Boeken / Achtergrond
special: Viktor Frölke - Zalig Uiteinde

‘Het kwam er allemaal uit, alsof ik een puist uitdrukte’

.

Voor Viktor Frölke was het geen rationele keuze om Zalig Uiteinde te schrijven. In zijn optiek is de coming-of-age-roman het boek dat elke auteur móet schrijven. Dat neemt niet weg dat zijn verhaal onder de wetten van fictie en literatuur valt. De levendig geschreven ode aan een jeugd staat vol verrassende uitdrukkingen, waarin beeldende scènes gepaard gaan met een glimlach en een traan. Een gesprek met de auteur in het Amsterdamse.

Eindhoven, de tachtiger jaren. De huisartsenzoon Olaf Huncke ziet zichzelf in de toekomst als dirigent, en mocht dat niet lukken, dan toch minstens dichter. Vooralsnog komt daar weinig van terecht, want de puberende jongen wordt met hordes hormonen om de oren geslagen. Dat levert enkele onschuldige en pikante momenten op tussen hem en zijn jeugdvriend, maar in de kantlijn staat Celine al klaar: het meisje die je op voorhand al het predikaat the one that got away toedicht.

Zalig Uiteinde is een coming-of-age verhaal. Hoe lang werkt u hier al aan?Ik dacht en droomde in het Engels, dus waarom niet? Ik heb het niet gedaan en had het ook niet moeten doen, want het schrijven van een boek is an sich al moeilijk genoeg. Als je in een andere taal schrijft handicap je jezelf, en als je literaire aspiraties hebt wil je het béste boek schrijven dat in je zit. Misschien zou het werken als je een sobere schrijfstijl ambieert, maar met enige literaire aspiraties; bloemrijke uitdrukkingen, gekke woorden en wollige volzinnen – waar ik van hou – is het onbegonnen werk. Het zou simpelweg een matige roman opleveren.

Het is als een weekend doorbrengen in een huis dat niet je eigen is; je zal je er redden, maar het is zoeken naar dingen waarvan je niet weet waar ze liggen. Nee, het is een denkfout om te denken dat je als niet-native speaker een Engelse roman kan schrijven, zelfs de poging van Reve eindigde in een debacle. Ik geloof niet dat er een land is, zoals Nederland, waar mensen zo’n totaal verkeerd beeld hebben van hun eigen vermogen tot Engels spreken en schrijven. Dat mogen we in Nederland graag denken, maar niets is minder waar; we kunnen er niets van.