Theater / Voorstelling

Mannenmusical scoort punten

recensie: MORE Theater Producties - All Stars de Musical

Voetbal en musicals, niet de combinatie die je meteen zou verwachten, maar met deze eigenaardige samenvoeging scoort MORE Theater Producties veel (hoogte)punten. All Stars de Musical belooft makkelijke grappen, die een tikkeltje beledigend kunnen zijn, en veel vermakelijke vertoningen. Een musical waarvoor je je man van de bank trekt…

Al bij het beginakkoord is het raak. Uit de grote boxen schalt het openingslied van The Lion King. Het is een knipoog naar de wereldberoemde – van oorsprong – Broadway Show. Daar waar je in The Lion King wilde dieren verwacht, reken je in All Stars op een paar fanatieke voetballers. De negen voetballers van de Swift Boys 8 zijn inmiddels tegen de dertig en vertonen eerder lui dan energiek gedrag. De enige die nog zin heeft om een balletje te schoppen, is aanvoerder Bram (Alex Hendrickx). Hoewel hij voor zijn werk de hele wereld rondreist, rent hij zich rot om de 500ste wedstrijd van zijn voetbalteam in goede banen te leiden – van nieuwe shirtjes tot een teamuitje op een golfbaan. Zijn teamgenoten zijn ondertussen met geheel andere zaken bezig. Hero (Jim Bakkum), ex-filosofische student, is een hopeloze romanticus die liedjes schrijft totdat hij kan werken in zijn vaders bedrijf. Samen met Johnny (Lucas Hamming), die op zijn beurt zowel zijn vader ‘Meeuwse’ (Kees Boot) als zijn vriendin Deborah (Ruth Sahertian) tevreden moet zien te houden. Dat laatste geldt al helemaal voor notoire vreemdganger Mark (Urvin Monte) die ‘zijn laatste kans’ bij zijn zwangere vriendin Roos (Withney Sawyer) dreigt te verspelen. Niet dat het huwelijk van Willem (Mike Weerts) met Anja (Sara Janneh) nu zo’n succes is; Anja ziet graag dat Willem op zijn dierbare zondagen ook eens met haar meegaat naar zijn schoonmoeder. De enigen die niet kampen met relatieproblemen, zijn vrouwenversierder Paul (Jasper Demollin) en de nerd-achtige Peter (Bart van den Donker).

Niets verhullende dansjes

De vluchtige interactie tussen de acteurs maakt deze voorstelling zo humoristisch. Steeds maken de jongens gemene opmerkingen als Peter zijn mond opentrekt om een voorstel in de groep te gooien: hij hoort er als laatkomer ‘toch niet echt bij’. Het begint als een echte mannenmusical: flauwe grappen met een neiging naar racisme en discriminatie (‘Homo’s!’) – waar buiten de voetbalwereld om veel controverse over is – vliegen je om de oren. Daarnaast wordt de doorgaande begroeting van deze voetballers, die stoer willen ogen, niet diepgaander dan ‘Hé pik’. Vrouwen schijnen in de ogen van de mannen voornamelijk zeurderige wijven te zijn. Het leuke is dat dit steeds meer verschuift. De mannen moeten op den dure boeten voor hun luie gedrag. De vrouwen – die op hilarische wijze op Whatsapp via spraakberichten contact hebben (‘Aapje met handen voor zijn gezicht’; ‘Deborah is aan het typen!!!’) – komen in actie. Hun plan om voor hun rechten op te komen? Een potje voetbal tegen hun eigen mannen.

Aan die allesbepalende wedstrijd, gaat natuurlijk van alles vooraf. Het grootschalige decor wordt hierbij functioneel ingezet. Van flatappartement gaan we naar voetbalveld en bejaardentehuis en van bedrijf naar woonkamer en golfbaan: het decor beweegt net zo snel als de voeten van de acteurs. Het is letterlijk een dynamische voorstelling, waarin de verhalen van zeven voetbalvrienden worden uitgelicht. Deze vrienden hebben allemaal een geheel divers, eigen karakter en komen daardoor ook als geloofwaardig voetbalteam over. Niet alleen is het spel goed getimed en ontzettend grappig, het gezelschap trakteert het publiek op (niets verhullende) opzwepende en onverwachte dansjes – shout outnaar de geweldige choreografie van Daan Wijnands – en liedjes (die Thomas Acda voor zijn rekening nam). De afwisseling in spel, muziek en dans, maar ook de samenkomst daarvan, is een genot om te zien.

