Tag Archief van: 8WEEKLY

Van der Jagt
Boeken / Non-fictie

Jachtige Van der Jagt

recensie: Krijn van der Jagt - De weg omhoog
Van der Jagt

Het uitgangspunt van De weg omhoog is alvast intrigerend: wie waren die schrijvers van de Bijbel eigenlijk? Waar haalden ze hun denkbeelden vandaan? En voor welk publiek schreven ze? Krijn van der Jagt wil, kortom, de Bijbel antropologisch duiden. En hoewel hij grotendeels in zijn opzet slaagt, is dit geen geslaagd boek, omwille van de repetitieve, jachtige en daarom irritante schrijfstijl.

Als voormalig pinksterchristen ken ik de Bijbel door en door. Ook mij heeft het verhaal ‘achter de schermen’ altijd mateloos geboeid. Wat is er waar van al die verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament? Geloofden die auteurs zelf dat er een gouden kalf was geweest? Dat Mozes met zijn staf de zon (sic) kon doen stilstaan? Of dat Jezus over water had gewandeld of zelfs verrezen was? Uiteraard doorprikt van der Jagt al deze mythes, maar helaas niet op een wervende manier. Daarvoor houdt hij te veel van herhaling en vaste structuur. Bovendien gaat hij soms met een wel heel grove borstel door zijn materie heen. Bijvoorbeeld door het koningschap van David en Salomo zomaar voor waar aan te nemen, terwijl daar niet het minste bewijs voor bestaat. Bovendien verstaat hij het om dingen te beweren als: ‘Wanneer een moderne lezer de Bijbel openslaat, gaat hij een vreemde wereld in (…), de wereld van goden, geesten en demonen.’ Daarmee ontkent hij dat miljoenen mensen wereldwijd nog steeds letterlijk geloven wat in de Bijbel staat, of ten minste in het bestaan van geesten en goden geloven.

Naaktheid

Er staan boeiende inzichten in De weg omhoog, bijvoorbeeld over de zondeval. We kennen allemaal het verhaal van Adam en Eva die van de verboden vrucht eten en daarom verbannen worden uit het aardse paradijs om in het ‘zweet huns aanschijns’ hun brood te verdienen en met veel moeite kinderen te baren. Van der Jagt biedt echter een interessante seksuele lezing van dit verhaal. Door te eten van de vrucht van de kennisboom ontdekken Adam en Eva hun eigen naaktheid en beseffen ze opeens hoe ze zélf leven kunnen maken – het geheim van procreatie ligt dus niet meer bij God alleen. De mensheid is, met andere woorden, wijs geworden en klaar om op eigen benen te staan. Vandaar dat ze het paradijs moeten verlaten.

Helaas bevat dit boek veel te weinig van dit soort mooie metaforen en hun toelichting. Het leeuwendeel bestaat uit de opsomming van wereldbeelden en mythologieën (Griekse, Assyrische, Egyptische… ) volgens eenzelfde structuur en cadans. Aan enkele opvallende elementen koppelt Van der Jagt dan het denken van de Joodse auteurs van de Bijbel en de reden waarom ze schrijven wat ze schrijven. Dat repetitieve karakter wordt op den duur erg vermoeiend, zeker omdat zeker allerminst wervend schrijft. Het tegendeel is zelfs waar. Een voorbeeld:

‘De ontwikkeling van een volwaardige taal is ongetwijfeld een van de voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van het denkvermogen geweest. Het denken is waarschijnlijk traag op gang gekomen en wanneer de mens nu echt begon te denken weten we niet.’

En zo gaat het de hele studie door, wat voor een heel vermoeiende leeservaring zorgt. Waar de Bijbel een monument is in de klassieke literatuur, is De weg omhoog dat allerminst. Zonde, want nogmaals: het uitgangspunt van het boek is uitermate intrigerend.

Van der Jagt
Boeken / Non-fictie

Jachtige Van der Jagt

recensie: Krijn van der Jagt - De weg omhoog
Van der Jagt

Het uitgangspunt van De weg omhoog is alvast intrigerend: wie waren die schrijvers van de Bijbel eigenlijk? Waar haalden ze hun denkbeelden vandaan? En voor welk publiek schreven ze? Krijn van der Jagt wil, kortom, de Bijbel antropologisch duiden. En hoewel hij grotendeels in zijn opzet slaagt, is dit geen geslaagd boek, omwille van de repetitieve, jachtige en daarom irritante schrijfstijl.

Als voormalig pinksterchristen ken ik de Bijbel door en door. Ook mij heeft het verhaal ‘achter de schermen’ altijd mateloos geboeid. Wat is er waar van al die verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament? Geloofden die auteurs zelf dat er een gouden kalf was geweest? Dat Mozes met zijn staf de zon (sic) kon doen stilstaan? Of dat Jezus over water had gewandeld of zelfs verrezen was? Uiteraard doorprikt van der Jagt al deze mythes, maar helaas niet op een wervende manier. Daarvoor houdt hij te veel van herhaling en vaste structuur. Bovendien gaat hij soms met een wel heel grove borstel door zijn materie heen. Bijvoorbeeld door het koningschap van David en Salomo zomaar voor waar aan te nemen, terwijl daar niet het minste bewijs voor bestaat. Bovendien verstaat hij het om dingen te beweren als: ‘Wanneer een moderne lezer de Bijbel openslaat, gaat hij een vreemde wereld in (…), de wereld van goden, geesten en demonen.’ Daarmee ontkent hij dat miljoenen mensen wereldwijd nog steeds letterlijk geloven wat in de Bijbel staat, of ten minste in het bestaan van geesten en goden geloven.

