Theater / Achtergrond
special: Toonstra wint Groninger Studentencabaretfestival

Honger in Afrika een nieuwe rage?

Theo Maassen, Jochem Myer en Alkemade & Bloemen. Wie treedt er in hun voetsporen door het illustere Groninger Studenten Cabaret Festival op zijn naam te zetten? Het antwoord van de jury en het publiek is dit jaar de 26-jarige Anne Jan Toonstra uit Groningen. Ondervoorzitter en cabaretier Joep OnderdeLinden prees de student geneeskunde voor de wijze waarop hij het publiek “met alle mogelijke middelen een kijkje bood in de chronische storm in zijn hoofd”. De toeschouwers sloten zich daarbij aan, gezien de uitverkiezing van Toonstra als publiekslieveling. Daarmee troefde hij zijn medefinalisten Martijn Koning en het trio Borleffs, Logman en De Waard volledig af. Voor Koning restte slechts de persoonlijkheidsprijs: de juryprijs voor de deelnemer met de grootste kans op een cabaretcarrière.

Vorig jaar ging het cabaretduo Ozzy en Tom aan de haal met prijs. Maar toen waren er nogal wat klachten over de kwaliteit van de finalisten. Presentator Bert Visscher kondigt van te voren aan dat de bezetting dit jaar sterker is en dat we een spannende strijd mogen verwachten. Ook het publiek lijkt te rekenen op een leuke avond: het wemelt van de studenten en studentes, die vlak voor aanvang van de voorstelling wanhopig zoeken naar hun plaats en bij het vinden daarvan op zoek gaan naar lege plekken met een beter uitzicht. Studentikoos begint de finale van het Cabaret Festival dan ook een kwartier te laat, maar door de bekende snelheid van gastheer Bert Visscher is deze achterstand al snel weer ingehaald.

~

Aan elkaar gewaagd

Ook bij de finalisten is er geen gebrek aan snelheid. Flitsend vertolken ze hun programma, waarbij verder opvalt – ook voor de jury – dat ze erg gericht zijn op hun eigen leven en weinig naar buiten kijken. Het zijn aan elkaar gewaagde kandidaten, die – ook opvallend- dit keer weinig gebruik maken van muziek. Alleen winnaar Anne Jan Toonstra bespeelt virtuoos een piano, terwijl hij spot met de jazz-muziek en een cursus Hollandse liedjes voor moslims geeft. “Er is er één besneden, hoera, hoera” is één van de vertolkingen, waarmee Toonstra zijn kracht weet te etaleren.

Zijn show getiteld Hikikomori (naar een Japans fenomeen waarbij jongeren zich opsluiten op hun kamer) wisselt echter nogal van stemming en performance. Met zijn liedjes en het typetje van de rokende en zingende travestiet Joyce weet hij het publiek optimaal te overtuigen, met zijn kaboutersketch lukt dit totaal niet. Het verhaaltje weet niet te boeien en is bovendien door de stemvervorming niet te verstaan. Kortom, het is pappen en nathouden bij Toonstra. Regelmatig komt de tweevoudig winnaar van het Rotterdamse Cameretten (als onderdeel van het duo Anne Jan en Sofie) in hem naar boven, maar in het geheel komt zijn verhaal wat ongestructureerd over. Dat komt vooral door de snelle aaneenschakeling van al zijn gedachtekronkels, waarbij je je continu afvraagt wat de Groningse cabaretier hier nu mee wil zeggen. Alles irriteert hem, of het nu gaat om de honger in Afrika (“Is dat nu weer een rage daar of zo? Een hele tijd hoor je niets en nu ineens weer wel.”) of om televisieprogramma’s waar je jezelf of auto om kan laten bouwen. Maar wat hij daarmee nu precies duidelijk wil maken blijft de vraag.

Rust

~

Na de van de hak op de tak springende Toonstra is de show Over de top van Martijn Koning een oase van rust. Daarnaast valt op dat hij als enige van de finalisten geen gebruik maakt van decorstukken. De rechtenstudent, die als standupper eerder op de Uitmarkt en Lowlands stond, heeft meer dan genoeg aan zijn stem. Toch duurt het even voordat hij het publiek weet te boeien met zijn verhaal over zijn studie- en werkleven. De essentie van dit verhaal is al snel duidelijk – namelijk dat hij nergens in geslaagd is – en daardoor vermindert de nieuwsgierigheid naar de rest van zijn voorstelling al snel. Maar met actuele en gewaagde grappen over onder meer de jongen die van de Martinitoren werd geduwd of het meisje dat in Leeuwarden tot twee keer toe in brand werd gestoken, laat hij werkelijk zien wat hij in zijn mars heeft. “Een vriend tegen de brandstichter: wat hoor ik nu, is het uit?” De potentie is bij Koning zeker aanwezig, maar in zijn voorstelling Over de top durft hij zich te weinig daadwerkelijk te laten gaan, of zijn potentiële engagement aan het publiek op te leggen. Het is teveel naar binnen gericht, of zoals de jury het verwoordt “te veel staren naar de navel.”

~

Het is opnieuw een grote sprong naar de derde finalist van deze avond: het Utrechtse trio Borleffs, Logman en De Waard. Met hun zeer fysieke vertolking van het studentenleven doen ze qua beeldvorming en tomeloze energie even denken aan The Ashton Brothers. Maar de kern van de voorstelling is toch meer gebaseerd op de Lullo’s van Jiskefet. In de voorstelling Laag wordt het standaard beeld van een mannelijke student treffend neergezet: zittend op een bank met een flesje bier kijkend naar een pornofilm. Voor serieuze gesprekken is geen plek; wel voor grappige spelletjes. De magistrale verbeelding van het computerspel Super Mario springt daarbij het meest in het oog. Het zou dan ook zeker niet onterecht zijn als het Utrechtse trio er met de prijzen vandoor was gegaan op het Groningse cabaretfestival. Ware het niet, dat de jury het optreden (in vergelijking met die in de halve finale) te slordig vond, en bovendien kun je stellen dat het trio wel erg dicht is blijven hangen bij het studentikoze bestaan.