Bombarie buiten de vloer

Niet alleen de voorstelling pakt uit. Het beïnvloedt geenszins de receptie van deze musical, maar het is het vernoemen waard dat het rondlopend personeel in het Luxor Theater geheel in voetbaltenue is gehuld. Ook het gros van de bezoekers heeft zich uitgedost als nooit tevoren: de voetbalsokken zijn hoog opgehesen en buiten de zaal flitsen de kleuren kleurt het van de verschillende soorten voetbalt-shirts. En alsof dat nog niet al genoeg kostelijk vermaak is voor het oog, staat een “hoempapa band” ouderwetse Nederlandse liedjes te spelen. Hierdoor waan je je met het omringend publiek net in een voetbalkantine. Een feestje in de voetbalkantine, om precies te zijn, want deze musical is meer dan geslaagd.

Film / Films

Dolle kermisrit met oog voor poëzie

recensie: Au revoir là-haut (dvd)

Franse humor doet het niet altijd even goed in Nederland. Het kluchtige, licht absurdistische en ietwat theatrale valt nuchtere Hollanders soms wat overdreven op de maag. Tenzij een schattige actrice de hoofdrol speelt, denk aan Amélie.

Au revoir là-haut – gebaseerd op de bestseller Tot ziens daarboven van Pierre Lemaitre uit 2013 –  speelt zich af in de sfeer van groteske overdrijving en speels surrealisme. Hoewel dit verhaal over rouw, trauma’s en vriendschap geen moment wortelt in de werkelijkheid, weet het door zijn naïeve toon en speelse vormgeving toch te raken.

Onderkaak

Het is 1918. Na een opwindende openingsscène waarin we een loopgravengevecht volgen vanuit het oogpunt van een hond overleven de twee vrienden Albert en Edouard deze bloedige veldslag. Laatstgenoemde moet door een foute inschatting van een barse luitenant helaas wel zijn onderkaak missen.

De twee meten zich na de oorlog een nieuwe identiteit aan en verschuilen zich in een atelier waar ze samen met een weesmeisje zinnen op wraak op de wrede officier die hen bijna de dood injoeg. Albert scharrelt de kost bij elkaar met obscure baantjes. Kunstenaar Edouard, die zijn mismaakte gezicht verbergt achter steeds nieuwe maskers, smeedt een plan om door middel van een grootschalige zwendel met oorlogsmonumenten hun meerdere en de maatschappij een hak te zetten.

Karikaturen

Au revoir là-haut speelt zich af in een Dickensiaanse spiegelwereld waarin de meeste personages karikaturen zijn. Dat deze dolle kermisrit – schakelend van melodrama, naar komedie naar oorlogsfilm – blijft boeien én ontroeren is te danken aan de virtuoze regie van Albert Dupontel die ook het personage met zijn voornaam speelt.

De kwaliteit van Dupontel is dat de regisseur zelfs in het groteske de poëzie ziet van het kleine en in het oog van de visuele beeldenstorm die Au revoir là-haut is het vizier gericht houdt op de vriendschap tussen Albert en Edouard die het kloppende hart van de film vormt. Meesterlijke film.

Kunst / Expo binnenland

Spiegels van de ziel

recensie: Leonardo da Vinci

De expositie met werk van Leonardo da Vinci (1452-1519) en navolgers in Teylers Museum in Haarlem past niet alleen in het rijtje eerdere tentoonstellingen (Michelangelo, 2005 en Rafaël, 2012), maar ook omdat er een verbinding wordt gelegd met de wetenschappelijke insteek van het museum door middel van een zogeheten Leonardo-spoor, dat door de vaste collectie wordt getrokken.

Aan de ene kant worden tekeningen van ernstig misvormde gezichten getoond. Da Vinci ontleende deze aan de werkelijkheid op straat. Tot aan het begin van de twintigste eeuw maakten zij vooral zijn bekendheid uit en werden veelvuldig nagevolgd, al vormen ze eigenlijk maar een klein deel van zijn oeuvre. Aan de andere kant zijn er de prachtige portretten van schonen, mannen en vrouwen. En niet in de laatste plaats Het Laatste Avondmaal als culminatiepunt en synthese.

Hoofd en schouders van een meisje, driekwart naar links, ca. 1490, Biblioteca Reale, Turijn

Hoogtepunten en magerte

Alle drie komen ze in de tentoonstelling aan bod, ‘als spiegel van de ziel’, zoals directeur Marjan Scharloo in Teylers magazijn 135 schrijft. ‘Wonderlijk genoeg stond dit onderwerp’, vervolgt zij, ‘nog nooit eerder centraal’.
Het levert hoogtepunten op, zoals ontegenzeglijk de Studie van het gezicht van een jonge vrouw (ca. 1490), dat terecht alleen op een wand hangt. Maar ook ongemakkelijke situaties. Natuurlijk, Leonardo tekende al die misvormde gezichten – en er hangen er veel in Haarlem – deels ter vermaak (wat heet) en deels om bepaalde standen en groepen (adel, geestelijken en dichters) belachelijk te maken. Misschien stonden ze wel nooit zo centraal, ómdat ze ongemakkelijk zijn; lelijkheid staat in Da Vinci’s tijd voor zonde, schoonheid voor rechtschapenheid.