Naaktheid

Er staan boeiende inzichten in De weg omhoog, bijvoorbeeld over de zondeval. We kennen allemaal het verhaal van Adam en Eva die van de verboden vrucht eten en daarom verbannen worden uit het aardse paradijs om in het ‘zweet huns aanschijns’ hun brood te verdienen en met veel moeite kinderen te baren. Van der Jagt biedt echter een interessante seksuele lezing van dit verhaal. Door te eten van de vrucht van de kennisboom ontdekken Adam en Eva hun eigen naaktheid en beseffen ze opeens hoe ze zélf leven kunnen maken – het geheim van procreatie ligt dus niet meer bij God alleen. De mensheid is, met andere woorden, wijs geworden en klaar om op eigen benen te staan. Vandaar dat ze het paradijs moeten verlaten.

Helaas bevat dit boek veel te weinig van dit soort mooie metaforen en hun toelichting. Het leeuwendeel bestaat uit de opsomming van wereldbeelden en mythologieën (Griekse, Assyrische, Egyptische… ) volgens eenzelfde structuur en cadans. Aan enkele opvallende elementen koppelt Van der Jagt dan het denken van de Joodse auteurs van de Bijbel en de reden waarom ze schrijven wat ze schrijven. Dat repetitieve karakter wordt op den duur erg vermoeiend, zeker omdat zeker allerminst wervend schrijft. Het tegendeel is zelfs waar. Een voorbeeld:

‘De ontwikkeling van een volwaardige taal is ongetwijfeld een van de voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van het denkvermogen geweest. Het denken is waarschijnlijk traag op gang gekomen en wanneer de mens nu echt begon te denken weten we niet.’

En zo gaat het de hele studie door, wat voor een heel vermoeiende leeservaring zorgt. Waar de Bijbel een monument is in de klassieke literatuur, is De weg omhoog dat allerminst. Zonde, want nogmaals: het uitgangspunt van het boek is uitermate intrigerend.

Theater / Voorstelling

Ondertussen in de (toneel)wereld

recensie: Het Nationale Toneel / Toneelgroep Oostpool: Ondertussen in Casablanca

In de maatschappelijk geëngageerde voorstelling Ondertussen in Casablanca wordt de toeschouwer overspoeld met beelden. Op de voorgrond proberen de acteurs de kijker in te palmen, maar slagen hier deels in. Dit toneelstuk kent een trage opbouw -het begin is buitengewoon oersaai- en verwordt langzaam tot een geëngageerd kunstwerk, waarin ruimte is voor humor.

Aan het eind van deze voorstelling, lopen de bezoekers tevreden naar buiten. Dat is opmerkelijk voor een toneelstuk met zo’n slaapverwekkende beginscène. Tegen een nietszeggende achtergrondfilm, snijden twee acteurs op de voorgrond grootse filosofische vraagstukken aan. Terwijl de toeschouwer op dat moment -bij wijze van spreken- nog maar net de juiste stoel heeft gevonden. Deze constructie werkt niet: de toeschouwer wordt op een ongemakkelijke manier de voorstelling ingetrokken. De spelers laten de kijker te lang in onwetendheid achter. Het begint wanneer de lichten aangaan en de spelers haastig door de zaal lopen, of beter gezegd: rennen. Er gebeurt zo veel en tegelijkertijd zó weinig. Werkelijk niets houdt de aandacht van de kijker vast. Een jonge knul in onderbroek die een massage krijgt van een geluidsman, moet de lachers op de hand krijgen. Deze poging faalt; de zaal blijft muisstil en raakt zelfs een tikkeltje gedesoriënteerd. Het begin is te rommelig en oninteressant. Het toneelstuk komt pas écht tot leven wanneer Jacqueline Blom het podium betreedt. Wat een actrice! Wat een ongeëvenaarde humor en passie waarmee zij haar rol vertolkt! Jammer genoeg laat haar entree lang op zich wachten en is het eerste gedeelte van het toneelstuk haast knullig te noemen.

Show ánd tell

Het Nationale Toneel onbeholpen noemen gaat wellicht te ver, maar niet alle acteurs spelen op het niveau dat je van ze verwacht. Jacqueline Blom en Hans Dagelet spelen in dit toneelstuk het acteurskoppel Alfred Lunt en Lynn Fontanne. Het echtpaar wordt thuis ondervraagd door een interviewster (Anniek Pheifer). Pheifer is naarstig op zoek naar antwoorden en onderbreekt daardoor, te pas en onpas, het verhaal van Lunt en Fontanne. Het geeft het gehele interview iets rommeligs, maar maakt het wel echt, alsof de toeschouwers daadwerkelijk in de woonkamer van Lunt en Fontanne zitten. Op humoristische wijze en met grootse gebaren vertelt het koppel over hun toneelervaringen. Het is aan beiden af te zien dat ze in de wieg zijn gelegd voor de theaterwereld. Hans Dagelet is zeer getalenteerd en acteert uitstekend, maar in gesprek met de overenthousiaste Pheifer, lijkt hij zich voornamelijk te beperken tot flauwe opmerkingen. De rol van Pheifer is bovendien té gestereotypeerd, onrealistisch en al snel ben je haar hysterische gekakel beu. Hoe anders is dat met Jacqueline Blom, die met haar robuuste stem een levendig relaas houdt over haar leven als actrice. Voor zowel Blom als Dagelet geldt “Show ánd tell’. Ze vertellen alle ins en outs van het theatervak, tegelijkertijd wordt op de achtergrond een scène uitgespeeld of een fragment geprojecteerd waar deze op van toepassing is. De koppeling tussen het vertelde en het getoonde, zorgt ervoor dat de toeschouwer steeds geboeid blijft.

