Theater / Voorstelling

Hoe lang houdt fictie stand?

recensie: The Fame game/ DeLaMar Theater – Blind Date

De kracht van Blind Date zit ‘m juist in de gelaagdheid en de wanhopige pogingen van de ex-geliefden om de werkelijkheid te ontvluchten. Alleen jammer dat de voice-over dit nog eens extra expliciteert.

In Blind Date wordt de grens tussen fictie en feit continu gemanipuleerd. Daar is al sprake van voordat de voorstelling überhaupt is begonnen. Verkleed als het personeel van het DeLaMar Theater begeleiden Katja Schuurman en Thijs Römer je naar je plek, terwijl er op de achtergrond van het toneel een testbeeld te zien is dat verwijst naar de oorspronkelijke filmversie van Blind Date van Theo Van Gogh uit 1996. Als inleiding van de voorstelling vertellen ze dat we dit stuk vooral niet met de werkelijkheid moeten vergelijken. Ja oké, Katja Schuurman en Thijs Römer spelen ex-geliefden. Oké, Schuurman en Römer zijn óók ex-geliefden, die elkaar nota bene op de filmset van Van Gogh hebben gevonden. En ja, Katja’s personage heet óók Katja, maar dit moeten we dus allemaal als toevallig zien. De onopzettelijkheid wordt zo benadrukt, dat het juist lijkt of ze willen dat je met die kennis naar het stuk kijkt en op zoek gaat naar lijntjes met de werkelijkheid.

 

Verdriet versus frustraties

Zo eenvoudig gaat dat niet. In Blind Date wordt de werkelijkheid letterlijk en figuurlijk begoochelt. Na de dood van hun driejarige dochter proberen goochelaar/illusionist Pom (Thijs Römer) en ex-danseres Katja (Schuurman) hun relatie te redden en tot elkaar te komen door middel van fictieve contactadvertenties en daaropvolgende blind dates. Ze spelen telkens dat ze elkaar niet kennen, maar dit spel wordt regelmatig onderbroken: de personages kunnen hun pijn, verdriet en frustraties niet onderdrukken. Vaak zorgt hij ervoor dat zij van streek raakt en wegloopt. En elke keer als hij hun kaartenhuis in elkaar ziet storten, raapt hij de kaarten bij elkaar en probeert aan de hand van een goocheltruc de boel te maskeren. Tevergeefs. Ook de fantasie heeft grenzen.

Toch blijven ze de fictie in stand houden. Paradoxaal genoeg leer je de personages hierdoor juist kennen. Bij elke date worden hun pijn en pogingen om tot elkaar te komen impliciet uitgesponnen. Zo schrijft Pom, die door Römer vaak iets te luchtig wordt neergezet, uiteindelijk een advertentie waarin hij op zoek gaat naar ‘een dochter’. Bij Römer is het verdriet aanvankelijk ver te zoeken. Hij wil doorgaan en lijkt eerder zijn vrouw (lees: de seks) te missen dan hun kind. Dat maakt hem minder oprecht. Toch laat Römer in de bovenstaande date zijn kwetsbare kant zien door subtiel om te schakelen van de fictieve Pom uit de advertenties naar de Pom die rouwt om de dood van zijn dochter.

Bij Schuurman daarentegen is de kwetsbaarheid als craquelé continu aanwezig. Haar woede en frustraties speelt ze te geforceerd, maar haar verdriet doet ze met minimale middelen treffend uit de doeken. Bijvoorbeeld wanneer ze zwijgend rondrijden in een botsauto (een pijnlijk maar prachtig symbool voor het ongeluk, de dood en een verloren kindertijd) en zij, verslagen van alle mislukte pogingen, haar hoofd op zijn schouder legt.

 

Afbreuk aan de complexiteit

Het is dan juist jammer dat de gevoelens en gedachten van de personages soms te veel geëxpliciteerd worden door de voice-over van de oudere barman annex danser Francis Sinceretti. De exacte toegevoegde waarde van deze momenten wordt ook niet duidelijk en doet zodoende meer afbreuk aan de gelaagdheid van het stuk. Sinceretti neemt juist een heel symbolische rol in. Hij verbindt het koppel letterlijk (als barman), maar ook figuurlijk: als vertolker van de dode dochter danst hij als een schaduw tussen het koppel. In zijn breekbare dans boort hij een nieuwe kwetsbaarheid aan. Waar het koppel zich verliest in rollenspellen en de dialoog, daar laat Sinceretti zien dat het lichaam, hoe broos ook, soms beter verbindt dan het woord

Kunst / Expo binnenland

Sci-fi op het Kunstfort

recensie: Botond Keresztesi – H.B.O. (Hubbard’s Best Of)

Kunstfort bij Vijfhuizen focust op sciencefiction: kunstenaars creëren alternatieve realiteiten en bevragen bestaande systemen. De tentoonstelling H.B.O. (Hubbard’s Best Of) neemt je mee in de tegelijkertijd herkenbare en vervreemdende wereld van kunstenaar Botond Keresztesi.

Met de sciencefiction-thematiek in het achterhoofd is de keuze voor Botond Keresztesi (1987, Roemenië) in eerste instantie wat opvallend. Keresztesi maakt deel uit van een artistieke generatie waarin mediakunst de boventoon voert, maar blijft zelf trouw aan het meer traditionele schilderkunstige medium. Echter, die traditionele schijn bedriegt. Met zijn kleurrijke, figuratieve, soms bijna fotorealistische schilderijen creëert Keresztesi een zowel nostalgische als futuristische werkelijkheid. Jeugdsentiment, huis-tuin-en-keuken technologie en flarden kunsthistorie vloeien daarin naadloos met elkaar samen.