Als je echter stelt, zoals wordt gedaan, dat Da Vinci’s werk zowel tijdloos is als dat het hem niet primair, zoals bij Michelangelo, om de anatomie ging maar vooral om het overbrengen van emoties, dan komt de terloopse opmerking dat ‘in een aantal gevallen medisch specialisten’ tot op de dag van vandaag ‘er een ziektebeeld’ in kunnen herkennen wat mager over.

Studie van de hoofden van twee krijgers, ca. 1504-05, Boedapest, Szépmüvészeti Múzeum

Gastconservator Michael Kwakkelstein, directeur van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, maakte hem in een essay in de rijke, prachtig uitgevoerde catalogus. Je hoeft natuurlijk niet zover te gaan als bij de tentoonstelling Rendez-vous met Frans Hals dit jaar in het Frans Hals Museum, ook in Haarlem, waar Hans Aarsman en Roy Villevoye probeerden te achterhalen welke ziekten Hals uitbeeldde, maar er valt wel meer over de grotesken van Da Vinci en onze tijd te zeggen.

Foto: Mike Bink

Nuancering en verrijking

Da Vinci nam later zelf wellicht ook een genuanceerder standpunt in. Kijk bijvoorbeeld naar Het Laatste Avondmaal (Santa Maria delle Grazie, Milaan). Dit hangt in Haarlem in de laatste zaal als 1:1 afbeelding, tegenover een eveneens 1:1 afbeelding van de kopie naar Da Vinci in Tongerlo. Deze kopieën worden vooraf gegaan door een zaal waarin in nissen voorstudies van de discpelen hangen. We weten namelijk dat Leonardo da Vinci niet uit de voeten kon met de figuur van Judas. Na lang zoeken is deze uiteindelijk dan ook subtiel weergegeven.

Een publieke gedachtewisseling over deze aspecten is gastconservator Kwakkelstein van deze once-in-a-lifetime-tentoonstelling, net als hoofdconservator Michiel Plomp van het museum, van harte gegund. Na maar liefst vijf jaar voorbereidend werk om alle bruiklenen, waarvan de meeste (twintig) uit het bezit van koningin Elizabeth (Windsor Castle), rond te krijgen, zou dat de uitwerking van Da Vinci’s werk op de publieke opinie alleen maar rijker en dieper maken. De bladen met gezichten van Da Vinci zijn niet alleen (meer) om te lachen of ons aan te vergapen, zoals aan zo’n prachtig meisjesportret. Met name het eerste genre vraagt om een inhoudelijk gesprek. Daarvoor moet je ze echter eerst gaan bekijken. Misschien wel meer dan een keer. Dan praten we hopelijk verder.

Theater / Voorstelling

Er is hoop, voor iedereen

recensie: Theater Utrecht – Thuislozen

In Thuislozen van Thibaud Delpeut (Theater Utrecht) en Adelheid Roosen (Adelheid&Zina) wordt er op verschillende manieren een verbintenis met de samenleving gemaakt, voornamelijk door ook lokale ervaringsdeskundigen aan het woord te laten. Hoewel hun plaats niet even prominent is, zorgt het samenspel tussen toneel en praktijk voor confronterende, maar tevens ontroerende en zelfs hoopvolle verhalen.

Na het geprezen Een soort Hades uit 2015 voert  regisseur Thibaud Delpeut met Thuislozen opnieuw een stuk van Lars Norén (wederom vertaald door Karst Woudstra) op. Een dergelijke opvolger is zeker niet willekeurig, integendeel. De kliniek van Een soort Hades is ingeruild voor de straat en de patiënten zijn vervangen door (voornamelijk verslaafde) dak- en thuislozen. In beide stukken is de ruimte enerzijds de plaats van alle onheil, maar tegelijkertijd – paradoxaal genoeg – de enige plek waar de personages op kunnen terugvallen. De personages zijn ontheemd, horen nergens thuis, maar proberen desondanks (of juist daarom) hun situatie te ontvluchten, al hebben ze geen idee waar ze naartoe moeten. Zelfs wanneer ze hun verslaving onder controle lijken te hebben, duurt het niet lang voor ze weer terugvallen op de straat: hun enige thuis, hetzij tegen wil en dank.

Veilige kloof tussen beschaving en hel 

Overigens speelt Thuislozen zich eveneens in een Hades af. Niet zozeer dé onderwereld, maar in de schaduwwereld van de maatschappij. Aanvankelijk bestaat het toneel grotendeels uit een koffietentje waar een deel van het publiek zit. Vanachter een raam kijken zij met gepaste afstand naar de daklozen en verslaafden, die hun geschiedenissen niet plotgedreven, maar juist ietwat warrig, en daarom des te geloofwaardiger, uit de doeken doen. Stukje bij beetje krijgen ze meer vorm en worden hun dromen, angsten en verleden concreter. Het merendeel van de thuislozen had een goed leven voor ze in deze hel terechtkwamen.

