Kunst / Expo binnenland

Een imposante verzameling tekenkunst

recensie: The Line Up

Zelfs de grootste a-creatieveling heeft vast wel eens getekend – zo’n mensfiguur zonder bovenlijf, met lange slungelige benen en hark-vormige handen wellicht? Mede om die reden omschrijft het Centraal Museum tekenen als ‘misschien wel de meest toegankelijke kunstvorm die er bestaat’. Met The Line Up brengt het museum een omvangrijke ode aan de tekentechniek.

Als gastconservator is voor deze tentoonstelling de Nederlandse ‘meestertekenaar’ Robbie Cornelissen uitgenodigd. Cornelissen is Utrechter en werkt al enkele jaren met het museum samen in de rol van kunstenaar en adviseur. Zowel het medium als de collectie kent hij dus goed. In samenwerking met het curatorenteam van het Centraal Museum heeft Cornelissen de tentoonstelling samengesteld en tevens vormgegeven. Ook zijn eigen werk is in de tentoonstelling opgenomen. Een zaalvullende video-installatie fungeert als hypnotiserende binnenkomer en werk dat in situ en in samenwerking met de bezoekers is vervaardigd slingert als een grafietkleurige draad door de expositieruimtes.

Evelyn Taocheng Wang, Light Bulbs, 2016

Van plint tot plafond

Zowel het aantal kunstenaars als het aantal werken dat in de tentoonstelling is opgenomen, is imposant te noemen. The Line Up telt ruim 100 kunstenaars, en een aanzienlijk groter aantal tekeningen. Deze omvangrijke selectie wordt op verschillende manieren aan het publiek getoond. Na de entreezaal wandel je als bezoeker eerst door een ruimte die met recht een ‘Salon’ mag worden genoemd. In klassieke en in dit geval ook zeer praktische salonopstelling zijn de wanden van de tentoonstellingsruimte van plint tot plafond gevuld met tekeningen. Deze werken zijn afkomstig uit de collectie 20e en 21e-eeuwse tekenkunst van Nederlandse kunstenaars, en zorgvuldig geselecteerd door Robbie Cornelissen en conservator moderne kunst Marja Bosma. De in de Salon getoonde werken, variërend van piepklein tot levensgroot en divers in stijl en thematiek, vormen in zekere zin al een tentoonstelling op zich.

Claire Harvey, Sticky Water, 2015-2018

Dwalen door het doolhof

In de daaropvolgende ruimtes, heel toepasselijk ‘het Labyrint’ genoemd, is het juist niet de eigen collectie die centraal staat. De focus ligt hier op nieuwe opdrachten en bijzondere bruiklenen van musea en particulieren. Logischerwijs liggen de tekeningen die hier worden getoond dichter bij het hedendaagse, in datering en thematiek. Daarnaast is er aandacht voor de handeling van het tekenen, bijvoorbeeld door middel van video-opnames waarin de handen van een tekenende kunstenaar in beeld worden gebracht. De redenering is dat we door te kijken naar het tekenproces als kijker ook dichter bij de verbeelding van de kunstenaar komen. Ook de eindproducten zijn te aanschouwen. In het Labyrint hangen tekeningen van gevestigde kunstenaars gebroederlijk naast werken van een jongere generatie.

Iris Kensmil, Jeje Disi, 2016

Rustmoment

Om de ruime selectie tekeningen te kunnen huisvesten hebben de tentoonstellingsruimtes van het Centraal Museum een metamorfose ondergaan. In het ontwerp van de tijdelijke tussenwanden is een niet-te-missen referentie naar De Stijl opgenomen. Het toegevoegde muuroppervlak biedt de benodigde ruimte om de tekeningen te tonen. Alleen al door haar kwantiteit is The Line Up een bezoek meer dan waard – want wanneer zie je nou zoveel tekeningen bij elkaar? Het is interessant hoe de diversiteit van het medium in beeld is gebracht en sympathiek dat er aandacht is voor zowel Utrechtse als nationale en internationale kunstenaars en opkomend talent. Daarnaast geeft de aandacht voor het proces het geheel meer diepgang. Tegelijkertijd is de hoeveelheid verzamelde tekenkunst wat overweldigend te noemen. Daarom een tip: neem tijdens je bezoek een korte pauze (wellicht in die serene entreezaal) en neutraliseer je netvliezen. Dan is er gegarandeerd genoeg focus voor alle tekeningen, van begin tot eind.

Film / Films

Burenruzie van de buitencategorie

recensie: Under the tree

Het IJslandse burendrama Under the tree gaat verder waar programma’s als De Rijdende Rechter en Mr. Frank Visser doet uitspraak ophouden. Gedoe om een boom mondt uit in een psychologische burgeroorlog.

Het is niet pluis in de buitenwijken van Reykjavik. Dertiger Atli wordt het huis uitgebonjourd door zijn vrouw Agnes nadat ze hem betrapt achter de laptop kijkend naar de bedavonturen met zijn vorige vlam. Atli druipt af naar zijn ouderlijk huis waar vader en moeder Inga en Baldvin na de zelfmoord van hun andere zoon in wrok en stilte langs elkaar heen leven. De buren en bliksemafleiders Konrad en Eybjorg kunnen werkelijk niets goed doen. Moeder Inga ergert zich aan hun hond, de fietstochtjes van de buurvrouw en de liefde die de buurman na zijn scheiding weer heeft gevonden.

