Muziek / Album

Onverwacht, maar o zo schoon

recensie: Gitbox! - Songs for Shiftless Days

.

~

Met behulp van Our Lady of the Highway uit 1995 wist het duo van Gitbox! destijds de nodige aandacht te verkrijgen. Maar de werkelijke doorbraak kwam met het al even aangehaalde Soulsharks. In 1998 stonden ze ter promotie daarvan op het grote Lowlands-festival. Met bijrollen voor Carol van Dijk en de grote Belgische songwriter Pascal Deweze en een hoofdrol voor Van Niele, werd het een memorabel optreden. Vooral vanwege de kartonnen doos, die meerdere malen als drumstel werd gebruikt. Tot aan de sampler van Livingroom, But you don’t really care for music, do you? was het voor ondergetekende stil rondom Gitbox!. Maar getuige een optreden met labelgenoten Audiotransparent in het Groningse Vera bleken ze nog altijd hun mannetje te kunnen staan.

Dramatiek en melodie

Met Songs for Shiftless Days bewijst Gitbox! opnieuw dat ze het songschrijven niet hebben verleerd. Nog altijd klinkt de reeds vierkoppige band als in zijn begindagen, maar nergens wordt het flauw. Daar hebben ze de opener Something on Your Mind, een nummer van Dino Valenti, niet voor nodig. Toch past het prima op de plaat die met Back of the Room één van de hoogtepunten kent. Ondanks de hier en daar wat ongeïnspireerde drums van Peter Palermo komt de bluesy sologitaar van Martin Verdwaald prominent naar voren. En dat maakt het nummer heel fijn. En ook het dramatische, met een melodische mondharmonica ingekleurde All the Shit we put up with over herinneringen aan een jeugd, maakt de plaat het luisteren waard.

Beklemmend

Toch komt het allermooiste vlak voor het einde, met het indrukwekkende Motel Life. Met teksten als Who are you now, my sister, with you’re brother lying cold in the ground gaat de tekst door merg en been. En dankzij de ondersteuning, door een gitaar en een keyboard, komt Van Niele van uiterst beklemmend naar voren. Deze, net als de andere nummers in één take opgenomen song, maakt de plaat tot een hele mooie. Mensen met een kaartje voor Crossing Border moeten beslist naar deze band gaan kijken, want Gitbox! plaatst zich met Songs for Shiftless Days op de welverdiende voorgrond. Een warm applaus, opnieuw.

Boeken / Fictie

Een schrijver in ballingschap

recensie: Moris Farhi - Jonge Turk

Moris Farhi ontvluchtte op negentienjarige leeftijd Turkije en is nu Brits staatsburger. Hij beschrijft in zijn boek de Turkse cultuur van een halve eeuw geleden. Turkije blijkt verrassend tolerant: joden, moslims, Armenen en Roma’s leven allemaal in vrede naast elkaar. Een lyrische bewondering op afstand.

Jonge Turk is een erotische roman, zo staat op de achterkaft. Waarschijnlijk vindt Novib, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand die de roman van Moris Farhi ondersteunt, het heel wat als er twee pagina’s lang zeer plastisch over schaamhaar wordt uitgewijd. Maar dat maakt dit boek nog geen Turks Turks Fruit. Al worden wel meer schaamdelen nauwkeurig beschreven, de classificatie erotisch gaat te ver. Wel is Jonge Turk een lofzang op tolerantie en humanisme. En dat voor iemand die zelf het land ontvluchtte.

Het moderne Turkije

Atatürk
Atatürk

Jonge Turk is opgedeeld in dertien verhalen, waarin onder anderen een joodse Turk, een communistische leraar en een moslimmeisje een bepaalde periode of situatie beschrijven. Het begint met het verhaal van een moslimjongen halverwege de jaren dertig, en eindigt uiteindelijk met het relaas van een oude man, een aantal jaar na de Tweede Wereldoorlog. De verhalen geven een beeld van de beginperiode van het moderne Turkije, dat wil zeggen Turkije sinds de komst van Atatürk. Deze vader der Turken richtte de republiek op, schafte de sharia af, gaf vrouwen meer rechten en verving het Arabische alfabet door het Latijnse. De plaats die Armenen en Koerden innemen in de Turkse geschiedenis komt weinig aan bod. Farhi heeft het soms wat te druk met te benadrukken dat Turkije heel tolerant en multi-etnisch is. De bewondering voor de rijke cultuur die deze tolerantie oplevert druipt van de pagina’s.

Angst voor woorden

De reden van Moris Farhi om zelf op negentienjarige leeftijd Turkije te ontvluchten, is vergelijkbaar met die van Davut. Het verhaal van Davut is een jonge joodse Turk die in het Engeland van na de Tweede Wereldoorlog bezig is met een promotieonderzoek naar de tegenstellingen in de Turkse volksaard. De vrijheid van meningsuiting is beperkt, en ook als student met vernieuwende ideeën loopt Davut risico. Drukwerk wordt gezien als een gevaar als het niet door wakkere geesten weerlegd zou kunnen worden, en de vrijheid van meningsuiting wordt gezien als een ondermijning van de fundamenten van de staat. De Turkse staat lijdt aan angst voor woorden.

Davuts oude literatuurdocent Âçik Ahmet, vervolgd wegens het verspreiden van gedichten van de vrijzinnige en kritische dichter Nâzim Hikmet, waarschuwt hem nog. Maar het is al te laat. Davut, gedurende de zomervakantie even terug in Turkije om bij zijn geliefde te zijn, wordt verzocht zich op het politiebureau te melden. De geheime politie heeft zijn onderzoeksopzet in beslag genomen, en is naar hem op zoek.

Âçik Ahmet raadt hem aan snel terug te gaan naar Londen tot de situatie is verbeterd, en helpt hem te vluchten. Als Davut zou blijven zou hij een balling in eigen land zijn, en tevens niet kunnen schrijven. Davut vertrekt om nooit meer terug te komen, maar schaamt zich verschrikkelijk: hij vlucht om zijn eigen huid te redden. Ook Farhi vlucht weg wegens de beperkte vrijheid van meningsuiting. Dat het verhaal van Davut, een personage van begin twintig, een van de sterkere verhalen is, heeft daar wellicht mee te maken. De tweestrijd waar Davut mee kampt – vluchten en in alle vrijheid kunnen schrijven, of blijven in zijn geboorteland, bij zijn geliefde – wordt goed neergezet. Farhi koos net als Davut voor ballingschap.