Neem bijvoorbeeld de beschadigde man (gespeeld door George Groot), wie een mooi huis en een fijne baan binnen de CDA-fractie had, maar alles verloor na de dood van zijn verslaafde dochter. Of de alcoholist (gespeeld door Titus Muizelaar), die al jaren zijn zoon niet heeft gezien. Op een gegeven moment lijkt hij zijn verslaving onder controle te hebben, maar uiteindelijk krijgt hij weer een terugval. Het is des te pijnlijker dat uitgerekend hij Kafka citeert: ‘Er is oneindig veel hoop, maar niet voor ons’.

Hoe meer de personages hun verleden uitspinnen, hoe meer de veilige, beschaafde grens tussen publiek en personage wordt opgeheven. De personages mengen zich in het publiek, lopen door het koffietentje, schuiven bij mensen aan tafel en dringen zich zodoende aan de ‘beschaving’ op. Stukje bij beetje verdwijnt dat gezellige tentje. Er blijft hooguit een tafeltje over. Voor de rest is het toneel veranderd in de harde schaduwwereld, bezaaid met vuile matrassen, vuilnis en lege bierblikjes. Zo komt de afstand tot de dakloze ‘ander’ op losse schroeven te staan en wordt het pijnlijk duidelijk dat het tragische lot van de personages iedereen kan overkomen.

 Samensmelting van toneel en harde realiteit

Dit wordt nog eens benadrukt door het feit dat Adelheid Roosen, net als in haar wijksafari’s, de realiteit probeert te verhevigen door toneel en de harde werkelijkheid samen te brengen. Dat komt allereerst tot uiting doordat Roosen zelf een van de thuislozen speelt, maar ook de suggestie dat de theatermaker (gespeeld door Naomi Velissariou) wel veel weg heeft van Adelheid Roosen. Ze reflecteert zelfs op Adelheid Roosens eerdere theaterwerk. Zo wordt al subtiel duidelijk gemaakt dat ook een intellectuele theatermaker als Adelheid Roosen in een thuisloze hel kan belanden.

De samensmelting tussen toneel en realiteit komt overigens veel meer tot uiting doordat er in elke stad ook ‘lokale helden’ spelen met wie het publiek in de pauzes in gesprek kan gaan. In Utrecht zijn dat (ex-dakloze) Fred van Stichting Rechtop en Rik van Nachtopvang Noiz, die er vroeger voor nachtopvang kwam maar daar nu als beheerder werkt. Hun ervaringen weerspiegelen de verhalen van de personages. Tegelijkertijd staan ze er ook mee in contrast. Dat de ervaringsdeskundigen hun leven weer op de rails hebben, ontkracht gelukkig Kafka’s citaat. Er is altijd hoop, ook voor hen.

Het is alleen jammer dat deze ontmoetingen soms gereduceerd worden tot intermezzo’s. Het gesprek met Fred wordt tamelijk lomp afgekapt, omdat de pauze voorbij is. Tijdens het gesprek met Rik komt er ook een andere dakloze jongeman aan het woord die Rik van de opvang kent. Zijn openhartige verhaal is even schrijnend, maar wordt onderbroken, alsof de spelers niet op deze spontaniteit waren voorbereid. Helaas, want die persoonlijke verhalen geven Noréns stuk juist meer lading. Als de lokale helden beter tot hun recht komen, komen fictie en realiteit nog indringender samen.

Kunst / Expo binnenland

Een imposante verzameling tekenkunst

recensie: The Line Up

Zelfs de grootste a-creatieveling heeft vast wel eens getekend – zo’n mensfiguur zonder bovenlijf, met lange slungelige benen en hark-vormige handen wellicht? Mede om die reden omschrijft het Centraal Museum tekenen als ‘misschien wel de meest toegankelijke kunstvorm die er bestaat’. Met The Line Up brengt het museum een omvangrijke ode aan de tekentechniek.

Als gastconservator is voor deze tentoonstelling de Nederlandse ‘meestertekenaar’ Robbie Cornelissen uitgenodigd. Cornelissen is Utrechter en werkt al enkele jaren met het museum samen in de rol van kunstenaar en adviseur. Zowel het medium als de collectie kent hij dus goed. In samenwerking met het curatorenteam van het Centraal Museum heeft Cornelissen de tentoonstelling samengesteld en tevens vormgegeven. Ook zijn eigen werk is in de tentoonstelling opgenomen. Een zaalvullende video-installatie fungeert als hypnotiserende binnenkomer en werk dat in situ en in samenwerking met de bezoekers is vervaardigd slingert als een grafietkleurige draad door de expositieruimtes.