Lange weg te gaan

Na ruim drie uur vermaak kun je concluderen dat de drie finalisten enigszins de hoop mogen hebben dat ze zich ooit in het rijtje van hun illustere voorgangers zullen scharen. Toonstra is vanwege zijn originaliteit, geloofwaardigheid en vooral ook muzikale capaciteiten misschien wel de meest kansrijke en daarom de terechte winnaar van het cabaretfestival. Maar dat alle finalisten nog een lange weg te gaan hebben wordt duidelijk als het cabaretduo Van Houts en De Ket het podium voor een gastoptreden betreedt. Met het aan de actualiteit refererende nummer Giro 666 steken ze de draak met de actie voor Pakistan. Om nog maar te zwijgen over de prachtige dialoog tussen God, de dood en de Heilige Geest of hun verbeelding van porno-idols. Van Houts en De Ket geven zich bloot; iets wat niet van de finalisten op deze cabaretavond gezegd mag worden. Maar goed, ze zijn net begonnen…

Meer informatie over het Groninger Studenten Cabaret festival vind je hier En mocht je nieuwsgierig zijn geworden naar de genoemde cabaretiers: de winnaars gaan een tournee maken langs de theaters in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.

Kunst / Achtergrond
special: Modernisme en historisme in de hedendaagse vormgeving

Utrecht Manifest

Of ik een los papiertje bij me heb, vraagt de dame achter de balie in de Pastoe meubelfabriek. Als eerste heb ik een visitekaartje bij de hand, maar het had net zo goed een boodschappenlijstje of treinkaartje kunnen zijn. Met een tang wordt mijn visitekaartje ‘geknipt’ en staat het logo van Utrecht Manifest in het papier geprent. Dit slimme en milieuvriendelijke idee voor het entreeticket zet de toon voor Utrecht Manifest, de biënnale voor vormgeving en maatschappij. Vol verwachting wandel ik de voormalige fabriekshal binnen waar de tentoonstellingen Now & Again, Choice, en een overzicht van het werk van Maarten van Severen te zien zijn.

Tijdens het weekend van 22/23 oktober heeft Eindhoven, waar enkele weken geleden de Dutch Design Week werd georganiseerd, het stokje van de ‘vormgevingsestafette’ doorgegeven aan Utrecht. Tien dagen lang staat vormgeving centraal in de Domstad. Initiatiefnemers zijn het Centraal Museum en meubelfabriek Pastoe. Op deze locaties vinden de exposities plaats. Utrecht Manifest onderscheidt zich van andere designmanifestaties door een bedachtzame, reflectieve benadering. Een uitgebreid programma lezingen en symposia is georganiseerd ter verdieping. Vraagstukken die tijdens Utrecht Manifest aan bod komen, zijn onder meer: Wat kan vormgeving in de meest brede zin van het woord in onze huidige samenleving betekenen? En: Is het modernisme nog steeds dé grote inspiratiebron voor vormgevers?

Kale peertjes

~

Met een retrospectieve tentoonstelling wordt de Gentse meubelontwerper en interieurarchitect Maarten van Severen (1957-2005) geëerd. Onder het schijnsel van kale peertjes – naar ontwerp van Van Severen – worden tal van meubels, lampen, bestekonderdelen, prototypes, ontwerpschetsen en maquettes van gebouwen en interieurs, foto’s van zijn hand, en een kort filmisch portret getoond. De meubels van Van Severen worden geroemd om de minimalistische vormgeving en het ‘zen-gehalte’. De ontwerpen weerspiegelen Van Severens opvoeding in de jaren zestig en zeventig te midden van de conceptuele en minimalistische kunst. Net als bij de Utrechtse meubelmaker en architect Gerrit Rietveld (1888-1964) is het werk van Maarten van Severen een zoektocht naar de essentie. Rietveld bracht met zijn rood-blauwe leunstoel, opgebouwd uit vijftien latjes en twee planken, de pluche fauteuil terug tot de basis. Echt comfortabel zat de rood-blauwe stoel niet, maar zitten was dan ook een werkwoord, aldus Rietveld. Ook Rietveld ontwierp in het Rietveld-Schröderhuis (1924) al lampen van kale peertjes. In de meubels van Van Severen gaan eenvoud en comfort meer hand in hand, zoals bijvoorbeeld in de chaises longues (lounge chair, 1994-1996) of de lage stoelen geplooid uit één plaat aluminium of kunststof. Jammer dat je ze niet mag uitproberen!

Van Severen heeft regelmatig samengewerkt met architect Rem Koolhaas en diens bureau OMA, onder meer aan de stadsbibliotheek van Seattle, die 36 kilometer boeken omvat. De laatste en tevens grootste opdracht van Van Severen in Nederland was het ontwerpen van de entree, informatie- en ticketbalies, bibliotheek, boekwinkel, educatieve ruimte, auditorium en restaurant van het nieuwe Van Abbe Museum in Eindhoven. Functionalistische ontwerpen die het museum kleur geven.

Now & Again

De ontwerpen van Van Severen oogsten nog steeds lof. Het is dan ook nog niet lang geleden dat Nederland in de ban was van de ontwerpen van Gispen, Pastoe en andere modernistische vormgeving. Maar in de woonbladen lijkt juist geschiedenis de laatste trend te zijn. In de tentoonstelling Now & Again wordt onderzocht hoe modernisme en historisme zich tot elkaar verhouden. Voor Jurgen Bey is ontwerpen gelijk aan her-zien, zo blijkt uit zijn Kokon Family Chair (1999). Niets hoeft nieuw te worden gemaakt, want als je goed om je heen kijkt, is het er al. Bey bekleedde historisch meubilair met pvc, en verzilverde bloemetjesservies uit grootmoeders tijd (Broken Family, 1999).

Heatwave van Joris Laarman
Heatwave van Joris Laarman

Ontwerper Joris Laarman viel enkele jaren geleden – en nog steeds – op met zijn krullerige betonnen Heatwave, omdat deze zo schaamteloos verwijst naar het verleden; naar de gedecoreerde gietijzeren radiatoren van de 19e eeuw om precies te zijn. In zijn radiator vallen ornament en functie perfect samen. Hij geeft hiermee een nieuwe betekenis aan het begrip functionaliteit.