Spel van afleiding

Niet alle scènes zijn een lust voor het oog en één scène spant de kroon qua ongemak, maar ik zal geen spoilers geven… Er is steeds een wisselwerking tussen het gebeurde en wat de acteurs zeggen en dat zorgt voor humoristische scènes. Ondertussen in Casablanca is bovendien een actueel toneelstuk. Zo is er een scène waarin de zoon van Lunt en Fontanne met zijn vrienden aan de Spaanse kust staat te golven. Het gaat allemaal niet zo ‘lekker’ en dat heeft een reden. ‘Ik word ook zo afgeleid door die vluchtelingen op dat hek!’ bromt een vriend van de zoon, terwijl hij de kraag van zijn poloshirt rechtop zet. Opvallend vaak worden er op de achtergrond deprimerende taferelen getoond: dood, verderf en chaos zijn aan de orde van de dag. Dit is dan ook de bedoeling van het toneelstuk: de egocentrische Lunt positioneert zich tegenover alle ellende in de wereld. Toch zijn er veel onverwachte wendingen. Zo wordt het publiek afgeleid door pornografisch schouwtoneel, zijn er plotselinge zoenpartijen en worden de spelers letterlijk deel van het decor. Hiermee krijgt het toneelgezelschap de lachers op de hand. Terwijl de acteurs over ditjes en datjes praten, vindt de ene na de andere catastrofe plaats in het land. De werkelijkheid is niet zo mooi als hij lijkt. Dát willen de spelers laten zien en die boodschap weten ze goed over te brengen. Iedereen heeft deel aan die succesvolle overdracht: op de drie hoofdrolspelers Dagelet, Blom en Pheifer na, hebben de andere spelers kleine rollen en vervullen deze met plezier.

Ondertussen in Casablanca is niet de meest intrigerende, mooie of beste voorstelling die het Nationale Toneel op de planken heeft gebracht, maar wellicht wel de meest actuele. Het idee om twee uitmuntende toneelspelers een evenzo succesvol acteursechtpaar te laten spelen, pakt goed uit. De knipoog naar de actualiteit en alle gruwelen in de wereld, zorgt ervoor dat het acteursinterview niet langdradig of saai wordt. Laten zien én vertellen, dat is de kracht van deze voorstelling.

De Terranauten
Boeken / Fictie

Overleven in een kunstmatige wereld

recensie: T.C. Boyle - De Terranauten
De Terranauten

In Amerika is door wetenschappers een kunstmatige, afgesloten ecosfeer gebouwd. In de jaren negentig hebben acht dappere mannen en vrouwen hier twee jaar in doorgebracht, om te testen of mensen in een kunstmatig ecosysteem kunnen overleven. Dit waargebeurde experiment vormt de basis voor de fantastische nieuwe roman De Terranauten van T.C. Boyle.

Het experiment dat Boyle beschrijft lijkt nu actueler dan ooit, met een klimaat dat zichtbaar opwarmt én de huidige ambities om een bemande missie naar Mars te sturen. De E2, zoals de ecosfeer genoemd wordt, biedt in beide gevallen een oplossing: mocht de aarde onbewoonbaar worden verklaard dan kunnen we in elk geval overleven in een kunstmatige wereld – of dit nu op aarde is of op Mars.

Boyle heeft het experiment in een zeer leesbare en spannende roman gegoten. Het verhaal begint met de selectie van de acht deelnemers en volgt hen gedurende de twee jaar dat het experiment duurt. In deze periode leven ze volkomen afgezonderd in een soort terrarium waarin verschillende ecologische systemen zijn nagemaakt, waaronder een oerwoud en een zee. De deelnemers verbouwen hun eigen gewassen, houden de kwaliteit van het water en de lucht in de gaten en recyclen bovendien álles. Elke molecuul blijft in het systeem en de deur naar de buitenwereld mag onder geen beding geopend worden om ‘besmetting’ te voorkomen. Voor de deelnemers is dit experiment ontzettend belangrijk. Ze hebben hier jarenlang voor getraind en zien het als een historisch moment, vergelijkbaar met de maanlanding.

Boyle TerranautenLeven op elkaars lip

Behalve de vraag of een dergelijk systeem technisch mogelijk is, is de vraag of mensen het zo lang met elkaar kunnen uithouden misschien nog wel interessanter. Een toekomstige Marsmissie kan bijvoorbeeld falen, enkel doordat iemand psychologisch instabiel is of doordat de groepsdynamiek niet goed is. Met De Terranauten speelt Boyle duidelijk op deze kwestie in, door de nadruk te leggen op het psychologische element en weinig aandacht te besteden aan het technische. Een slimme zet, want juist hierdoor is zijn boek zo relevant.

In De Terranauten komen komen drie personen in afwisselende hoofdstukken aan het woord. In een zelfgeschreven verslag blikken ze terug op hun deelname aan het bijzondere experiment. Dawn Chapman en Ramsay Roothorp vertellen hun verhaal als deelnemer. Linda Ryu werd tot haar grote verbazing niet geselecteerd voor het experiment en vertelt haar verhaal vanuit de buitenwereld.

Dawn en Ramsay beschrijven voornamelijk het dagelijkse leven in hun nieuwe wereld en welke spanningen het samenleven met zich meebrengt. Want breng vier mannen met vier vrouwen samen en je krijgt geheid soapachtige taferelen. Door de ogen van Linda ontdek je de politieke en commerciële belangen die met het experiment gemoeid zijn. De E2 wordt nauwkeurig door de buitenwereld gevolgd en het is daarom belangrijk dat de acht deelnemers zich voorbeeldig gedragen.

Door het boek heen maken de drie hoofdpersonen een ontwikkeling door. Linda wordt heen en weer geslingerd tussen haar jaloezie en haar vriendschap voor Dawn. Dawn wordt geconfronteerd met haar idealen als ze moet kiezen tussen haar gezondheid en het openmaken van de E2 (wat, nogmaals, absoluut niet toegestaan is). Ook leer je ze dankzij hun zelfgeschreven verslagen goed kennen. Ramsay bijvoorbeeld wordt in eerste instantie als een onvervalste vrouwenversierder gepresenteerd. In zijn dagboek lees je juist over zijn twijfels en zijn gevoelige kant. De personages zijn geloofwaardig en het is hierin dat je Boyles schrijverskwaliteiten herkent.