Van 1997 tot 2000 was Fahri voorzitter van het PEN’s Writers in Prison Committee, en dit jaar is hij op het Crossing Border festival om de Novib/PEN Awards bij te wonen. Deze prijs is bestemd voor schrijvers die vanwege hun werk worden vervolgd.

Mooie tegenstellingen, gekunstelde personages

De stijl van het boek wisselt, soms voelt het als een zegening als er een nieuw personage aan het woord komt. Het dagelijkse leven van Turkije komt echter altijd goed uit de verf. Ook de tegenstellingen die de samenleving beheersen beschrijft Farhi met veel overgave. Zo is er de tweestrijd tussen het occulte en het moderne leven. Een voorbeeld daarvan zijn de badhuizen. Van oudsher een plek om te bezinnen, maar in het moderne Turkije vinden veel mensen ze ouderwets en de badhuizen raken in verval. Een tegenstelling op politiek niveau is de vrijheid en tolerantie van de republiek onder Atatürk enerzijds en de beperking van censuur en antisemitisme na de oorlog anderzijds.

De uitwerking van de personages is vaak gekunsteld en soms ronduit ongeloofwaardig. Zo wordt een negenjarige jongen allerlei volwassen gedachten toegedicht over de liefde, en ook de dertienjarige Yusuf kan een veel oudere, getraumatiseerde vrouw wel erg goed begrijpen. Maar het gaat Farhi ook niet zozeer om zijn personages. Zij dienen slechts om de rijkdom van de Turkse cultuur aan te tonen. Opvallend is dat hij deze beschrijft met Europese metaforen en vergelijkingen, die soms wat vergezocht zijn en daardoor niet tot de verbeelding spreken. Een Apollinische lichtinval in een badhuis in Ankara, en stenen krukjes in datzelfde badhuis die veel weg hebben van Brancusi’s Tafel van stilte.. Stel je dat maar eens voor.

Kunst / Expo binnenland

Paradise Lost

recensie: Tinus van Doorn. Schilder van het verloren paradijs

Tinus van Doorn, aan wie Museum Belvédère nabij Heerenveen een overzichtstentoonstelling wijdt, was wat de Engelsen noemen a minor painter – een schilder met een bescheiden talent die zich onderscheidt door één sterk gecultiveerde vaardigheid. In het geval van Van Doorn (1905-1940) was dat zijn gevoel voor kleur: door harde tinten tegen een donkere achtergrond te plaatsen, maakte hij schilderijen die van binnenuit verlicht lijken als een lampion.

Rode stier, 1934, olieverf op doek 180-180 cm, Collectie Museum Belvédère
Rode stier, 1934, olieverf op doek 180-180 cm, Collectie Museum Belvédère

Andere vaardigheden beheerste hij zichtbaar minder goed; zo zijn zijn composities nogal primitief en hebben de plattelandslui en boerderijdieren waar hij zijn doeken mee vulde vaak iets onbeholpens. Het gebrek aan techniek manifesteert zich vooral in de gezichten: groteske feestwinkeltronies a la James Ensor, die het beoogde gevoel van bevreemding oproepen, maar die ook doen vermoeden dat Van Doorn het portrettekenen niet machtig was – een vermoeden dat nog wordt versterkt door het feit dat hij voortijdig de academie verliet.

Erg storend zijn deze gebreken niet. Ze sluiten goed aan bij Van Doorns belevingswereld, die door zijn vriend, de dichter Jan van Nijlen, eens werd gekarakteriseerd als ‘buitengewoon eenvoudig, soms op het kinderlijke af’. Van Doorn bekeek de buitenwereld met bevreemding, maar ook met verwondering. Beide zijn in deze tentoonstelling, die naast schilderijen ook litho’s, illustraties en beeldhouwwerk bevat, ruimschoots terug te vinden. Bevreemding zien we in de carnavalstaferelen en bijbelillustraties, waar de decadentie en menselijke hoogmoed ons toegrijnst – vaak tandloos maar ook wel met een dikke sigaar tussen de lippen. Verwondering zien we in de nachtelijke landschappen met hun zwartfluwelen hemels en stieren die opgloeien uit het duister als kolen in een kachel. Verwondering, of beter gezegd: Bewondering, is er ook, in de naakten, waarvoor Van Doorns vrouw Akkie vaak model stond, en die hij iets gracieus en sensueels probeerde mee te geven. Tevergeefs, als je het mij vraagt, zijn stijl was te hoekig en te weinig verfijnd: sensualiteit en bouwvakkersarmen gaan maar moeilijk samen.

Onschuldig paradijs

Het Paradijs, 1933, olieverf op doek 75-75 cm
Het Paradijs, 1933, olieverf op doek 75-75 cm

Net als Henri Rousseau, met wie hij wel wordt vergeleken, was Van Doorn geen schilder van de psychologische nuance. Integendeel: zijn werk is geladen met emotie. Wanneer hij een lijdende Christus schilderde, dan schilderde hij hem lijdend: met wallen onder de ogen waarmee je een stad kunt verdedigen en mondhoeken die van treurigheid op zijn borst hangen. Diezelfde ondubbelzinnigheid zien we ook in Van Doorns voorstellingen van het Paradijs. Bij hem geen sensuele Tahitiaanse meisjes zoals bij Gauguin of euforische danspartijen als bij Matisse. Zijn paradijs is veel onschuldiger. Het is een paradijs waar mens en dier gebroederlijk samenleven; waar bergbeekjes kabbelen, aapjes in appelbomen klauteren en naakte vrouwen op ruggen van panters rijden. Kinderlijk naïef, inderdaad. En nostalgisch. Maar nu zo veel kunst ironische distantie en vervreemding als norm hanteert, ook prettig onmodieus.

Theater / Voorstelling

Tasten in het duister

recensie: Bloedbad (Theater EA)

De afgelopen tijd is de roep om politiek en maatschappelijk geëngageerd theater steeds sterker geworden. Doordat theater alleen in het hier en nu plaatsvindt, is het volgens velen bij uitstek een geschikt medium om kritiek te leveren op de actualiteit. Veel (jonge) makers zijn nu dan ook bezig met het onderzoeken en verdiepen van hun engagement. Zo ook de jonge regisseur Tarkan Köroğlu. Hij maakte met zijn groep Theater EA een bewerking van Peter Weiss’ toneelstuk Marat/Sade uit 1964, onder de titel Bloedbad. Bloedbad is voor hem een poging tot reflectie op het huidige tijdsgewricht, maar ook een openlijke vertwijfeling. Hoewel hij aan de ene kant kritisch wil zijn, geeft hij aan de andere kant toe geen pasklare antwoorden te hebben. En dat dualisme overheerst de voorstelling.

