H. Auden en Søren Kierkegaard van inspiratie geweest. En ook het klassieke werk uit 1621 The Anatomy of Melancholy van Robert Burton komt nadrukkelijk voorbij. Deze teksten zijn samengesmolten tot een tragikomisch theatraal essay over verdriet.

Naast rouwverwerking komt ook neurose, verslaving en – bovenal – de treurigheid van slechte seks aan bod. Dat seksualiteit en verdriet vaak hand in hand gaan, is zo ongeveer de centrale these van Houellebecqs gehele oeuvre. En die stelling wordt in The String Quartet overgenomen. Seks is de ultieme vorm van menselijk contact, maar wanneer de ander niet meer wordt bereikt slaat seks gemakkelijk om in het tegendeel: niets zo troosteloos als seks met mensen waar je eigenlijk al heel lang op bent uitgekeken. Actrice Mairead McKinley verbeeldt deze thematiek aan de hand van het werk van Houellebecq, met een pijnlijke maar ook geestige monoloog over haar onzekerheid ten aanzien van haar orale vaardigheden.
Dergelijke slaapkamertragedies worden afgewisseld met muziek van het Britse strijkkwartet Heath Quartet. Eerst vooral dissonant van aard, daarmee synchroon lopend met de angstaanvallen van de personages. Later, wanneer Beethoven wordt ingezet, biedt het Heath Quartet vooral troost en gemoedsrust. De helende kracht van muziek weet ook de personages op het toneel weer tot kalmte te manen. Zo laat regisseur Bieito muziek, literatuur en theater samenkomen in een prachtige bezinning op melancholie, verdriet en depressie. (DS)

13 juni: Les Hommes Approximatifs – SAIGON

Foto: Jean Louis Fernandez

‘Ik wilde dat onze voorstellingen geluiden over de hele wereld laten horen, en ik vond dat bepaalde stemmen ontbreken,’ aldus regisseur Caroline Guiela Nguyen in een interview over SAIGON, haar voorstelling over de gedeelde geschiedenis van Frankrijk en Vietnam. Twee jaar lang verzamelde ze verhalen van Vietnamese vluchtelingen en hun (klein)kinderen, en verwerkte het in een aangrijpende mozaïekvertelling.

SAIGON wisselt af tussen 1956, toen Frankrijk zich terugtrok uit Vietnam, en 1996, het jaar waarin gevluchte Vietnamezen hun thuisland weer mochten bezoeken. In twee cafés – een in Parijs en een in Saigon – volgen we de verhalen van drie personages. In Saigon neemt de zanger Hao afscheid van zijn geliefde, en belooft naar haar terug te keren. Veertig jaar komt de inmiddels bejaarde Hao terug. Zijn geliefde ziet hij nooit meer. Het meisje Linh droomt van een nieuw leven in Parijs met haar Franse soldaat Eduard. Eenmaal daar komt ze bedrogen uit, als blijkt dat haar man een straatarme fantast is. In Saigon wacht Marie Antoinette tegen beter weten in op bericht van haar zoon, die jaren geleden opgeroepen werd om tegen de nazi’s te vechten. In 1996 viert ze nog steeds zijn verjaardag, al weet ze inmiddels dat hij is omgekomen in een bombardement.

Als we de oude Marie, Linh en Hao voor het eerst zien, kunnen we nog niet vermoeden wat voor trauma’s er onder de oppervlakte schuilen. Er wordt wat gepraat, er wordt gezongen, Marie geeft een feestje. Drie uur later zien we ze in een ander daglicht: ze hebben geleerd om de tranen in te houden, maar de tranen zijn er altijd. En als de tranen er zijn, dan komen ze hard binnen. De amateurspelers die Nguyen heeft gevraagd zijn de troef van SAIGON. Met name Anh Tran Nghia als de uitbundige Marie is een schot in de roos. De emoties voelen zo oprecht aan, dat de climaxen in de voorstelling nergens melodramatisch worden. (JvW)

Boeken / Non-fictie

Groen optimisme

recensie: Marco Visscher, Ralf Bodelier e.a. - Ecomodernisme: het nieuwe denken over groen en groei

Volgens de aanhangers van het ecomodernisme is het duurzaamheidsdebat te eenzijdig. Zij willen een ander geluid laten horen. Slagen zij daarin?

Het ecomodernisme is een beweging van wetenschappers en wetenschapsjournalisten, vaak met een verleden in de milieubeweging, die er een radicaal andere visie op de milieuproblematiek op nahouden. In Ecomodernisme leggen zeven wetenschapsjournalisten aan de hand van vier thema’s (energie, landbouw en voeding, natuur, en armoede en ontwikkeling) uit waar de beweging, waar zij zelf toe behoren, voor staat.