Spanningsboog

De Terranauten is zo’n boek dat je niet meer weg kunt leggen als je eraan begint. Door steeds te wisselen van perspectief houdt Boyle het verhaal op een subtiele manier spannend. Vaak eindigt een hoofdstuk met een cliffhanger die pas in de loop van het volgende hoofdstuk opgepikt wordt. Dit klinkt als een slim trucje maar zo voelt het niet. Het verhaal is spannend en doet op geen enkele manier gekunsteld aan. Tot op het eind. Zonder al te veel te verklappen loopt het boek nog even door nadat de spanningsboog al is gedaald. Het einde lijkt willekeurig en laat de lezer daardoor helaas ietwat onbevredigd achter.

De Terranauten heeft alle ingrediënten voor een goed boek: een sterk plot, een actueel en relevant verhaal, sterke karakters en een goede spanningsboog. Het is alleen jammer dat het verhaal zo abrupt eindigt. Een klein smetje op een verder perfecte roman.

Boeken / Non-fictie

Idealen houden geen stand

recensie: Jean Raspail - De ontscheping

In De ontscheping houdt de Franse schrijver Jean Raspail de westerse samenleving een spiegel voor: wat zijn de door ons gekoesterde idealen echt waard? En zijn ze überhaupt houdbaar of leidt de consequente doorvoer ervan onherroepelijk tot zelfmoord?

Raspails boek verscheen al in 1973 maar werd nu pas naar het Nederlands vertaald. De reden ligt voor de hand: in het boek zetten een miljoen arme Indiërs per boot koers richting Europa. Daarmee is het boek, zoals men dat placht te zeggen, hoogst actueel.

Actualiteit is echter een journalistieke norm, geen literaire. Door De ontscheping op zijn actualiteitswaarde te beoordelen, beoordelen we het werk met normen uit de journalistiek – en dat leidt onvermijdelijk tot een oppervlakkige perceptie. De cruciale vraag is of het boek meer waarde heeft dan actualiteitswaarde?

Waarden


Dat antwoord is kort gezegd: ja. Raspail houdt het Westen een spiegel voor: wat zijn de door ons zo gekoesterde idealen als vrijheid, gelijkheid en broederschap, ons werkelijk waard? Houden ze stand als ze op de proef worden gesteld?

Raspail zet fictie in om de houdbaarheid van deze waarden te testen. In het verhaal kloppen de ‘verworpenen der aarde’ op de deur van Europa en komen ze die vrijheid, gelijkheid en broederschap, de door westerlingen gedragen idealen, letterlijk opeisen.

Invasie

Met een vloot van zo’n honderd schepen zetten een miljoen Indiërs koers richting het paradijs, dat wil zeggen: Europa. Ze komen uiteindelijk in Frankrijk aan, het land van de verklaring van de rechten van de mens. Raspail beschrijft hoe na de instroom de anarchie uitbreekt en het land overgenomen wordt door een bont gezelschap van de zojuist aangekomen Indiërs, andere gekleurde minderheden en blanke ‘collaborateurs’. Met deze succesvolle ‘inname’ als voorbeeld, zetten miljoenen andere armen koers richting Europa, waarmee de westerse beschaving ten einde komt.

De westerse beschaving wordt in dit boek vaak gekoppeld aan etniciteit. De veelvuldig aangehaalde strijd om het behoud van het blanke ras, voelt wat ongemakkelijk aan. Maar Raspail is er niet op uit om de lezer zich ‘gemakkelijk’ te laten voelen. Hij wil provoceren en de lezer aan het denken zetten.

Politiek tractaat

Daarin slaagt hij slechts gedeeltelijk. Het idee – het toetsen van gekoesterde idealen door ze tot de uiterste consequentie door te trekken – is een sterke kritiek op goedkope idealen die neerkomen op ‘een liefde die niets kost’ (Gerard Reve). In Raspails verhaal blijkt Europa wel bereid de kosten te dragen voor hun liefde, maar bezwijken ze onder de lasten. Willen we het daar op aan laten komen?

Maar dat deze kritiek niet goed uit de verf komt, ligt aan de uitwerking. Het boek is een politiek traktaat dat om opportunistische reden in fictie-vorm is gegoten. De karakters zijn ééndimensionale pionnen in zijn politieke schaakspel, geen serieuze karakters die je leert kennen en doorgronden. Raspail zet de linkse opiniemakers met een hoog stropop-gehalte natuurlijk schaakmat.

De ontscheping is een schaakbord waarin ‘links’ tegen ‘rechts’ speelt maar waar de schrijver ook de zetten van de tegenstander doet. Wie er wint, laat zich raden.

Boeken / Non-fictie

Iedereen fout?

recensie: Martin Bossenbroek - Fout in de Koude Oorlog

‘Fout’ was je in de Koude Oorlog al snel. Cineast Joris Ivens was dat in de ogen van rechts Nederland, minister Joseph Luns in die van links. Historicus Martin Bossenbroek onderzoekt in zijn nieuwe boek waarom Ivens inmiddels op handen wordt gedragen, terwijl Luns van zijn voetstuk werd gestoten.

De wereldpolitiek van vandaag is erg verwarrend. We kampen met een min of meer onzichtbare vijand – het islamitisch terrorisme – en zien ons geconfronteerd met grootmachten als China en Rusland waarvan het onduidelijk is of het bondgenoten of rivalen zijn.

Vergelijk dat eens met de periode die daaraan voorafging, de Koude Oorlog. Twee supermachten, de VS en de Sovjet-Unie, controleerden samen een wereld die was verdeeld in twee kampen: pro-Washington of pro-Moskou. Ook vanuit Nederland bekeken was alles volkomen helder: wij zaten stevig in het Amerikaanse kamp.

Maar van dat beeld klopt bar weinig, zo demonstreert Bossenbroek in zijn nieuwe boek Fout in de Koude Oorlog. De burgers in het Westen waren helemaal niet éénsgezind. Tijdens de Koude Oorlog verketterden mensen elkaar over en weer als ‘fout’.