Revolutie

~

Een immense rood-wit-blauwe Franse vlag deelt de witte speelvloer doormidden. Erachter zien we schimmen staan en zitten. De eerste die onder het doek door naar voren komt is de Markies de Sade. Hij stelt zich voor als de schrijver en regisseur van een voorstelling getiteld De vervolging van en de moord op Jean Paul Marat opgevoerd door de verpleegden van het krankzinnigengesticht van Charenton. Hierin wordt Jean Paul Marat, één van de voorvechters van de Franse Revolutie, vermoord door zijn tegenstandster Charlotte Corday. Vijftien jaar na deze moord blikt De Sade terug op de Franse Revolutie en probeert hij in zijn stuk de ideologie van Marat te ontmaskeren. Alle personages worden vertolkt door de bewoners van het gesticht Charenton, waar de Markies De Sade op dat moment verblijft. Hij is dan ook de enige in het stuk die nog bij zijn volle verstand is.

De Sade houdt als regisseur geen afstand maar levert constant commentaar op de voorstelling. Dit mondt uit in een discussie tussen de idealist Marat en de individualist De Sade. Marat wil de maatschappij veranderen en vindt de chaos en bloedige afslachtingen die daarmee gepaard gaan onvermijdelijk, De Sade vindt de maatschappij juist onveranderbaar en ziet alleen maar een uitkomst in wellustig individualisme. Hij noemt zichzelf een voorvechter van de verbeelding, hoe gruwelijk die soms ook is.

Actualiteit

~

Köroðlu plaatste Bloedbad in een vrij klinische enscenering. Met witte meubels, veel rode handdoeken en blauw licht blijven constant de kleuren van de Franse (en Nederlandse) vlag zichtbaar. Maar daarmee maak je natuurlijk nog geen politiek geëngageerd theater. Ook in de tekst en het spel moet je de link met de actualiteit weten te leggen. Helaas ontbreekt het daar in Bloedbad te vaak aan. Slechts op een paar korte momenten wordt de toeschouwer geraakt. Bij de beschrijving van toentertijd populair kinderspeelgoed – guillotines met poppetjes die bij onthoofding ‘echt’ bloeden – dringen zich vergelijkingen op met actuele discussies over de invloed van gewelddadig speelgoed. Ook de monoloog over het feit dat de huidige generatie mensen leeft op de met lijken van generaties voor hen verzadigde aarde, “een krankzinnig dier is de mens”, is indringend door haar verwijzing naar de massamoorden die ook nu nog voorkomen. Jammergenoeg zijn dit maar korte momenten.

Gelijkwaardige discussie

Datgene waar het volgens Köroğlu echt om gaat, namelijk de confrontatie tussen de denkwijzen van Marat en De Sade, wordt niet helder uitgewerkt. Met name Willem Schouten als De Sade weet in spel en tekstbehandeling nauwelijks te overtuigen. Geen moment is er bij hem ook maar een spoortje van waanzin zichtbaar. Dit maakt hem op een vervelende manier superieur aan Marat, die immers gespeeld wordt door een gek. Tot een gelijkwaardige discussie tussen beide denkers komt het niet, en de toeschouwer krijgt zo geen inzicht in de actualiteit van deze confrontatie. Je zou kunnen concluderen dat Köroðlu de visie van De Sade deelt, en uiteindelijk alleen in het individualisme een uitweg vindt. Maar deze interpretatie is niet wat de regisseur voor ogen heeft, gezien het feit dat Köroğlu de voorstelling nadrukkelijk als een zoektocht presenteert, als “een vraagteken over hoe te leven”.

Voor een zoektocht biedt Bloedbad te weinig mogelijke interpretaties, historische context of heldere standpunten, waardoor je uiteindelijk met een onbevredigd gevoel de zaal uit komt. De zoektocht van Theater EA gaat niet verder dan een tasten in het duister. Maar de oprechtheid waarmee dit gebeurt, overtuigt je er wel van dat zo’n zoektocht ondernomen moet worden.

Bloedbad is nog in november te zien in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht.

Boeken / Fictie

Eén werkelijkheid is niet genoeg

recensie: Droomwereld in boekvorm

Hij kan zijn partner Peter, uitgesproken als ‘Pietah’, niet meer bereiken. Pietah bouwt virtual realities op zijn computer. Als hij niet aan het ontwerpen is loopt hij met zo’n achterlijke helm op zijn kop en een pak vol elektroden aan door de oude fabriek waar ze wonen. Dwars door zijn zelfgecreëerde wereld. Hij mag dan in zijn magische tweede werkelijkheid de mooiste steden naar Italiaans voorbeeld betreden, zijn vriend van vlees en bloed raakt hij kwijt. Dat is de keerzijde van fantasiewerelden.

In de korte verhalen van Arthur Japin hebben de meeste personages behoefte aan zo’n fantasiewereld. Het verhaal Pietah komt uit de verhalenbundel Magonische verhalen, waar Japin in 1996 mee debuteerde. De Arbeiderspers bracht onlangs Alle verhalen uit, waarin naast Magonische verhalen ook De vierde wand is opgenomen, die in 1998 verscheen. Ook zijn er zeven verhalen in de bundel opgenomen die al eerder in tijdschriften zijn verschenen.

Een zwart schip met rode zeilen

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

In de raamvertelling Magonische verhalen geven de personages hun fantasie op verschillende manieren vorm. In hun hoofd, op zolderkamertjes of met een zelfgebouwde auto waarmee ze over de wereld reizen. Maar ook in De vierde wand speelt het zoeken naar een andere wereld een rol. In deze vertellingen doen Japins personages dat door middel van reizen – in het theater of voor de camera. Die vierde wand is de afscherming die een acteur op het podium mist, de drie wanden van zijn decor laten een kant open. De vierde wand moet beletten dat de fantasie van de acteur er vandoor gaat en zich laat beïnvloeden door de wereld van zijn publiek.