Extreme make-over


Het werk van de Utrechtse meubelmaker en architect Gerrit Rietveld mag op Utrecht Manifest niet ontbreken. Zo is er een tour uitgezet langs gebouwen van Rietveld in de provincie Utrecht. Het meest bekend is het Rietveld-Schröderhuis, dat Rietveld in opdracht van – en in samenwerking met Truus Schröder ontwierp. In het Centraal museum kun je Rietvelds bekendste huis bezichtigen met behulp van een digitale rondleiding. Je kunt kiezen uit verschillende gidsen: onder meer conservator Ida van Zijl, restauratie-architect Bertus Mulder, een buurtbewoner, architect Ben van Berkel of ontwerper Jurgen Bey. Ze laten je delen in hun persoonlijke herinneringen en in fraai historisch beeldmateriaal. Deze tour is vanaf half november ook te volgen via de website van het Rietveld-Schröderhuis. De virtuele tour haalt het natuurlijk niet bij het daadwerkelijk ervaren van licht, ruimte en flexibiliteit, maar de nieuwe website biedt een leuke kennismaking met het beroemde pand.

Fotografie: TV
Fotografie: TV

Behalve dit ‘online’ Schröderhuis is er ook aandacht voor een ander project van Rietveld. Eind jaren vijftig ontwierp hij sociale woningbouw in de Utrechtse wijk Hoograven. Voor die tijd waren deze eengezinswoningen ongetwijfeld goed doordacht en voorzien van een flexibele plattegrond. Anno 2005 doen de woningen echter nogal gedateerd aan. De woningen worden momenteel gerenoveerd “met respect voor het modernistische gedachtengoed”. Tijdens de renovatie grijpt Utrecht Manifest de kans om een woning aan de Robijnlaan 10 (1957-1960) aan een ‘extreme make-over’ te onderwerpen. De metamorfose is verzorgd door styliste Marjo Kranendonk en zou aansluiten op de huidige interesse voor historische stijlen als barok, biedermeijer, rococo, romantiek en ook voor de kleur zwart. Het resultaat is een huis, zó verschrikkelijk zwart, dat het op geen enkele manier meer verwijst naar het modernisme of naar vormgevingstradities, maar dat vooral doet denken aan een spookhuis op de kermis of een filmdecor voor de Adams Family. Gelukkig is in het Centraal Museum de combinatie van Rietveld-meubels uit de vaste collectie en de stoelen van de Braziliaanse ontwerpers Humberto en Fernando Campana een geslaagder experiment.

Een tweede jeugd voor De Uithof


In de wonderschone Agnietenkapel van het Centraal Museum is een presentatie ingericht over universiteitscampus De Uithof. In de jaren negentig prees ik mezelf als student letteren – samen met de rechtenstudenten – zeer gelukkig. Ik had college in prachtige monumentale panden in de binnenstad en kon daarna rechtstreeks het naburige café induiken. Alleen voor een hertentamen of een formaliteit bij het bestuursgebouw verzamelde ik al mijn moed en begaf ik me op de fiets richting De Uithof: een grauwe buitenwijk in de Hollandse Waterliniepolder vol betonnen sick buildings van de Universiteit Utrecht uit de jaren zestig.

Eind jaren negentig begon hier tot mijn verrassing verandering in te komen. Gebouwen vol licht, ruimte en verbeeldingskracht verrezen aan de Heidelberglaan. Ineens leek de zon hier vaker te schijnen, en ook het omringende polderlandschap en de hortus botanicus straalden meer schoonheid uit. Er opende zelfs een kroegje. Onder Aryan Sikkema, bouwmeester van de Universiteit Utrecht van 1984-2005, onderging De Uithof een geweldige metamorfose. Samen met ondermeer OMA, Rem Koolhaas, Neutelings – Riedijk, Erick Egeraat, Mecanoo en Wiel Arets is Sikkema erin geslaagd om op De Uithof ratio en poëzie te verenigen.

Voor Utrecht Manifest stelde Sikkema onder de titel Waanwijsheid van de geplande stad een speciale krant en een gelijknamige tentoonstelling samen waarin hij voorbeelden toont en zijn inspiratiebronnen bespreekt, waaronder Gerrit Rietveld, Aldo van Eyck en Rem Koolhaas. Over Rietveld zei Sikkema: “Naar mijn mening is Rietveld de meest ontroerende Nederlandse architect van de twintigste eeuw. Zijn oprechte zoektocht naar een nog onbekende, nieuwe, betere wereld en de overtuiging dat die ook werkelijk te vinden zou zijn, heeft geleid tot een aantal aangrijpende gebouwen.” Op de expositie laten foto’s en video’s van de ’tweede jeugd’ van De Uithof zien hoe vormgeving het leven kan verrijken.

Op naar 2007

De eerste editie van Utrecht Manifest lijkt erin geslaagd om de maatschappelijke rol die vormgeving kan spelen zichtbaar te maken en te stimuleren. We kijken uit naar de editie van 2007.

Muziek / Album

Gladgestreken eigenzinnigheid

recensie: Fiona Apple - Extraordinary Machine

Tussen de release van de vorige cd van Fiona Apple en haar nieuwste cd Extraordinary Machine zit maar liefst zes jaar. De oorzaak daarvan ligt bij onenigheid met de platenmaatschappij, waardoor eerdere versies werden afgekeurd. Nu is de plaat eindelijk op de markt en hij is zeker de moeite waard.

~

Over de hele wereld werden maar liefst zes miljoen exemplaren van de twee eerdere platen Tidal en When the pawn… verkocht, maar in ons land kreeg de 28-jarige singer-songwriter maar weinig voet aan de grond. Het Nederlandse publiek staart zich een beetje dood op Tori Amos. Toch is Fiona Apple zeker zo interessant en eigenzinnig als deze artieste, die vrijwel met dezelfde ingrediënten werkt: vrij uitgeklede songs met piano. Het grootste verschil tussen deze twee is dat Fiona Apple vooral het lage register van de piano gebruikt en dat op een vrij staccato manier. Dit geeft de nummers, samen met de bijzonder warme stem van de zangeres, een heel eigen karakter.