Aan de hand van de communistische cineast Joris Ivens en de conservatieve en katholieke minister Joseph Luns laat Bossenbroek zien hoe verdeeld ook Nederland was. En, zo vraagt hij zich af, hoe kan het toch dat Ivens, die heulde met Stalin en Mao, tot op de dag van vandaag op handen wordt gedragen, terwijl de latere secretaris-generaal van de NAVO Luns aan het eind van zijn leven van zijn voetstuk werd gestoten?

Minder fout?

Vreemd is het wel. Want dat het steunen van massamoordenaars als Mao en Stalin ‘fout links’ is, is evident. Maar wat is nu ‘fout rechts’? Bossenbroek omschrijft het als ‘onvoorwaardelijk achter de Verenigde Staten, met voorbijgaan van de democratische waarden.’ Behalve dat het wat vaag is, is het ook nog eens duidelijk minder ‘fout’.

En dat proef je ook in het boek. Bossenbroek schrijft wel dat ook rechts fout was, maar je krijgt de indruk dat hij het pro forma doet. Erg overtuigende voorbeelden noemt hij dan ook niet. Zo beschrijft hij de erg onderdanige houding van de Nederlandse veiligheidsdiensten ten opzichte van hun Amerikaanse collega’s van de CIA. Bedenkelijk? Misschien. Fout? Nee.

De enige ‘fout rechtse’ persoon in het boek die echt over de schreef ging, was schrijver Gerard Reve. In zijn fel anti-communistische tirades wenste hij de Vietcong dood en verdedigde hij het Apartheidsregime. Maar als de uitlatingen van een schrijver die bekend stond om zijn ironie de beste voorbeelden zijn van fout rechts, is dat niet overtuigend.

Propaganda

Bij ‘fout links’ was sprake van minder dubbelzinnigheid. Ivens praatte het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956 door de Russen goed. Later werd hij kritischer op de Sovjet-Unie, maar niet omdat hij een vredelievende democraat was geworden. Het Moskou van na de destalinisatie was in zijn ogen te ver afgeweken van het echte communisme. Daarvoor moest je volgens Ivens in Maoïstisch China zijn.

Hij trok daar dan ook veelvuldig heen. De documentaires die Ivens in China maakte, waren onvervalst propagandistisch. Hij geloofde ook echt in het maoïsme. Nog nooit had hij ‘een samenleving gezien die zo ontspannen is.’ Ondertussen dreef Mao miljoenen mensen de dood in.

Onbegrijpelijk

Harry Mulisch was nog zo’n apologeet van communistische dicatators – en ook daar was geen greintje ironie bij. Collega W.F. Hermans confronteerde hem eens met het gegeven dat niet alleen Hitler, maar ook Stalin en Mao tientallen miljoenen doden op hun geweten hadden. Mulisch: “Maar dat is niet ónze geschiedenis; iedereen moet zich maar in zijn eigen massamoorden specialiseren.”

Daar gaf Mulisch misschien meer prijs dan hij eigenlijk wilde. Volgens Bossenbroek schuilt hierin de voornaamste verklaring waarom heulen met het communisme nooit dezelfde foute status heeft bereikt als heulen met het nazisme: Nederland heeft nooit daadwerkelijk geleden onder het communisme. De vijf Duitse bezettingsjaren hebben zich vastgezet in het collectieve geheugen, terwijl de gruwelen die de communisten aanrichtten een ver-van-mijn-bed-show bleven.

Wellicht inconsequent maar wel begrijpelijk: men heeft voor het nabije leed toch altijd meer oog dan voor het verre. Maar waarom dan heulen met die verre dictators, met Mao, Stalin en hun bondgenoten? Die vraag blijft onbeantwoord.

De vergelijking tussen nazisme en communisme die Bossenbroek aan het einde van het boek enkele keren maakt, is overbodig en verwarrend. Want dat heeft weinig met de centrale vraag van zijn boek te maken. Dat ging namelijk over een ander ‘fout rechts’, een ‘fout rechts’ dat hij omschrijft als het onvoorwaardelijk steunen van Amerika en dat niets met het nazisme te maken heeft. Waarom dát op gelijke voet staat met ‘fout links’ dat met Mao of Moskou heulde, blijft onduidelijk – en, na het lezen van Bossenbroek, onbegrijpelijk.

Theater / Voorstelling

Komische vorm zit pleidooi voor autonomie in de weg

recensie: TA-2 / Toneelschuur Producties – Emilia Galotti

Emilia Galotti, geschreven door de Duitse Gotthold Ephraim Lessing in de achttiende eeuw, gaat over het burgermeisje Emilia waar de prins van het land verliefd op is geworden. Zelf wil ze echter trouwen met iemand anders, een graaf. Emilia Galotti bepleit dat ieder mens, ook de eenvoudigste burger, recht heeft op zelfbeschikking. Maar in de regie van Maren E. Bjørseth valt deze boodschap weg.

Het toneelbeeld is evenals de kostuums artificieel en strak. De acteurs hebben roodomrande ogen en, op Emilia na, wit geschminkte gezichten Er hangen verschillende uit losse draden bestaande gordijnen op het podium die in de loop van de avond allemaal verdwijnen. Als de spelers door de gordijnen heen lopen, klinkt een helder getingel. De soundscape is sowieso interessant en speelt een belangrijke rol in de sfeertekening. Af en toe wordt er gedanst, een eigenaardige synchroon uitgevoerde choreografie waar Emilia, alweer als enige, niet aan meedoet.

Emilia-Galotti-12-®-Sanne-Peper-e1484916582943-691x463Vechtende hanen

Bjørseth hanteert een absurdistische speelstijl die door een aantal van de spelers heel goed wordt opgepakt. Jip van den Dool gaat als de prins totaal over de top en is erg amusant. Hij is ijdel en gedraagt zich als een klein kind; onwillekeurig moet je denken aan de vijfenveertigste president van de Verenigde Staten, ook al omdat er vandaag honderdduizenden vrouwen de straat opgaan om tegen diens benoeming te protesteren. Van den Dool is sympathieker en heeft beter haar, hij lijkt op een nette Elvis Presley. Ook Harm Duco Schut als graaf en Hannah van Lunteren als Emilia’s moeder zijn op dreef. Wanneer de graaf ruziet met een medewerker van de prins en beiden zich met hun colberts als vleugels naar opzij houdend klaar maken voor een duel lijken het twee vechtende hanen; een mooie vondst.

