Unbreakable
.
Ik zie dubbel. Mijn binnenste oogspieren staan te ver naar voren, waardoor ik altijd twee plaatjes over elkaar heen zie. Ik ben er al eens voor geopereerd, waarna het een tijdje goed ging, maar nu is het weer net zo als voor de operatie. Het is een beetje lastig met komkommer snijden en autorijden door smalle straatjes, maar ik kan er mee leven.
Er zijn namelijk mensen die het veel slechter hebben dan ik: mensen met rood haar, mensen in een rolstoel, mensen die ziektes hebben met lange Latijnse namen – of juist hele korte. Er zijn mensen die bij het kleinste stootje gruwelijke kneuzingen of zelfs botbreuken oplopen.
Maar zouden er dan ook mensen zijn bij wie het omgekeerde het geval is? Die nooit ziek zijn, nooit iets breken, die zonder één schrammetje op te lopen uit een autowrak worden getild? Onbreekbare mensen?
Om die vragen draait het in Unbreakable, de nieuwste film van Manoj Nelliyattu (M. Night) Shyamalan, regisseur van de surprise-hit van vorig jaar, The Sixth Sense.
Bruce Willis speelt de beveiligingsbeamte David Dunn, die op een dag bij een treinongeluk betrokken raakt. Niemand overleeft de crash, behalve David. Sterker nog: hij is volledig ongedeerd. Het voorval haalt het nieuws en David komt in contact met Elijah (Samuel L. “bad hair day” Jackson), een man die door een botziekte al 54 keer in het gips heeft gezeten. Elijah handelt in comics, op goedkoop papier gedrukte Amerikaanse stripboekjes die gaan over superhelden in alle soorten en maten.
Het einde van de film voelt als het slot van een thriller – iets dat Unbreakable niet is. Het is een studie over hoe een man met zijn krachten omgaat en hoe zijn gezin daar mee leert leven, maar geen thriller.