Het creëren van fantasiewerelden is een terugkerend element in de verhalen van Japin, en is daarnaast prachtig in beeld gebracht op de kaft van Alle verhalen. Een dun lijntje trekt een zwart schip voort door de wolken. De rode zeilen zijn gehesen. Het schip draagt de titel Magonia, net als het openingsverhaal van de bundel. Hierin vertelt een zwaar depressieve vader op zondagmiddagen in de kliniek in Wassenaar zijn zoon over het fantasieland Magonia. Daar varen ridders in boten. Ze dalen wel eens af naar onze wereld om een pruim te stelen, maar hier aarden kunnen ze niet. De vader zelf kan überhaupt nergens aarden en pleegt zelfmoord.

Wat de verhalen van Japin ook aan elkaar bindt, zijn de vele autobiografische gegevens: zijn reizen naar Afrika, zijn zoektocht in Rome naar een plaatsje in de stal van filmmaker Fellini, acteer- en operawerk, en de herinneringen aan zijn depressieve en suïcidale vader. Maar er zijn ook minder in het oog springende terugkerende motieven. Zo beschrijft Japin in meerdere verhalen de betaalde liefde, maar zet hij dit nooit als iets vulgairs neer. Zijn prostituees zijn geen simpele hoertjes, maar sterke vrouwen die willen overleven. En die achterlijke kerels voor vijf minuten in een andere wereld laten zijn.

Hoppa!

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

Je kunt niet even snel door een verhaal van Japin heenracen. Het zou zonde zijn als je de kleine details mist die later weer worden opgepikt en die zo de verhalen met elkaar verbinden. “Hoppa!” roept Krista Kossmayer tegen haar verlamde man. Vroeger hadden ze samen een circusnummer, maar in zijn dromen geeft zij hem nog altijd dat zetje en laat ze hem door de lucht vliegen. “Hoppa!” roept een Afrikaans meisje een tiental verhalen verderop tegen haar blanke overheerser. Samen studeren ze een circusnummer in. Ook speelt Japin met namen. Een vader vult het leven van zijn dochter met fantasieverhalen, maar dan ook met niets meer dan dat. Ze heeft geen idee van de werkelijkheid. Hij heet Arseen. En de immer afwezige Pietah, bepaald geen lieverdje in dit verhaal, doet door zijn naam toch ook denken aan een vrome Pietà.

Japin kan prachtig vertellen. De details die hij nodig heeft om zijn verhaal te doen zijn nooit loos of saai. Zo wordt voorzanger Abdel niet simpelweg oud: “Maar nee, het leven haalde Abdel in. Hij vermagerde en zijn neus groeide naar de aarde, zijn heupen en knieën begaven het en als hij tegen je sprak keek hij op het laatst zo indringend in je ziel als alleen een blinde dat kan.” De beelden die Japin oproept zijn prangend. Je kunt je de mismaakte man die bij Pietah en zijn vriend op het terrein woont, een mormel dat zo kromgegroeid is dat hij zichzelf kan pijpen, levendig voorstellen. Japins beelden zijn welhaast filmisch, en als lezer zie je ze elkaar bijna voor je ogen afwisselen:

Op dat moment ving het blik, waar de verf was afgesleten, waarschijnlijk ergens de straal van een schijnwerper, want korte tijd lichtte haar gezicht op. Alsof de inhoud van de trommel de inval duizendvoudig spiegelde en weerkaatste kneep Eef, verblind, haar wimpers tegen elkaar.
Ana deed met een klap het deksel van haar koffer dicht. Even bleek ze gehurkt voor haar bed zitten. Ze zoog haar lippen naar binnen en beet erop zolang ze nadacht.

Daartussen rust de visser

De zeven laatste verhalen zijn onderling erg verschillend en staan op zichzelf. Deze derde sectie van het boek lijkt minder sterk dan de eerste twee. Verhalen als Alla prima en Enter blijven hangen in onduidelijkheid. Er wordt zo weinig losgelaten dat het raadselachtige niet leuk meer is. De overige vier verhalen zijn de moeite waard, maar steken toch af bij de twee eerste delen. Als lezer mis je ineens de samenhang die de eerste twee series vertellingen wel hadden.
Het sluitstuk van de bundel, A hand-bag, is het sterkst. Hierin vertelt Japin over Rome, waar zijn ouders hebben gewoond en waarnaar hij samen met Rosita Steenbeek is teruggegaan met een koffer vol foto’s. Ze struinden castingbureaus af en probeerden de studio’s van Fellini te enteren om zo voor de camera’s van de filmmaker te komen. Het is niet de protserige zuil van Trajanus die Japin van Rome doet houden, maar een onooglijke klont baksteen in het Pantheon. Dat is het Rome van Japin:

Dit zijn de plaatsen waar ik vaak te vinden ben. Hier raak ik op mijn beperkte wijze aan de eeuwigheid. Ik vind iets terug en voel me tegelijk verloren. Tussen de nieuwbouw en het puin van het verleden kan een stuk lood van een antieke waterleiding me onverwacht diep raken, alsof het antwoordt op een vraag die ik nog niet ken.

De compilatie van Alle verhalen doet niet echt logisch aan. Het enige nieuwe aan de bundel zijn de zeven verhalen. Deel een en twee bestaan gewoon compleet uit twee eerder verschenen boeken. Misschien wilde De Arbeiderspers de korte verhalen van Japin onder de aandacht brengen van het publiek dat hij verwierf met Een schitterend gebrek, waarvoor hij de Librisprijs kreeg. Toch doen een commerciële overweging hier en een wat minder goed verhaal daar niets af aan Alle verhalen. Zij blijven boeien door hun plot, personages en stijl.

In het verhaal Pietah gaat de hoofdpersoon bij de moeder van Pietah op bezoek om een stukje van zijn partner terug te vinden. Zij geeft hem het volgende citaat van Lucebert: “Onder de golven vliegen vissen, onder wolken vogels varen, maar daartussen rust de visser”. Die visser is Japin. Met zijn net vist hij uit beide werelden, tekent het op en stuurt het naar De Arbeiderspers. Die binden een boek van zijn verhalen en zetten een mooi plaatje op de voorkant. Zodat wij ervan kunnen genieten.

Theater / Voorstelling

Dancing in the streets

recensie: Dansparade (Diverse amateurdansers)

~

Op zondag 30 oktober bruiste het centrum van Den Haag, de Nederlandse dansstad nummer één. Tijdens de tiende editie van het Holland Dance Festival lieten 1300 amateur-dansers in een grote optocht hun plezier in dans zien. Deze dansparade maakt voor de tweede keer deel uit van het festival, en is ook dit keer een spektakel.