Wanneer het absurdisme plaats maakt voor natuurlijker spel om ruimte te geven aan het drama dat zich ontvouwt, daalt de energie. Gelukkig komt een fantastische Keja Klaasje Kwestro als door de prins afgewezen minnares de boel gigantisch op stelten zetten, maar als ze verdwijnt zakt het stuk weer in elkaar. De voorstelling gaat met de tamme eindscène tussen Emilia en haar vader uit als een nachtkaars.

Komische vorm zit pleidooi voor autonomie in de wegGrotesk

Het lijkt of Bjørseth op twee benen hinkt: aan de ene kant wil ze een absurdistische komische vorm, daar slaagt ze goed in. Aan de andere kant is er de kern van het stuk: een hartstochtelijke pleidooi voor autonomie. Dat komt niet over. Er zijn wat scènes met een groot mes en veel bloed, maar die zijn eerder grotesk dan indrukwekkend.

Een ander ogenblik raakt echter wel: vlak voor het einde van de voorstelling zit Emilia met wijd open gespreide benen geleund tegen een bed te luisteren naar wat anderen over haar leven te zeggen hebben. Haar houding is zowel kinderlijk als seksueel provocatief. De uitdrukking op het gezicht van Diewertje Dir, de actrice die Emilia speelt, ontroert. Het is het meest authentieke moment van de avond.

 

Biblebelt
Boeken / Non-fictie

God weet waarom

recensie: Yvonne Kroonenberg - God in Amerika
Biblebelt

God in Amerika is een boek dat je dichtslaat met een welgemeend: ‘No shit Sherlock’. Iedereen die in de Amerikaanse Biblebelt op zoek gaat naar God, weet toch dat hij, of in dit geval zij, er met alleen maar godsdienstfanatieke hillbillies in contact zal komen. Maar het ergste van al is nog dat de auteur, zelfverklaard vrijzinnige en atheïst, onder het mom van onderzoek gewoon overal in meegaat. Zo bidt ze bijvoorbeeld voor het eten om haar gastheer ter wille te zijn.

Onlangs werd in het diepe Zuiden van de Verenigde Staten een vrouw gearresteerd die een gehandicapte man in elkaar had geslagen omdat die – als grap! – had beweerd dat hij atheïst was. Dit geeft maar weer eens aan hoe de mensen ginds tegenover religie staan: je maakt er geen grappen over, punt. Wie vervolgens op zoek gaat naar God in (dat deel van) Amerika, trapt gewoon een open deur in.

Pubers

Akkoord, het uitgangspunt van Yvonne Kroonenberg is iets genuanceerder. Ze verbleef in 1968 als uitwisselingsstudent in de Biblebelt, waar ze in contact kwam met heel wat jongeren die de flowerpowerbeweging genegen waren en als hippies door het leven gingen. Haar queeste anno 2015: zoveel mogelijk van die mensen opzoeken om te kijken hoe het met hun overtuigingen van destijds gesteld is. En wat blijkt? Zonder uitzondering zijn ze allemaal diepgelovig geworden.

Dat mag natuurlijk geen verrassing heten: wie beslist om in de Biblebelt te blijven, legt zich hoe dan ook neer bij de conservatieve moraal die daar heerst en sluit zich aan bij een kerk. Want wie dat niet doet, plaatst zich buiten de samenleving. De hippies uit de jaren zestig waren dus wellicht gewoon rebellerende pubers en adolescenten die kort daarna alsnog in de voetsporen van hun ouders traden.

Verzuchting

Een queeste als deze is eigenlijk geen boek waard. Je wéét gewoon wat je ginds zal aantreffen, en je wéét gewoon wat de mensen als antwoord zullen geven op je vraag naar hun geloofsdrift. Maar het ergste is dat Kroonenberg er gewoon in meegaat. Al op de eerste pagina’s gaat ze maar wat graag in op de vraag van haar gastheer om te bidden voor de maaltijd. Wie zichzelf om de haverklap vrijzinnig en atheïstisch noemt, doet zoiets gewoon niet. Zelfs al is dat tegen de zin van je gastheer en –vrouw.

De verzuchting die Kroonenberg op een bepaald moment maakt, is er dan ook des te hypocrieter. Omdat je weet dat als ze er zelf was gebleven, ze wellicht ook zo geworden zou zijn.

‘Afvalligen, wat zou ik graag een afvallige spreken! Maar niemand die we tegenkwamen was ongelovig of zelfs maar een beetje op drift. We zaten vast in een diepe poel van godsvertrouwen. Het begon me steeds meer te beklemmen.’

Waarom is Kroonenberg dan niet, als ze het fenomeen dan toch wil duiden, op zoek gegaan naar antwoorden in het eigen Nederland, waar ook een Biblebelt is? Waar recent nog een gezin een ziek kind liet sterven omdat het geloofde dat God het zou genezen en dus weigerde naar de dokter te gaan? Waar jongeren er rotsvast van overtuigd zijn dat seks voor het huwelijk not done is? Dit fenomeen is toch veel opmerkelijker in een grotendeels geseculariseerde samenleving, dan het is in een land waar one nation under God nog altijd een onwrikbare zekerheid is voor de bewoners?

Boeken / Non-fictie

De vulkaan heeft het gedaan

recensie: Alberto Angela - De laatste drie dagen van Pompeii

De uitbarsting van de Vesuvius: we hebben er allemaal op school over geleerd, en wellicht weten velen ook dat die in het jaar 79 na Christus plaatsvond. Maar wat er tijdens die verschrikkelijke uren allemaal gebeurde in Pompeii en omgeving, daarover weten we veel minder. En daar brengt dit knappe, goede gedocumenteerde boek verandering in.