Evelyn Taocheng Wang, Light Bulbs, 2016

Van plint tot plafond

Zowel het aantal kunstenaars als het aantal werken dat in de tentoonstelling is opgenomen, is imposant te noemen. The Line Up telt ruim 100 kunstenaars, en een aanzienlijk groter aantal tekeningen. Deze omvangrijke selectie wordt op verschillende manieren aan het publiek getoond. Na de entreezaal wandel je als bezoeker eerst door een ruimte die met recht een ‘Salon’ mag worden genoemd. In klassieke en in dit geval ook zeer praktische salonopstelling zijn de wanden van de tentoonstellingsruimte van plint tot plafond gevuld met tekeningen. Deze werken zijn afkomstig uit de collectie 20e en 21e-eeuwse tekenkunst van Nederlandse kunstenaars, en zorgvuldig geselecteerd door Robbie Cornelissen en conservator moderne kunst Marja Bosma. De in de Salon getoonde werken, variërend van piepklein tot levensgroot en divers in stijl en thematiek, vormen in zekere zin al een tentoonstelling op zich.

Claire Harvey, Sticky Water, 2015-2018

Dwalen door het doolhof

In de daaropvolgende ruimtes, heel toepasselijk ‘het Labyrint’ genoemd, is het juist niet de eigen collectie die centraal staat. De focus ligt hier op nieuwe opdrachten en bijzondere bruiklenen van musea en particulieren. Logischerwijs liggen de tekeningen die hier worden getoond dichter bij het hedendaagse, in datering en thematiek. Daarnaast is er aandacht voor de handeling van het tekenen, bijvoorbeeld door middel van video-opnames waarin de handen van een tekenende kunstenaar in beeld worden gebracht. De redenering is dat we door te kijken naar het tekenproces als kijker ook dichter bij de verbeelding van de kunstenaar komen. Ook de eindproducten zijn te aanschouwen. In het Labyrint hangen tekeningen van gevestigde kunstenaars gebroederlijk naast werken van een jongere generatie.

Iris Kensmil, Jeje Disi, 2016

Rustmoment

Om de ruime selectie tekeningen te kunnen huisvesten hebben de tentoonstellingsruimtes van het Centraal Museum een metamorfose ondergaan. In het ontwerp van de tijdelijke tussenwanden is een niet-te-missen referentie naar De Stijl opgenomen. Het toegevoegde muuroppervlak biedt de benodigde ruimte om de tekeningen te tonen. Alleen al door haar kwantiteit is The Line Up een bezoek meer dan waard – want wanneer zie je nou zoveel tekeningen bij elkaar? Het is interessant hoe de diversiteit van het medium in beeld is gebracht en sympathiek dat er aandacht is voor zowel Utrechtse als nationale en internationale kunstenaars en opkomend talent. Daarnaast geeft de aandacht voor het proces het geheel meer diepgang. Tegelijkertijd is de hoeveelheid verzamelde tekenkunst wat overweldigend te noemen. Daarom een tip: neem tijdens je bezoek een korte pauze (wellicht in die serene entreezaal) en neutraliseer je netvliezen. Dan is er gegarandeerd genoeg focus voor alle tekeningen, van begin tot eind.

Film / Films

Burenruzie van de buitencategorie

recensie: Under the tree

Het IJslandse burendrama Under the tree gaat verder waar programma’s als De Rijdende Rechter en Mr. Frank Visser doet uitspraak ophouden. Gedoe om een boom mondt uit in een psychologische burgeroorlog.

Het is niet pluis in de buitenwijken van Reykjavik. Dertiger Atli wordt het huis uitgebonjourd door zijn vrouw Agnes nadat ze hem betrapt achter de laptop kijkend naar de bedavonturen met zijn vorige vlam. Atli druipt af naar zijn ouderlijk huis waar vader en moeder Inga en Baldvin na de zelfmoord van hun andere zoon in wrok en stilte langs elkaar heen leven. De buren en bliksemafleiders Konrad en Eybjorg kunnen werkelijk niets goed doen. Moeder Inga ergert zich aan hun hond, de fietstochtjes van de buurvrouw en de liefde die de buurman na zijn scheiding weer heeft gevonden.

Schaduw

Konrad en Eybjorg hebben op hun beurt weer last van de enorme boom in de tuin van het oude echtpaar die hun hele huis en terras letterlijk overschaduwt. Wanneer de kwestie vriendelijk wordt aangekaart, springen aan beide kanten de stoppen. Banden worden doorgeprikt, de kat is verdwenen, daarna is de hond zoek. Beide kampen beschuldigen elkaar van de pesterijen en niet veel later ronkt er een kettingzaag en vloeit er bloed. Regisseur Hafsteinn Gunnar Sigurðsson maakte eerder het droogkomische boerendrama Rams, over twee broers die al veertig jaar niet meer met elkaar praten. Ook in Under the tree zit dezelfde gortdroge, enigszins absurdistische Scandinavische humor. Tegelijkertijd durft Sigurðsson dit keer ook veel meer het ongemak en de stille tragedie achter de schone schijn op te zoeken. Na het sympathieke Rams is Under the tree een film die schuurt.