Bijzondere productie

Deze nieuwe plaat van Apple is een voortzetting van het eerdere werk, maar wordt gekenmerkt door een bijzondere productie. Die is namelijk verzorgd door Mike Elizondo, die eerder ook werk van Eminem, Dr. Dre en 50 Cent produceerde. Dat is goed terug te horen in de beat van een aantal nummers, die ook in een hiphop- of r&b-nummer zouden passen. Maar dat wil niet zeggen dat Apple zich overgeeft aan de commercie: haar inbreng is veel sterker dan die van de producer, waardoor de eigenheid behouden blijft.

Klassieke instrumenten en eigentijdse beats

Het openings- en titelnummer heeft geen piano als begeleiding, maar een pizzicato strijkkwartet (dat aan de snaren van de instrumenten plukt), een hoorn en een marimba. Dat geeft, samen met de afwijkende zanglijn, een heel bijzonder effect en de toon van de plaat is er mee gezet. Veel nummers worden naast een ‘normale’ band in meerdere of mindere mate orkestraal begeleid. De eerste single O’Sailor heeft een aanstekelijk refrein met maar een heel klein beetje, maar erg effectieve koorzang aan het eind. Dat nummer is representatief voor de hele cd, die stuk voor stuk goede nummers kent, zoals Oh Well – dat wat weg heeft van Tori Amos’ Cornflake Girl. De beats van producer Elizondo zijn duidelijk terug te vinden in Tymps (the sick in the head song) – dat zomaar een hitsingle kan worden – en in Window. Toch is het eerder Apples stempel, niet Elizondo’s, dat het album domineert.

Extraordinary Machine is een album met een rijke sound, met als enige mogelijke kritiekpunt dat hij soms wat gladjes is afgeproduceerd. Als het dat is, dat de liefhebbers van Tori Amos tegenhoudt om Fiona Apple te accepteren, zou ik mij er overheen zetten. De songs van Fiona Apple zijn interessant om naar te luisteren en de fluweelzachte stem van deze zangeres steekt prachtig af tegen haar ruige pianospel.

Boeken / Fictie

Ook in boekvorm versplinterd

recensie: Fort Europa. Hooglied van de versplintering

.

Lanoye schreef het verhaal voor de afscheidsvoorstelling van regisseur Johan Simons bij toneelgroep ZTHollandia. Dat leidde tot een mooie en intrigerende voorstelling, waarbij de tekst naar mijn smaak wel wat tegenviel: “Theater moet volgens Simons aanzetten tot denken. Lanoye heeft die pretentie wel, maar de diepgang ontbreekt.” In boekvorm blijkt het anders: de ondertitel blijft misschien meer beloven dan Lanoye waarmaakt, maar de zeven monologen passen binnen twee kaften beter bij elkaar dan op het toneel.

Vaderland en moedertaal

~

Fort Europa biedt zeven persoonlijke verhalen, verteld in monologen die doorgaans weinig met elkaar te maken hebben. Alleen de drie bejaarde hoeren die het boek afsluiten lijken het samen te doen. Maar ook bij hen blijven de klaagzangen steken in elkaar afwisselende en langs elkaar heen gaande monologen. Wat alle actoren in ieder geval gemeen hebben is een afkeer van het huidige Europa. Een Belgische soldaat vertelt over de verkrachting van zijn land in het verleden, een stamcelbiologe zoekt in steeds weer andere continenten naar de vrijheid waar Europa volgens haar voor staat, een ondernemer trekt gedesillusioneerd naar Zuid-Amerika. Een chassidische jood verwoordt het gevoel dat alle personages wel op de één of andere manier hebben: Europa is geen stuk land, maar een state of mind.

Gehechtheid aan grond, dat is geen waarheid. De mens hangt niet vast aan grond. Een boom, die hangt vast aan de grond. Een cactus, die hangt vast aan zijn bodem. De mens niet. De mens moet bewegen. En de mens moet studeren. Ons vaderland zit in ons hoofd. Het vaderland van de mens. Dat is zijn geest.

Het vaderland van de mens, dat is zijn taal.

Ons echte vaderland is onze moedertaal.

En die hangt nooit vast aan de grond.

Egoïstische Europeaan

De ware Europeaan is voor Lanoye vrijheidslievend en vooruitstrevend. Teleurgesteld in het stuk land tussen Noordzee een Bosporus trekt hij naar andere gebieden. Shanghai lijkt een goede optie; daar kan alles, daar is nog vrijheid. Maar tegelijkertijd is die Europeaan ook egoïstisch en voelt hij zich niet geremd door enige vorm van ethiek. De problemen van de zeven personages zijn invoelbaar en geloofwaardig. De drang om te vertrekken is eveneens te begrijpen, maar al de personages hebben ook ernstig last van arrogantie – uitmondend in nog vervelender trekjes.

Op subtiele wijze ontmaskert Lanoye zo de arrogante Europeaan. De onvrede die hij beschrijft is helder en herkenbaar, de drang naar een beter Europa – of zoals Lanoye dat noemt het ware Europa – is begrijpelijk, maar de oplossing die in het vertrek wordt gezocht is op zijn minst onwenselijk. De personages die Lanoye opvoert kennen geen sociale gevoelens en leven alleen voor hun eigen idealen: de chassidim troggelde in de oorlog geld af van mede-joden voor een dode mus, de ondernemer ziet alleen maar de positieve kanten van het kapitalisme, de stamcelbiologe heeft slechts oog voor haar Nieuwe Mens en waardeert alle ethische en morele bezwaren als achterhaald. Verblind door eigenbelang trekken ze nu weg uit Europa, op zoek naar de vrijheden die Azië en Zuid-Amerika bieden.

Muziek / Voorstelling

Regisseur Pierre Audi overrompelt met Händels Tamerlano

recensie: De Nederlandse Opera & Les Talens Lyriques o.l.v. Christophe Rousset - George Frideric Handel - Tamerlano

.