Het gebeurt maar zelden dat een boek met zo’n warm onderwerp zo ijzingwekkend verteld wordt. Alberto Angela is een meester in zijn vak: hij bouwt naar het moment van de uitbarsting op zoals in films gebeurt wanneer een bom met een aftelsysteem in beeld wordt gebracht. De hoofdstukken beginnen met mededelingen als ’44 uur voor de uitbarsting’, ‘1 minuut voor de uitbarsting’, ‘2 uur na de uitbarsting’. En telkens wordt dan haarfijn uitgelegd wat er op die noodlottige momenten gebeurde. Dat is heel wat, en het wordt adembenemend beschreven. Zo leren we hoe de beboste top van de Vesuvius erbij lag net voor de uitbarsting:

‘De jager heeft de indruk dat hij door een betoverd bos loopt. Hij hoort alleen het geluid van zijn eigen stappen en langzaam maar zeker nadert hij het midden van de oude caldera van de vulkaan. De geur van zwavel en rotte eieren wordt steeds sterker (…) Er klinkt ook een vreemd geluid, een voortdurend krachtig gesis.’

Gloeiendheet gas

We komen heel veel te weten over die noodlottige uitbarsting. Bijvoorbeeld dat de rookkolom na de uitbarsting een hoogte van maar liefst 24 kilometer bereikte. Of dat de lavastromen gevolgd werden door een door een wolk van gloeiendheet gas (500 graden), dat geluidloos iedereen op zijn pad ter plekke tot as herleidde. Onder meer een groep mensen die beschutting gezocht had in grotten bij het strand en er van uitging dat ze veilig was. Daarnaast komen we ook heel wat leuke zaken te weten over het dagelijks leven in Pompeii. Bijvoorbeeld dat mensen in die tijd hun bedprestaties trots op de muren schreven. Of dat er toen ook al cafés bestonden, of beter: ruimtes met grote tonnen vol drank en voedsel, waar iedereen het zijne kon uithalen.

Historische sensatie?

Is De laatste drie dagen van Pompeii een onversneden meesterwerk? Nee, het boek heeft twee minpunten. Ten eerste is het op sommige momenten wat langdradig (de auteur geeft bijvoorbeeld niet een paar voorbeelden van de dingen die bewoners destijds op de muren kalkten, hij geeft er meteen tientallen). Ten tweede past Angela een nogal belegen kunstgreep toe om de sfeer levendiger voor te stellen. Hij probeert namelijk de sfeer in Pompeii te schetsen en ons medeleven met de bewoners te vergroten door ‘echte’ personen op te voeren: een bakker die een bestelling wegbrengt, een loodgieter die een disfunctionerend aquaduct bestudeert. Dit is het soort belegen geschiedschrijving die bij de lezer de zogenaamde ‘historische sensatie’ moet opwekken (het gevoel er zelf bij te zijn), maar eigenlijk gewoon potsierlijk overkomt omdat het pure willekeur is.

Maar dat is muggenzifterij. En daarbij komt dat die fragmenten wel helpen om het verhaal te verlevendigen. Maar het had niet gehoeven, omdat de uitbarsting zelf, de aanloop er naartoe en de nasleep lezen als een echte thriller, waarbij dergelijke kunstgrepen niet nodig zijn. Dus laat dat zeker de ‘pret’ niet drukken.

Boeken / Fictie

Zekerheden maken plaats voor angst

recensie: Kristine Bilkau
 - De gelukkigen

In De Gelukkigen beschrijft de Duitse journaliste Kristine Bilkau hoe een jong stel omgaat met weggevallen zekerheden als gevolg van de economische crisis. Haar debuutroman wordt geprezen als een sociologisch portret van een generatie. Maar het is meer dan dat.

Isabell en Georg wonen in een hippe wijk van een grote Duitse stad. Hij is redacteur bij een belangrijke nationale krant en zij is celliste. Ze hebben samen een zoontje, Matti. Ze zijn gelukkig en hebben hun leven op orde.

Maar hun zorgeloze leventje wordt aan het wankelen gebracht. Isabell kan haar werk als celliste niet meer voortzetten door trillingen in haar hand. Georg wordt het slachtoffer van een reorganisatie bij de krant. Ze moeten allebei op zoek naar een nieuwe baan.

Frustratie


Terwijl hun inkomen terugloopt, wordt alles om hen heen duurder. De huur stijgt, de koffie bij de hippe koffietentjes wordt steeds duurder en de oude bakker is vervangen door een ambachtelijke bakkerij: ‘authentiek’, maar wel ontzettend prijzig. Ze hebben er altijd aan meegedaan maar als de werkloze Isabell bij de bloemist 35 euro voor wat bloemen moet afrekenen, voelt ze zich bedonderd.

Isabell en Georg gaan met deze nieuwe situatie verschillend om. Georg legt zichzelf en zijn gezin een sober regime op. Het heeft iets weg van boetedoening: als we geen geld verdienen, verdienen we ook niets, zo lijkt Georgs motto te zijn. Hij lijkt voldoening te halen uit het tot op de laatste cent uitrekenen van de uitgaven en het uitpluizen of hij een paar cent kan besparen op de tandpasta.

Ondanks, of misschien wel dankzij Georgs zuinigheid, weigert Isabell te besparen. Ze blijft dure jurken kopen en sushi bestellen, hoewel ze zich dat eigenlijk niet kan veroorloven. Ze ergert zich aan de demonstratieve zuinigheid van Georg. Op zijn beurt verwijt hij haar dat ze zich niet aanpast aan de nieuwe situatie.

Vlucht


Georg droomt van een uitvlucht. Op internet kijkt hij naar boerderijen waar hij met Isabell zelfvoorzienend zou kunnen leven. Maar wil hij dat echt? Als hij het stel opzoekt dat hij ooit voor de krant over hun zelfvoorzienende boerderij heeft geportretteerd, lijkt hij teleurgesteld als hij ziet dat ze het nog steeds volhouden. Hij had ze liever zien falen, dan had hij die optie ook kunnen afstrepen.