Botond Keresztesi – H.B.O. (Hubbard’s Best Of) © Kunstfort bij Vijfhuizen, 2018 foto: Simon Trel

Dubbelzinnige titels

In de titels van zijn soloshows verwerkt Keresztesi consequent drie-letterige, herkenbare afkortingen, die hij van een geheel nieuwe lading voorziet. Zo formuleerde Keresztesi eerder titels als ‘N.S.A. (National Sun Association)’ en ‘F.B.I. (Face Book Identity)’.  De strekking van die titels is suggestief, maar nooit eenduidig. Dat blijkt ook uit zijn meest recente vinding. Voor H.B.O. (Hubbard’s Best Of) is de afkorting ontleend aan een bekend Amerikaans televisienetwerk. Met ‘Hubbard’ wordt verwezen naar Ron L. Hubbard, auteur van sciencefictionromans en oprichter van de scientologykerk – ook wel ‘UFO-religie’ genoemd. Je zou hem ook kunnen omschrijven als een ‘expert’ in het creëren van alternatieve realiteiten.

Tamagotchi, Dali en Lara Croft

Net als Ron L. Hubbard schept Keresztesi een eigen, gekunstelde werkelijkheid. Daarin figureren onder andere Tamagotchis, Knex-achtige spinnenpoten, een Dali-geïnspireerd landschap, Tomb Raider protagonist Lara Croft en de hand van horrorpersonage Predator. De elementen op de schilderijen zullen voor menigeen zeer herkenbaar zijn. Deze figuren zijn afkomstig uit de herinnering van de kunstenaar – een geheugen dat hij deelt met generatiegenoten. Door een merkwaardige combinatie krijgen deze elementen een nieuwe, eigentijdse betekenis.

Botond Keresztesi – H.B.O. (Hubbard’s Best Of) © Kunstfort bij Vijfhuizen, 2018 foto: Simon Trel

Echt en onecht

Herkenning en vervreemding zijn kenmerkend in het werk van Keresztesi. Alles lijkt de kunstenaar te kunnen inspireren, maar desalniettemin is hij selectief en combineert zorgvuldig. In de mengelmoes van jeugdsentiment, technologische snufjes en kunstgeschiedenis ligt de nadruk op manifestaties van het (al dan niet) kunstmatige. Te zien is bijvoorbeeld een artificiële hand onder een niet veel minder artificiële nagellak-droger (The beast and the beauty, 2017) en een klassiek beeld dat ligt te bakken onder een zonnebank (Global Warming, 2017). We kunnen ons ook afvragen hoe natuurgetrouw supervrouw Lara Croft eigenlijk is. Keresztesi zoekt de grens op tussen echt en onecht, tussen natuurlijk en kunstmatig. Op subtiele wijze toont hij hoe het artificiële inmiddels met de hedendaagse realiteit is versmolten.

Robot-bijen en een alien-slak

Op het Kunstfort en omliggende terrein worden gelijktijdig meerdere tentoonstellingen en interventies getoond. Alles sluit aan bij de overkoepelende sciencefiction-thematiek, maar enkele werken bewegen zich ook op het schemerige grensvlak tussen natuurlijk en kunstmatig. Zo zou de meer dan levensgrote slak op Lola Pertowsky’s foto L’Escargot sur Ruff (2018) zomaar van een andere planeet kunnen komen, en wordt in het meerjarig ecologisch project Bee Heroes gerept van ‘robobees’: drones die bijen vervangen als bestuivers. Door de hoeveelheid werken ligt het gevaar op de loer dat je op het Kunstfort verdwaalt – meer figuurlijk dan letterlijk. Het tegenovergestelde is echter waar. De tentoonstellingen en interventies staan op zichzelf, maar versterken elkaar ook onderling.

 

Reportage

Drie dagen losbandigheid en ruimdenkendheid

special: Het filosofieprogramma van Lowlands 2018

Na de stortregen van vannacht zie je hier en daar op de camping truien, broeken en spijkerjassen te drogen hangen in de ochtendzon. De donderdagnacht van Lowlands, waarbij het terrein nog niet écht open is en er nog geen programmering is, is achter de rug. Het gros van de mensen heeft zich tot diep in de nacht in het zweet gewerkt bij de silent disco, die dit jaar in twee (in plaats van één) tenten gehouden wordt. Mijn festivalgenoten en ik zijn opgewarmd en klaar voor drie dagen Lowlands paradise!

Voor elk wat wils

Lowlands is een festival waar niet alleen allerlei muzieksoorten te zien en beluisteren zijn. Er is zó veel te doen op dit toch wel immense festivalterrein dat je naderhand eigenlijk maar een fractie van het programmaboekje kan afkruisen. Er zijn verschillende muziekpodia variërend van héél groot (zoals de sinds vorig jaar vernieuwde Alpha) tot héél klein. Daarnaast is er een speciale theatertent en is er ruimte voor beeldende kunst, straattheater, literatuur, comedy, film en wetenschap. Dit jaar is er ook een geheimzinnige nieuwe tent: Adonis. Een vriend van mij dacht dat dit een Grieks restaurant was, dat geeft je een beeld van hoe deze tent er aan de buitenkant uitziet. Witte marmeren pilaren, standbeelden van ontblote mannentorso’s begroeid met klimop. De rij die het hele festival voor de tent stond liet wel zien dat dit geen Grieks restaurant was, maar Lowlands eigen en eerste LGBTQ-bar.