Schaduw

Konrad en Eybjorg hebben op hun beurt weer last van de enorme boom in de tuin van het oude echtpaar die hun hele huis en terras letterlijk overschaduwt. Wanneer de kwestie vriendelijk wordt aangekaart, springen aan beide kanten de stoppen. Banden worden doorgeprikt, de kat is verdwenen, daarna is de hond zoek. Beide kampen beschuldigen elkaar van de pesterijen en niet veel later ronkt er een kettingzaag en vloeit er bloed. Regisseur Hafsteinn Gunnar Sigurðsson maakte eerder het droogkomische boerendrama Rams, over twee broers die al veertig jaar niet meer met elkaar praten. Ook in Under the tree zit dezelfde gortdroge, enigszins absurdistische Scandinavische humor. Tegelijkertijd durft Sigurðsson dit keer ook veel meer het ongemak en de stille tragedie achter de schone schijn op te zoeken. Na het sympathieke Rams is Under the tree een film die schuurt.

Slappe zakken

Achter de gewelddadige en bij vlagen geestige escalatie wordt een wrange blik gegund in het gapende ravijn van het menselijk onvermogen. Daarbij valt het op dat de mannen in het verhaal slechts slappe zakken zijn die niet ingrijpen wanneer het zou moeten en vooral dansen naar de pijpen van hun partner. De vrouwen op hun beurt zijn tikkende tijdbommen die al hun frustratie omzetten in agressie. Dat heeft als nadeel dat het voor de toeschouwer lastig identificeren is met deze zwakke of nare karakters. Dat maakt Under the tree wat hermetisch, een cynische buitenkant waar je als kijker afwisselend met afgrijzen en een glimlach naar kijkt. Een sterk verhaal dat nooit jouw verhaal wordt. Ook het einde is enigszins voorspelbaar, tegelijkertijd stelt het slotbeeld ook gerust: het was allemaal een misverstand.

 

 

Theater / Voorstelling

Een strijd die maar niet wil ontbranden

recensie: Victor Luis van Es - Stille strijd

Victor Luis van Es won in 2015 de publieksprijs op het Amsterdams Studenten Cabaret Festival en stond in 2016 in de finale van het Rotterdamse comedyfestival Cameretten. Dit seizoen staat hij op de planken met zijn debuut Stille strijd, dat hier en daar droogkomisch is, maar over het geheel toch weinig originaliteit met zich meebrengt.

Van Es is duidelijk een maker die goed heeft gekeken naar (Amerikaanse) stand up comedy, een vorm die uitstekend past bij korte, puntige en bovenal persoonlijke verhalen met een punchline. Zo begint hij zijn voorstelling met een anekdote over sterrenkijken met zijn vader, wat uiteindelijk leidt tot een enorm besef van de nietigheid van de kleine Victor. Het tekent min of meer zijn worsteling hoe hij zich tot de wereld moet verhouden, als zoon van een broodnuchtere Hollandse vader en een Chileense moeder. Dat hij door zijn uiterlijk bij tijd en wijle als Turk wordt gezien, doet hij af met wat Spaanse en Turkse imitaties. Daarnaast heeft Van Es ook te maken met zijn biseksualiteit, die hij angstvallig voor zijn vader verborgen houdt. Tegelijkertijd maakt hij korte metten met de vooroordelen ten aanzien van biseksuelen, wat enigszins een verfrissend en nodig inkijkje geeft in zijn strijd. Het biedt in elk geval genoeg stof om op geheel eigen wijze, in deze tijden van discussies over seksisme en racisme, met een overdonderende lading maatschappijkritiek te komen.

Dat gebeurt te weinig, waardoor het gevoel overheerst dat hij meer uit dit materiaal had kunnen halen. Twee jaar na een finale van een groot festival is genoeg tijd om kritisch te kijken naar grappen over ‘fair trade’ cocaïne, selfies in een lift en een Turkse rijschoolhouder. Het is jammer dat hij dat niet heeft gedaan, want Van Es is een goede verteller met een warme stem, waardoor je moeiteloos meegaat in zijn gedachtegoed. Ook zijn zelfspot draagt bij aan zijn sympathie. Maar Van Es is vooral op zijn sterkst wanneer hij een gloedvolle tirade afsteekt als iemand zelfmoord ‘laf’ noemt, waardoor zijn boodschap invoelbaar wordt. De meeste van zijn grappen zijn echter niet altijd even origineel en particulier van aard, waardoor zijn strijd met alle twijfels niet naar een hoger plan wordt getild. Desalniettemin heeft Van Es de potentie om het publiek aan het denken te zetten, zolang hij zichzelf blijft uitdagen met scherpere observaties en analyses te komen.

Theater / Voorstelling

Ijzingwekkend familiedrama in benauwende regie

recensie: De Nationale Opera - Jenůfa

De Nationale Opera brengt Jenůfa in een nieuwe productie, waarin orkest en zangers excelleren in de barse, expressionistische muziek van Leoš Janáček. De regie en decors leiden af en scheppen verwarring.