De eerste dansparade vond plaats in 2003. Omdat het Holland Dance Festival een keer in de twee jaar wordt georganiseerd, was dit jaar dus de tweede editie van de parade. Het is een van de activiteiten die het festival biedt voor amateurdansers, die zo de mogelijkheid hebben om zich aan een groot publiek te presenteren. Het evenement was vanaf het begin af aan uniek: er worden in Nederland weinig soortgelijke parades georganiseerd. Bijzonder is vooral dat het een van de weinige optochten is die een choreografie als basis heeft.

Kleurrijke kostuums

~

In totaal deden meer dan 24 groepen aan de dansende parade mee. Dat waren onder meer Ballet & Co, Balletstudio Heart for Dance, Centrum voor Kunst en Cultuur Zoetermeer, Balletschool La Résidence en Haags Ballet Centrum. De groepen bewogen zich door de stad, gehuld in kleurrijke kostuums en vergezeld van allerlei attributen. De begeleiding kwam van de live-klanken van een draaiorgel, een fanfareband of opzwepende beats uit een luidspreker.

~

Over de opkomst van het publiek hadden gezelschappen en organisatie op deze mooie 30ste oktober (met een temperatuur van een graadje of twintig) niet te klagen. Bij duizenden waren de mensen naar de binnenstad en het Spuiplein – waar de finale plaatsvond – gekomen. Ze zaten op de trappen van het Spuiplein of stonden in drommen langs de route. Dat zorgde behalve voor een enthousiaste sfeer ook voor een grote vertraging. De finale kon daardoor in plaats van om drie uur pas om half vijf plaatsvinden. Het geduld van de aanwezigen werd dus erg op de proef gesteld, maar bleek uiteindelijk alleszins de moeite waard. Zo was dit visueel spektakel van de eerste orde wederom een lust voor het oog. Dancing in the streets anno 2005 was in alle opzichten een groot succes.

Holland Dance Festival

Het Holland Dance Festival in Den Haag duurt nog tot en met 13 november. Een paar tips: Partners van het Nationale Ballet (een prachtige dwarsdoorsnede van een rijk en gevarieerd repertoire), Balé da Cidade de Sao Paulo (een van de vurigste en meest gedreven dansgroepen van dit moment), Mamootot een intieme, indringende voorstelling van de Batsheva Dance Company, en One Of A Kind van het Nederlands Theater I.

Muziek / Album

Gerijpte muzikanten

recensie: The Cardigans - Super Extra Gravity

De nieuwste cd van The Cardigans, het recent verschenen Super Extra Gravity, is alweer het zesde album van deze Zweedse band uit Malmö. Het vijftal grossiert al sinds 1994 in mooie popliedjes die worden gekenmerkt door de stem en het accent van de zangeres. Op deze nieuwe plaat gaat dat weer als vanouds verder.

~

Hoewel, dat er een nieuw album van The Cardigans is, kwam voor menigeen toch een beetje als een verrassing. De vorige plaat, Long Gone Before Daylight, werd in de pers vrij slecht ontvangen en verkocht al net zo goed. Verder maakte zangeres Nina Persson een soloplaat onder de naam A Camp en bracht ook gitarist Peter Svensson zelfstandig een album uit. Beide waren leuk, maar qua verkoopcijfers niet echt uitzonderlijk. Wellicht dat The Cardigans zichzelf daarom nog een kans gunden.

Tempowisselingen

De nummers op Super Extra Gravity kennen veel tempowisselingen, variaties in het geluidsniveau en de intensiteit die de eerdere platen van The Cardigans ook al tekende. Opener Losing a Friend is hiervan een mooi voorbeeld. Het volgende nummer Godspell is iets meer up-tempo en heeft een beetje ruigere gitaarriffs, wat refereert aan de grote liefde van de bandleden: hardrock. Het door drum gestuwde en pulserende Drip Drop Teardrop is ook zo’n mooi nummer. Zo gaat het een hele plaat, dik veertig minuten lang, door. Deze nieuwe Cardigans is een opeenvolging van lekkere nummers. Toch is er niet echt een superhit op deze plaat te vinden zoals My Favourite Game van Gran Turismo dat was. Het dichtst in de buurt komt het nummer met de te lange titel I Need Some Fine Wine And You, You Need To Be Nicer, dat een lekkere gitaarriff heeft die in de gedachten blijft plakken.

Uitgebalanceerd

De mooie nummers volgen elkaar op op deze plaat, sommige rustig en intiem, andere up-tempo en extraverter. Er is geen moment van verveling, dankzij de aanwezigheid van alle ingrediënten die The Cardigans al jaren uitbaten: de stem van Persson, de sterke, gevarieerde drums, de hoekige gitaarriffs, en dat alles gecombineerd met een open en cleane productie. Het gevoel dat Super Extra Gravity uitstraalt is niet dat van een jonge band die de wereld alles wel even zal vertellen, zoals bij landgenoten Mando Diao. Hier is juist een volwassen band aan het ‘woord’ die gewoon mooie nummers wil maken. Die wel de drang voelt om een cd te maken, maar onder haar eigen termen en condities. Dat is misschien niet altijd even verrassend, maar daardoor is Super Extra Gravity niet alleen een plaat geworden die geperst is op een Playstation 1-achtig schijfje en versierd met schitterend artwork, maar ook een uitgebalanceerd album dat prettig is om naar te luisteren.

Boeken / Achtergrond
special: De week van het luisterboek

Een luisterend oor

Het luisterboek is al jaren onder ons. Al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw worden verhalen voorgelezen op geluidsdragers. In die tijd verschenen singles waarop schrijvers stukjes voorlezen uit eigen werk. Het heeft echter meer dan vijftig jaar geduurd voordat er een hele “week” aan dit fenomeen werd gewijd. Van 2 t/m 13 november a.s. is het de “Week van het luisterboek”. Hoog tijd dus om deze publicatievorm eens onder de loep te nemen.

In 1955 begon Querido samen met het Letterkundig Museum de reeks Stemmen van schrijvers. Ze brachten twintig singles uit, waarop steeds twee schrijvers voorlezen uit eigen werk. Niet veel later verscheen ook Philips op het strijdtoneel. Philips bracht naast de literaire schrijver ook begeleidende stemmen en zelfs ‘fanfares en elektronies geluid’. In de jaren zestig kwam daar de Haagse uitgeverij Sint Joris bij met twee series getiteld Levensbeelden. Deze bevatten singles waarop diverse kunstenaars over hun werk vertellen. Jan de Cler, Claes en Aafjes passeerden de revue in de Levensbeeldenreeks. Deze eerste golf van ‘luisterboeken’ eindigde in 1969 met een uitgave van vier sprookjes van Reve.