Echo

Tussen al dat festivalgedruis, waar menig genotsmiddel uiteraard door weinigen geschuwd wordt, is ook een zwarte tent met de naam Echo te vinden. Deze geheimzinnige zwarte doos is de plek voor diepgang op dit festival dat je laat duizelen van de indrukken. Diepgang? Ja, ja. Lowlands heeft zelfs (sinds 2012) een speciale filosofie programmering. Elke dag organiseert The School of Life hier verschillende lezingen van uiteenlopende sprekers. Hier komen zowel mensen samen die net fris gedoucht zijn en de dag willen beginnen met wat hersengymnastiek als mensen die net hun tiende biertje achteroverslaan en nog niet hebben ontbeten (omdat ze misselijk waren door de kater van gisteren). En dat is het mooie: in de Echo doet het er niet toe. Iedereen is welkom, zolang je maar met een open houding deelneemt. En als je in slaap valt omdat je vannacht niet geslapen hebt is dat ook niet erg. Maar de meeste lezingen zullen je daartoe niet verleiden: ze zijn natuurlijk wel aangepast aan de gemiddelde toehoorder op een festival en dus verre van slaapverwekkend.

Filosofie voor het dagelijks leven

Wat voor diepgang is er dan zoal te vinden op dit festival vol mogelijkheden? The School of Life richt zich voornamelijk op wat we praktische filosofie kunnen noemen. Daarbij heb je aan de ene kant een richting die meer doet denken aan zelfhulpfilosofie voor het individu. Praktische tips om minder stress en zorgen te ervaren alom. Dat dit vaak meer psychologie of gedragswetenschappelijk is doet er niet toe. De lezing van Wouter de Jong (bij het grote publiek bekend als acteur van GTST) – getiteld ‘Proteïneshake voor je hersenen’ – is hier een voorbeeld van. Van begin tot eind vermakelijk en grappig. De inhoud is wat verder te zoeken. Maar daar is het ook niet om te doen. De volledige zaal, van maar liefst 700 mensen, reageert goed op de publieksparticipatie-oefeningen en doet enthousiast mee. Wanneer er glowsticks worden uitgedeeld en de lichten even uitgaan zwaait iedereen met het lichtgevende staafje in het rond alsof hij in de Bravo bij een techno-dj staat los te gaan. Je verlaat met een positief en vrolijk gevoel de zaal, om met hernieuwde energie het festivalgedruis weer in te duiken.


Glowsticks tijdens de lezing van Wouter de Jong. Foto: ‘De Jongens van Lucht’.

Hersenkrakers

Aan de andere kant is daar de meer écht filosofische kant met lezingen van filosofen als Jan Drost en Lammert Kamphuis. Dat betekent niet dat deze lezingen sáái zijn, zeker niet. Wel anders. Serieuzer en een stuk dieper op de inhoud. Zonder powerpoint weet Jan Drost het publiek 50 minuten lang te boeien met zijn gedachten over de liefde en het daar soms onvermijdelijk bij horende liefdesverdriet. Zijn kritiek op de moderne mens is dat hij niet meer in staat is zich afhankelijk op te stellen, en daardoor niet tot echte liefde in staat is. Liefde is een afhankelijkheidsverklaring, en dat weet Drost heel fraai duidelijk te maken. Hij krijgt zelfs een paar keer de zaal aan het lachen, wat toch knap is bij zo’n zwaar onderwerp met een niet alledaags publiek.


Jan Drost na afloop van zijn lezing ‘Als de liefde voorbij is’. Foto: ‘De Jongens van Lucht’.

Drinken met Sartre

Wanneer je na een lezing weer het festivalterrein op loopt kijk je toch nét even wat anders naar diezelfde plek en de mensen daar. Iets bewuster, iets reflexiever, misschien zelfs met de lichte tred van een verlichte geest? Voor diegenen die niet op willen houden met filosoferen is het niet getreurd. Lowlands heeft ook dit jaar weer een filosofisch café (oké, het is meer een cafeetje). Aan deze bar kun je à la Sartre en Camus in het Parijs van de jaren ’50 samen doorkeuvelen over tal van diepe onderwerpen, onder het genot van een alcoholische versnapering of van al wat wils.

Andere hersengymnastiek

Daarnaast staat er dit jaar misschien wel Nederlands bekendste filosoof op het programma: Arjen Lubach. Niet in die hoedanigheid, maar toch. Dat filosofen invloed kunnen uitoefenen op en populair zijn bij het grote publiek, blijkt wel als een uur voor aanvang van zijn show de rij al uit meer dan duizend mensen bestaat (waarvan het gros de schrijver en presentator niet te zien zal krijgen omdat de tent overvol is). Was dat het dan, voor de naar diepgang zoekende festivalganger? Nee! Elke dag worden in de VPRO-tent afleveringen van het documentaire programma Tegenlicht vertoond. Na élke aflevering is een speciale Tegenlicht Talk georganiseerd, met sprekers en met een publiek dat deelneemt aan de discussie en de opgeworpen vragen overdenkt.