Pierre Audi heeft nog maar enkele dagen geleden afscheid genomen bij De Nationale Opera, en zijn kernachtige opvattingen over het op de planken brengen van een opera worden al node gemist. In de eerste maten zien we de hoofdpersoon, het dorpsmeisje Jenůfa, overgeven in een kantine-wc die in de eerste acte het midden van het decor vormt.
Zou ze soms zwanger zijn?

Dan ontspint zich de opmaat tot het drama, op Janáček leidmotief van een ronddraaiend melodietje op de xylofoon. Dit ‘spinning wheel’ van een molen – de oorspronkelijke setting – symboliseert ook de tredmolen van het harde boerenwerk. Die molen staat centraal, als plaats van handeling en bezit van de rijke kant van de familie. Maar in deze regie speelt de handeling zich af op een kantoor, in een kantine en in een caravan. Kleine ruimtes, die in de eerste acte ook hinderlijk de balans van zangers en orkest verstoren. Regisseur Katie Mitchell heeft het verhaal van een kindermoord in een boerendorp op het Tsjechische platteland van de 19e eeuw geactualiseerd. Zodat wij als toeschouwers ons beter kunnen herkennen in de personages.

Dorpsdrama

In het libretto is de plot opgebouwd uit een bericht over een kindermoord uit een lokale Moravische krant ergens in het midden van de 19e eeuw. De zwangere Jenůfa houdt van Steva, die alleen maar in haar schoonheid en in zichzelf geïnteresseerd is. Laca houdt van Jenůfa en rijt in jaloerse razernij haar appelwangetje open met een bot mes. Jenůfa is radeloos, want als Steva niet met haar trouwt is ze verloren. Haar stiefmoeder, die het goed met Jenůfa voor heeft, verbergt haar en verdrinkt de baby om de schande uit te wissen en haar stiefdochter weer ‘vrij’ te maken – voor een huwelijk met Laca.

White trash

Dit gruwelijke fatsoensdenken is realiteit in gesloten (dorps)gemeenschappen wereldwijd. En het is nog steeds werkelijkheid voor talloze jonge vrouwen die niet leven binnen de westerse cultuur. Het hoeft dus eigenlijk niet geactualiseerd te worden, en al helemaal niet in overvolle decors, die afleiden van de kern.
In het tweede en derde bedrijf blijken stiefmoeder en -dochter gehuisvest in een stacaravan. Stiefmoeder is in het oorspronkelijke libretto een strenge kosteres. Kerk en traditionele geloofsbeleving zijn hoorbaar in de muzikale vertolking van oude gebeden tot Maria. Maar in de ‘white trash’ setting van een truttige caravan zijn noch kosteres noch oude liturgie (o.a. een prachtig gezongen Salve Regina in het Tsjechisch) op hun plaats.

Muzikaal expressionisme

Dit is geen pleidooi voor een naturalistische regie. Er hoeft geen molen en ook geen dorpskerk op de bühne te staan, en de zangers hoeven echt geen folkloristische pakjes te dragen. De echte identificatie met verhaal en personages vindt plaats in de muziek. De muzikale taal van Janáček, die hij baseerde op volksmelodie-fragmenten en op de spreektaal tussen mensen, ligt heel ver af van het Italiaanse ‘verismo’ dat in dezelfde periode opgeld deed. Janáčeks muziek is expressief en modern, afwisselend bars en lyrisch. De personages in Jenůfa krijgen ieder hun eigen muziek en de melodie van hun dialogen worden voortdurend in het orkest herhaald. De volkse groepsscènes met het voortreffelijk zingende operakoor zijn niet vrolijk ‘Slavisch’. Onheilspellende dansmuziek klinkt in de dronkemansscène met Steva. Aan het slot, wanneer Jenůfa en Laca met elkaar worden verenigd, zingen de bruidsmeisjes een langzaam, stokkend lied. Het voorspelt niet veel goeds over dat huwelijk met zijn vreselijke aanloop. Wat ik als toeschouwer nodig heb, is een regie en een decor die niet afleiden van dat muzikale verhaal.

Er wordt fantastisch gezongen. Drie generaties dorpsvrouwen: grootmoeder (Hanna Schwarz) de kosteres-stiefmoeder (Evelyn Herlitzius) en Jenůfa (Annette Dasch) dragen, samen met Pavel Cernoch (een opvallend warme en expressieve tenor) als Laca en Norman Reinhardt als Steva, het drama. De directie van de Tsjech Tomáš Netopil sluit hier naadloos bij aan. Hij houdt de lange tragische lijn met de vele stiltes en uitbarstingen van begin tot eind vast, in een lichte kleur en een stuwend tempo. Nergens wordt het bombastisch, nergens sentimenteel.

Jammer van de claustrofobische setting en de truttig overladen decors. Dit is wat mij betreft, een opera die ruimte, eenvoud en maximale concentratie op de tragiek van de protagonisten verdient.