Wat betreft de constatering van het probleem verschillen ecomodernisten niet veel van de traditionele milieubewegingen. Zo ontkennen ze opwarming van de aarde door de mens niet. Het verschil zit ‘m in de oplossingen die zij voorstellen. Ze vertrouwen op de wetenschappelijke vooruitgang en vindingrijkheid van de mens. Deze hebben voor een enorme verbetering van onze levenssituatie gezorgd in de afgelopen eeuwen. De ecomodernisten willen doorgaan met groeien en ontwikkelen, waar milieubewegingen juist pleiten voor een pas op de plaats.

Ontkoppeling

Want waar de gevestigde milieubeweging de oplossing zoekt in ‘minder’ en ‘kleinschalig’ (minder energieverbruik, minder mensen op aarde, biologisch boeren) zoeken de ecomodernisten de oplossing juist in méér toegang tot energiebronnen en grootschalige, intensieve landbouw.

We moeten volgens de ecomodernisten niet ’terug naar de natuur’ maar juist naar een verdere ontkoppeling van mens en natuur. Wanneer meer mensen in steden gaan wonen en de landbouwproductie geïntensiveerd kan worden, hebben we minder land nodig voor onze voedselproductie. Grootschalige landbouw is efficiënter dan kleinschalige, biologische landbouw. Voor dat eerste heb je veel minder grond nodig om voedsel te produceren. De grond die je bespaart, kun je dan teruggeven aan de natuur.

Welvaart

Behalve aan wetenschappelijke vooruitgang hechten ecomodernisten ook aan economische vooruitgang. Het beperken van economische groei is voor hen geen oplossing. Zij geven de voorkeur aan armoedebestrijding boven verduurzaming.

Dit in tegenstelling tot de Verenigde Naties en de Wereldbank, zo stellen de auteurs. Bij het helpen verbeteren van de energievoorzieningen in ontwikkelingslanden kiezen zij voor duurzame energie terwijl een investering in het exploiteren van gasvelden in Afrika veel meer mensen aan energie kan helpen.

Een verkeerde keuze volgens de ecomodernisten. Want zo lang er mensen sterven van de honger of door een gebrek aan medicijnen heeft niet het milieu, maar het bestrijden van armoede de hoogste prioriteit. En toegang tot energie is één van de voornaamste voorwaarden voor vooruitgang.

De duurzame varianten zijn bij lange na nog niet in staat te leveren wat de meer vervuilende energiebronnen leveren. Over wind- en zonne-energie zijn de auteurs erg sceptisch. Omdat het niet altijd waait en de zon niet altijd schijnt, moet er altijd een energievoorziening als back-up dienen. Bovendien is het rendement van zonnepanelen erg laag: het kost bijna evenveel energie om ze te maken als dat ze uiteindelijk opleveren.

Uit de bocht

Het omschoppen van dit soort heilige huisjes van de milieubeweging loopt als een rode draad door het boek. De ecomodernisten vinden dat er voor oplossingen voor het klimaatprobleem te eenzijdig wordt gekeken naar groene en hernieuwbare energie. Kernenergie, bijvoorbeeld, is niet groen en niet hernieuwbaar, maar wel betrouwbaar (want niet afhankelijk van een schijnende zon en waaiende wind) en kent een lage Co2-uitstoot. Toch geldt het als een taboe.

Die eenzijdigheid willen de ecomodernisten doorbreken. Maar als reactie op de eenzijdigheid gaan de auteurs wat te veel de andere kant op hangen—wat voor een nieuwe eenzijdigheid zorgt. Zo uitgebreid als ze wijzen op de minpunten van wind- en zonne-energie, zo gemakzuchtig gaan ze om met de minpunten van kernenergie. En het optimisme dat ze zichzelf toeschrijven over de wetenschappelijke vindingrijkheid van de mens zijn ze kwijt als het gaat over de mogelijke verbeteringen van zonnepanelen of over de mogelijkheden om wind- en zonne-energie op te slaan.

Met plaatsvervangende schaamte lees je het slotpleidooi van het boek, waarin de auteurs zich in de traditie van de verlichtingsdenkers plaatsen: zoals zij streden tegen het obscurantisme van de religie, zo strijden de ecomodernisten tegen de dogma’s van milieuactivisten. Hier verliezen ze even de nuchterheid die de rest van het leesbare boek kenmerkt.

Het boek heeft de nodige tekortkomingen, maar met de zinnige kritiek op veelgehoorde oplossingen laten de auteurs zien dat we vaak te simplistisch denken over het klimaatprobleem. De lezer wordt uitgedaagd gedane aannames te heroverwegen. Ecomodernisme is een welkome toevoeging in het duurzaamheidsdebat en biedt genoeg aanknopingspunten om het naar een hoger niveau te tillen.