Het goede leven

Drie dagen Lowlands (met de donderdag erbij gerekend vier dagen) zijn alsof je even op een andere planeet bent. Jij en je mede Lowlanders maken deze wereld samen, en alleen wat hier gebeurt telt. We kunnen met zijn alleen in dít moment en op deze plek zijn omdat het terrein alles biedt wat we nodig hebben. Een slaapplek, lekker eten, (iets minder fijn sanitair, toegegeven), muziek, kunst, theater en diepgang. Die combinatie maakt Lowlands zo woest aantrekkelijk en een plek waar iedereen zich thuis kan voelen. En dankzij de lezingen van The School of Life kun je misschien zelfs als een verlicht mens terugkeren. Of dat alleen aan het filosofieprogramma ligt is uiteraard nooit te achterhalen. Waarschijnlijk een beetje van alles bij elkaar. En dan zitten we precies op de veelgeprezen gulden middenweg. De combinatie van losbandigheid en ruimdenkendheid gaan haarfijn samen en komt voor menigeen in de buurt van wat onder het goede leven wordt verstaan. Een aanrader? Jazeker!

 

 

 

Heb je zin gekregen in Lowlands festival? Dan moet je helaas nog even wachten. Volgend jaar vindt Lowlands plaats op 16, 17 en 18 augustus!

 

Afbeelding bovenaan: ‘De Jongens van Lucht.’

Bouzamour
Boeken / Fictie

Babe, een buitengewone Marokkaan

recensie: Mano Bouzamour - Bestsellerboy
Bouzamour

Een jonge Marokkaanse Nederlander schrijft een boek over zijn leven in Nederland. Het wordt een bestseller en de auteur ondervindt de gevolgen daarvan aan den lijve. Mano Bouzamour probeert met zijn tweede roman zichzelf te presenteren als gedroomd personage in een absurde schijnwereld.

Mohamed Zebbi is een jongen van de straat die de Nederlandse literatuur een warm hart toedraagt. Hij kent zijn klassiekers – hij citeert bij vlagen zijn idolen in hapklare quotes – en heeft groot ontzag voor de schrijvers die ‘het gemaakt’ hebben. Aangespoord door de triomf van een enkele succesauteur besluit hij zelf een roman te schrijven. Met zijn boek, Mohamed, de proleet, heeft hij maar één doel voor ogen: zo snel mogelijk rijk worden.

Ik weet het, ik heb onwaarschijnlijk grootse dromen voor een klein kut-Marokkaantje. Maar Herman Koch is het gelukt, doorbreken in Amerika. En die woont gewoon in Watergraafsmeer.

En dat gaat helemaal lukken. Het boek wordt een grote hit en Bouzamour beschrijft in Bestsellerboy – in een reeks hoofdstukken getiteld als de opeenvolgende drukken – de enerverende tijden die bestsellerboy Zebbi beleeft met het consumeren van zijn succes. Een relaas dat bestaat uit een verwarrende confrontatie met zijn familie, verhoogde spanning met zijn voormalige vrienden en een doorlopend lijntje met zijn enthousiaste uitgever (die volledig waarheidsgetrouw is gemodelleerd naar Prometheus’ Mai Spijkers en op ondeugende wijze dan ook ‘Mai Spijkers’ wordt genoemd). Er wordt hartstochtelijk gewacht op zijn tweede boek.

Ranzig verslag

Verder doet Mohammed Zebbi veel aan seks. Hij pikt ieder aantrekkelijk meisje op dat zich in zijn blikveld begeeft en leeft zich uit in hevige scènes die Bouzamour vervolgens gedetailleerd beschrijft. Geen hoogstaande erotiek, in tegenstelling tot wat Mano keer op keer in interviews verkondigt, maar de soort ranzige verslaglegging van een opgewonden puber die zich op de borst slaat bij iedere nieuwe verovering:

Ik plantte mijn gezicht in al het hemelse. Ze zei ‘Oooo fuck’.

Terwijl hij vooralsnog trouw heeft gezworen aan zijn prachtige vriendin Evelien (die hij in de omgang steevast ‘babe’ noemt, zoals zij hem ook automatisch aanspreekt) neemt Zebbi de eerste de beste mogelijkheid te baat om naast de pot te pissen. Een gegeven dat de rest van deze roman blijft beheersen, terwijl zijn liefde voor babe Evelien van een vaste waarde blijkt te zijn. En aan het einde van het boek ook nog voor een absurde twist zorgt.

Pastiche?

Dan de taal. Bouzamour is een onbeschaamde schrijver die het voordeel heeft te kunnen teren op de betrekkelijke roem van zijn debuutroman De belofte van Pisa. Zijn verhaal is echter dun, zijn stijl is krakkemikkig en zijn dialogen zijn tenenkrommend geforceerd. Om je toevlucht te zoeken tot een overkill aan alliteratie (‘De kou klampte zich aan mijn kloten’, ‘De wonderlijke wereld wachtte op mijn werk zonder het te weten’) is een zwaktebod dat na honderd pagina’s op de lachspieren begint te werken. Al met al een hele opgave dit boek zonder vermoeide verzuchting – oh, come on! – tot een goed einde te brengen.