~

Maar zoals wel vaker blijkt een revolutionaire aanpak in een door traditie gedomineerde omgeving uiteindelijk zeer verfrissend. Het boegeroep dat Audi’s regie bij de première in Zweden ten deel viel, heeft plaatsgemaakt voor vrijwel unanieme lofbetuigingen. Audi is inmiddels meerdere malen uitgenodigd een opera te regisseren in het in 1766 gebouwde theater, en in de Amsterdamse Stadsschouwburg is niet alleen te zien waarom, maar krijgt zijn enscenering nog een extra laag mee. Dit laatste komt doordat in de Stadsschouwburg het baroktheater van Drottningholm nauwkeurig is nagebouwd, van achterwand tot vloer. Het spanningsveld tussen traditie en kunstmatigheid wordt zo nog verder uitvergroot: het publiek weet immers dat wat zo authentiek oogt volkomen artificieel is.

Statisch?

Hoewel Händel meer dan veertig opera’s achter zijn naam heeft staan, werd er lange tijd slechts een handjevol opgevoerd. Zijn opera’s zouden te statisch zijn, slechts bestaan uit een schier eindeloze reeks aria’s vol herhalingen waarin steeds één enkele emotie centraal staat, waardoor alle vaart uit een voorstelling verdwijnt. Niet voor niets hergebruikte de componist zelf met grote regelmaat aria’s – de voortgang van de handeling zit immers in de recitatieven.

~

Niet bij Audi. Bij hem zijn de meeste personages voortdurend aanwezig op het podium en maken middels zeer gestileerde bewegingen en symmetrische looplijnen de complexe relaties tussen de verschillende personages kristalhelder. Solisten zetten regelmatig in hun aria’s ook juist niet een stapje vooruit, maar achteruit. Dat ze te allen tijde toch uitstekend verstaanbaar zijn, komt door misschien wel het meest authentieke barokorkest denkbaar: Les Talens Lyriques. In de ouverture klinkt het even wat al te fragiel voor onze eenentwintigste eeuwse oren, maar al gauw blijkt juist hoe ingenieus, ja, welhaast mathematisch, Händels orkestklank in elkaar steekt. Dirigent en vermaard barokspecialist Christophe Rousset verstaat daarbij als weinig anderen de kunst om het drama doorslaggevend te zijn in zijn tempokeuze, waardoor de voorstelling gedurende drieëneenhalf uur geen moment langdradig wordt.

Uitzonderlijke kwaliteit

~

Dankzij Rousset en Audi kunnen ook de solisten indruk maken. De Amerikaanse contratenor Bejun Mehta presteert in de titelrol van de wrede vorst Tamerlano bijkans het onmogelijke: ondanks zijn hoge stem weet hij buitengewoon machismo over te komen en is hij echt het haantje van de opera. En waarom hij verliefd wordt op Asteria, de dochter van de overwonnen sultan Bajazet, is eveneens evident. De Franse sopraan Sandrine Piau is precies op de juiste momenten verleidelijk, hevig verontwaardigd en wraakzuchtig. Maar eigenlijk is alles van uitzonderlijke kwaliteit aan deze Tamerlano, van solisten tot orkest, van belichting tot decor, van kostuums tot regie.

Het is natuurlijk onzin om een winnaar van deze productie aan te wijzen, een opera is immers geen Idols. Maar Pierre Audi bewijst met deze enscenering opnieuw zijn uitzonderlijk talent om modern muziektheater te maken zonder traditie uit het oog te verliezen.

Muziek / DVD

Charismatisch duo in bloedvorm

recensie: The Dresden Dolls - Paradise

De opkomst van de muziek-DVD moet een hele uitkomst zijn voor die arme platenmaatschappijen. Live-registraties verschijnen de laatste jaren bij de vleet, ook van relatief jonge bands. De tijd dat je eerst een flinke staat van dienst moest hebben opgebouwd voordat je recht kreeg op een dergelijke registratie is voorbij. Iedere artiest kan voor weinig geld een show opnemen en die uitbrengen op DVD. Goed voor de verkoop en in het geval van The Dresden Dolls ook erg interessant voor de consument.

De Amerikaanse Dresden Dolls brachten een jaar nadat hun titelloze debuut in Nederland verscheen een eerste live-DVD uit: Paradise. De band, in principe bestaand uit het tweetal Amanda Palmer en Brian Viglione, stond ter ondersteuning van het album in het voorprogramma van Nine Inch Nails en speelde bovendien memorabele sets in de Amsterdamse Melkweg en op Haldern: “De performance is origineel en overdonderend. Halverwege worden gloedvolle covers gebracht van Black Sabbath (War Pigs) en Jacques Brel (Amsterdam)… het publiek schreeuwt om meer, maar de tijd is op. Het hoogtepunt van het festival, punt.” Aldus Koen ter Heegde van 8WEEKLY.

Christopher Lydon

~

Ook deze live-registratie geeft een goed beeld van de klasse van dit tweetal. De witgeschminkte Amanda Palmer is de songwriter achter de piano, het brein, het middelpunt. Brian Viglione is de drukke mafkees achter de drums. Maar het is met name de wisselwerking tussen de twee, die het hem doet. De setting van het optreden past geheel bij het soort op de jaren twintig gebaseerde ‘Brechtian punk cabaret’ dat de band presenteert. Aan dit optreden in Paradise Rock Club ging een avond vooraf met allerlei performances, geheel in de stijl van The Dresden Dolls. Optredens die al in de wachtrij voor het concert begonnen. De band lijkt symbool te staan voor een heuse levensstijl. Eveneens was er een inleidend interview met Amanda en Brian, niet geheel toevallig verzorgd door webradiopresentator Christopher Lydon – de man aan wie Amanda op ironische wijze de liefde verklaarde in een schitterend nummer met de titel (je raadt het al) Christopher Lydon.