Theater / Voorstelling

De artistieke blootstelling van de mens

recensie: Toneelgroep Oostpool - Allemaal mensen

Wat zie je als je naar anderen kijkt? Misschien heb je bepaalde hokjes al paraat, net als anderen voor jou. Maar wat als je je niet met die hokjes identificeert? ‘Fuck, die hokjes’ dacht regisseur Marcus Azzini toen hij Allemaal mensen maakte. Met zijn nieuwe voorstelling omarmt hij de diversiteit van mensen en laat hij de spelers hun persoonlijke verhaal doen. Dat levert zowel veel hilariteit en bloedeerlijke relazen als chaos en ongemakkelijke situaties op.

De spelers staren onrustig naar het publiek. Hun ogen schieten nieuwsgierig op en neer; het is alsof de binnenkomende toeschouwers de interessante verschijning binnen de theaterzaal vormen. De veertien spelers zitten op diverse stoelen – een verwijzing naar hun eigen diversiteit? – achter elkaar op het podium. Links naast hen staat een smetteloos witte partytent. Het is op zijn zachtst gezegd een sober decor te noemen naast het energieke spel van de acteurs. Al vanaf het eerste moment voel je als toeschouwer een soort ongemak, die naar het einde toe steeds meer de overhand krijgt. Er vallen soms net iets te lange stiltes, waardoor je het gevoel hebt dat je niet alleen maar aanschouwer bent van dit toneelstuk, maar ook geacht wordt te reageren. Dat voorgevoel wordt al snel bevestigd.

Nadat Gery Mendes de voorstelling opent met een rapachtig lied, stellen de acteurs zich voor. Of beter gezegd: de acteurs willen meteen van het publiek weten hoe over hen wordt gedacht. Zo is Casper Nusselder de bink, Joy Delima mooi en is Florian Myjer – in de ogen van het publiek – een rijke homo. Openhartig haar mening verkondigen, komt het publiek duur te staan. Bezoeker van de voorstelling Pieter, slachtoffer op de eerste rij, wordt het podium op gedirigeerd. Eerste indruk die de zaal heeft van Pieter? ‘‘De vader van Florian’’, schalt het door de zaal, afgaand op zijn chique jasje en blinkende herenschoenen.

Na deze luchtige publieksparticipatie, gaan de spelers in op de repetities die aan de voorstelling vooraf zijn gegaan. De afgelopen weken moesten ze in koppels een intensieve briefwisseling onderhouden om elkaar beter te leren kennen. De brieven en de repetities vormden het materiaal voor de voorstelling, waarin de spelers elkaar goed leerden kennen. Ook worden er repetities nagespeeld, zoals van een repetitie waarin Annica Muller met de groep een ‘fontein’ wilde naspelen en dit resulteerde in complete chaos.

Daarnaast worden grappen over vooroordelen en racisme tot in het uiterste geridiculiseerd door Rabbi Jallo en Kendrick Etmon. Milou van Duijnhoven vertelt vervolgens – tot groot medelijden van het publiek – hoe ze altijd voor jongen wordt gehouden. En tussendoor, wat ongetwijfeld de zaal het meest doet stilvallen, ontroeren zowel Rick Paul van Mulligen en Florian Myjer met hun verhaal. Zo vertelt Rick Paul openlijk welke tol hij moet ‘betalen’ om als getrouwde, homoseksuele man een zoon te hebben. De verhalen van de spelers komen oprecht over en raken de toeschouwers duidelijk. Juist die moed waarmee iedere acteur zijn relaas houdt, maakt dat je met zoveel respect blijft opkijken naar het veertienkoppig toneelgezelschap.

Tot aan het bittere einde

Hoe puur en eerlijk de teksten van de spelers in de voorstelling ook overkomen, aan het einde verwordt de voorstelling tot een jammerlijke, te ver doorgetrokken artistieke warboel. Kleren vliegen uit en de toevoeging van de naakte lichamen van de acteurs komen nietszeggend en plat over. Bovendien is het ongemak waarmee de toeschouwer wordt opgezadeld uitgegroeid tot iets aanstootgevends. Door de ongemakkelijke vertoningen op het podium en de stilte die onaangenaam heerst in combinatie met lelijke, onnozele camerabeelden (die in de voorstelling worden gemaakt en getoond) is het (pas echt) de kunst om niet de zaal uit te rennen. Wanneer het einde daadwerkelijk zijn intrede doet, spoken niet vragen als ‘Waarom tonen mensen geen respect voor elkaars ongelijkheid en diversiteit?’ door het hoofd, maar ‘Waarom in godsnaam?’ en ‘Wat voegen al die ongebreidelde, zogenaamd kunstzinnige uitspattingen toe?’. Het lijkt een beetje alsof een cursus in ‘Meer zelfvertrouwen en respect in de medemens’ stilaan is veranderd in een tenenkrommende cursus ‘Laat je kunstzinnige ik zegevieren’. Gelukkig maar dat de acteurs op het laatste moment ook weer omslaan in grappen en grollen, alsof ze zelf ook de draak steken met hun eigenaardige show. Dat alles maakt dat je vooral verbijsterd achterblijft en jezelf afvraagt of het nu vreselijk abnormaal of meesterlijk geweldig was.

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’

Boeken / Non-fictie

Vrolijke pessimist

recensie: Michel Houellebecq - In aanwezigheid van Schopenhauer

Het oeuvre van de Franse schrijver Michel Houellebecq is sterk beïnvloed door het denken van Arthur Schopenhauer. In het essay In aanwezigheid van Schopenhauer verklaart Houellebecq zijn liefde voor de Duitse filosoof. Maar voor wie het werk van Schopenhauer niet kent, is het essay niet erg toegankelijk.