~

Vervolgens maakte in de jaren zeventig de single plaats voor de langspeelplaat. En ook het soort schrijvers veranderde. Waren het daarvoor vooral de serieuze literaire werken die op de geluiddrager werden gezet, nu was het tijd voor de ‘lichte’ literatuur: Bomans, Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt gaven acte de présence.
Daarna viel het enkele jaren stil, totdat in de jaren negentig de cd zijn intrede deed. In 1991 zond de VPRO in meer dan tien uur de voordracht van Gerard Reves De avonden uit. Van die voordracht verscheen een box met 10 cd’s.

Vanaf dat moment is het luisterboek weer gestaag aan een opmars bezig. Vandaag de dag zijn er tientallen titels op cd te verkrijgen – van kinderboek tot literair meesterwerk, van spirituele handboeken tot huiveringwekkende thrillers. Kortom, het luisterboek lijkt weer helemaal terug.

Van sociaal fenomeen tot individualistische bezigheid

~

Maar wat is de oorzaak van deze hernieuwde opmars? En wie hebben er dan precies behoefte aan het luisterboek? De primaire doelgroep bestaat uiteraard uit de visueel gehandicapten; mensen die vanwege hun beperkte gezichtsvermogen niet in staat zijn een boek te lezen. Voor deze groep is het luisterboek er altijd al geweest. Voor hen is het ook nooit weg geweest, ook niet in de jaren negentig toen de boeken op onder andere cassettebandjes verschenen. Maar er is nog een andere doelgroep.

Deze tweede groep lijkt in eerste instantie te bestaan uit mannen. Vroeger waren het de huisvaders die ’s avonds onder het genot van een drankje en een rokertje gezellig een single opzetten om het gezin te vermaken en om zelf te kunnen ontspannen. Tegenwoordig zijn het de haastige werknemers die nauwelijks tijd hebben om te kunnen genieten van het oude vertrouwde boek.
Maar ook vrouwen en kinderen weten het luisterboek steeds meer te vinden. Een keur aan kinderboeken is inmiddels op cd te verkrijgen, en steeds meer ‘vrouwenboeken’ over spiritualiteit en gezondheid vinden de weg naar het zilveren plaatje.

Waar de singles van de jaren vijftig voornamelijk een sociale rol vervulden (je kon gezellig allemaal rond de pick-up naar je favoriete verhalen en schrijvers luisteren), lijkt de huidige opbloei juist zijn herkomst te vinden in het individualisme dat de huidige maatschappij zo tekent. Een luisterboek geeft je de kans om in deze hectische tijden toch nog even een boekje mee te pikken in je auto op weg van of naar huis. Je kunt een hoofdstuk luisteren terwijl je op weg bent naar weer de volgende belangrijke afspraak bij een klant.

Aderlatingen en onontgonnen paden

~

Het luisterboek is onderhand een volwaardige broer van het traditionele gedrukte boek aan het worden. Alle genres en doelgroepen komen tegenwoordig wel aan bod. Er verschijnt luchtige pulp, maar ook zware literaire kost op cd. Er zijn budgettitels van nog geen acht euro en je kunt luxe verzameledities kopen voor meer dan 150 euro. Het hele spectrum dat je tegenkomt bij het gedrukte exemplaar is inmiddels ook te verkrijgen in geperste vorm.

Uitgeverij Cossee is één van de uitgeverijen die sinds kort meer aandacht besteden aan het luisterboek. De uitgeverij participeert niet alleen in de Week van het Luisterboek, waarin ze drie nieuwe titels uitbrengt, ze bracht al eerder zes luisterboeken op de markt. Deze boeken, die variëren van Titaantjes van Nescio tot een cd met vijf sprookjes van H.C. Andersen, zijn in de boekhandel voor slechts 7,50 euro te verkrijgen.

~

Voor deze lage prijs krijg je uiteraard geen hele romans verdeeld over diverse cd’s tot je beschikking. De cd’s bevatten één of meer korte verhalen van een bepaalde schrijver. Dit heeft zo zijn voor- en nadelen. Zo legt men zich enerzijds wel een beperking op doordat er slechts ruimte is voor een beperkt deel van de tekst. Van de Decamerone van Giovanni Boccaccio krijg je bijvoorbeeld slechts vijf van de honderd verhalen voorgeschoteld. En dat is toch wel een aderlating. Een serie cd’s zou hier wellicht een meer geslaagde keuze zijn geweest. Een ander nadeel, waar je bij iedere serie tegenaan kunt lopen, is de keuze voor de vertellers. Niet alle vertellers zijn even begenadigd. Soms stoort de monotone, met dialect getinte stem je dusdanig dat je de draad van het verhaal kwijtraakt. De stem en manier van voordragen van Anneke Brassinga op De dame met het hondje van Anton Tsjechov bevalt me bijvoorbeeld beduidend minder dan de wat levendiger stem van Erik Menkveld op de Decamerone-cd.

Een groot voordeel van de serie is echter dat je voor relatief weinig geld kennis kunt maken met een behoorlijk breed spectrum aan schrijvers. Op een makkelijke manier kom je in aanraking met verhalen waarvan je anders misschien nooit had genoten. Persoonlijk zou ik niet zo snel naar een boek van Tsjechov gegrepen hebben, maar door het luisteren naar De dame met het hondje ben ik toch benieuwd geraakt naar ander werk van deze schrijver. En dat ondanks het feit dat ik de vertelster zeker niet tot mijn favorieten reken.