Maar hé, misschien hebben we het mis. En heeft Bouzamour hier een dijk van een pastiche neergezet die listig de draak steekt met de literaire incrowd in het algemeen en de positie van de auteur-van-buitenlandse-afkomst in het bijzonder. Kan dat? Nee, is niet waarschijnlijk. De karikatuur als stijlvorm dient van betere huize te komen en heeft een steviger basis nodig om doeltreffend te kunnen zijn. Bestsellerboy is een slecht geschreven bravoure-roman, waarmee Mano Bouzamour vooral probeert zijn inmiddels verdiende sporen in de literatuur opnieuw onder de aandacht te brengen. Met zichzelf in de hoofdrol.

 

Kunst / Expo binnenland

Het lied van zijn leven

recensie: Odilon Redon. La litterature et la musique

Bij de tentoonstelling Odilon Redon in het Kröller-Müller Museum vallen geen literaire teksten te lezen of muziekstukken te horen, zoals dat bij soortgelijke tentoonstellingen wel eens gebeurt. Wat zou daar achter steken? Gaandeweg de tentoonstelling wordt het duidelijk.

Odilon Redon

Zaaloverzicht Odilon Redon, La littérature et la musique, foto Marjon Gemmeke

Geen teksten, of het zouden twee pagina’s uit La tentation de Saint-Antoine van Flaubert bij Redons illustraties moeten zijn. Geen muziek, of het moet er worden ingelegd, zoals een zaaltekst bij Het rode kamerscherm: intens rood voor fortissimo (krachtige klank) en piano (zacht) voor de zachte tinten groen.

Odilon Redon

Odilon Redon, La fleur du marécage (De moerasbloem), circa 1884-1885

Verschillende kenmerken

Natuurlijk, we weten dat Redon (1840-1916) viool en piano speelde en dat hij bevriend was met de schrijver Mallarmé en de componist Chausson, dat zijn lievelingscomponist Wagner was en zijn lievelingsauteur Dante.
Is de litho Moerasbloem. Een menselijk en bedroefd gelaat (uit Hommage à Goya)  kenmerkend voor zijn werk dat rond 1885 ontstond, dan is de pastel Boeket van veldbloemen kenmerkend voor wat hij rond de eeuwwisseling met kleur wilde zeggen: ‘het aanslaan van een vrolijke noot’, zoals hij zelf zei, met een verwijzing naar muziek. Enige nuancering is overigens wel op zijn plaats: de fantasiewezens, ontleend aan mythologie en literatuur, maakten iemand, zoals zij zei, ‘een beetje angstig’.

Dát is het dubbelzinnige van Redons werk; Sur la coupe betekent bijvoorbeeld zowel ‘hoofd op de schaal’ als ‘over de snee’. Het is zoals hij zelf zei: een ‘titel is alleen maar gerechtvaardigd als die vaag is, onbepaald en zelfs op verwarrende wijze is gericht op tweeslachtigheid’.

Odilon Redon

Odilon Redon: L’art céleste (De hemelse kunst) 1894, private collection

In dit verband is de aquarel/gouache/pastel/potlood De stilte voor alles kenmerkend voor Redon, alsof hij door middel van een vrouw die haar hand voor de mond houdt, wil zeggen: “Keer naar binnen en hoor wat je horen wilt met je innerlijke oor, in je ziel”. Of, op een iets andere manier: op de litho L’art céleste ontbreekt op de banderol die de engel met de vedel draagt een tekst. Of hij/zij wil zeggen: “Lees wat je erin wilt lezen”.

Muziek, literatuur en meer

Het gaat Redon, en deze tentoonstelling, dan weliswaar om muziek en literatuur, maar óók, en misschien wel vooral, om de stilte van een dromer die een wereld schiep die soms, in enkele werken (Mijmering en Het bezoek) uit de jaren rond 1895, aan de verstilling van Jan Toorop of Pierre Puvis de Chavannes doet denken.

Odilon Redon

Odilon Redon: Les origines, Foto Marjon Gemmeke

De klankkleuren van literatuur en muziek lijken vooral te liggen in de kleurenpracht van bijvoorbeeld de vrouwfiguren met bloemen die het begin en het eind van de mooie tentoonstelling vormen. Naast beide thema’s is er nog een toegift: de invloed van de wetenschap en Darwin op het werk van Redon. Al is ‘toegift’ niet het juiste woord; voor hem vormden muziek, literatuur en wetenschap een eenheid, zoals uit de serie Les origines blijkt. Hierin vallen ze, als in een mythische wereld, samen.

Zelfs als dit laatste onderdeel wat teveel zou zijn, of te ‘intellectualistisch’ zoals iemand zei, rest het door de verschillende achtergronden van de wanden ritmisch opgehangen, wonderschoon werk dat een reisje naar het tachtigjarige museum op de Hoge Veluwe meer dan de moeite waard is!

CurseOfLono_AsIFell
Muziek / Album

Gepolijste tweede

recensie: Curse of Lono – As I Fell
CurseOfLono_AsIFell

Het tweede album van Curse of Lono zal hogere ogen gaan gooien dan het debuut van vorig jaar juni. Het debuut Severed klonk heel spannend, misschien wel te spannend voor een grote groep luisteraars. As I Fell is daarentegen al album van de week geweest bij NPO Radio2.

Curse of Lono komt uit Londen en kreeg met het debuut goede recensies in de alternatieve muziekscene. Dat bracht hen inmiddels op het Isle Of White festival en ze stonden in het voorprogramma van Southside Johnny en Steve Earle in de Benelux.