Porseleinen pop

Wat volgt is een daverende concertregistratie die de illusie wekt dat je er zelf bij bent, wat veel registraties niet lukt. Die twee zijn rasperformers, enorm charismatische muzikanten die precies weten hoe hun handel in elkaar zit. Veel mooie tegendraadse liedjes, maar ook de nodige rock ‘n’ roll. Alsof het niets is kan Palmer ineens zo subtiel en breekbaar zijn als een porseleinen pop. Ook hier de cover van War Pigs, geen Jacques Brel, maar wel het schitterende Pierre van Carole King. Verder natuurlijk eigen nummers als de single Girl Anachronism, Good Day, Missed Me en de prachtige lange afsluiter – zowel op de plaat als live – Truce. The Dresden Dolls werken zich uit de naad en gaan op het podium helemaal uit hun dak, samen met het publiek in de zaal en ondergetekende op de bank.

Het kan dan niet zoveel meer schelen dat de aanvullende documentaire A Life In The Day Of The Dresden Dolls lang duurt en niet altijd even interessant is en dat de registraties van Coin-Operated Boy en Girl Anachronism op Roskilde 2005 kwalitatief te wensen overlaten. The Dresden Dolls in deze bloedvorm zijn de droom van elke muziek- en theaterprogrammeur.

De band werkt nu aan een nieuwe plaat en op hun website word je gevraagd mee te denken over de hoes.

Muziek / Album

“Blije eikel” muziek

recensie: BC Camplight - Hide, Run away

Uit het niets is daar ineens ene BC Camplight. Achter dit pseudoniem schuilt de singer/songwriter Brian Christinzio, een man met gevoel voor humor getuige zijn naamkeuze, teksten en ook het artwork van de CD. Op het artistiek verantwoorde One Little Indian label (o.a Björk, Cody ChesnuTT, The Pernice Brothers) verscheen onlangs de debuutplaat van deze 25-jarige Amerikaan, getiteld Hide, Run away.

~

Via zijn website meldt hij de hele wereld met Hide, Run away de ‘perfecte popplaat’ te hebben willen maken, zonder zichzelf óf de muziekindustrie ook maar enigszins serieus te nemen. “I want to change the way people feel, not the way they dress”, voegt hij toe over zijn debuutplaat. Een eigengereid mannetje, deze BC Camplight. Hij weet je in ieder geval te prikkelen en nieuwsgierig te maken naar die ‘perfecte popplaat’…

Amerikaanse Badly Drawn Boy?

BC Camplight is van huis uit pianist maar op Hide, Run away speelt BC alle instrumenten zelf, behalve de drums. Verder komen werkelijk alle geluiden die je uit een keyboard kunt halen voorbij op deze originele plaat. Het is opvallend dat de platenmaatschappij BC Camplight neerzet als de “Amerikaanse versie van Badly Drawn Boy”. Het laten vallen van deze naam zal misschien goed zijn voor de verkoopcijfers, maar de overeenkomsten met Badly Drawn Boy zijn ver te zoeken. In ieder geval blijft het spannend: wie is deze Einzelgänger?

Eénmans Belle & Sebastian

Eerlijk is eerlijk, Hide, Run away is een aangename verrassing. De plaat kent een hoog “blije eikel-gehalte”, met melodieuze, springerige liedjes. BC Camplight klinkt niet als Badly Drawn Boy (behalve dan misschien in de meer rustige songs), maar wel als een soort éénmans Belle & Sebastian. De CD opent met het olijke Couldn’t you tell. Lekker bossanova-achtig ritme, piano, keyboards, blazers, basloopje en een hoge stem. Met een tekst als “Couldn’t you tell, that I’m in love and you should go” is de humoristische toon van deze plaat gezet. Opvolger Blood and Peanut Butter (wat een titel!) overtuigt vanaf de aftrap en doet met een hoekig gitaarrifje denken aan oude Elvis Costello-tijden. In het refrein komt een prachtige vrouwenstem voorbij die ook in andere songs haar opwachting maakt (o.a. in het snelste nummer van de CD, Richard Dawson). Na twee songs is de Belle & Sebastian-connectie gelegd.

“Camplight”-ballades

Op Hide, Run away volgen nog diverse knappe popliedjes, waarvan de meeste vrolijk stemmen. Luister maar een naar het cynische refrein van de zweverige song La, La, La of het vreemde ritme van Parapaleejo. BC Camplight bewijst overigens ook overeind te blijven in rustigere liedjes zoals Emily’s dead to me (“Since I met you Delilah, Emily’s dead to me“), Oranges in winter en Wouldn’t mind the sunshine. Met in totaal 41 minuten muziek, verdeelt over bizarre popdeuntjes en “camplight”-ballades, is de plaat dan ook mooi in balans.

Trevor where are you?

BC Camplight heeft met Hide, Run away dus een bijzonder appetijtelijke debuutplaat neergezet. Okay, het is natuurlijk niet de perfecte popplaat (áls die al bestaat), maar zeker een moedige poging daartoe. een zwaar wegend minpunt van dit debuut is het vlakke, soms fletse geluid; de CD mist een goede productie die de nummers uit je speakers laat knallen. Met een topproducer als Trevor Horn (o.a. Dear Catastrophe Waitress) achter de knoppen zou Belle & Sebastian er wel degelijk een geduchte concurrent bij hebben. Ondertussen kunnen wij deze herfst lachend door de regen fietsen met op de koptelefoon BC Camplights “blije eikel”-liedjes.

Boeken / Fictie

Groepspandoeren

recensie: Zestiende-eeuwse porno is thans literatuur

Pietro Aretino heeft dan wel een dik boek over onze Heiland en Verlosser geschreven, we kennen hem toch vooral van zijn vieze praatjes. De bundel Standjes hadden we al in het Nederlands, met verhelderende houtsneden. Het wachten was nu alleen nog op zijn dialogen over plaats en positie van de vrouw in de moderne samenleving.

Feitelijk zijn het twee boeken in één band, deze Zes dagen. Het eerste is een vertaling van de Ragionamenti, gesprekken tussen de vriendinnen Antonia en Nanna, de moeder van het meisje Pippa, over wat je als vrouw met je leven aanmoet: het klooster in, trouwen of meteen maar het bordeel. Dat wordt natuurlijk het laatste, want zoals Nanna uit eigen ervaring weet: de andere twee opties houden niet echt iets anders in, maar betalen aanzienlijk slechter.

