Geen ruimte voor grijstinten
Dat een regisseur in staat moet kunnen zijn afstand te nemen van zijn of haar onderwerp, bewijst Salt of This Sea. De Palestijnse Annemarie Jacir is te dicht bij het lot van het Palestijnse volk betrokken en dat komt de kwaliteit van de film, de Palestijnse Oscarinzending eerder dit jaar, niet ten goede.
Propaganda
Als Soraya in de bank te horen krijgt dat ze het geld van haar grootvader niet kan innen, omdat de rekening is komen te vervallen na de bezetting door Israël in 1948, besluit ze samen met haar vrienden Emad en Marwan de bank te overvallen. De overval markeert het begin van een road trip door Israël, waarbij Jacir vooral de schoonheid van het land lijkt te willen aantonen. Marwan blijft al snel achter en Soraya reist verder met Emad, een twintiger die al jaren tevergeefs wacht op een visum voor de Verenigde Staten. Waar hij zijn geboortegrond wil verlaten, wil Soraya juist niets anders dan terugkeren naar de grond waar haar voorouders vandaan komen. Het zijn twee zwervers, op zoek naar iets wat ze waarschijnlijk nooit zullen vinden.
In het tweede deel, als Soraya en Emad alleen op reis gaan en Jacir het beeld het werk laat doen, wint de film aan kracht. Dan wordt de pijn en het leed van de twee, en daarmee ook het Palestijnse volk, voelbaar. Het is jammer dat Jacir niet meer vertrouwde op de prachtige landschappen die ze in beeld brengt en het samenspel tussen Soraya en Emad, dat weet te overtuigen. Aan het eind keert de film namelijk weer terug waar hij begon: weinig subtiel drama dat het onrecht dat de Palestijnen is aangedaan, frontaal in beeld moet brengen. Jacir had een voorbeeld kunnen nemen aan Hany-Abu Assad, de Palestijns-Nederlandse filmmaker wiens Paradise Now (2005) nog steeds ongeëvenaard is als genuanceerd portret van de situatie in het Midden-Oosten. Die film laat ruimte voor grijstinten en beschrijft de situatie in al zijn complexiteit en maakt daarmee veel meer indruk dan het bij vlagen naar propaganda neigende Salt of This Sea.