Slappe zakken

Achter de gewelddadige en bij vlagen geestige escalatie wordt een wrange blik gegund in het gapende ravijn van het menselijk onvermogen. Daarbij valt het op dat de mannen in het verhaal slechts slappe zakken zijn die niet ingrijpen wanneer het zou moeten en vooral dansen naar de pijpen van hun partner. De vrouwen op hun beurt zijn tikkende tijdbommen die al hun frustratie omzetten in agressie. Dat heeft als nadeel dat het voor de toeschouwer lastig identificeren is met deze zwakke of nare karakters. Dat maakt Under the tree wat hermetisch, een cynische buitenkant waar je als kijker afwisselend met afgrijzen en een glimlach naar kijkt. Een sterk verhaal dat nooit jouw verhaal wordt. Ook het einde is enigszins voorspelbaar, tegelijkertijd stelt het slotbeeld ook gerust: het was allemaal een misverstand.

 

 

Theater / Voorstelling

Een strijd die maar niet wil ontbranden

recensie: Victor Luis van Es - Stille strijd

Victor Luis van Es won in 2015 de publieksprijs op het Amsterdams Studenten Cabaret Festival en stond in 2016 in de finale van het Rotterdamse comedyfestival Cameretten. Dit seizoen staat hij op de planken met zijn debuut Stille strijd, dat hier en daar droogkomisch is, maar over het geheel toch weinig originaliteit met zich meebrengt.

Van Es is duidelijk een maker die goed heeft gekeken naar (Amerikaanse) stand up comedy, een vorm die uitstekend past bij korte, puntige en bovenal persoonlijke verhalen met een punchline. Zo begint hij zijn voorstelling met een anekdote over sterrenkijken met zijn vader, wat uiteindelijk leidt tot een enorm besef van de nietigheid van de kleine Victor. Het tekent min of meer zijn worsteling hoe hij zich tot de wereld moet verhouden, als zoon van een broodnuchtere Hollandse vader en een Chileense moeder. Dat hij door zijn uiterlijk bij tijd en wijle als Turk wordt gezien, doet hij af met wat Spaanse en Turkse imitaties. Daarnaast heeft Van Es ook te maken met zijn biseksualiteit, die hij angstvallig voor zijn vader verborgen houdt. Tegelijkertijd maakt hij korte metten met de vooroordelen ten aanzien van biseksuelen, wat enigszins een verfrissend en nodig inkijkje geeft in zijn strijd. Het biedt in elk geval genoeg stof om op geheel eigen wijze, in deze tijden van discussies over seksisme en racisme, met een overdonderende lading maatschappijkritiek te komen.

Dat gebeurt te weinig, waardoor het gevoel overheerst dat hij meer uit dit materiaal had kunnen halen. Twee jaar na een finale van een groot festival is genoeg tijd om kritisch te kijken naar grappen over ‘fair trade’ cocaïne, selfies in een lift en een Turkse rijschoolhouder. Het is jammer dat hij dat niet heeft gedaan, want Van Es is een goede verteller met een warme stem, waardoor je moeiteloos meegaat in zijn gedachtegoed. Ook zijn zelfspot draagt bij aan zijn sympathie. Maar Van Es is vooral op zijn sterkst wanneer hij een gloedvolle tirade afsteekt als iemand zelfmoord ‘laf’ noemt, waardoor zijn boodschap invoelbaar wordt. De meeste van zijn grappen zijn echter niet altijd even origineel en particulier van aard, waardoor zijn strijd met alle twijfels niet naar een hoger plan wordt getild. Desalniettemin heeft Van Es de potentie om het publiek aan het denken te zetten, zolang hij zichzelf blijft uitdagen met scherpere observaties en analyses te komen.

Theater / Voorstelling

Ijzingwekkend familiedrama in benauwende regie

recensie: De Nationale Opera - Jenůfa

De Nationale Opera brengt Jenůfa in een nieuwe productie, waarin orkest en zangers excelleren in de barse, expressionistische muziek van Leoš Janáček. De regie en decors leiden af en scheppen verwarring.

Pierre Audi heeft nog maar enkele dagen geleden afscheid genomen bij De Nationale Opera, en zijn kernachtige opvattingen over het op de planken brengen van een opera worden al node gemist. In de eerste maten zien we de hoofdpersoon, het dorpsmeisje Jenůfa, overgeven in een kantine-wc die in de eerste acte het midden van het decor vormt.
Zou ze soms zwanger zijn?