Hij moet ongeveer 25 zijn geweest toen Houellebecq kennis maakte met het werk van Schopenhauer. Hij had toen al aardig wat gelezen: Dostojevski, Verlaine, Pascal, Mann, de Bijbel. Houellebecq had het idee een fase in zijn ontdekkingstocht in de literatuur te hebben afgerond. ‘En toen kantelde alles, in een paar minuten tijd.’

Veel schrijvers hebben zich laten beïnvloeden door de Duitse brompotfilosoof: Lev Tolstoj, Oscar Wilde, Marcel Proust, W.F. Hermans, Gerard Reve en nog veel meer. Waarom lopen zoveel schrijvers weg met Schopenhauer?

Banale wijsheid

Het zou te maken kunnen hebben met zijn heldere schrijfstijl of met het feit dat hij veel over kunst schreef. Maar de belangrijkste reden is misschien wel dat Schopenhauer er niet voor terugdeinsde praktische adviezen te geven over hoe gelukkig te worden (spoiler: dit is zo goed als onmogelijk). Daarnaast was Schopenhauer niet uit op tijdelijke roem maar schreef hij, aldus Houellebecq, voor de eeuwigheid. Om die reden was hij niet te beroerd banaliteiten en vanzelfsprekendheden op te dissen wanneer hij die juist achtte. En is dat niet wat een schrijver vaak doet: praktische filosofie, vaak banaal of vanzelfsprekend, via een goed verhaal omzetten in kunst?

De filosofie van Schopenhauer, die zich vooral kenmerkt door pessimisme over de menselijke conditie, vind je duidelijk terug in het werk van Houellebecq. Net als voor Schopenhauer zijn leven en lijden ook voor Houellebecq synoniem, zo schrijft zijn vertaler Martin de Haan in het voorwoord. De enige manier om het lijden te verminderen is de begeerte in de kiem te smoren. Want ‘elk genot, hoe heerlijk het ook mag lijken, is immers maar relatief, verkregen te midden van grote zorgen en voorbestemd tot een snel einde’, aldus Houellebecq. Wanneer de personages in zijn boeken daadwerkelijk verkrijgen waarnaar ze streven, worden ze er helemaal niet gelukkig van of komt er, vaak op een wrede manier, snel een eind aan hun geluk.

Geloof

En toch noemt Houellebecq Schopenhauer troostrijk en zelfs opbeurend. Daarmee doet hij aan Gerard Reve’s kwalificatie van Schopenhauer denken: ‘Vreemd, dat van de geschriften van pessimisten altijd een diepe troost uitgaat, en dat de optimisten je tot zelfmoord brengen. Je wordt er beroerd van, van Schopenhauer, en toch kikker je er helemaal van op.’

Zowel bij Reve als bij Houellebecq doemt er soms, tussen alle ellende en tegenspoed, toch iets op van hoop en liefde. Hoop en liefde: twee woorden van de bekende christelijke drieslag ‘geloof, hoop en liefde’. Ook ‘geloof’ is bij beide schrijvers op een bepaalde manier niet helemaal afwezig. Reve bekeerde zich natuurlijk tot het katholicisme – op zijn eigen, excentrieke manier. Houellebecq, die meent dat samenleven zonder religie niet gaat, zoekt de oplossing ergens anders. ‘Mijn intuïtie zegt dat het rooms-katholicisme tot het verleden behoort’, aldus Houellebecq in een interview met NRC Handelsblad.

Schopenhauer én Comte

Houellebecq zoekt het bij de positivistische negentiende-eeuwse filosoof Auguste Comte die een Religie der Mensheid ontwierp, waarin niet God maar de Mens centraal staat. Hij ontwierp een religie met alles erop en eraan: rituelen, gebeden, sacramenten en een hogepriester (een functie die hij voor zichzelf had gereserveerd).

Door zijn ontdekking van Comte is Houellebecq, zo zegt hij, ‘schopenhaueriaan af’ geworden. Maar volgens De Haan moeten we dat niet overdrijven – en daar is In aanwezigheid van Schopenhauer het bewijs van. Comte en Schopenhauer vormen samen de ’tweetaktmotor die het werk van de romancier gaande houdt.’

Het is interessant om te weten hoe die twee filosofen zich tot elkaar verhouden in het denken van Houellebecq. Maar daar is het de schrijver zelf allemaal niet om te doen. Het essay bestaat voor een groot deel uit citaten van Schopenhauer, voorzien van (soms zeer kort) commentaar van Houellebecq. Het gaat Houellebecq in dit boekje niet om Houellebecq, maar om Schopenhauer. Niet erg natuurlijk, maar enige bekendheid met Schopenhauers werk is voor het volledig kunnen waarderen van dit essay geen overbodige luxe.

Theater / Voorstelling

Het is nog niet gesleten, of nou ja….

recensie: Stage Entertainment – MAMMA MIA!