Gepolijst geluid

Wat al snel opvalt bij beluistering van het nieuwe album As I Fell is dat de sound van de band gepolijst klinkt. De avontuurlijke randjes die we van het debuut kennen zijn gladder gestreken. Dat is winst voor de gemiddelde luisteraar, maar voor de alternatieve luisteraar geeft het iets minder spanning. De band koos voor producer Oli Bayston en nam met een mobiele studio op in Joshua Tree en in de Flesh & Bone Studios in Hackney. Ze hebben wat dat betreft niet veel aan het toeval overgelaten om een album te realiseren dat de nodige nationale en internationale aandacht zal opeisen. Ze willen duidelijk de vleugels uitslaan na de positieve recensies en aandacht van het debuut Severed. Dat daarbij een knieval gedaan moet worden richting een meer coherent geluid nemen de bandleden graag voor lief.

Lekkere muziek

Wie wat diepgang zoekt in de muziek moet vooral aandachtiger luisteren. Niet alleen naar de instrumentatie die in laagjes is opgebouwd maar ook naar de teksten. Felix Bechtolsheimer, Joe Hazell, Dani Ruiz Hernandez, Charis Anderson en Neil Findlay gaan de diepgaandere onderwerpen niet uit de weg in hun liedjes. Zo komen er onderwerpen voorbij als moorddadige jaloezie en de dood van geliefden. Duidelijk geen onderwerpen die alledaags zijn bij de talloze liedjes die de hitparades bestormen.

Het liedje ‘And It Shows’, dat Felix reeds schreef in 2000 toen hij zijn verslaving aan methadon had kunnen loslaten, heeft nu eindelijk een plaatsje gevonden. Het verhaalt over een moeilijke tijd waarin zijn beste vriend overleed en zijn lief hem in de steek liet, terwijl hijzelf wel tegen de muren kon opklimmen. Inhoudelijk is het dus geen al te vrolijk liedje, maar het is zeker de moeite waard om wat te investeren voor de beluistering. Voor wie dat niet doet, klinkt het album daarnaast nog steeds als lekkere muziek in de oren.

Wie weet gaat deze band net zo’n grote toekomst tegemoet als bijvoorbeeld U2 die na een charmant begin steeds hogere ogen gooide en tegenwoordig zonder scherpe kantjes heel succesvol zijn. Hoe dit uitpakt voor Curse of Lono, zal de toekomst ons leren.

 

Kunst / Expo binnenland

Hand in hand: natuurwetenschap en kunst

recensie: Irene Kopelman, een solotentoonstelling

De in Amsterdam gevestigde Argentijnse kunstenares Irene Kopelman (1974) maakt werk op het kruispunt van natuurwetenschap en kunst. In deze solotentoonstelling in Witte de With is werk te zien uit verscheidene wereldwijde projecten waaraan de kunstenares werkte tussen 2012 en 2016.

Wetenschap als basis

De bindende factor in Kopelmans werk is de manier waarop zij haar nieuwsgierigheid en creativiteit uit, namelijk in de vorm van natuurwetenschappelijk onderzoek. Voorafgaand aan het maken van kunst, doet zij intensief onderzoek naar de ecosystemen en landschappen van de gebieden waar zij zich door laat inspireren. En deze gebieden zijn uiteenlopend: ze deed onderzoek op de vulkanische eilanden van Hawaii, beproefde het bergachtige binnenland van Borneo en ze bestudeerde het Peruaanse regenwoud. Haar wetenschappelijk onderzoek bestaat voor een groot deel uit scherpe observatie en documentatie, soms samenwerkend met lokale wetenschappers.

Irene Kopelman: Puzzle Piece (2012) Foto Kristien Daem

Hawaii: observatie en registratie

In 2012 vervaardigde Kopelman het werk The Levy’s Puzzle piece #2, geïnspireerd op vulkanische lavagronden die zij mocht onderzoeken op Hawaii. Met dit werk bootste de kunstenares de patronen in zwarte vulkanische grond na, door de scheuren en aantasting te weergeven. In het eerste opzicht lijkt de sculptuur op een puzzel; de lavastukken lijken zorgvuldig bij elkaar gebracht te zijn in de juiste vorm. De kunstenares zelf linkte hieraan een symbolische waarde, namelijk haar verlangen om het landschap te kunnen traceren en het te kunnen doorgronden. De sculptuur neemt een centrale plek in, waaromheen haar schilder- en tekenwerk is geplaatst.

De schilderijenreeks Colors of a Volcanic Landscape (A) uit 2016 is ook gebaseerd op een expeditie naar Hawaii. In 2015 bezocht de kunstenares daar nogmaals het vulkaangebied, waar zij verschillende soorten steen verzamelde en meebracht naar haar atelier in Amsterdam. Hier onderzocht zij de verschillende gesteentes, aan de hand waarvan ze een kleurenschema opstelde. Deze index diende als startpunt voor het maken van Colors of a Volcanic Landscape. De vormentaal die Kopelman hanteert is eveneens afgeleid van de vormen die zij ontdekte in de stenen, die zij vastlegde in vele studies.