~

In de tweede reeks dialogen, een vertaling van de Dialoghi, geeft Nanna haar dochter een grondige cursus praktische prostitutie, uiteraard ook weer gelardeerd met nu eens hilarische en dan weer tragische anekdotes uit het leven zelf. De kout wordt afgesloten met wijze tips door Min en Meter over de ins en outs van het koppelen.

Het genre van de filosofische educatie in de vorm van gesprekken kennen we volop in de wereldgeschiedenis. Niet alles daarvan is even goed te pruimen. Na Aretino kan alleen de Goddelijke Markies er mee door, en dan vooral zijn Philosophie dans le boudoir, dat veel aan de Toscaan te danken heeft.

Prei

Wat Aretino eeuwigheidswaarde geeft is een oogverblindende combinatie van stijl, seks en humor – en uiteraard zijn morele gelijk, want laten we wel zijn: meer dan dit is er niet. De toon van de gesprekken is nog luchtiger dan bij zijn iets prudentere collega Bocaccio. Aretino gaat voor zeer expliciet, al overdrijft de grote harige nicht Ilja Leonard Pfeijffer als hij in zijn inleiding stelt:

Onze hedendaagse pornofilms zijn, naar ik mij heb laten vertellen (sic!), brave puriteinse rolprentjes in vergelijking met deze zestiende-eeuwse hardcore.

Naast de enorme levendigheid ontroert ook de manier waarop Nanna als een ware kunstenaar telkens weer nieuwe synoniemen bedenkt voor de daad en de daarbij betrokken delen. Dat gaat zelfs zo ver, dat Antonia op een gegeven moment lichtelijk ontstemd opmerkt:

~

Wat ik je altijd al wilde zeggen, maar ik vergeet het steeds: spreek vrijuit, zeg kont, pik, kut en naaien, want je zult alleen door professoren begrepen worden met je gordel in de ring, obelisk in het achterkasteel, prei in de moestuin, grendel op de deur, sleutel in het slot, stamper in de vijzel, nachtegaal in het nest, pijl in de roos, banier in de ravelijn, degen in de schede. En hetzelfde geldt voor de pin, de bisschopsstaf, de pastinaak, de perzik, de kooi, het geval, de ponjaard, de bladen van het missaal, de daad, de je-weet-wel, dat ding, dat gedoe, de strop, de bokking, de korte lans, de peen, de wortel. Waarom noem je de dingen niet gewoon bij de naam en draai je zo om de hete brij heen? Zeg gewoon waar het op staat, en houd anders je mond.

Waarop Nanna terecht opmerkt:

Weet je dan niet dat beschaafdheid een groot goed is in het huis van gerief?

Zo is het maar net. En verder gaat het weer, over groepspandoeren en ander vermakelijk tijdverdrijf. Behalve dat het prettig lezen is, steek je er bovendien nog iets van op ook. Over de samenleving in het Italië van de renaissance bijvoorbeeld, altijd boeiend.

Boeken / Strip

Degelijk overzicht

recensie: Stripjaar 2004

Jaren achtereen was het Stripjaar hét handboek voor stripliefhebbers, met een overzicht van alle belangrijke stripgebeurtenissen in dat jaar. Na een aantal jaren van afwezigheid verscheen deze zomer onder redactie van de Vlaamse striprecensent Geert de Weyer Stripjaar 2004, waarmee de draad weer is opgepakt.

Om de leemte van de afgelopen jaren een beetje op te vullen, schenkt De Weyer ook aandacht aan de twee voorgaande jaren. Het overzichtswerk begint zodoende met drie jaaroverzichten waarin De Weyer aandacht besteedt aan bijzondere uitgaven en ontwikkelingen in de wereld van stripuitgeverijen, en waarin hij bijzondere informatie geeft over striptekenaars en over het medium in het algemeen, zoals de opkomst van BV-strips. Dit zijn strips over Bekende Vlamingen, zoals K3 en de tv-serie De Kampioenen, maar ook tennisster Kim Clijsters. De strip over laatstgenoemde wordt meteen maar even tot slechtste strip van 2004 gebombardeerd. Van 2004 geeft De Weyer eveneens een uitgebreid jaaroverzicht, bekeken per maand.

Interviews

~

Het tweede deel, dat veruit de meeste pagina’s in beslag neemt, bestaat uit een groot aantal interviews met striptekenaars. De Weyer heeft deze interviews oorspronkelijk gehouden voor de Vlaamse krant De Morgen, waarin ze in een kortere versie verschenen. De auteur geeft hiermee een sterk overzicht van de belangrijkste auteurs van de afgelopen paar jaar uit de hele wereld. Klinkende namen als Joe Sacco, Marjane Satrapi, Craig Thompson, Guido van Driel en Pieter de Poortere geven uitleg en verdieping bij hun werk. Interessant voor de liefhebber, maar om het allemaal in een keer te lezen misschien wel wat veel.

Reportages

Een zevental reportages is wat algemener geschreven, nog met een krantenpubliek in het achterhoofd. De reportage over het superheldengenre en uitgeverij Marvel is vrij kritiekloos. De Weyer had veel scherpere vragen kunnen stellen, bijvoorbeeld over de verkoop van filmrechten waar de oorspronkelijke auteurs financieel weinig baat bij hebben. Ook het interview met mangakenner Paul Gravett gaat niet verder dan een inleiding vanuit een soort ‘meest gestelde vragen over…’-idee. De discussie over literaire strips met vertegenwoordigers van uitgevers is iets scherper dan eerdergenoemde artikelen, maar voegt weinig toe aan de discussie wat een ‘literaire strip’ is en waarom en óf hij überhaupt in opkomst is. Het laat vooral het opportunisme van de Nederlandse uitgevers op dit gebied zien.