Is het toeval of een commerciële zet? Bij elke wereldwijde ABBA-herleving doet Stage Entertainment er in Nederland een schepje bovenop door de musical MAMMA MIA! opnieuw op te voeren. Het argument voor deze periodieke revivals dat vaak wordt aangehaald, is dat de muziek van ABBA tijdloos is. Is dat zo, of is de musical na 15 jaar zelf ook aan een revival toe?

Rond 2000 begon de eerste mondiale populariteitsgolf van MAMA MIA!. Nederland kon niet achterblijven, dus bracht Stage Entertainment in 2003 de musical naar Nederland. Toen in 2008 de filmbewerking met o.a. Meryl Streep en Amanda Seyfried een wereldwijde hit werd, presenteerde Stage ongeveer een jaar later een tweede MAMMA MIA!-productie. Die timing is nu nog beter. De vervolgfilm, MAMA MIA! 2: Here we go again, draait slechts enkele maanden in de filmzalen, en de derde MAMMA MIA!-revival is nu al een feit.

 Een te zoete cocktail

Dat het argument van ABBA’s ‘tijdloze’ muziek wordt aangehaald is overigens niet zo gek. Niet voor niets is de musical vernoemd naar een van ABBA’s grootste hits. Welgeteld 22 nummers zijn er in tweeëneenhalf uur durend verhaal gepropt (volgens een snelle berekening ongeveer om de zes minuten één nummer). En dat is te merken. Het verhaal heeft weinig om het lijf. Met die talloze musicalversies voelt het bijna overbodig om het verhaal nog uit te leggen, maar enfin: ‘Happy’ single moeder Donna (Antje Monteiro) woont samen met haar dochter Sophie (Jolijn Henneman) op een Grieks eiland. Sophie staat op het punt te gaan trouwen en wil graag door haar vader naar het altaar worden begeleid, alleen weet ze niet wie haar vader is. Om daarachter te komen, nodigt ze drie voormalige liefdes van haar moeder uit, met alle gevolgen en oud zeer van dien.

Volgens Trouw staat de musical met dit format ‘als een huis’. De krant noemt het zelfs een ‘romantisch’ verhaal, maar dat is juist het pijnlijke aan de musical: er moeten zoveel ABBA-nummers de revue passeren dat er nauwelijks ruimte is voor romantiek, laat staan voor diepgang. Terwijl er wel genoeg aspecten zijn om de personages karakter te geven. Neem bijvoorbeeld het gegeven dat Donna een zogenaamd hedonistisch leven leidt, maar soms – vooral in de eerste akte – met de harde, financiële werkelijkheid wordt geconfronteerd. Of dat Donna als product van de jaren ’70 niet helemaal begrijpt dat haar dochter zoiets burgerlijks als trouwen wil. Bovendien is de (problematische) vader-dochterrelatie en de bijbehorende zoektocht naar identiteit een interessant uitgangspunt. Helaas worden al die ingrediënten met elkaar vermengd tot een kluchtige, iets te zoete cocktail, die vooral wil dat je aan het einde een beetje aangeschoten mee gaat zingen.

Oppervlakkige personages

Mede door al die frivoliteit worden de acteurs vaak beperkt, vooral in hun acteerwerk. Antje Monteiro krijgt met Simone Kleinsma en Lone van Roosendaal als haar voorganger-Donna’s een pittige taak, maar ze slaagt erin een andere, zachtere Donna neer te zetten. Vocaal staat ze weliswaar stevig in haar schoenen, maar haar spel is nogal gedicteerd en aangezet. In het nummer ‘t Glipt me door mijn vingers combineert ze spel en zang echter heel subtiel, ja, zelfs ontroerend. Waarschijnlijk is dat mede te danken aan de mooie vertaling van Coot van Doesburgh.

Oké, niet alle nummers zijn even overtuigend vertaald. In de titelsong, bijvoorbeeld, zingt Donna, wanneer ze vader Sam na 21 jaar (!) weer ziet nadat hij haar abrupt had verlaten: ‘Mamma Mia, help daar ga ik weer/ oh jee, het is nog niet gesleten’. Wat één ogenblik wel niet met geloofwaardigheid kan doen… Het nummer Als ‘k maar weet hoe het heet tussen Sophie en vader Bart is zelfs zo klef dat je je afvraagt of dit nog wel over een vader-dochterrelatie kan gaan.  Daartegenover staat gelukkig dat Van Doesburgh met nummers als ‘t Glipt me door mijn vingers, Weet je moeder dat, Onze zomer, S.O.S. en Pak je kans bij mij prima werk aflevert en karakter aan de personages geeft.

Jolijn Henneman overtuigt overigens als Sophie. Hier en daar komt ze iets te verlegen over, vooral in haar zang. Ze zingt mooi, maar haar stem is soms nog te dun, wat ten koste gaat van de verstaanbaarheid. Sophia Wezer en Hilke Bierman, als respectievelijk Donna’s vriendinnen Tanja en Roos, zijn bijna het tegenovergestelde. Ze zijn platter, brutaler en hebben daarmee terecht de lachers op hun hand. Een enkele keer wordt het te clownesk. Dat geldt ook voor de vaders. Dieter Troubleyn (als vader Sam) wint het weliswaar op vocaal gebied wint en Emiel de Jong (als vader Bart) levert het meest gevarieerde acteerwerk van de drie, maar dan nog ontsnappen ze niet aan de oppervlakkigheid van hun personage.