Irene Kopelman: Sampling Greens (2012) Foto Kristien Daem

Peru: elementen op papier

Naast sculptuur en schilderijen zijn er van Kopelman ook tekeningen te zien in haar solotentoonstelling. In 2012 reisde ze af naar Reserva Territorial Madre de Dios in Peru, een reservaat dat een grote variatie aan types regenwoud kent. Kopelman maakte ter plekke veel tekeningen, waarvan er een aantal te zien zijn in de tentoonstelling, maar ook werkte ze in haar atelier veel van haar observaties uit. Wat de kunstenares beschreef in een interview biedt een verklaring voor haar werk: wat haar het meest raakte tijdens de expeditie was de enorme dichtheid van het woud. Analyseren van een afstand was onmogelijk, de kunstenares stond er middenin.

Irene Kopelman: 77 Colors of a Volcanic Landscape A (2016) and Puzzle Piece (2012) Foto Kristien Daem

Empirie tot kunst

De vraag of (natuur)wetenschappelijk onderzoek kan dienen als inspiratiebron voor kunst, of in het geval van Kopelman als leidraad in een oeuvre, is een veel gestelde. Kunst en wetenschap lijken in hun grondprincipes niet overeen te stemmen, maar sluit dit coöperatie uit? Irene Kopelman bewijst met haar werk het tegendeel. Als observerende, onderzoekende kunstenaar verwerkt zij haar analyses in esthetisch beladen objecten. Natuurwetenschappelijk onderzoek dient als leidraad in haar werk, maar daarnaast spelen haar emotionele belevingen een grote rol in het proces van haar kunst. Vanaf haar expedities tot aan het maakproces gaan kunst en wetenschap hand in hand.

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Greta van Fleet
Muziek / Interview
special: In gesprek met rocksensatie Greta van Fleet
Greta van Fleet

Herboren rockmuziek uit de jaren zeventig

Al vier keer eerder dit jaar speelde de jonge rockband Greta van Fleet in Nederland. Na Melkweg, Paradiso, Doornroosje en Pinkpop is in oktober 013 aan de beurt. De recensies liegen er niet om: in korte tijd hebben de jongemannen een aardige reputatie opgebouwd. 8WEEKLY sprak met de jongste van de Kiszka broeders, bassist Sam.

Sam is nog maar 19 jaar oud, en zijn broers zijn vroege twintigers. Hij vertelt dat ze al bijna anderhalf jaar aan het toeren zijn. Gesprekken over wat het is om een ‘normaal’ leven te hebben, zijn aan de orde van de dag. “We hadden het hier gisteren nog over: het verschil tussen on the road zijn en een ‘gewone’ baan. Mensen met een reguliere job gaan altijd terug naar huis, maar wij hebben de bevoorrechte positie om veel mensen te ontmoeten en leuke dingen te doen. Voor ons is de tourbus ons thuis, dat is nu ons leven.”

De bassist mist wel sommige bezigheden van vroeger en verlangt zo nu en dan naar het rondhangen met zijn buddies. Maar van spijt is absoluut geen sprake: “We zijn verslaafd aan deze levensstijl en we willen nog lang niet stoppen. Wel zijn we soms moe, maar tegelijkertijd barsten we ook van de energie. Er komen zeker momenten dat we even niet meer door kunnen. Dan houden we een break van twee dagen. Het is volgens mij vooral een mentaal ding, vooral als je zo jong bent en zo lang van huis. Dit is een droom die uitkomt en ik mag niet klagen, al doe ik dat soms toch.”

Fun fact: de bandnaam is van Nederlandse afkomst! Binnen de gemeenschap van Frankenmuth (Michigan), waar de drie broers vandaan komen, leeft een gezin van Nederlandse afkomst. De moeder heet Gretna van Fleet en heeft zich decennia geleden in de VS gesetteld. “We vonden het gewoon een ongelooflijk mooie naam. Bovendien nemen we zo altijd een stuk van thuis mee als we onderweg zijn, iets wat ons altijd aan thuis doet denken.”

Rockrevival

Dat ze als drie broers, plus een drummer, samen optreden en liedjes schrijven, is een belangrijke factor. Het heeft veel invloed op de dynamiek van de band. “We zijn goed ingespeeld op elkaar en kennen elkaar binnenstebuiten. Dat is waar onze hele chemistry om draait. Tijdens het musiceren ontstaat er daardoor een soort mentale lijm die ons samenbrengt. We kunnen ook vanuit het niets gaan grooven; alsof we in elkaars hoofd kijken. Daar komt nog bij dat onze drummer een goed begrip heeft van melodielijnen, riffjes en akkoorden. Daarmee is hij in feite ons geheime wapen.”

Het geluid van de band doet denken aan rockbands uit de jaren zeventig. Je zou je kunnen afvragen of de muziek wel van deze tijd is en de jongens in de juiste tijd leven. Daar heeft Sam een duidelijke mening over: “Als ik rondkijk, weet ik zeker dat ik op de goede tijd en plaats ben. Veel mensen zijn het zat om steeds hetzelfde liedje op de radio te horen, van artiesten die alleen maar zoveel mogelijk geld proberen te verdienen. Geld is niet een drijfveer voor ons, wij willen gewoon muziek maken op onze manier. Ten opzichte van de muziek van vandaag lijkt de focus op de basis met simpele akkoorden en op songwriting wel uitgestorven.”