Luisterboeken Uitgeverij Cossee:
– De dame met het hondje • Anton Tsjechov • Gelezen door Anneke Brassinga • Ca. 57 min. • € 7,50
– De rode schoentjes en andere sprookjes • H.C. Anderson • Gelezen door Marjoleine de Vos • Ca. 68 min. • € 7,50
– Decamerone • Giovanni Boccacio • Gelezen door Erik Menkveld • Ca. 65 min. • € 7,50
– Elizabeth Costello • J.M. Coetzee • Gelezen door Eva Cossee • Ca. 50 min. • € 7,50
– Het masker van de rode dood • Edgar Allan Poe • Gelezen door Erik Menkveld • Ca. 53 min. • € 7,50
– Titaantjes • Nescio • Gelezen door Alfred Schaffer • Ca. 75 min. • € 7,50

Boeken / Non-fictie

Nieuwe boeken

recensie: Orlando Figes – Natasja's dans // Charles Nicholl - Leonardo da Vinci // Mark Haddon – The Talking Horse and the Sad Girl and the Village Under the Sea

Onlangs verschenen bij uitgeverij Spectrum twee mooie historische studies: een herdruk van het reeds befaamde Natasja’s dans: Een culturele geschiedenis van Rusland geschreven door Orlando Figes en de kloeke biografie Leonardo da Vinci van de hand van Charles Nicholl. Tegelijkertijd verscheen ook de eerste poëziebundel van Mark Haddon.


Orlando Figes – Natasja’s dans: Een culturele geschiedenis van Rusland

In een venijnig essay in The Times Literary Supplement werd Orlando Figes enkele jaren terug ervan beticht dat hij onnauwkeurig, respectloos en onkritisch met zijn materiaal was omgesprongen. Er werd daarbij zelfs gezinspeeld op plagiaat. De kritiek betrof Figes’ goedverkopende studie Natasja’s dans, waarin hij een culturele geschiedenis van Rusland schetst. Het boek zou volstaan met inaccurate informatie en Figes zou, zoals gezegd, onverantwoordelijk met zijn bronnenmateriaal zijn omgesprongen. Onlangs is de Nederlandse vertaling van dit boek in een goedkope herdruk verschenen, waardoor het voor een nog breder publiek toegankelijk wordt.

Toegankelijk

Anna Achmatova
Anna Achmatova

Is Natasja’s dans een grandioos overschatte bestseller die welbeschouwd geen enkele kritische waarde heeft (zoals in de hierboven genoemde recensie gesuggereerd wordt), of is het door een jaloerse intrigant volkomen onterecht in het verdomhoekje geplaatst en moet iedereen het onmiddellijk gaan lezen? In feite geen van beide. Enerzijds is Figes inderdaad ietwat onzorgvuldig in het documenteren van zijn materiaal, waardoor de informatie die hij geeft soms moeilijk te controleren is. Anderzijds is het boek duidelijk gericht op een breed publiek, wat de directe controleerbaarheid van die bronnen minder noodzakelijk maakt dan bij een academische studie het geval zou zijn. Het is weliswaar begrijpelijk dat specialisten sceptisch staan tegenover Figes’ pogingen om de complexe culturele geschiedenis van Rusland op een toegankelijke wijze in kaart te brengen, maar dat neemt nog niet weg dat dit wel gebeuren moet. Het grote publiek verdient een helder en vlotgeschreven studie over deze interessante materie. En zij worden met Natasja’s dans op hun wenken bediend.

Selectief

Natasja’s dans leest in ieder geval als een trein. Wie veel van de cultuur van Rusland weet komt niet heel veel meer te weten, maar vindt wel alles nog eens mooi op een rijtje gezet. Voor leken is het boek sowieso een openbaring. Figes gaat wel ietwat selectief te werk. Terwijl hij heel uitgebreid ingaat op Anna Achmatova, komt hij nauwelijks te spreken over Platonov. Van de negentiende-eeuwers krijgt Tsjechov onevenredig veel aandacht, terwijl Dostojevski er weer wat bekaaid van af komt. Dit komt deels doordat hij ervoor heeft gekozen de hele Russische cultuur te behandelen en zich niet te beperken tot de literatuur of de muziek. Waardoor hij zowel aan Ballets Russes, als aan Sjostakovitch als aan … recht moet doen.

Orlando Figes • Natasja’s dans • Uitgever: Spectrum • Prijs: € 24.95 (paperback) • 703 bladzijden • ISBN 90-274-1500-5

Charles Nicholl – Leonardo da Vinci

Leonardo da Vinci was een veelzijdige duizendpoot die zich niet alleen aan de schilder- en tekenkunst wijdde, maar die ook zijn sporen verdiende als anatoom, filosoof, uitvinder en musicus. Terwijl iedereen de naam Da Vinci kent en bijna iedereen weleens een reproductie van de Mona Lisa heeft gezien, is de persoon Leonardo Da Vinci nauwelijks bekend.

De vuistdikke biografie van Charles Nicholl kan daar verandering in brengen. Nicholl schetst een intiem en gedetailleerd portret van dit legendarische genie. Nicholl verdiepte zich jarenlang in alles wat met Da Vinci te maken had en deed enkele verassende ontdekkingen. Belangrijker is dat Nicholl Da Vinci’s leven op een inzichtelijke wijze met zijn werk weet te verbinden, waardoor er een verhelderd perspectief op dit werk ontstaat.

Speculaties

~

Nicholl, die eerder schreef over klinkende namen als Christopher Marlowe en Arthur Rimbaud, is uiterst zorgvuldig te werk gegaan. Hij baseerde zich op een groot aantal bronnen – waaronder ongeveer zevenduizend bladzijden met krabbels en aantekeningen –, en weet deze op intelligente wijze met Da Vinci’s werk te verweven. Minder geslaagd zijn de door Freud geïnspireerde speculaties over Da Vinci’s homoseksualiteit. Op de een of andere manier laten biografen zich vrijwel altijd verleiden tot dit soort moeilijk toetsbare en daardoor ook weinig interessante speculaties omtrent de seksualiteit van het genie waarover ze schrijven. Nicholl houdt bij zijn speculaties gelukkig wel altijd een aantal slagen om de arm, en sensatiezucht kan hem niet verweten worden.

Uiteraard gaat deze biografie niet alleen over Da Vinci zelf; er is ook uitgebreid aandacht voor de tijd waarin hij leefde. Het Florence van de vijftiende eeuw, de vele beroemde paleizen waar hij als kunstenaar aan mee werkte, de vriendschappen die hij onderhield met bekende tijdgenoten als Michelangelo en Machiavelli.. Dit maakt zijn biografie tot een bruikbaar standaardwerk dat nog wel een tijdje mee kan.

Charles Nicholl • Leonardo da Vinci • Uitgever: Spectrum • Prijs: € 39,95 (gebonden) • 336 bladzijden • ISBN 90-7120-683-1

Mark Haddon – The Talking Horse and the Sad Girl and the Village Under the Sea

De auteur van de vorig jaar verschenen succesroman Curious Incident of the Dog in the Night-Time slaat met zijn nieuwste werk, The Talking Horse and the Sad Girl and the Village Under the Sea, een nieuwe weg in: die van de poëzie. Dit is niet de eerste keer dat zijn schrijverschap een nieuwe wending neemt.