Achterhaalde vrouwbeelden

In het NRC stond dat deze uitvoering ‘vetter en sneller’ is, waarbij de ‘seksuele toespelingen explicieter zijn’ en de musical met de tijden is mee veranderd. Zeker, de tijden zijn veranderd, maar deze musical laat daardoor juist zien dat de personages van MAMMA MIA! in de tijdsgeest van de jaren ’90 zijn blijven hangen. Drie belangrijke personages zijn alleenstaande vrouwen/moeders die beweren het zonder man prima voor elkaar te hebben, maar in werkelijkheid de bevestiging van de man nodig hebben. Tanja die al drie huwelijken heeft ‘verslonden’ en haar exen blut achterlaat; Roos, die een vrijgevochten feministe blijkt te zijn, maar vijf minuten voor de bruiloft nog een van de vaders wil verleiden; Donna, die in haar eentje een kind heeft opgevoed en een taverne runt, maar uiteindelijk zowel de financiële als de fysieke steun van een man accepteert – het zijn vrouwen die anno 2018 niet zelfstandig zijn, maar juist afhankelijk, bijna naïef. Ironisch genoeg zit daar juist de (onbedoelde) tragiek van de musical. Achter al dat meezingen zit dus zeker wel een urgent thema over man-vrouwverhoudingen. Hopelijk speelt een volgende revival daar meer op in.

Kunst
special: Hans Op de Beeck

Confrontatie met jezelf

Wie de naam Op de Beeck hoort, zal in eerste instantie denken aan schrijfster Griet. Daar komt misschien wat meer verandering in, nu er twee exposities tegelijk zijn gewijd aan het werk van neef en beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck (1969). In Galerie Ron Mandos is de expositie Cabinet of Curiosities te zien, in Het Scheepvaartmuseum, ook in Amsterdam, Sea of Tranquillity.

Hans Op de Beeck

Eerst iets over de veelzijdige Vlaamse kunstenaar. Hij maakt zowel sculpturen als installaties, tekeningen als foto’s en films, teksten en muziek. De keuze voor het medium wordt zowel gedicteerd door de inhoud ervan als de boodschap die hij over wil brengen. De grootte kan variëren van klein tot groot, en het stijlgemiddelde van minimalistisch tot wat gekunsteld, en van kunst tot misschien zelfs op de rand van kitsch.

meisje op sofa, Image courtesy the Artist and Galerie Ron Mandos. Copyright the Artist

Ron Mandos

Neem bijvoorbeeld het beeld dat je als bezoeker krijgt wanneer je door het raam de galerie aan de Prinsengracht in kijkt. Je ziet om te beginnen een kleine, asgrijze sofa staan waarop een slapend (of dood?) meisje ligt, het hoofd op een kussentje, een plaid over zich heen, badslippers op de grond ervoor. Als je de blik verder naar binnen werpt, zie je dat alles asgrijs is: de wanden, het tapijt, alle tentoongestelde werken. Alsof er een aardbeving heeft plaatsgevonden en alles in de tijd is gestold. Wanneer je eenmaal binnen bent, zie je vier interpretaties van het fenomeen Wunderkammer: kabinetten van 216,5 x 120 x 41 waarin uiteenlopende memorabilia zijn samengebracht, variërend van zeekoraal, een slak, een appel en een peer; Wajangachtige poppen, vlinders en – wederom – een kaars. Veelal Vanitassymbolen.

Wunderkammer 7 Image courtesy the Artist and Galerie Ron Mandos. Copyright the Artist

Elementen uit de Wunderkammer komen ook in enkele andere werken terug, zoals de vlinders bij het meisje dat slapend (of ook weer dood?) op een vlot ligt. Naast haar liggen doordrukstrips met (slaap?)pillen. Het meisje zelf komt weer terug in de film The Girl, de zee op een groot waterverfwerk On the Ocean. Alle werken pendelen ze op de een of andere manier tussen leven en dood, nostalgie en herinnering.

Het Scheepvaartmuseum

De expositie in Het Scheepvaartmuseum sluit op het eerste gezicht naadloos aan op die bij Ron Mandos: de bezoeker stuit om te beginnen al op On the Ocean (Night) en op een al even asgrijze inrichting. Een paar stappen verder en je staat voor de in een wit uniform gestoken kapitein van het imaginaire, mysterieuze en decadente cruiseschip dat op deze tentoonstelling centraal staat: Sea of Tranquillity. We herkennen er de Vlaamse acteur Johan Leysen in, die ook in de film die hier wordt vertoond terugkomt, gelijk bij Mandos het meisje op het vlot. Ook de kapitein heeft net als zij de ogen dicht. Omdat het personage hier staat in plaats van ligt, komt het over als introspectie.

Sea of Tranquillity (exhibition view)

Ook op deze tentoonstelling komt het thema leven en dood terug. Soms zelfs letterlijk, wanneer in de film (met een titelsong op tekst en muziek van Op de Beeck) de as van een op het schip overleden opvarende wordt uitgestrooid. Het beeld levert, net als het begin van de film, associaties op met videokunstwerken als Tristan’s Ascension (The Sound of a Mountain Under a Waterfall) en Fire Woman van Bill Viola, die in 2015 in de Amsterdamse Nieuwe Kerk waren te zien.