Strip-persprijs

~

Speciaal voor Stripjaar 2004 heeft De Weyer een aantal bekende striprecensenten gevraagd aan welk stripboek van 2004 ze de Strip-persprijs zouden willen ‘uitreiken’. De winnaars zijn weinig verrassend, maar beslist niet onterecht. Craig Thompsons Blankets (Een deken van sneeuw) wordt eensgezind genomineerd voor de prijs voor beste literaire strip. Over de grenzen van de tijd van Abolin en Pont wint de prijs voor beste traditionele strip. Van de top tien in beide klassementen heeft De Weyer een korte bespreking opgenomen. Ter afsluiting plaatst hij een aantal interviews met jonge talenten, evenals de belangrijkste necrologieën en een uitgebreide en zeer handige servicegids met adressen van zo’n beetje iedereen die iets te betekenen heeft in de Nederlandstalige stripwereld. Stripjaar 2004 is met al deze elementen een zeer volledig boek. Grootste kritiekpunt is dat het vooral een Geert de Weyer-boek is geworden. De redacteur is wat standplaatsgebonden (hij heeft meer aandacht voor Vlaanderen/België dan voor Nederland), en voor het volgende deel zou hij wat meer andere auteurs kunnen vragen voor bijdragen. Wellicht dat er dan ook voor gezorgd kan worden dat Stripjaar 2005 wat eerder in het jaar 2006 verschijnt.

Boeken / Non-fictie

Wilhelmus van Pruisen

recensie: Ben ik van Duitschen bloed?

In de Engelstalige wereld is het een genre: alternate history, romans die uitgaan van een geschiedenis die anders is gelopen dan de onze. Maar hier willen we er niet zo aan, blijkbaar. Of het nu een afkeer van speculatie is of iets anders, ik weet het niet, maar we hebben de historische speculatie de afgelopen jaren op een bedroevende wijze aan anderen overgelaten.

En dat het toch de moeite waard kan zijn, bewijst de Leidse cultuurhistoricus Thomas von der Dunk met Buren. Het is een zogenaamd ‘omdraaiboek’ met twee alternatieve geschiedenissen: één van Nederland en één van Duitsland. Maar dat kun je ook andersom zeggen, want het thema van Von der Dunk is vooral de onderlinge afhankelijkheid die ons met de Oosterbuur verbindt.

Schwolle?

~

De alternatieve geschiedenis van Nederland begint met het overlijden van de Franse reiziger Balthasar Gerards aan door snert veroorzaakte holdrol. Als gevolg daarvan wordt Willem van Oranje geen Delfts lijk maar een krasse bejaarde, en wordt Nederland uiteindelijk vier Duitse bondslanden, met als hoofdsteden onder meer ‘Schwolle’ en ‘Hahrlem’. De verzwakking van het stadhouderschap na de dood Willem van Oranje heeft nooit plaatsgevonden en daarmee heeft de burger- en koopmansklasse in Von der Dunks alternatieve Nederland niet zo’n dominerende positie gekregen. Bovendien heeft Nederland zich bij de vrede van Münster niet uit de het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie kunnen losmaken. Gevolg: Reichelt in plaats van Albert Heijn, een fris oorlogstrauma en de mogelijkheid om bij elk café een halve liter Hefeweizen te halen. Maar geen babi pangang of Surinamers, want koloniën zaten er zonder overzeese expansie niet in.

Dom geluk

Maar het is vooral interessant om de logica te volgen waarmee Von der Dunk op dit punt aankomt. De serieuze geschiedwetenschap houdt zich uit principe niet met what-ifs bezig: over geschiedenis die niet gebeurd is kun je alles beweren, nietwaar? Nou, niet helemaal misschien, want je moet natuurlijk wel nadenken over de manier waarop niet-gebeurde ontwikkelingen hadden kunnen plaatsvinden. En daarin is Von der Dunk wel thuis: het verhaal maakt een goed doordachte en vooral waarschijnlijke indruk. Desondanks wordt duidelijk dat Von der Dunk zijn fantasie niet onbenut heeft gelaten, maar ook dat is functioneel: geschiedenis wordt immers in grote mate gedicteerd door dom geluk en stomme pech.

Monniksglabbeek?

Het ‘Duitse’ deel begint met de veroordeling en executie van Luther en volgt het lot van de katholieke Nederlanden vanaf dat moment. Een Oostenrijker in plaats van een Pruis als Duits keizer en voilá: Nederland mag Keulen, ‘Monniksglabbeek’ en ‘Dortmond’ tot de zijne noemen. Maar ja, met het Roergebied erbij was neutraliteit in de Eerste Wereldoorlog wel zo goed als onmogelijk en zaten we dus (weer) aan een oorlogstrauma vast en een loopgravenoorlog in de Achterhoek. Dat geeft Oerend hard ook meteen een nieuwe betekenis. Misschien was het toch wel beter geweest met Luther levend en Willem dood. Maar de manier waarop Von der Dunk de alternatieven waarheid laat worden is inventief.

Lollig

~

Wel zijn er een paar minpuntjes. De identieke opbouw van beide boekdelen betekent dat het hier en daar wat repetitief kan worden. Vooral de ‘speculatie in de speculatie’, waarin Von der Dunk op ironische manier de echte gebeurtenissen behandelt in een barrage van zinnen met vraagtekens, leest erg vermoeiend. Bovendien kan hij zich niet helemaal beheersen in zijn behoefte om lollig te zijn, met zelden erg inspirerende resultaten (hoewel het lot dat hij bedacht voor Hilbrand Nawijn bij mij wel weer een glimlach kon losmaken). Maar wat echt spijtig is, is dat na uitgebreide verhalen over de zestiende tot en met de negentiende eeuw, de twintigste en de eenentwintigste er wat bekaaid vanaf komen. Hoe zou zo’n Nederland zich ten aanzien van Hitler hebben gedragen? Hadden we dan nu wel een zetel in de Veiligheidsraad gehad en hoe zou onze economie er nu uitzien? Het zijn vragen die Von der Dunk, voorzichtigheidshalve misschien, onbeantwoord laat.

Tenslotte zou het aardig zijn om dit thema wat beter uitgewerkt te zien, maar ik besef dat dit daar misschien niet het medium voor is. Wat overblijft is een welkome poging tot een Nederlandse what-if geschiedenis – en wellicht een aanzet om wat creatiever met het verleden om te gaan.

De Week van de Geschiedenis 2005 loopt van 29 oktober tot en met 6 november. Buren wordt op zaterdagavond 29 oktober gepresenteerd in Madurodam.