Dan ontspint zich de opmaat tot het drama, op Janáček leidmotief van een ronddraaiend melodietje op de xylofoon. Dit ‘spinning wheel’ van een molen – de oorspronkelijke setting – symboliseert ook de tredmolen van het harde boerenwerk. Die molen staat centraal, als plaats van handeling en bezit van de rijke kant van de familie. Maar in deze regie speelt de handeling zich af op een kantoor, in een kantine en in een caravan. Kleine ruimtes, die in de eerste acte ook hinderlijk de balans van zangers en orkest verstoren. Regisseur Katie Mitchell heeft het verhaal van een kindermoord in een boerendorp op het Tsjechische platteland van de 19e eeuw geactualiseerd. Zodat wij als toeschouwers ons beter kunnen herkennen in de personages.

Dorpsdrama

In het libretto is de plot opgebouwd uit een bericht over een kindermoord uit een lokale Moravische krant ergens in het midden van de 19e eeuw. De zwangere Jenůfa houdt van Steva, die alleen maar in haar schoonheid en in zichzelf geïnteresseerd is. Laca houdt van Jenůfa en rijt in jaloerse razernij haar appelwangetje open met een bot mes. Jenůfa is radeloos, want als Steva niet met haar trouwt is ze verloren. Haar stiefmoeder, die het goed met Jenůfa voor heeft, verbergt haar en verdrinkt de baby om de schande uit te wissen en haar stiefdochter weer ‘vrij’ te maken – voor een huwelijk met Laca.

White trash

Dit gruwelijke fatsoensdenken is realiteit in gesloten (dorps)gemeenschappen wereldwijd. En het is nog steeds werkelijkheid voor talloze jonge vrouwen die niet leven binnen de westerse cultuur. Het hoeft dus eigenlijk niet geactualiseerd te worden, en al helemaal niet in overvolle decors, die afleiden van de kern.
In het tweede en derde bedrijf blijken stiefmoeder en -dochter gehuisvest in een stacaravan. Stiefmoeder is in het oorspronkelijke libretto een strenge kosteres. Kerk en traditionele geloofsbeleving zijn hoorbaar in de muzikale vertolking van oude gebeden tot Maria. Maar in de ‘white trash’ setting van een truttige caravan zijn noch kosteres noch oude liturgie (o.a. een prachtig gezongen Salve Regina in het Tsjechisch) op hun plaats.

Muzikaal expressionisme

Dit is geen pleidooi voor een naturalistische regie. Er hoeft geen molen en ook geen dorpskerk op de bühne te staan, en de zangers hoeven echt geen folkloristische pakjes te dragen. De echte identificatie met verhaal en personages vindt plaats in de muziek. De muzikale taal van Janáček, die hij baseerde op volksmelodie-fragmenten en op de spreektaal tussen mensen, ligt heel ver af van het Italiaanse ‘verismo’ dat in dezelfde periode opgeld deed. Janáčeks muziek is expressief en modern, afwisselend bars en lyrisch. De personages in Jenůfa krijgen ieder hun eigen muziek en de melodie van hun dialogen worden voortdurend in het orkest herhaald. De volkse groepsscènes met het voortreffelijk zingende operakoor zijn niet vrolijk ‘Slavisch’. Onheilspellende dansmuziek klinkt in de dronkemansscène met Steva. Aan het slot, wanneer Jenůfa en Laca met elkaar worden verenigd, zingen de bruidsmeisjes een langzaam, stokkend lied. Het voorspelt niet veel goeds over dat huwelijk met zijn vreselijke aanloop. Wat ik als toeschouwer nodig heb, is een regie en een decor die niet afleiden van dat muzikale verhaal.

Er wordt fantastisch gezongen. Drie generaties dorpsvrouwen: grootmoeder (Hanna Schwarz) de kosteres-stiefmoeder (Evelyn Herlitzius) en Jenůfa (Annette Dasch) dragen, samen met Pavel Cernoch (een opvallend warme en expressieve tenor) als Laca en Norman Reinhardt als Steva, het drama. De directie van de Tsjech Tomáš Netopil sluit hier naadloos bij aan. Hij houdt de lange tragische lijn met de vele stiltes en uitbarstingen van begin tot eind vast, in een lichte kleur en een stuwend tempo. Nergens wordt het bombastisch, nergens sentimenteel.

Jammer van de claustrofobische setting en de truttig overladen decors. Dit is wat mij betreft, een opera die ruimte, eenvoud en maximale concentratie op de tragiek van de protagonisten verdient.

Theater / Voorstelling

De artistieke blootstelling van de mens

recensie: Toneelgroep Oostpool - Allemaal mensen

Wat zie je als je naar anderen kijkt? Misschien heb je bepaalde hokjes al paraat, net als anderen voor jou. Maar wat als je je niet met die hokjes identificeert? ‘Fuck, die hokjes’ dacht regisseur Marcus Azzini toen hij Allemaal mensen maakte. Met zijn nieuwe voorstelling omarmt hij de diversiteit van mensen en laat hij de spelers hun persoonlijke verhaal doen. Dat levert zowel veel hilariteit en bloedeerlijke relazen als chaos en ongemakkelijke situaties op.