Het ligt voor de hand om vergelijkingen met andere bands te maken, maar volgens Sam zit daar een nadeel aan: “Soms is het een enorm compliment om met grootheden uit de rockmuziek vergeleken te worden, maar vaak hebben critici het dan vooral over hoe ze rockmuziek geuit willen zien worden.” Belangrijk is dat de jongens zelf weten wat ze willen zijn. Hun doel hebben ze duidelijk voor ogen. Als achtergrondmuziek gespeeld worden hoort daar niet bij. “Wij willen graag de verantwoordelijkheid nemen om als spreekbuis te dienen voor rock and roll in deze tijd, en opvallen. Het universum is onze grootste supporter en gids. We worden steeds volwassener, hebben veel respect voor elkaars mening en we pushen elkaar om nog beter te worden. Luister maar naar ons album dat dit jaar nog uitkomt!”

Dat belooft nog veel goeds voor deze jongemannen die nog lang niet uitgeraasd zijn.

Live in Nederland: maandag 29 oktober 2018, 013 Tilburg

 

 

 

Boeken / Fictie

Krabben aan korstjes

recensie: Laura van der Haar – Het wolfgetal

Kan tienervriendschap zo sterk zijn dat het de grenzen tart van passionele liefde? Wie het romandebuut van Laura van der Haar leest weet niet alleen dat het kan, maar weet vooral ook hoe dat voelt. Een pageturner in taal en gevoelens.

Vikki is de vriendin die je als tienermeisje droomt te hebben. Onvoorspelbaar, ongrijpbaar duister en vol lef. En daarmee onweerstaanbaar spannend en synoniem voor avontuur. De naamloze hoofdpersoon in Het wolfgetal wordt dan ook als een magneet door haar aangetrokken als ze haar op haar tiende leert kennen. Vikki is tegelijkertijd het meisje waarvan je als ouders hoopt dat je dochter haar nooit zal ontmoeten. Op een leeftijd waarop jonge meiden een natuurlijke hang naar experimenteren en ontdekken hebben, is Vikki duidelijk bad news. Op haar elfde rookt ze, heeft ze haar eerste jeneverroes al achter de rug en is ze met jongens een stuk verder dan de behandelde biologielessen op school. Toch lijft deze durfal de vertelster – die een beetje aandoet als dochter doorsnee – in als hartsvriendin.

Manipulatie en rafelrandjes

De vriendschap is vanaf het eerste moment intens stormachtig en mondt in de vier jaren die volgen uit in totale overgave. Niet in het minst door het manipulatieve karakter van Vikki, die onvoorwaardelijkheid eist en haar vriendin voortdurend op de proef stelt. De tijd die deze met haar verzorgingspaard Croky doorbrengt en de sporadische omgang met klasgenootje Margje zijn Vikki een doorn in het oog. Gaandeweg het verhaal wordt het rafelrandje van Vikki steeds rafeliger. Als dochter uit een ontwricht gezin, waarvan alleen haar moeder nog in beeld is – zij het grotendeels verschanst achter een fluwelen gordijn, wierrookdampen en alcoholwaas – lijkt zij haar verwaarlozingstrauma te vertalen in destructief gedrag, automutilatie en een morbide interesse in de dood. Eigen pijn maken om de andere pijn niet te voelen:

‘Ik denk toch niet dat het echt iets voor mij is,’ zegt ze.

‘Wat?’

‘Gewoon, altijd maar léven.’

Zinnelijk heimweeboek

Dat deze symbiotische vriendinnenliefde tot problemen moet leiden, staat al luid en duidelijk op pagina 1. Twee kille regels lopen vooruit op het naderend onheil: ‘ZAAKNUMMER 1997.09.01.1.06 LICHAAM IN BINNENWATER’. De volgende hoofdstukken worden afgewisseld met losse zinnen uit dit lijkschouwingsrapport, zodat het verhaal een whodunnit-swung krijgt. Dit element voert de spanning in het verhaal aanvankelijk op – wie gaat er dood, wie? – maar de lezer die een beetje knap in puzzelen is heeft dit al redelijk snel achterhaald. Van der Haars doel lijkt dan ook niet zozeer de ontknoping van het drama, die zij al op tweederde van het boek prijsgeeft en waarmee de spanning uit Het wolfgetal slechts deels blijkt te verdwijnen. De ware spanning verstopt ze in de lagen van haar taal. Het is zintuiglijke oertaal vol fascinerende metaforen en omschrijvingen. Bijna als een lijkschouwingsrapport van de taal. Minutieus beschrijft zij het met je nagel doormidden breken van pissebedden: ‘als een vers sperzieboontje’. De auteur, van origine archeologe, lijkt vertrouwd met de meedogenloosheid van de elementen. Wroeten in alle lagen van de natuur en de dingen bij hun naam noemen. ‘Er was sprake van loslaten van de huid en groene blaarvorming’, luidt het autopsieverslag. Het maakt op slag nieuwsgierig naar haar eerder verschenen dichtbundel Bodemdrang.

Daarnaast weet de schrijfster moeiteloos in het hoofd van een tiener te klimmen en daar uitdrukkingen en gedachten te plukken waarvan je vergeten was dat je ze vroeger ook had. Over schoolagenda’s, ouders, Flippo’s en spijbeluren bij de friettent. En daarmee is Het wolfgetal een ultiem en haast zinnelijk heimweeboek. Alsof je krabt aan de korstjes van de weemoed. Naar jeugd, hartsvriendschap en de jaren 90. Naar alles wat was: ”s Avonds laat telefoon en dat het Vikki is. Als je nooit meer terug kunt zou het geen heimwee mogen heten.’