Isabell wil juist alles behalve die vlucht naar voren maken. Zij klampt zich vast aan alles wat ze heeft, ze wil ‘zich verstoppen voor de tijd die almaar doortikt’. Tijdens het schoonmaken kan ze Matti’s vingerafdrukken op de deur niet wegpoetsen: ze laat ze zitten, als herinnering.

Ook zij wil vluchten, maar juist de tegengestelde kant op als Georg. Maar omdat dit alles onuitgesproken blijft, groeien de onderlinge frustraties en krijgen ze steeds meer ruzie.

De reden dat dit alles onuitgesproken blijft, is schaamte. Schaamte voor de buitenwereld maar ook voor elkaar. Ze willen niet aan elkaar toegeven dat ze – in ieder geval in hun eigen ogen – zijn ‘mislukt’.

Mislukkelingen


De gegentrificeerde buurt wrijft dat er ongenadig in. Isabell hoort ’s nachts het gelach van de cafétafeltjes bij haar in de buurt: ‘ze drinken wijn en espresso en hebben geen tijd voor zwakkelingen (…), de straten van haar buurt zijn niet voor mislukkelingen.’

Voor Georg is een avondwandeling door de buurt een kwelling geworden. Een blik in de smaakvol ingerichte huizen van vreemden gaf hem voorheen een behaaglijk gevoel. Nu zeggen ze hem allemaal hetzelfde: ‘Wij kunnen het, jij niet’.

Generatieportret


Bilkau’s debuutroman is het portret van een generatie. De dertigers en veertigers startten hun werkende leven in de tijd waarin economische groei vanzelfsprekend leek. Nu worden zij ineens geconfronteerd met het risico dat alles wat ze hebben opgebouwd, zomaar kan verdwijnen.

Maar De Gelukkigen is meer dan het portret van een generatie. Bilkau laat op overtuigende wijze zien wat angst met een relatie kan doen en hoe man en vrouw op elkaar reageren als hun levensplannen dreigen te mislukken. Externe factoren, in dit geval werk en inkomen, kunnen een negatieve uitwerking hebben op de liefde tussen twee personen. Dat is zonde. Want hoewel het geen vanzelfsprekendheid is, heeft juist de liefde de kracht soeverein te zijn.

Boeken / Fictie

Populisme slaagt niet altijd

recensie: Arnon Grunberg – Het bestand

Na het lezen van Grunbergs Het bestand voelen lezers zich vooral vol van walging en minder hoopvol. Een duidelijkere inleiding of conclusie heeft een recensie niet nodig.

Rules of the internet (ook bekend als hoofdstuktitels in deze nieuwe uitgave van Het bestand, oorspronkelijk verschenen in 2015): ‘You cannot divide by zero (just because the calculator says so); TITS or GTFO, the choice is yours; no real limits of any kind apply here – not even the sky; there will always be even more fucked up shit than what you just saw.’ Dat laatste statement bevat vast en zeker een kern van waarheid, maar Het bestand heeft zeker geen gebrek aan fucked up shit. GTFO, voor de leken onder ons, staat voor get the fuck out.

Oosterse prinses met koeienbillen wordt wraakengel

Ontmoet Lillian. Lillian ziet zichzelf als een oosterse prinses met koeienbillen, waarschijnlijk veroorzaakt door haar dieet dat voornamelijk uit winegums en chips lijkt te bestaan. En hoe vetter de billen worden, hoe meer ze achter de computer zit. Daar zijn de billen niet te zien. Ze is vijf studies begonnen, maar leeft nu voornamelijk online en woont thuis bij haar ouders, die varkens zijn en de werkelijkheid niet zien. Lillians belangrijkste realisatie is dat ze erachter komt dat ze normaal is, zoals andere mensen erachter komen dat ze homo zijn. Deze oosterse prinses heeft een korte carrière als wraakengel, wanneer ze naakfoto’s van een pedofiel onder zijn vrienden verspreid. Het enige dat Lillian er uiteindelijk toe doet bewegen om achter haar computer vandaan te komen, is haar online mentor, Banri Watanaki, die haar vertelt een baan op zich te nemen bij cybersecurity bedrijf BClever.

Wraakengel en Grunberg ontsporen

Vanaf dat moment wordt de verwarring alleen maar groter, zonder dat de personages of het verhaal de verdieping ingaan. Grunberg voert zijn voorliefde voor controversie te ver door in deze onbegrijpelijke novelle. Dat hij dat zichzelf wellicht ook gerealiseerd heeft, blijkt uit het feit dat het nieuws rondom de publicatie van de eerste versie zich vooral focuste op de 350 mensen die tijdens het lezen van het boek een aantal kenmerken (EEG, hartslag, ademhaling, huidgeleiding en gezichtsuitdrukking) lieten meten. De gepubliceerde uitslagen: 7% toename in geamuseerdheid, 37% in walging, 10% in lust (enigszins verontrustend) en 22% afname in hoe hoopvol de lezers zich voelden. Dat overigens tot tevredenheid van Grunberg zelf.

De roman is te plat voor een goede satire en hoewel ontegenzeggelijk origineel, zal het proza voor veel lezers de plank misslaan. Lillian de oosterse prinses verdoet haar tijd voornamelijk met diepe gedachten als: ‘Werk is werk. Werk is ook leven, werk is zingeving, werk is identiteit, werk is geluk, werk is seks en vriendschap, niet noodzakelijkerwijs in die volgorde, kortom werk is God, dus ook wie op weinig aansprekende functies solliciteert doet een poging het leven te penetreren.’

Arnon Grunberg werd zelf ook gemonitord tijdens het schrijven van emotionele passages, waar naar verluid geen noemenswaardige pieken of dalen uit kwamen. De auteur mag zelf meer betrokken raken bij de werkelijkheid.