De spelers staren onrustig naar het publiek. Hun ogen schieten nieuwsgierig op en neer; het is alsof de binnenkomende toeschouwers de interessante verschijning binnen de theaterzaal vormen. De veertien spelers zitten op diverse stoelen – een verwijzing naar hun eigen diversiteit? – achter elkaar op het podium. Links naast hen staat een smetteloos witte partytent. Het is op zijn zachtst gezegd een sober decor te noemen naast het energieke spel van de acteurs. Al vanaf het eerste moment voel je als toeschouwer een soort ongemak, die naar het einde toe steeds meer de overhand krijgt. Er vallen soms net iets te lange stiltes, waardoor je het gevoel hebt dat je niet alleen maar aanschouwer bent van dit toneelstuk, maar ook geacht wordt te reageren. Dat voorgevoel wordt al snel bevestigd.

Nadat Gery Mendes de voorstelling opent met een rapachtig lied, stellen de acteurs zich voor. Of beter gezegd: de acteurs willen meteen van het publiek weten hoe over hen wordt gedacht. Zo is Casper Nusselder de bink, Joy Delima mooi en is Florian Myjer – in de ogen van het publiek – een rijke homo. Openhartig haar mening verkondigen, komt het publiek duur te staan. Bezoeker van de voorstelling Pieter, slachtoffer op de eerste rij, wordt het podium op gedirigeerd. Eerste indruk die de zaal heeft van Pieter? ‘‘De vader van Florian’’, schalt het door de zaal, afgaand op zijn chique jasje en blinkende herenschoenen.

Na deze luchtige publieksparticipatie, gaan de spelers in op de repetities die aan de voorstelling vooraf zijn gegaan. De afgelopen weken moesten ze in koppels een intensieve briefwisseling onderhouden om elkaar beter te leren kennen. De brieven en de repetities vormden het materiaal voor de voorstelling, waarin de spelers elkaar goed leerden kennen. Ook worden er repetities nagespeeld, zoals van een repetitie waarin Annica Muller met de groep een ‘fontein’ wilde naspelen en dit resulteerde in complete chaos.

Daarnaast worden grappen over vooroordelen en racisme tot in het uiterste geridiculiseerd door Rabbi Jallo en Kendrick Etmon. Milou van Duijnhoven vertelt vervolgens – tot groot medelijden van het publiek – hoe ze altijd voor jongen wordt gehouden. En tussendoor, wat ongetwijfeld de zaal het meest doet stilvallen, ontroeren zowel Rick Paul van Mulligen en Florian Myjer met hun verhaal. Zo vertelt Rick Paul openlijk welke tol hij moet ‘betalen’ om als getrouwde, homoseksuele man een zoon te hebben. De verhalen van de spelers komen oprecht over en raken de toeschouwers duidelijk. Juist die moed waarmee iedere acteur zijn relaas houdt, maakt dat je met zoveel respect blijft opkijken naar het veertienkoppig toneelgezelschap.

Tot aan het bittere einde

Hoe puur en eerlijk de teksten van de spelers in de voorstelling ook overkomen, aan het einde verwordt de voorstelling tot een jammerlijke, te ver doorgetrokken artistieke warboel. Kleren vliegen uit en de toevoeging van de naakte lichamen van de acteurs komen nietszeggend en plat over. Bovendien is het ongemak waarmee de toeschouwer wordt opgezadeld uitgegroeid tot iets aanstootgevends. Door de ongemakkelijke vertoningen op het podium en de stilte die onaangenaam heerst in combinatie met lelijke, onnozele camerabeelden (die in de voorstelling worden gemaakt en getoond) is het (pas echt) de kunst om niet de zaal uit te rennen. Wanneer het einde daadwerkelijk zijn intrede doet, spoken niet vragen als ‘Waarom tonen mensen geen respect voor elkaars ongelijkheid en diversiteit?’ door het hoofd, maar ‘Waarom in godsnaam?’ en ‘Wat voegen al die ongebreidelde, zogenaamd kunstzinnige uitspattingen toe?’. Het lijkt een beetje alsof een cursus in ‘Meer zelfvertrouwen en respect in de medemens’ stilaan is veranderd in een tenenkrommende cursus ‘Laat je kunstzinnige ik zegevieren’. Gelukkig maar dat de acteurs op het laatste moment ook weer omslaan in grappen en grollen, alsof ze zelf ook de draak steken met hun eigenaardige show. Dat alles maakt dat je vooral verbijsterd achterblijft en jezelf afvraagt of het nu vreselijk abnormaal of meesterlijk geweldig was.

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’