Sea of Tranquillity (film still)

Samenhang tegenover fragmentatie

Waar het meisje en de kapitein in de films terugkomen, is met name de film in Het Scheepvaartmuseum erg gefragmenteerd. Op de Beeck lijkt, door de figuren terug te laten komen, te zoeken naar zin en samenhang, terwijl hij net als de bezoeker weet dat het echte leven primair gefragmenteerd is. Op die manier schuurt zijn werk langs het bestaan. Dit roept ambivalente gevoelens op: rust en onrust, poëzie en onheil, afstand en betrokkenheid, intimiteit en universaliteit. Je moet je er als bezoeker in willen begeven, terwijl er ethische vragen op je afkomen. Over leven en dood, van mens en dier (de enorme stukken vlees in de keuken op het schip, waar de camera lang heen blijft scheren!). Het zijn op die manier niet in de laatste plaats vragen over jezelf. Het is de moeite waard die confrontatie aan te gaan.

 

Hans Op de Beeck: Sea of Tranquillity

Gezien in:
Het Scheepvaartmuseum
Nog te zien tot: 9 juni 2019

Hans Op de Beeck: Cabinet of Curiosities

Gezien in:
Galerie Ron Mandos, Amsterdam
Nog te zien tot: 27 oktober 2018

 

 

 

Eivør - EIVØR LIVE in Tórshavn
Muziek / Album

Live in de hoofdstad

recensie: Eivør Live in Tórshavn
Eivør - EIVØR LIVE in Tórshavn

Voor een fan is het uitkomen van een nieuw album altijd een hoogtepunt in het jaar. Dit album van Eivør werd opgenomen in de hoofdstad van de Faeröer eilanden. Tórshavn mocht ik ooit zelf bezoeken en daar kocht ik een aantal albums van deze bijzondere artieste.

Het is alweer drie jaar geleden dat ze maar liefst twee albums met nieuwe liedjes in één jaar uitbracht. Dat was het album Bridges en de Faeröerse versie van Slør. Daarna was er nog het project At the Heart of the Selhi met wat minder toegankelijke muziek van deze veelzijdige artieste. Vorig jaar bracht Eivør het album Slør uit in de Engelse versie.

Het stemgeluid als ware traktatie

Het live-album Eivør Live in Tórshavn lijkt opgenomen te zijn met het een heel orkest. Toch horen we alleen haar band met daarin natuurlijk Mikael Black en Høgni Lisberg. De opnamen klinken glashelder, alsof je er zelf bij bent. Ze zijn opgenomen tijdens drie optredens in Old Theatre van Tórshavn. De stem van Eivør blijft een traktatie om naar te luisteren. Ze kan de verschillende octaven met gemak halen en kan daarbij de noten zuiver en hoog pakken.

De zestien composities op het album staan vooral in het teken van laatste twee studio-albums. Ze vertolkt de nummers zowel in het Engels als in haar moedertaal. Anders dan je zou verwachten van een fan, valt het mee om hoogtepunten aan te wijzen op een album dat een perfect concert vertegenwoordigd. Luister bijvoorbeeld naar ‘Famous Blue Raincoat’ dat we kennen van Leonard Cohen. Pas als je de titel van het lied hoort gaat het licht ineens branden dat je naar deze Cohen-song zit te luisteren. Opvallend is dat het geluid van de bas herinneringen oproept aan Twin Peaks en in het bijzonder de muziek van Angelo Badalamenti.

Is er dan niets aan te merken? Voor de trouwe concertbezoeker zijn sommige liedjes wel heel vaak onderdeel van haar show. Ze geeft zelden een show doen zonder dat ‘Trøllabundin’ gespeeld wordt. Natuurlijk is het fraai, maar er zijn nog zoveel andere fraaie liedjes in haar rijke oeuvre die bijna nooit meer gespeeld worden.

Aanrader

De eerste editie van het album verscheen in eigen beheer en was alleen te koop tijdens haar show in de lente van dit jaar. Het zat in een digipack met een boekje van zes pagina’s, dat versierd was door de artieste zelf. Wie deze te pakken krijgt, heeft een bijzonder exemplaar. De overige fans moeten wachten tot het album officieel uit gaat komen bij een nieuw platenlabel. Het album zal alleen te koop zijn via de website of bij haar optredens. Het zal niet verschijnen op de verschillende streamingplatforms. Het wachten zal het waard zijn. Ze speelt liedjes van haar albums Room, Bridges en Slør met het voornoemde lied van Leonard Cohen als toevoeging. Het album klinkt als een klok en is een waardevol souvenir voor wie haar live heeft zien spelen. Ook als je er niet bij was, heeft dit live-album een extra dimensie door het orkestgeluid, de grootsheid en werkelijk glasheldere sound van deze opnames. De ruimte klinkt daarin door. Voor de fans, maar ook voor beginners, is dit live-album een echte aanrader die iedereen vele uurtjes luisterplezier gaat opleveren.

Live in Nederland: 26 oktober, Bitterzoet, Amsterdam