~

Mark Haddon is van vele markten thuis, al twintig jaar schrijft hij scenario’s, romans en kinderboeken. Hij had dan ook al zestien boeken op zijn naam staan voor de bestseller verscheen. Het feit dat Hadden poëzie schrijft is eigenlijk ook niet nieuw. Dat hij ermee naar buiten komt daarentegen wel. In een interview met The Guardian zegt hij: “Ik schreef altijd al poëzie, maar na het succes van Curious Incident of the Dog in the Night-Time durfde ik het pas te publiceren.” Was die schroom terecht?

Betrekkelijkheid

In The Talking Horse and the Sad Girl and the Village Under the Sea is het vooral de ietwat zwarte humor die de zaak bijeenhoudt. Het gedicht Model Village is hier een voorbeeld van. Enerzijds is het licht ironisch, maar het gaat ook over de betrekkelijkheid van dingen. Over jonge mensen die op zoek gaan naar discotheken, Chinese restaurants en voetbalwedstrijden. De verteller, een oude man, merkt op:

They will understand in time.
Sit still for long enough
and everything will come to you.
[…]
This year we got our first
black residents.
(The Pattersons were overpainted)

En hij ziet dat de klok nog steeds tien voor twee aangeeft, dat de koeien nog altijd grazen, kortom, dat er aan het universum niet veel verandert als er dorpsbewoners zwartgeverfd worden. Een cliché en dan nog niets eens goed verpakt.

Zelfbewust

In sommige gevallen is een ik-ben-me-bewust-van-mijn-dichter-zijn houding prominent aanwezig en irritant. Dit is bijvoorbeeld het geval in Poets en This Poem is Certificate 18. Beide gedichten behandelen het technische aspect van het dichten, en beide zijn wat al te zelfbewust. Zoals hier:

They write a word
And then another word
It is usually wrong
Their crossings out are legion.

Met dit soort grappen haalt Haddon hoogstens een flauwe glimlach naar boven. Hij weet de lezer echter absoluut niet te raken. En van zulke exemplaren staan er vrij veel in The talking horse and the sad girl in the village under the sea. Dat is jammer, want het zijn trucjes en hij blijft er nogal mee aan de oppervlakte. Haddons schroom bleek inderdaad terecht; hij had zijn poëzie beter in zijn bureaula kunnen laten liggen.

Mark Haddon • The Talking Horse and the Sad Girl and the Village Under the Sea • Uitgever: Picador (import: Nilsson & Lamm) • Prijs: € 17,50 • 96 bladzijden • ISBN: 0330440020

Muziek / Album

Mooi overzicht van modale solo-carrière

recensie: Pete Townshend - Anthology

Naast The Rolling Stones en The Beatles was The Who de derde parel aan de Britse popkroon in de jaren zestig. The Who onderscheidde zich door de prachtige stem van Roger Daltrey en het virtuoze drumwerk van Keith Moon maar het grote brein van de band was gitarist Pete Townshend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Townshend de enige was die een behoorlijke solocarrière op poten wist te zetten nadat de band in 1982 uit elkaar viel (hoewel ze in 1989 nog herenigde). Dat zijn muziek zo slecht nog niet is, blijkt uit de onlangs verschenen verzamelaar Anthology.

~

Vermaard waren vooral de live-optredens van The Who, waarbij alle instrumenten aan het eind van het concert aan diggelen gingen. Het was echter niet louter rebellie dat The Who groot maakte. Uit het muzikale hoogtepunt, de conceptuele rockopera over de doofstomme Tommy, die geweldig kon flipperen, spreekt een groot muzikaal en tekstueel talent. Townshends solowerk heeft van die twee peilers de muzikale kant overgehouden.

Op Anthology ontbreken drie van Townshends eerste vier albums, allen gewijd aan een duistere Indiase goeroe luisterend naar de naam Meher Baba. Ik ben niet bekend met deze obscure platen, maar ik vermoed dat ze niet zonder reden niet vertegenwoordigd zijn. Daarnaast vinden we geen nummers terug van de Scoop-uitgaves, waarop solo-demo’s staan van Townshend tijdens zijn Who-tijd.

Hoogtepunten

Wat overblijft zijn zes solo-albums en het duet-album Rough Mix met Ronnie Lane (bekend van The Faces). Vooral deze laatste plaat kent veel hoogtepunten, met onder meer het schitterende Heart to hang onto. Gezien de samenstelling lijkt deze verzamelaar vooral White City (1985) – evenals Tommy een conceptuele plaat en geen verzameling liedjes – naar voren te schuiven als Townshends beste album. Deze plaat is vrijwel integraal opgenomen, maar ook de andere albums zijn goed vertegenwoordigd. Dat geldt ook voor zijn meest recente solo-album, Psychoderelict (1993), dat strak maar tamelijk overgeproduceerd klinkt.

Beetje gelikt

~

In vergelijking met de rauwe muziek van The Who klinkt Townshends solowerk een beetje gelikt en geforceerd. Slecht is het zeker niet, hoewel ook Townshend in zijn latere werk niet gevrijwaard is gebleven van de synthesizer-vervuiling en overproductie, die als een angstaanjagend spook door de jaren tachtig woei om oude rocksterren van het rechte pad af te leiden. Townshend weet nog redelijk weerstand te bieden aan deze sirenes en de productie is in de meeste nummers nog wel te pruimen.

Wat in ieder geval in Townshend te prijzen valt, is dat hij in de loop der jaren is blijven rocken en zijn gitaarspel blijft ook in de minder interessante nummers de moeite van het luisteren waard. Op zijn beste momenten doet Anthology dan ook denken aan het genie van Townshend en The Who, maar ook deze oude ster lijdt aan de onvermijdelijke last van het verleden. Was het motto van de energieke jongensbravoure van The Who nog “Hope I die before I get old”, nu is het vervangen door “I won’t run anymore”, een nummer dat Townshend in de liner notes typeert als een “song about growing up”. De rebel is dus tegen zijn wens in oud geworden en zingt daar nu over. Het is vooral lekkere luistermuziek die de volwassen Townshend maakt: de branie en passie zijn vervangen door contemplatie, maar daar is niks mis mee.